Aan de orde is de behandeling van:

het wetsvoorstel Wijziging van de Coördinatiewet Sociale Verzekering en andere wetten in verband met een administratieve lastenverlichting inzake de vaststelling van het premieloon en het uitkeringsloon (Wet administratieve lastenverlichting en vereenvoudiging in socialeverzekeringswetten) (28219);

het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op de loonbelasting 1964 in het kader van administratieve lastenverlichting en vereenvoudiging in socialeverzekeringswetten (Aansluitingswet Walvis)(28371).

De algemene beraadslaging wordt geopend.

De voorzitter:

Het zou natuurlijk mooi zijn als wij over zo'n vijf kwartier klaar kunnen zijn met de eerste termijn. Laten wij het proberen. Aan mij zal het niet liggen!

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

Mijnheer de voorzitter. Gezien het aantal deelnemers aan het debat zou het best kunnen opschieten. Het gaat echter wel om een onderwerp dat van belang is.

Het wetsvoorstel Walvis gaat over het uniformeren van het loonbegrip, de vereenvoudiging van de dagloonsystematiek, de wijziging van de premieafdrachtsystematiek en de uitbouw van de polisadministratie. De hoogte van de uitkeringen wordt bepaald door de dagloonsystematiek. Het doel van de wet is de transparantie en rechtmatigheid van de uitkering te verhogen, de administratieve lasten voor de werkgever te verlagen, de uitvoeringskosten voor de uitvoeringorganisatie te verlagen en de handhaving te verbeteren. De aansluitingswet Walvis regelt de aanpassing in de belastingwet. En na deze volzinnen haakt, denk ik, een fors deel van onze toehoorders af, want het is ingewikkeld en complex. Maar het gaat wel ergens over.

Het gaat erover of mensen die een beroep doen op de sociale zekerheid weten waar zij recht op hebben. Het gaat erover of het socialeverzekeringsbeleid bij de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid blijft, zoals de Kamer in het wetgevingsoverleg nadrukkelijk heeft aangegeven en waarover de stukken grote vragen laten bestaan. Het gaat erover of administratieve besparingen bij de werkgever, maar ook bij de uitvoeringsorganisaties werkelijkheid worden of straks weer worden weggezogen door een WAO-stelselherziening. Het gaat erover om ten minste op één plek in Nederland een authentieke polisadministratie te hebben waar actueel en accuraat is vastgelegd welk inkomen en welke rechten er zijn.

In de huidige situatie verschilt de dagloonsystematiek per socialeverzekeringswet. Het maakt bij dit wetsvoorstel een groot verschil dat men ervoor gekozen heeft om het fiscale loonbegrip dat nu nog afwijkt van het loonbegrip voor premie en uitkering, dichter bij de socialeverzekeringsloongrondslag te leggen. Dat betekent dat het uitgangspunt van het oorspronkelijke wetsvoorstel, de harmonisatie van het loon, vereenvoudiging van de dagloonsystematiek, de uitvoering premieafdracht op nominatieve aangifte achteraf – PANA noemen wij het maar in de wandeling – en de totstandkoming van een polisadministratie nu voorliggen met beide wetsvoorstellen.

De PvdA-fractie is gelukkig met de tweede nota van wijziging van september 2003, want daarmee is de koers van het wetsvoorstel stevig gewijzigd. De PvdA-fractie had ook stevige kritiek op de versmaling van de grondslag in het eerste wetsvoorstel. Een grondslagversmalling betekent namelijk een lagere uitkering. Je kunt die wel verhogen door de gemiddelde uitkering te verhogen, maar het blijft een kwetsbaar geheel. In de tweede nota van wijziging heeft het kabinet ervoor gekozen, de grondslag voor het premieloon te verbreden. Dat betekent dat er voor de werkgever veel minder mogelijkheden zijn om loonbestanddelen uit de premieheffing te houden, wat namelijk goedkoop loon voor de werkgever is, ten nadele van de werknemers. Het leidt namelijk tot een lagere uitkering. De oorspronkelijke versmalling van het loonbegrip is dan nu gewijzigd. Het feit dat de grondslag voor het socialeverzekeringsloon het kale loon geworden is, is van belang. Tegelijkertijd valt het echter niet naadloos over elkaar heen. De regering wil ik nu vragen of zij in de toekomst aanleiding of mogelijkheden ziet om die verschillende grondslagen meer op elkaar te laten lijken. Daarover wordt in de stukken weinig gezegd, maar deze verkenning lijkt mij interessant.

De brede sociale verzekeringsgrondslag kent een aantal voordelen. In het kader van de modernisering van de arbeidsmarkt en vanwege de relatie tussen werkgever werknemer wordt steeds meer een veelsoortiger cao-inkomensbeleid gevoerd. Het inkomen bestaat uit steeds meer wisselende componenten. De individuele werknemer heeft vaak de vrijheid om te kiezen uit de mogelijkheden: kinderopvang, vervroegd pensioen, een sabattical enz. Als je bij die inkomenscomponenten onderscheid gaat maken ten aanzien van de grondslag van het SV-loon, ontstaat een zeer complexe administratieve belasting, terwijl wij het juist hebben over besparing van die lasten. Dat was ook de reden om te pleiten voor verbreding van de SV-grondslag. Kortom, een moderne arbeidsmarkt en een modern inkomensbeleid vragen om een brede inkomensgrondslag met het oog op het berekenen van de sociale zekerheid.

Ik wil vervolgens een opmerking maken over de mate waarin dat nieuwe, brede loonbegrip leidt tot verschuiving van werkgeverslasten naar werknemerslasten. Naar het oordeel van mijn fractie is de regering daarover niet duidelijk genoeg geweest. Er zijn niet genoeg cijfers gepresenteerd. Hoeveel hoger is de uitkering bij die grondslagverbreding? Die verandering is namelijk recht evenredig.

Dan wil ik een opmerking maken over de podiumkunstenaars. Tijdens het wetgevingsoverleg hebben de woordvoerders van alle partijen in de Kamer stevig kritiek geleverd op de wijze waarop de regering de podiumkunstenaars en de technici bij de kunsten via de WW keihard wilde treffen. Misschien was dat niet de directe bedoeling van de regering, maar destijds werd in de argumentatie door de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heel nadrukkelijk gesteld dat er geen reden was om een speciale beroepsgroep uit te sluiten van een nieuwe berekeningssystematiek, ook niet als die beroepsgroep heel hard getroffen zou worden in het recht op WW. Na ommekomst van het wetgevingsoverleg heeft de minister de steven gewend en gekozen voor een andere systematiek. Die hield in dat de in eerdere jaren verkregen uitkeringslasten meetellen bij de bepaling van de WW-rechten. Ook het FNV KIEM is blij met deze uitkomst. Ik wil de regering, in dit geval de minister, complimenteren. De minister heeft namelijk goed naar de Kamer en het maatschappelijk veld geluisterd en een betere regeling getroffen. Het is een goede zaak dat deze betere regeling op 1 januari 2006 ingaat. Vervolgens zijn wij zeer benieuwd naar de algemene maatregel van bestuur die onder andere moet gaan over de incidentele performers. Daarvoor is nog niets geregeld. Het gaat hierbij om de mensen die zeer incidenteel optreden. Er is wel aangekondigd dat er voor hen een regeling komt. Ik verzoek de regering om zodra die gereed is deze met een voorhangprocedure bij de Kamer aanhangig te maken.

Op 6 april is het plan van de Raad voor de kunsten gepresenteerd. Het bevat een keihard voorstel dat voor veel organisaties op het terrein van de kunsten en juist voor de podiumkunstenaars verstrekkende consequenties heeft. Daarbij is een beroep op deze regeling zelfs eerder dan op 1 januari 2006 aan de orde is. Met onze woordvoerder voor de kunsten de heer Leerdam maak ik mij ernstig zorgen vanwege de wijze waarop met de podiumkunsten wordt omgegaan. In dit debat is dit een opmerking in de marge, maar zij moet wel gemaakt worden.

Vervolgens wil ik iets zeggen over het punt verlofsparen. Met de derde nota van wijziging is de premie voor de verlofregeling uit de grondslag SV-loon gehaald. Mijn fractie begrijpt daar geen barst van. Wij hebben in het wetgevingsoverleg ervoor gepleit om dat niet te doen. Dit is namelijk niet alleen contrair met de beleidslijn van dit kabinet, maar staat ook geheel haaks op de opvattingen van de Partij van de Arbeidfractie over de toekomst van de arbeidsmarkt, het inrichten van een levenslange arbeidsloopbaan en daarmee over een levensloopregeling met verloffaciliteiten. Ons ontgaat ten enen male waarom voor iemand die spaart voor een levensloop- of verlofregeling een lagere WAO-uitkering geldt dan voor iemand die dat niet doet. Daarom hebben wij samen met het CDA een amendement ingediend om ervoor te zorgen dat de verlofregeling en de toekomstige levensloopregelingen grondslag zullen vormen van de premieheffing, dus onderdeel vormen van het SV-loon, wat leidt tot een hogere uitkering.

De heer Weekers (VVD):

Mevrouw Noorman begon haar betoog met het pleidooi om na deze wetgeving verdere stappen te zetten om de discoördinatie tussen het SV-loonbegrip en het fiscale loonbegrip verder op te lossen. Zij streeft met andere woorden naar nog meer harmonisatie. Nu komt zijzelf met een amendement dat meer discoördinatie van beide begrippen met zich brengt. Kan zij dat nader toelichten? Waarom heeft zij er niet voor gekozen om dit onder het fiscale loonbegrip te laten vallen?

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

Het oplossen van de ongelijke behandeling van mensen die sparen voor verlof en zij die dat niet doen gebeurt met het oog op meer dan alleen het gelijktrekken van fiscaal en SV-loon. Het antwoord is heel simpel: de toekomst van de arbeidsmarkt en van de mensen die betaald werk doen is belangrijker dan administratieve vereenvoudiging. Administratieve vereenvoudiging is behulpzaam, maar het is ondergeschikt aan de rechten van de mensen en de kwaliteit van de arbeidslevensloop. Daar ligt bij ons het primaat, en naar ik mag hopen ook bij uw fractie!

Tijdens een wetgevingsoverleg hebben wij stevige kritiek geoefend op de wijze waarop in de voorstellen een systeem werd gehanteerd dat vooral voor de ABU grote bezwaren opleverde. Juist de ABU had in de afgelopen twee jaar veel geïnvesteerd in een nieuw systeem, dat veel adequater was en leidde tot een wekelijkse aanlevering van de inkomensgegevens, en dus tot een enorme administratieve besparing. Het voorstel van de regering doet dat volledig teniet. Dat is een vorm van kapitaalvernietiging en vernietiging van ideeën van mensen. De minister heeft de voorstellen aangepast. Hij heeft geluisterd naar de ervaringen van de deskundigen. Er was toegezegd dat er nog voor eind april een definitieve afspraak tussen ABU en de sociale partners naar de Kamer zou worden gezonden, maar die hebben wij niet ontvangen. Ik vind dat een minpuntje. Afspraak is afspraak. De minister kan zeggen dat het nog net geen eind april is, maar mogen we dan morgen, voor de afronding van dit debat, inzicht krijgen in die afspraak?

Wij vinden het een goede zaak dat voor een relatief overzichtelijk bedrag premiefranchise kan worden gerealiseerd die het mogelijk maakt, bijzondere inkomensbestanddelen vrij te stellen van premieplicht. VNO-NCW heeft daar stevige kritiek op uitgeoefend, zij het niet op de franchise, maar wel omdat het ging om een bedrag per maand dat in sommige gevallen een complexe boekhouding voor de werkgever met zich mee zou brengen, om loonbestanddelen over het jaar uit te smeren. De minister maakte tijdens het wetgevingsoverleg grote bezwaren, maar hij overtuigde mij niet waarom de franchise geen 2400 uur per jaar kan zijn. Materieel gaat het dan om hetzelfde bedrag. Ik kan mij voorstellen dat dit veel meer flexibiliteit geeft. Om die reden heb ik samen met de heer Weekers van de VVD-fractie een amendement ingediend dat ertoe strekt om er een jaarbudget van te maken.

De heer Omtzigt (CDA):

Wij nemen kennis van dit voorstel. Ik zou u nog wel het volgende voorbeeld willen voorhouden. Iemand krijgt in december van het ene jaar € 2400 uitgekeerd volgens de regeling. In januari van het volgende jaar krijgt hij te maken met de nieuwe franchise en dus ontvangt hij weer € 2400. Als hij dan in mei helaas werkloos wordt, wordt € 4800 aan het SV-loon onttrokken met als gevolg een lagere uitkering van € 280 per maand. Wij vragen ons af of dit het doel is wat u met dit amendement beoogt.

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

Het is sowieso de vraag of de werknemer het zelf wel zo'n goed idee vindt dat hem twee keer een dergelijk bedrag wordt toegekend terwijl hij weet wat zijn jaarmaximum is. Daarnaast wijs ik erop dat de WW-uitkering wordt berekend over het jaarloon en dus niet meer volgens de oude systematiek. Dan kunt u zeggen dat dit wordt berekend over de dag van de uitkering en het jaar daaraan voorafgaand. Dat is dan ook een van de redenen waarom ik heb overwogen – dat was nadat wij het amendement al hadden ingediend – om van dat jaarbudget een kwartaalbudget te maken. Wat mij betreft zou dat ook een optie kunnen zijn. Ik hoor daarop graag de visie van de minister. Omdat het geval dat u schetst echter niet zo snel zal voorkomen, blijf ik wel van mening dat het werken met jaarbudgetten een goede optie is. Mocht dat bij de minister op heel grote bezwaren stuiten, dan voel ik er op zichzelf wel voor om dan uit te gaan van kwartaalbudgetten. Om het per maand te doen, vind ik echt te pietepeuterig. Als je streeft naar helderheid en transparantie, is een kwartaal het minimum.

Met betrekking tot de inning en heffing is er sprake van grote onduidelijkheid in het voorstel. Na het wetgevingsoverleg was ik een beetje gerustgesteld door minister De Geus en staatssecretaris Wijn. Laatgenoemde is vandaag overigens niet aanwezig bij dit debat, hetgeen mij een beetje verbaast. De invoeringswet is een wetsvoorstel dat hij zelf mede heeft ondertekend. Ik neem aan dat minister De Geus straks ook zal spreken namens staatssecretaris Wijn. Ons is wel verzekerd dat wanneer het gaat om de taakverdeling tussen het UWV c.q. Sociale Zaken enerzijds en de belastingdienst anderzijds, het zo zal zijn dat de premie-inning wordt verzorgd door de belastingdienst en dat het socialeverzekeringsbeleid door het UWV c.q. Sociale Zaken wordt uitgevoerd. Zoals in de achterliggende stukken wordt aangegeven zal de belastingdienst de kassiersfunctie vervullen bij de premie-inning. Wij hebben eerder aangegeven die functiescheiding erg belangrijk te vinden. Naar onze mening mag de beleidsbevoegdheid met betrekking tot de sociale zekerheid niet bij het ministerie van Financiën komen te liggen. In het wetgevingsoverleg heb ik gesproken over premiedifferentiatie, sectorindeling, premiehoogte etc. Er is daarop toen gereageerd door de bewindslieden met de opmerking dat dit allemaal goed geregeld zou zijn. Ik was dan ook zeer verbaasd dat wij een week geleden een stuk kregen waarin stond dat de premiedifferentiatie en de sectorindeling worden overgedragen aan de belastingdienst. Dat kan natuurlijk niet. Het staat ook haaks op hetgeen de bewindslieden de Kamer verzekerd hebben. Ik wil hier absolute helderheid over.

Ik licht dit nader toe. Het UWV doet de polisadministratie. Alleen deze organisatie weet hoeveel WAO'ers er in een sector zijn. De belastingdienst heeft deze gegevens niet. Het lijkt dus het meest logisch om de premiedifferentiatie bij het UWV te laten.

Voor werkgevers is van belang dat in hun sector de premies zo laag mogelijk zijn. De belastingdienst weet niet hoeveel mensen er in een sector werkzaam zijn en dat hoeft hij ook niet te weten. Het UWV registreert dit wel. De sectorindeling moet dus door het UWV worden gedaan. Met alle respect, maar het is niet verstandig om de kassier het beleid te laten bepalen. Ik dacht dat hierover goede afspraken waren gemaakt. Ik begrijp dus werkelijk niet waarom in de stukken en in de Wet financiering sociale verzekeringen een andere taakverdeling wordt gehanteerd.

De PvdA-fractie is een groot voorstander van het overbrengen van de premie-inning naar de belastingdienst. Dit levert een enorme administratieve besparing op, voor de werkgevers, maar ook voor de uitvoeringsorganisaties. Het is dan niet logisch om een taakgebied dat direct door Sociale Zaken moet worden aangestuurd, onder te brengen bij de belastingdienst, die de daarvoor benodigde informatie niet heeft en niet zal krijgen.

Wellicht stelt het kabinet straks voor om in het kader van de stelselwijziging de mogelijkheid te bieden om de arbeidsongeschiktheidsverzekering privaat uit te zetten. Sommige werkgevers zullen kiezen voor een private en andere voor een publieke verzekering. Flexwerkers zullen dan zowel publieke als private rechten opbouwen. De belastingdienst kan dat niet weten, maar het UWV wel. Het past niet om bijvoorbeeld de sectorindeling aan de belastingdienst op te dragen. Dit heeft ook te maken met de verhouding tussen bewindslieden in het kabinet. Evenals bij het inkomensbeleid moet het bij dit onderdeel helder zijn waar de primaire verantwoordelijkheid ligt. Ik wil hier dus helderheid over, maar ik hoor liever niet dat de minister zich bij het wetgevingsoverleg vergist heeft. Dat zou mij zeer spijten.

Als het allemaal lukt, krijgen wij eindelijk een authentieke polisadministratie. Voorwaarde is dan wel dat belastingsdienst de informatie van de werkgever goed verifieert en valideert. De belastingdienst kent echter geen buitendienst. De controle die nu door het UWV op dit punt wordt uitgevoerd, gaat niet over naar de belastingdienst. Ik wil van de minister graag de verzekering dat de kwaliteit van de verifiëring en validatie van de belastingdienst van eenzelfde orde is als nu door het UWV wordt gedaan. Daar valt wel iets over te zeggen.

Heeft de minister ten aanzien van de polisadministratie overwogen om formeel vast te leggen dat de rechten van een werknemer via een voor beroep vatbare verzekerdenbeschikking onderdeel vormen van de wijze waarop het administratieve proces plaatsvindt? Het hebben van een authentieke polisadministratie is alleen gebaat bij een goed gevalideerde en geverifieerde gegevensstroom. Een voor beroep vatbare beschikking heeft in ieder geval een bepaalde status ten aanzien van het toezicht, de waardebepaling en ook de betrouwbaarheid van de administratie ten opzichte van derden. Men is gebaat bij zo'n instrument. Ik nodig de minister uit om daarop in te gaan.

Ik kom op de belastingdienst. Hoe zit het met de opbouw van de kwaliteitscontrole? Ik heb altijd begrepen dat bij de sociale verzekeringen de kwaliteitscontrole en ook de eisen die aan de kwaliteit van het product worden gesteld, veel hoger waren dan die bij de belastingdienst. Er is een foutmarge van 1%. Bij de belastingdienst ligt deze hoger. Het gaat daarbij wel over miljarden. Het IWI voert nu het toezicht uit op het UWV en andere sociale verzekeringsinstellingen. De belastingdienst heeft alleen interne accountancy, maar daar doen wij het niet voor. Kortom, wie voert het onafhankelijke toezicht uit, extern gepositioneerd, op de belastingdienst? Als dit de ARK is, dan is dat globaal en dat duurt ook anderhalf jaar. Het gaat hierbij niet om nattevingerwerk. De foutmarges van de belastingdienst zijn wezenlijk anders dan die van het UWV. Dat geldt ook voor de risicosturing van de belastingdienst. Wat betekent dit voor sancties en voor het vervolgen van fraude? Dat systeem is bij het UWV namelijk ook wezenlijk anders. Ik zeg hiermee niet dat het ene beter is dan het andere. Ik zeg wel dat het veel globaler is. Op welke wijze wil de minister straks de illegale arbeid bestrijden? Ik realiseer mij dat de minister daar niet meer over gaat, maar de belastingdienst. Ik zou dat als minister van Sociale Zaken niet willen. Toch gaat die taak daar naartoe, als ik goed geïnformeerd ben. Ik ben daar tegen.

De FIOD heeft ook helemaal geen instelling die op dat niveau dat soort taken uitvoert. Dat geldt ook voor bijvoorbeeld frauderegistratie. Wil de minister het verschil aangeven tussen de wijze waarop nu toezicht wordt uitgevoerd, niet alleen door het IWI, maar ook ten aanzien van risicosturing, foutmarges, sancties en vervolging bij fraude, en zoals dit straks bij de belastingdienst gebeurt? De Kamer moet daar zicht op hebben, want misschien moet er wel een groter deel van de medewerkers van het UWV over naar de belastingdienst, als kwaliteitscriteria worden gesteld aan de uitvoering. Je kunt zeggen dat het slechts werknemerspremies betreft, waarop de belastingdienst globaler toezicht kan houden. Ook het systeem van fraudebestrijding van de belastingdienst is globaler. Het aangifteniveau is ook veel hoger. Je moet drie keer een fout hebben gemaakt voordat je een melding bij de officier krijgt. Bij de sociale verzekeringen is één keer genoeg. Ik wil dat scherp hebben.

Ik kan mij voorstellen dat de minister hierop nader wil ingaan bij de uitwerking financiering sociale verzekeringen. Ik wil dan nu weten waar de minister staat. Wat is zijn algemene opvatting? Welke richting wil hij opgaan? Voor het overige komt dat dan nog wel terug, als dat plenair aan de orde is. Ik wil dat de minister de verschillen erkent. Ik wil er een overzicht van ontvangen en ik wil in ieder geval de positie van de minister weten. Het is mij niet zomaar goed genoeg.

Er zullen 800 fte's van de 22.000 overgaan van het UWV. Er verdwijnen er in totaal 2400, vanwege het vervallen van een aantal taken. Dat is ingrijpend en leidt tot grote onrust onder het personeel. Ik heb al eerder gevraagd naar een sociaal plan, naar de overeenstemming en naar de huisvesting. Ik ben daar nog steeds benieuwd naar. Ik ontvang brieven waarin wordt gesteld dat het personeel dat voor het UWV werkt onder de cao UWV valt. Er is een cao-bepaling aan welke arbeidsrechtelijke randvoorwaarden een overplaatsing naar een andere organisatie moet voldoen. In dit geval gaan er mensen bij de belastingdienst werken, maar ik heb begrepen dat het UWV van plan is, deze regeling niet te gebruiken. Dat kan toch niet? Ik wil daarover helderheid van de minister.

Verder heb ik begrepen dat alleen medewerkers op uitvoerend niveau overgaan naar de belastingdienst, en niet op leidinggevend of managementniveau. Dan gaat er een schat aan expertise weg bij een organisatie die deze hard kan gebruiken, als zij deze nieuwe taak op zich neemt. Daar wil ik ook helderheid over.

In de tweede nota van wijziging is gekozen voor een ander systeem, waardoor de administratieve besparing door de werkgevers wordt beïnvloed, net als wetswijzigingen. Wij hebben cijfers gekregen die zijn gebaseerd op het jaar 2000. Bij het wetgevingsoverleg hebben wij gevraagd om actualisering, en niet alleen vanwege de scherpe kritiek van de IWI op een aantal onderdelen waarbij een administratieve besparing was geraamd.

Er heeft een bescheiden bijstelling plaatsgevonden op het totaal, maar de minister heeft tot op heden geen actualisering gegeven. Dat irriteert mij in hoge mate, omdat er volgens het actieplan administratieve besparingen voor juni een actuele bijstelling naar de Kamer komt. Waarom krijgen wij deze niet, nu wij in gesprek zijn over de wet Walvis? Daar begrijp ik echt niets van.

Er zijn behoorlijke wijzigingen geweest, de basis was 2000 en er is een nieuw effect van de stelselherziening waar de minister eerder niet op in wilde gaan. Er zijn dus substantiële redenen om te komen met actuele gegevens over de administratieve besparingen van de werkgevers en van de uitvoeringsorganisaties. Dat geldt zowel voor de kosten van de belastingdienst als van het UWV.

Ik vind het van groot belang dat er een raming is van de effecten van de stelselherziening van de WAO en van de mogelijke privatisering van de gedeeltelijke arbeidsongeschiktheidsverzekering die het kabinet voorstaat. Deze moet bij de bepaling van de administratieve lasten worden meegewogen. Naar het oordeel van mijn fractie kan hier een heel rare rekening uit rollen.

Ik ga hier nog wat dieper op in. Als op afzienbare termijn een gedeelte van de WAO-premie kan worden geprivatiseerd, als een werkgever daar trek in heeft, ontstaat er een rare situatie in dit hele traject. Bij het wetgevingsoverleg wilde de minister hier niet op ingaan, omdat het kabinet nog geen standpunt had ingenomen. Dat heb ik toen gerespecteerd, maar dat kan hij nu niet meer zeggen. De effecten van dat plan moeten nu echt boven tafel komen. Dat is het kader waarin wij deze wet bespreken, dat kan niet anders.

Wij zijn een warm voorstander van een goede authentieke polisadministratie, maar die missen wij in Nederland. Wij kunnen jaloers zijn op de Belgen, die deze wel hebben. Het is goed als deze er komt. Er is jarenlang naar gezocht. Ik herinner mij nog goed hoe wij bij de bijstand hebben geworsteld om te komen aan meer informatie om de hoogte van het inkomen of van bijverdiensten te verifiëren. De ervaring leert dat de belastingdienst ten minste een of twee jaar achterloopt. Deze zal niet in staat zijn om heel veel in te halen. De ziekenfondsverzekeringen hebben geen interesse in kleine premieafdrachten. Deze worden wel geregistreerd, maar niet geactualiseerd, geverifieerd of gevalideerd.

Die nieuwe authentieke polisadministratie kan dit allemaal tackelen, en dat willen wij ook. Je stuit dan op het feit dat als je een deel van de WAO-premie privatiseert, ergens anders ook een polisadministratie bestaat, namelijk bij verschillende private verzekeraars. Omdat het een verzekering is die maximaal een uitkering van vijf jaar dekt, is er een herlevend recht op een publieke verzekering. Als gevolg daarvan zal de polisadministratie die zo centraal wordt gekoesterd, grote gaten vertonen, tenzij de overheid een schaduwadministratie bijhoudt. In dit geval beveel ik dat dringend aan.

Graag schets ik nog even de administratieve besparingen voor de werkgever. Een werknemer heeft gedeeltelijk WAO-verzekerde rechten bij werkgever 1 die privaat zijn verzekerd bij verzekeraar A. Bij werkgever 2 zijn die rechten verzekerd bij verzekeraar B bij een loon dat inmiddels is veranderd. Bij werkgever 3 zijn de WAO-rechten publiek verzekerd en bij werkgever 4 mag u het zelf invullen. Als die rechten niet centraal geadministreerd worden, kom je daar nooit meer uit. Dat betekent dat werkgevers te maken hebben met werknemers die verschillende rechten hebben opgebouwd. Als een beroep gedaan moet worden op de aanvullende arbeidsongeschiktheidsverzekering zal het niet alleen moeilijk zijn, na te gaan hoe de rechten zijn opgebouwd en waar zij zijn ondergebracht, maar omdat de polisadministratie van UWV lang niet altijd op orde is, zullen vooral de verificatie en validering van de gegevens voor het UWV heel lastig worden, omdat de premieafdracht op een andere wijze loopt.

Kan de minister duidelijkheid scheppen over de wijze waarop dit alles gaat gebeuren? Gaat de belastingdienst straks private premies innen en zo niet, hoe gebeurt het dan wel?

Bij het wetstechnisch overleg heb ik gevraagd wie de beheerder wordt van de socialeverzekeringsfondsen. Ik heb nu de indruk dat de minister van Financiën de beheerder wordt en dat het primaat niet ligt bij de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Ik ben daar sterk op tegen. Kan de minister daarop nader ingaan?

Is de overheid voornemens een schaduwadministratie bij te houden van de polisadministratie van eventuele private verzekeraars? Wat zijn de gevolgen voor de administratieve besparingen? Wat zijn de kosten? Wie betaalt de rekening? De werkgevers hebben straks te maken met verschillende soorten WAO-premies: een private, een publieke en een gewone. Gewoon komt neer op 100%. Dat wordt dus interessant. Hoe zit het met de premiedifferentiatie? Ik kan mij niet voorstellen dat de belastingdienst zich daarmee bezig zal houden, want dan wordt het wel heel erg complex.

Wat is het break even point van de investeringen van 435 mln dat in de tweede helft van 2009 bereikt wordt als voor die tijd een deel van de gedeeltelijke arbeidsongeschiktheidsverzekering geprivatiseerd wordt? Is er dan wel een break even point? Wordt dat evenwicht niet veel later bereikt? Er moeten immers dubbele administraties worden bijgehouden. Bovendien worden verificatie en validering lastig.

Als gedeeltelijk geprivatiseerd wordt, is de investering door UWV en belastingdienst dan nog wel lonend? Men weet niet voor hoeveel jaar men dat doet. Straks is een groot deel van het geld bij anderen ondergebracht. Hoe zit het met de procesgang? Kan de minister daar dieper op ingaan? Zijn op zo korte termijn dergelijke majeure operaties door de uitvoeringsorganisaties wel te realiseren? Je zult je maar in een opbouwfase bevinden en twee jaar later de boel uit je handen moeten laten vallen, terwijl je van te voren ook niet weet wat naar wie gaat. Mij lijkt dat niet wenselijk. Het is al lastig genoeg.

Ik heb begrepen dat de ICT al is aanbesteed. Dat is vreemd. Bij het persbericht is dit in de openbaarheid gekomen. Hoewel de Kamer nog niet het groene licht heeft gegeven voor het wetsvoorstel, heeft er al een substantiële Europese aanbesteding voor de ICT plaatsgevonden die zelfs al gegund is! Ik zou graag willen weten welke externe en onafhankelijke beoordeling wordt gebruikt om deze grote operatie te toetsen en hoe de Kamer zal worden geïnformeerd over de ICT. Is er bij de ICT-ontwikkeling voorzien in een "second opinion"?

Ik herinner u eraan dat wij behoorlijke problemen hebben gehad bij de ICT-ontwikkeling in het vervolg op SUWI en dat wij daar duur en kostbaar geld voor hebben betaald. Het kan niet zo zijn dat dat in deze operatie ook gebeurt. Ik zou dus graag willen weten hoe flexibel het te ontwikkelen systeem is; in hoeverre het te ontwikkelen systeem gekoppeld kan worden aan andere systemen en of een koppeling is voorzien met andere authentieke informatiesystemen? Hoe zit het met de regie op de uniformering van de architectuur van de systemen en van de informatiedragers? Wie gaat daarover? Welke definitie is leidend? Ik herinner mij de ellende met de GBA en het moet wel naadloos op het GBA worden gekoppeld. Kortom, ik zou graag toch iets geruststellends van de minister horen, want ik ben niet gerust op wat er voorligt.

Ik wil het hebben over de financiering. Door een verschuiving van de betaaldata zal er een liquiditeitstekort van 1,5 mld ontstaan in 2006. Die wordt gefinancierd uit de reserve van de fondsen. Dat is staatsschuld! Ik zou nu echt van de minister willen weten wat dat precies betekent voor het jaar 2006 en voor de opzet van de minister van Financiën. Welke opvatting huldigt hij daarover? Dat is van belang, omdat dit tekort van invloed is op het EMU-saldo. Ook al is het alleen maar voor dat jaar, dan nog!

De minister wil niet compenseren. Het effect is niet meegenomen in het meerjarenbeleid. Er ontstaat een vrijval bij GAK en Cadans van 60 mln. Die gaat nu naar de werkgevers. Ik vind dat niet redelijk. Ik vraag u daarom op welke wijze dat bedrag benut gaat worden en of de werknemers er iets van terugzien. Bent u verder van plan om dat geld bij de werkgevers te laten zitten?

Door VNO-NCW is voorgesteld om het loonbegrip aan de ziekenfondspremie te koppelen en het sofi-nummer als drager verder te ontwikkelen. De minister heeft daar eerder wel iets over gezegd, maar ik zou toch graag willen weten op welke termijn de minister hiermee aan het werk denkt te gaan en hoe zijn collega die zich bezighoudt met de volksgezondheid, het beoordeelt. Ik kijk af en toe naar België, omdat men daar op dit terrein ietsje verder is dan wij. Daar werkt men met het sofi-nummer als informatiedrager en soms met een gemaskeerd sofi-nummer als het gaat om private partijen. Dat kunnen ze daar doen, omdat ze door het goede filter van de Kruispuntbank beschikken over een goede gegevensoverdracht. De minister heeft zich daar tot nu toe niet zo vaak over uitgelaten, maar ik vind dat hij hier nu iets meer over moet kunnen zeggen, omdat deze wet er nu eenmaal toch komt.

Ik herinner de minister eraan dat ik bij de begrotingsbehandeling van Sociale Zaken heb gevraagd om een notitie over het Belgische systeem in relatie tot de Nederlandse ontwikkelingen op het terrein van de sociale zekerheid, meer in het bijzonder de informatieoverdracht en de informatiekoppeling. Hij heeft toegezegd dat die notitie voor de zomer naar de Kamer zal worden gestuurd. Ik ben daar zeer blij mee. Mag ik er nog steeds op rekenen dat wij voor de behandeling van de wet inzake de financiering sociale verzekeringen over deze notitie kunnen beschikken?

Overigens kan ik mij zelfs voorstellen dat het hebben van een authentieke basisadministratie voor verzekerden bij het UWV een eerste stap zou kunnen zijn om te komen tot zo'n Nederlands systeem. Ik zeg dan ook niet dat ik bang ben dat een aantal van die dingen er niet komt. Maar ik zou van de minister toch graag zijn visie horen.

In het licht van de PANA-problematiek vraag ik mij af of alle problemen zijn opgelost. Overigens heeft de Kamer de toegezegde brief over ABU nog niet ontvangen.

De invoering zal gefaseerd plaatsvinden. Ik zou graag zien dat er een nadere uitwerking komt van de wijze waarop de Kamer wordt geïnformeerd over de invoering. Hoe wordt het proces extern onafhankelijk beoordeeld? Hoe kan de Kamer toetsen of de weg die nu wordt ingeslagen, goed en verantwoord wordt bewandeld? Dit is vergelijkbaar met de SUWI-operatie. Het is de eerste stap op een vrij complexe weg. De Kamer staat erbij en kijkt ernaar, en dat voelt nooit zo goed. Dat is niet de rol van de volksvertegenwoordiging. Wij moeten zodanig systematisch worden geïnformeerd dat er zicht is op wat er wordt gebouwd en of dit voldoet aan de gestelde criteria.

De PvdA-fractie kan zich in beginsel vinden in de aanpak zoals die voorligt. Wij stemmen ermee in dat de belastingdienst de premies gaat innen. De dienst moet zich dan wel beperken tot de rol van kassier en geen beleid gaan ontwikkelen op het terrein van de sociale zekerheid. Er moet helderheid zijn bij de regie over de fondsen. Ik heb een flink aantal vragen gesteld en hoop dat ik daarop antwoord krijg. Het belangrijkste is dat het gaat zoals het moet gaan. De administratieve lasten voor de werkgevers moeten substantieel dalen. De organisatie moet voor de werknemers veel doorzichtiger worden zodat zij snel en tijdig weten waarop zij recht hebben. Dit kan bijvoorbeeld door een verzekerdenbeschikking, die rechtszekerheid geeft. Verificatie en validering moeten zo snel mogelijk daadwerkelijk op een goede manier plaatsvinden. Dit alles moet leiden tot een kwalitatief beter systeem van sociale zekerheid.

Als de antwoorden van de minister mij geruststellen, vindt hij mij aan zijn zijde. Mocht dat niet het geval zijn, dan zal ik de Kamer zonodig hier en daar om een uitspraak vragen.

De heer Omtzigt (CDA):

Voorzitter. Minder formulieren voor burgers en bedrijfsleven, een systeem waarin de hoogte van een uitkering direct gekoppeld is aan in het voorafgaande jaar betaalde premies – hierdoor wordt het systeem eerlijker en begrijpelijker voor de burger – en een kleinere overheid behoren tot de speerpunten van het CDA en het kabinetsbeleid. Voor ons ligt een wetsvoorstel dat op deze drie fronten een forse slag gaat maken. De voorgeschiedenis gaat meer dan 50 jaar terug. Wij zijn zeer content dat wij vandaag dit wetsvoorstel in de Kamer kunnen behandelen. Wij zullen de wet beoordelen op hoe deze drie doelstellingen optimaal worden bereikt.

De combinatie van Walvis/SUB en de Wfsv zal op termijn een besparing van 295 mln euro per jaar opleveren bij de administratieve lasten voor het bedrijfsleven. Hiermee zijn wij zeer ingenomen. Door de samenwerking van UWV en belastingdienst hoeft de werkgever maar één formulier, het PANA-bericht, naar de belastingdienst te sturen. De werkgever heeft daardoor geen directe maandelijkse relatie meer met UWV. Hiermee wordt een onnodige dubbele uitvraag van informatie vermeden en ontstaat bij de overheid een up-to-date database met de juiste gegevens over de inkomens. Deze zal ook bij de uitvoering van inkomensafhankelijke regelingen en in bijvoorbeeld CBS-onderzoek zeer goed van pas komen. Over een aantal aspecten heeft de CDA-fractie echter nog vragen.

De specificatie van het PANA-bericht is lang en bevat in de huidige vorm 118 velden, die elke werkgever elke maand voor elke werknemer ingevuld moet indienen bij de belastingdienst. De conceptspecificatie is nu bekend. Wij gaan ervan uit dat deze na de discussie hier ook voor 30 juni 2004 wordt vastgesteld, zodat systemen op tijd kunnen worden aangepast. De nieuwe methodiek kan direct goed worden ingevoerd. Zijn die 118 velden echter niet te veel? Waarom wordt bijvoorbeeld gevraagd naar de eindheffing over spaarpremie (veld 7F)? Deze bestaat ook niet langer. Waarom moet na invoering van de tijdvakkensystematiek nog altijd het aantal gewerkte uren worden bijgehouden voor iedere werknemer in Nederland? Graag zien wij nog een uitgebreide en sterke check of alle gevraagde gegevens echt noodzakelijk zijn. Wij denken dat er enige tientallen velden af zouden kunnen.

Een groot aantal instanties zal gebruik maken van de centrale polisadministratie, een ware statistische goudmijn waarin privacygevoelige gegevens goed beschermd moeten zijn. Genoemd worden de belastingdienst, het CWI en de SVB. Kan hiervan ook gebruik worden gemaakt voor inkomensafhankelijke regelingen, die door vele ministeries en agentschappen worden uitgevoerd? Wij denken bijvoorbeeld aan de WTOS, de eigenbijdrageregeling AWBZ en de Informatie Beheer Groep. Het uniforme loonbegrip dat in dit wetsvoorstel wordt ingevoerd, zou ook ingevoerd moeten worden in deze inkomensafhankelijke regelingen die elk nog een apart loonbegrip kennen, vooral na invoering van het Belastingplan 2001. De CDA-fractie pleit sterk voor de invoering van zo'n uniform loonbegrip. Op het gebruik van de gegevens door de werknemer zelf kom ik later in mijn betoog terug.

De ingezette lijn van de administratievelastenverlichting is dus zeer positief. Dit komt mede door de tweede nota van wijziging die door de huidige minister op verzoek van de Kamer is ingediend. Hiermee draaide hij het wetsvoorstel in één keer 180 graden om. Een slecht wetsvoorstel van twee kabinetten terug, dat zou resulteren in administratievelastenverzwaring en meer discoördinatie tussen inkomensbegrippen en daarmee ondoorzichtige dagloonberekeningen, is radicaal verbeterd. Bij de verdere uitwerking in lagere regelgeving en de implementering zien wij graag dezelfde daadkracht. Dit betekent dus kritisch kijken naar het aantal velden, zeer korte termijnen waarin meerdere systemen naast elkaar bestaan en het absoluut vermijden van extra of dubbele gegevensuitvraag bij werkgevers tijdens de overgang van het ene naar het andere systeem.

Ik kom nu op het feit dat de hoofdregel is dat uitkeringen gekoppeld worden aan betaalde premies. Met dit equivalentiebeginsel wordt naar de mening van de CDA-fractie een flinke dosis transparantie, vereenvoudiging en rechtvaardigheid in het systeem gebracht. De burger kan namelijk zelf redelijk gemakkelijk vaststellen hoe hoog zijn uitkeringsrechten zullen zijn en dat is grote winst. De vereenvoudiging slaat op de dagloonregels, die voor alle soorten uitkeringen gelijk zullen zijn, en dat levert fors minder administratieve lasten op, niet in de laatste plaats bij de overheid zelf. Hoewel deze administratieve lasten bij de overheid zelf niet door Actal gemeten worden, is een vermindering van de overheidsbureaucratie zelf op zich natuurlijk zeer welkom. Verder is het ook volstrekt logisch en wenselijk dat het inkomensbegrip waarop de uitkering gebaseerd wordt, eenduidig wordt gedefinieerd. Het belangrijkste is echter de rechtvaardigheid. De hoofdregel wordt straks dat je uitkeringsrechten in werknemersverzekeringen opbouwt over het loon waarover je premies betaalt. Dat is eerlijk voor de velen die voorheen over toeslagen wel premies betaalden, maar daar bij ziekte, werkloosheid of arbeidsongeschiktheid geen uitkeringsrechten aan konden ontlenen.

Een belangrijk punt voor de CDA-fractie is de combinatie tussen de nieuwe levensloopregeling of de huidige verlofspaarregeling en de voorliggende wetsontwerpen. In het huidige voorstel hoort de inleg noch tot het fiscale loon, noch tot het SV-loon. Als wij een fictieve werkneemster nemen die € 100 verdient en niet deelneemt aan een levensloopregeling, dan krijgt zij, als zij werkloos wordt, een uitkering van 70% van € 100, dat is gelijk € 70. Neemt zij echter wél deel aan de levensloopregeling met een inleg van € 10, dan ontvangt zij bij werkloosheid slechts 70% van € 90, zijnde € 63. Haar keuze tot deelname benadeelt haar dus als zij terug moet vallen op één van de verzekeringen. Hiertegen heeft de CDA-fractie grote bezwaren.

Wij prefereren de opname van de bijdrage aan verlofsparen en levensloop in het SV-loonbegrip, terwijl wij die regelingen wel blijven uitzonderen van het fiscale loon. Hiermee brengen wij verlofsparen en levensloop feitelijk onder de inkomstenbelasting zodat deze regelingen een aftrekfunctie krijgen zoals wij er meerdere kennen in Nederland. Op deze wijze worden er werknemerspremies afgedragen over de inleg en is de werkneemster ook over dat deel van haar inkomen verzekerd voor het relevante inkomensverlies als gevolg van werkloosheid, ziekte of arbeidsongeschiktheid. De keuze tussen verlofsparen of levensloopregeling beïnvloedt dan niet langer de hoogte van een mogelijke uitkering. Door deze verandering blijven wij ook veel dichter bij de huidige wetgeving, waarin de inleg voor verlofsparen meetelt voor de opbouw van WW-, WAO- en ZW-rechten. Ik heb hierover een amendement ingediend, samen met mevrouw Noorman-den Uyl van de PvdA-fractie. Wat de uitkeringsfase van de verlofspaarregeling en de levensloopregeling betreft, begrijpen wij dat artikel 5 van het conceptbesluit Dagloonregels van toepassing zal zijn. Hierin staat dat, indien tijdens het verlofjaar minder loon is genoten in verband met verlof, een eerdere referteperiode zal worden gevonden. Kan de minister aangeven welke vormen van verlof hieronder vallen? Betreft dit alle vormen van verlofsparen, zoals gedefinieerd in artikel 11, lid 3, van de Wet op de Loonbelasting, in de levensloopregelingen en in eventuele andere regelingen?

Thans kom ik op het punt van een kleinere overheid met minder bureaucratie. Eenvoudige en gemakkelijk toepasbare regels leiden tot een minder groot overheidsapparaat, zonder dat de burger lijdt onder verminderde dienstverlening. De overgang van de premie-inning van UWV naar belastingdienst zal daaraan een belangrijke bijdrage leveren. De besparing die hiermee is gemoeid, is meer dan welkom. Toch dient er zorgvuldig te worden omgesprongen met mensen die straks geen functie meer hebben bij UWV. Doordat er aan het einde van de operatie enige duizenden functies minder zijn, bereiken wij een belangrijk doel van de operatie, namelijk minder bureaucratie. Tijdens de operatie kunnen zich echter tijdelijk overgangseffecten voordoen, die niet altijd scherp in kaart zijn gebracht. Wij roepen de regering dan ook ertoe op om er scherp op toe te zien dat de terugverdientijd in termen van kosten voor de overheid en administratieve lasten voor het bedrijfsleven zo kort mogelijk is en blijft, zoals in de plannen staat aangegeven.

De doelstellingen zijn scherp, met snelle terugverdientijden. De invulling is soms echter vaag en onduidelijk. Wij dringen erop aan dat de effecten snel zichtbaar en herkenbaar worden, bij overheid, burgers en bedrijfsleven. De invoering van een wetsvoorstel dat zo lang en zo goed is voorbereid, moet soepel kunnen verlopen, zeker met de toepassing van IC-technologie. Kan de minister aangeven hoe hij dit wil bereiken en welke overgangstermijnen strikt noodzakelijk, en dus maximaal, zijn? Op 1 januari 2006 gaat immers het licht aan. Dan zal de gehele loonadministratie in Nederland op een nieuwe manier worden aangeleverd. Zeven miljoen werkenden, maal twaalf maanden, maal misschien 118 velden, betekent 10 miljard datavelden per jaar. Die worden aangeleverd aan de belastingdienst. Dat vergt goede en zorgvuldige voorbereidingen, evenals testen. Is er een volledige ketentest gepland, waarbij een aantal werkgevers alvast proefdraaien en de berekeningen voor uitkeringen alvast fictief met het nieuwe systeem worden uitgevoerd? Of volgt een echte test past op het uur U? Hoe vindt de aanbesteding plaats? Daarover heeft mevrouw Noorman een aantal vragen gesteld, dus ik ga door met de gevolgen van de stelselwijzigingen.

Ik vraag aandacht voor de stelselwijziging in het ziektekostensysteem, dat op 1 januari 2006 wordt ingevoerd. Er wordt een link gelegd met de ziekenfondsen. Hoe verandert een en ander en welke effecten heeft deze wijziging op het wetsvoorstel dat voorligt en op de invoering van ICT-systemen?

Wij gaan ervan uit dat de problemen rond zelfstandigen zonder personeel voor het overgrote deel zullen zijn opgelost wanneer UWV in juli 2004 mag anticiperen op het wetsvoorstel inzake de Verklaring Arbeidsrelatie. Helderheid vooraf over premieafdracht is van essentieel belang, zeker bij het frequent indienen van loongegevens. Wij zullen er scherp op toezien dat de winst van de Walviswetten en de winst van de wet inzake de Verklaring Arbeidsrelatie voor deze groep dubbele winst zal betekenen.

Ik vraag aandacht voor de situatie die zich voordoet bij een naheffing na een boekenonderzoek. Nu wordt in de fiscale sfeer het loon niet toegerekend naar individuele werknemers. In de wetsvoorstellen is het in bepaalde gevallen wel de bedoeling om premieheffing over de nabetaling mogelijk te maken. Welke gevolgen zal het hebben als er een naheffing plaatsvindt over het loon van drie jaar geleden en over het loon van een jaar geleden? Kan de minister een inschatting maken van de extra kosten voor de berekening en die afzetten tegen de baten? zal nabetaling plaatsvinden aan hen die in de tussentijd een uitkering hebben gehad?

Als er een boekenonderzoek plaatsvindt over de afgelopen vijf jaar, vindt een gedeelte plaats onder de het oude regime waarin een andere rechtspraak gold en een gedeelte onder het nieuwe regime waarin een nieuw systeem wordt gehanteerd. Hoe gaat dat in de praktijk uitwerken? De CDA-fractie is geen voorstander van premieontwijking door deze naheffingen vrij te stellen van premiebetaling. Wij vragen ons echter wel af of de voorgestelde regeling geen onnodige bureaucratie in de hand werkt.

Ten slotte wil ik ingaan op de informatie voor de werknemer. Iedereen kan op grond van de Wet bescherming persoonsgegevens inzicht krijgen in zijn eigen dossier in de polisadministratie. Wij kunnen dus nu mogelijk maken dat het UWV een heldere jaaropgave verstrekt. Wij pleiten ervoor dat UWV jaarlijks aan iedere werknemer in Nederland een overzicht zendt van de door hem en zijn werkgever betaalde premies en van de rechten die hieraan kunnen worden ontleend. Dit alles moet in eenvoudig en begrijpelijk Nederlands worden opgeschreven. Wij pleiten hier des te meer voor omdat de gegevens op elk moment kunnen worden ingezien door het CBS, het ziekenfonds, het CWI, UWV, de sociale dienst van de gemeente, de belastingdienst en de SVB. De burger zelf moet ook dat recht hebben.

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

Komt dat overeen met mijn pleidooi voor een verzekerdenbeschikking waardoor ook de verificatie en validering van zo'n document is gewaarborgd?

De heer Omtzigt (CDA):

Ik kan nog niet zeggen of dit een beschikking moet zijn. Wij moeten daar voorzichtig mee zijn. Als het een beschikking is en de werknemer moet een wijzigingsformulier invullen, moet hij naar zijn werkgever om te verifiëren hoe hoog het SV-loon in de afgelopen jaren is geweest. Er bestaat in Nederland immers op dit moment geen verplichting tot het afgeven van een loonstrook. Die zou dan ook moeten worden ingevoerd. Ik wacht nog even met een antwoord op deze vraag.

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

Is voor u het primaat dat er een authentieke polisadministratie is die bij de tijd is, die accuraat is en die als bodeminformatiesysteem kan werken voor tal van andere organisaties, inclusief de ziekenfondsen? Vindt u niet dat een verzekerde er recht op heeft om tijdig en precies te weten wat zijn rechten zijn? Als deze twee zaken als primaat worden gesteld, volgt daaruit dat eigenlijk alleen in zo'n systeem kan worden gewerkt.

De heer Omtzigt (CDA):

Ik wacht het antwoord van de minister af op de vraag of het nodig is dat het een beschikking is. Er staat immers ook voor de werkgever een sanctie op het onjuist aanleveren van gegevens. Ik schat overigens in dat bij een beschikking een werknemer alsnog een gerechtelijke procedure kan volgen als hij niet heeft gereageerd op de beschikking. Ik vraag u om met een voorstel te komen over hoe dat moet worden geregeld. De werknemer heeft volgens de huidige socialezekerheidswetgeving recht op uitkeringen. Als hij niet reageert op die beschikking, zal het feitelijk onmogelijk zijn om hem die uitkering te ontzeggen. Ik wil graag eerst een reactie van de minister horen over de praktische consequenties van uw voorstel.

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

Mensen kunnen nog steeds naar de rechter stappen. Door mijn voorstel wordt de administratie van UWV gevalideerd. Daarnaast is er hierdoor voor de werknemer een transparant vastgesteld recht.

De heer Omtzigt (CDA):

Er moet voor de werknemer een transparant vastgesteld recht zijn. Wij komen hier overigens over te spreken bij de behandeling van de Wet financiering sociale verzekering. Daarin zal dit voorstel moeten worden uitgevoerd, niet in de wet Walvis. Ik wacht op de voorstellen die eraan komen. Ik wil graag weten hoe de werknemers kunnen worden gedwongen tot het indienen van een eventuele correctie. Ik hoop echter dat de kwaliteit van de door de werkgevers aangeleverde data van een zodanige kwaliteit is, dat dit niet nodig is.

Voorzitter. Wij bepleiten dus deze jaarlijkse opgave waardoor voor de gemiddelde burger duidelijk wordt waarop hij recht heeft en wat hij betaald heeft. In de tussentijd moet er een gemakkelijke manier zijn om de administratie in te zien. Dat zou kunnen betekenen dat hij hetzij on line hetzij per telefoon een overzicht kan aanvragen. Ligt hiervoor een plan klaar? Hoe kan dit geëffectueerd worden?

De heer Weekers (VVD):

Mijnheer de voorzitter. Sinds het ontstaan van het premieloon, het fiscale loon en het uit te keren loon is er als gevolg van door de jaren heen genomen kabinetsbesluiten en amendementen van de Kamer een steeds groter verschil ontstaan tussen genoemde loonbegrippen. Ik ben van mening dat een goed sociaal stelsel moet uitgaan van een rechtmatige basis, herkenbaar moet zijn voor iedereen en niet onnodig ingewikkeld is als gevolg van het door de jaren heen creëren van uitzondering op uitzondering. Vaak was de gedachte erachter die van rechtvaardigheid, maar het stelsel is wel bijzonder ingewikkeld geworden. Het heeft geleid tot steeds meer discoördinatie tussen het socialeverzekeringsloonbegrip en het fiscaleloonbegrip. Loonstrookjes zijn daardoor ook voor niemand meer leesbaar en begrijpbaar.

Dat moet en kan anders. Een belangrijke voorwaarde om dit te kunnen bewerkstelligen, is ervoor te zorgen dat het premieloon, het fiscale loon en het dagloon zoveel mogelijk aan elkaar worden gelijkgesteld. Met de invoering van de wet Walvis zal het mogelijk worden, de grote discrepantie tussen de verschillende loonbegrippen te verminderen. Daarnaast wordt met de invoering ervoor gezorgd dat de premie-inning naar één instantie gaat. Bij de behandeling van het vorige week door de regering aanhangig gemaakte wetsvoorstel zullen wij daarover met de regering nog verder spreken. De VVD-fractie ervaart dat administratievelastenverlichting die hiermee is gemoeid, als uitermate positief. Wat dat betreft een compliment aan de regering die dit wetsvoorstel zeer voortvarend ter hand wil nemen.

Als ik spreek over de discoördinatie van de diverse loonbegrippen, is de VVD-fractie van mening dat in het kader van dit wetsvoorstel geen nieuwe discoördinatie moet ontstaan. Wat dat betreft kan ik nu al melden dat mijn fractie er weinig voor voelt om het amendement dat door mevrouw Noorman en de heer Omtzigt is ingebracht, te steunen omdat dit weer een nieuwe discoördinatie meebrengt. Trek je de lijn van mevrouw Noorman en de heer Omtzigt door, dan moet je tegelijkertijd een nieuwe discoördinatie in het leven roepen en wel bij de spaarloonregeling. Ik vind dat men wel consequent moet redeneren. Kennelijk hebben de indieners van het amendement dat niet gedaan. Ik stel dat gewoon vast.

Ik zei al dat de VVD-fractie het wetsvoorstel als zeer positief ervaart. Toch vindt de VVD-fractie dat de regering op een aantal punten bij deze administratievelastenverlichting niet ver genoeg gaat en die niet ver genoeg doorvoert. Maar ja, je kunt natuurlijk niet alle stappen tegelijkertijd zetten. Het is in elk geval belangrijk dat deze stap wordt gezet en dat die voortvarend wordt gezet. Wij vinden dat na de wet Walvis, die voortvarend geïmplementeerd dient te worden, een verdergaande deregulering moet worden onderzocht. Ik vraag het kabinet om voor 1 januari 2005 een notitie naar de Kamer te sturen met concrete voorstellen en bijbehorende tijdpaden.

Ik zal het wetgevingsoverleg niet herhalen. De vaste commissie heeft namelijk al een dag met twee bewindslieden bij elkaar gezeten om een aantal technische aspecten met elkaar door te ploegen. Naar het zich laat aanzien heeft de regering een aantal knelpunten op adequate wijze opgelost dan wel een goede aanzet daartoe gegeven. Daarvoor mijn complimenten. Een aantal kritiekpunten tijdens het overleg van de kant van de Kamer is constructief opgevat. Ik noem de problematiek van de podiumkunstenaars en die van de werknemers met onregelmatige dienstverbanden. Ik noem de wekelijkse informatie-uitwisseling met de uitzendbranche en de vereenvoudiging van de eerstedagmelding. Hiermee ben ik nog lang niet compleet.

Wel wil ik de minister op bepaalde punten om een verduidelijking vragen en aangeven wat volgens de VVD nog voor verbetering vatbaar is. De VVD-fractie onderschrijft dat er een eenduidige premieafdracht moet zijn. De systematiek die de regering heeft voorgesteld, leidt er echter toe dat zo'n 250.000 werkgevers die nu minder dan eenmaal per maand de loonbelasting afdragen, namelijk eenmaal per kwartaal, met de invoering van de plicht van maandelijkse premieafdracht achteraf de lastendruk zien verdrievoudigen. De administratievelastenverzwaring die dit teweegbrengt is tot op heden onbekend. Kan de minister hierover duidelijkheid verschaffen?

Het compromis tussen ABU en UWV rondom de wekelijkse informatie-uitwisseling lijkt zich goed te ontwikkelen. Hierdoor is het nu voor uitzendbureaus mogelijk om naast de periodieke aangifte ook de weekaanlevering te doen. Dit systeem heeft in de afgelopen jaren, met een goede relatie tussen UWV en uitzendbranche, uitstekend gefunctioneerd.

Er blijven nog wel enkele knelpunten bestaan. We hebben daarover een brief gekregen van het UWV en de uitzendbranche. Die brief was een bijlage bij de brief van de minister. Daarin wordt aangegeven dat de knelpunten voor 1 mei worden opgelost. Aanstaand weekend is het 1 mei en daarom is mijn vraag aan de minister: is het gelukt? Zo ja, wat is het resultaat? Zo nee, wat staat er de komende paar dagen te gebeuren? Wij vinden het in elk geval wel van groot belang dat de knelpunten worden opgelost en dat de goede praktijken worden gehandhaafd. Voor zover bepaalde knelpunten nog steeds niet zijn opgelost: wat zijn daarbij de bottlenecks? Zijn die het gevolg van de techniek of van onwilligheid van deze of gene instantie?

De invoering van de polisadministratie en het daarmee samenhangende PANA-bericht brengt nog enkele vragen met zich. Volgens de minister zal de invoering van de PANA een administratievelastenverlichting van 35 mln euro opleveren. Wie profiteert hiervan? Alleen de uitvoeringsorganisaties of ook de werkgevers? En wie in welke mate? Bovendien vraag ik mij af of de minister bij de becijfering rekening heeft gehouden met de alle relevante wijzigingen en of die in de laatste berichten van de minister zijn verwerkt. Waar het vooral om gaat is de vraag waar zich het effect van de administratievelastenverlichting van 35 mln euro uiteindelijk doet gevoelen.

In de brief van de minister van 30 maart jl. wordt aangegeven dat bijna alle gegevens voor de PANA standaard in de loonadministratie van de werkgever aanwezig zijn. Hoeveel gegevens zijn nog niet standaard in de loonadministratie aanwezig? Hoe hoog zijn de invoeringskosten die hiermee gemoeid zijn?

Veel werkgevers geven aan dat de huidige loonadministraties cumulatieve gegevens gebruiken. In het kader van de PANA zullen veel gegevens per maand moeten worden aangeleverd. Dat betekent dat voor velen de gegevens niet direct leverbaar zijn. Met de invoering van de PANA zal elke werkgever elke maand 118 gegevens door moeten sturen. Dat vindt de VVD een belachelijk hoog aantal. Wat ons betreft moet dat echt lager. Graag krijg ik op dit punt de toezegging dat hier nog een keer de stofkam door wordt gehaald. Want door het hoge aantal gegevens dat moet worden verstrekt, kan de kans op onjuistheden ook uitermate hoog worden. De minister gaat uit van een uitval van 2%. Is dat niet te optimistisch en zo nee, kan de minister een gefundeerde grondslag geven van het door hem genoemde uitvalpercentage?

Veel gegevens hebben betrekking op de uiteindelijke dagloonberekening, wanneer een werknemer in de WW of de WAO belandt. Kan niet worden gekeken naar een systeem waarin de gegevens alleen worden doorgezonden bij het daadwerkelijk nodig hebben daarvan? Zou wellicht kunnen worden volstaan met een periodieke aanlevering met een lagere frequentie dan maandelijks? Dit dan wel op een zodanige manier dat het voor werkgevers en de uitvoeringsinstanties zo min mogelijk administratieve lasten met zich brengt. Wij hebben geen moeite met alles wat al in het geautomatiseerde systeem zit en wat voor herhaalexercities aankomt bij de uitvoeringsinstantie. Ik heb wat de PANA betreft nog een vraag over het nut van bepaalde gegevens. De spaarpremie is vervallen, maar waarom wordt die nog wel genoemd? Verder moeten werkgevers elke maand het aantal SV-dagen en het aantal gewerkte uren doorgeven. Dat wordt mijns inziens overbodig. Graag een reactie hierop. Gezien het bovenstaande kan ik niet anders dan concluderen dat het aantal van 118 vereenvoudigd en verminderd moet worden. Nogmaals verzoek ik om een toezegging dat hier de stofkam doorheen wordt gehaald.

Als ik het goed heb, zou er gedurende een overgangsperiode van twee jaar aan dubbele gegevensaanlevering worden gedaan: één op de oude, en één op de nieuwe manier. Als dat klopt, leidt dat tot een tijdelijke administratievelastenverzwaring gedurende die overgangsperiode. Dat valt nog in deze kabinetsperiode, en ik denk dat dit heel moeilijk is uit te leggen. Het zou goed zijn als de werkgevers de administratievelastenverlichting onmiddellijk voelen. Ik doe een uiterste beroep op het kabinet om die dubbele gegevensaanlevering achterwege te laten. Het CDA heeft de suggestie gedaan om in een bepaalde periode met een bepaald aantal bedrijven te gaan proefdraaien in de hele keten. Ik vind dat een erg goede suggestie. Daarmee kunnen de kinderziektes er wellicht al uit worden gefilterd, en kan straks met één big bang worden overgestapt op het nieuwe systeem. Ook op dat punt krijg ik graag een toezegging.

De overdracht van de premie-inning van het UWV naar de belastingdienst ziet de VVD positief tegemoet. De gegevens die hiervoor verschaft moeten worden, zijn echter voor een groot deel nodig voor een correcte uitvoering bij het UWV. Deze instantie zal daarna de gegevens moeten opvragen bij de belastingdienst. Is dat efficiënt? Er is namelijk kans op dubbele controle. Kan de minister meer inzicht geven in de effecten van deze overheveling van taken? Het lijkt allemaal een stuk efficiënter, maar is het dat ook straks in de praktijk? Soms is het goed om double checks te hebben, maar het moet niet zo zijn dat er uiteindelijk dubbel werk moet worden gedaan.

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

Kunt u een voorbeeld geven? Wat is uw achterliggende gedachte hierbij? Wilt u twee basisadministraties? Kortom, ik snap het niet.

De heer Weekers (VVD):

Ik wil geen doublures van werkzaamheden. Ik neem aan dat u het daarmee eens bent. Ik wil meer inzicht in de effecten van de overheveling van taken. Wellicht kan de minister dat kort en helder verschaffen. Misschien is er nog een nadere vereenvoudigingsslag te maken. Ik pleit zeker niet voor opheffing van het UWV en voor onderbrenging van ook de polisadministratie bij de belastingdienst. Wij moeten de processen voortduren kritisch volgen. Zo mogelijk moet het eenvoudiger en efficiënter.

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

Ik vroeg om een voorbeeld.

De heer Weekers (VVD):

Ik kan hier geen voorbeeld van geven, anders had ik dit meteen wel gedaan.

Met de verschuiving van taken van het UWV naar de belastingdienst zullen er ontslagen bij het UWV vallen. Hoe staat het met het sociaal plan voor de betrokkenen? Evenals de PvdA-fractie is mijn fractie hier erg benieuwd naar. Bij een dergelijke lastenverlichtingsoperatie moet er fatsoenlijk met de medewerkers worden omgegaan. Tot op heden zijn zij zeer loyaal geweest en zij zullen zich ook zo moeten opstellen gedurende het overgangsproces.

Het lijkt dat het profijt van de structurele administratievelastenverlichting van 276 mln voornamelijk terug te vinden zal zijn bij overheidsorganen. Daarnaast brengt de wet voor werkgevers, maar natuurlijk ook voor de overheid, aanzienlijke invoeringskosten met zich. Hoe verhouden deze kosten zich tot de administratievelastenverlichting? Wanneer kunnen overheid en bedrijfsleven de vruchten hiervan plukken? Ik krijg graag meer inzicht in de incidentele kosten van de invoering van de wet Walvis, ook voor het bedrijfsleven. Kan de minister een indicatie van deze kosten geven? Ik kan mij voorstellen dat hij de bedragen niet tot op de cent nauwkeurig kan noemen, maar wellicht kan hij een bepaalde range aangeven. Verder krijg ik graag een geactualiseerd overzicht van de plussen en minnen van de administratievelastenverlichting voor het bedrijfsleven, zodat de terugverdientijd van de wet berekend kan worden. De administratieve lasten van de werkgever bij de eerstedagsmelding dalen. De minister heeft kennelijk goed geluisterd naar hetgeen tijdens het wetgevingsoverleg naar voren is gebracht. Inmiddels weten wij ook wat er volgens de nieuwe regels gemeld moet worden. Kan dit niet nog een slag eenvoudiger? Nederland kan een voorbeeld aan zijn zuiderbuur nemen. Een Belgische werkgever die iemand aanneemt, moet onmiddellijk vier gegevens per computer of telefoon doorgeven. Daar komt geen papier aan te pas. Men moet het kamer van koophandelnummer doorgeven. In Nederland kan gedacht worden aan het loonbelastingnummer, omdat op dit moment niet iedere werkgever inschrijvingsplichtig is bij de kamer van koophandel. Verder moet het sofi-nummer worden opgegeven en de begindatum en de einddatum van het contract. Op grond daarvan kan meteen worden onderzocht of een werkgever werknemers zwart of wit aan het werk heeft. Daarmee kan het fraudeargument dat het UWV terecht hanteert adequaat bediend worden. Elke additionele informatie is dan overbodig. In België is additionele informatie-uitvraag zelfs verboden. Naam, voorvoegsel, voorletters, aard arbeidsverhouding en indicatie ziekenfondswet kunnen wat mij betreft dan ook achterwege blijven. Deelt de minister deze mening? Zo niet, kan hij aangeven waarom die gegevens in aanvulling op de Belgische gegevensuitvraag hier wel noodzakelijk zijn? Kan de minister aangeven welke werkprocessen er achter de eerstedagmelding zitten?

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

Ik heb ook de relatie met het systeem in België gelegd. In België mag een overheidsorganisatie maar één keer gegevens vragen. Als wij die dag nog meemaken, zou ik dat prijzen. U zegt dus dat de gegevens die worden verstrekt op de eerstedagsmelding worden doorgegeven aan het UWV, die de polisadministratie doet. Eventuele illegale arbeid wordt, als er geen sprake is van sofi-nummervervalsing, onmiddellijk duidelijk. Hoe kan de controle op illegale arbeid dan naar de belastingdienst gaan? Dat heeft toch geen toegevoegde waarde? Ik stel deze vraag aan u, maar eigenlijk aan de minister.

De voorzitter:

Op de vraag aan de heer Weekers kan hij ingaan, maar die aan de minister, had mevrouw Noorman in haar eigen termijn kunnen/moeten stellen.

De heer Weekers (VVD):

Ik wil niet teveel ingaan op de vraag wie de controle moet uitvoeren. Wij kennen op dit moment de multidisciplinaire controleteams. Wij hebben de SIOD, de FIOD, de Arbeidsinspectie en sociale rechercheurs. Er gaan nu teams op pad en ik kan mij voorstellen dat dit in de toekomst niet anders is. Ik weet niet welke kant mevrouw Noorman op wil met haar vraag.

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

In de stukken staat dat de controle op de illegale arbeid naar de belastingdienst gaat. Dat vind ik niet consistent. Dat lijkt mij ook niet effectief. Vandaar dat ik u vraag hoe dat zit.

De heer Weekers (VVD):

Ik leid die vraag graag door naar de minister, want ik ben het met u eens dat dit niet exclusief bij de belastingdienst neergelegd moet worden, omdat ook andere instanties belang hebben bij een adequate, goede handhaving. Ik heb zojuist andere instanties genoemd. Juist van de multidisciplinaire interventieteams neem ik niet graag afscheid. Ik wil dat niet graag alleen in handen van de FIOD leggen. Daarover zijn wij het eens. Graag krijg ik hierop een reactie van de minister.

Voorzitter. Ik kom nog even terug op de techniek in België. Wil de minister de mogelijkheden bezien om de techniek en de systemen bij ons zodanig aan te passen dat de goede elementen van het Belgische systeem met betrekking tot de eerstedagsmelding tegelijkertijd met de inwerkingtreding van de wet Walvis kunnen worden ingevoerd? Waarom vindt de overgang naar volledige elektronische gegevensuitwisseling pas in 2006 plaats en niet eerder? Kan deze niet met ingang van 1 januari 2005 plaatsvinden?

De minister heeft op 16 februari een brief aan de Kamer gezonden over een adequate regeling voor het WW-dagloon bij mensen die structureel zijn aangewezen op tijdelijke contracten. Deze brief kan op goedkeuring van de VVD rekenen. De minister schrijft dat deze oplossing helaas niet altijd tot het gewenste resultaat leidt voor ambulante artiesten. Dat heeft te maken met de huidige methodiek van de WW. Dit probleem wordt betrokken bij het SER-advies. Ik ga ervan uit dat de minister heel snel met een kabinetsreactie op dat SER-advies komt en dat wij dan ook antwoord krijgen op de knelpunten die hier nog bestaan. Als de reikwijdte van het SER-advies zo ver strekt dat de minister niet snel met een kabinetsreactie kan komen, vraag ik hem om op dit punt snel met specifieke oplossingen te komen, als dat mogelijk is.

Het aantal loontijdvakken zal de hoogte en het maximum van de toe te passen franchise bepalen. VNO/NCW vreest dat UWV en belastingdienst ook na de invoering van het wetsvoorstel WFSV verschillende begrippen voor de loontijdvaksystematiek blijven hanteren. Naar mijn mening is het cruciaal om duidelijk te zijn over een eenduidige nieuwe systematiek die wordt gehanteerd. Graag hoor ik hierop een reactie.

Wat betreft de premievrije franchise heb ik er in het wetgevingsoverleg samen met mevrouw Noorman voor gepleit om € 200 per maand om te zetten in een bedrag van € 2400 per jaar. Dat leidt tot een aanzienlijke administratieve vereenvoudiging. Dat is een klein onderdeel waarvan ik zeg: als je kunt doorpakken, moet je dat ook doen. Samen met collega Noorman heb ik hierover een amendement ingediend. Graag heb ik hierop een complete reactie van de regering. De bezwaren die de staatssecretaris van Financiën in het wetgevingsoverleg heeft genoemd, zijn voor de VVD-fractie onvoldoende overtuigend. Als de minister hier problemen mee heeft, moet hij echt met nieuwe argumenten komen. De VVD-fractie staat open voor een constructieve gedachtewisseling over aanpassing op onderdelen van dat amendement. Het gaat ons om het toepassen van een nadere administratieve vereenvoudiging, als dat kan.

Tijdens het wetgevingsoverleg en in de inleiding van mijn betoog heb ik complimenten gegeven voor de wet Walvis en de samenwerking tussen UWV en belastingdienst. Er zit gigantisch veel werk in dit dossier, want het is technisch uitermate gecompliceerd. In het advies van het ACTAL wordt onderschreven dat met deze wet een aanzienlijke lastenvermindering wordt bereikt. Dat hebben wij ook kunnen lezen in de stukken die de minister vorige week bij het wetsvoorstel heeft meegezonden. Het is goed dat de premie voor de Ziekenfondswet ook onder deze wetgeving valt. Ik ga ervan uit dat werkgevers die straks nog wettelijke premies moeten betalen voor het zorgstelsel, onder dezelfde gegevensaanvraag en onder hetzelfde begrippenkader zullen vallen en dat er geen nieuw begrippenkader wordt gecreëerd.

Al met al kan gezegd worden dat met de wet Walvis en de daarmee samenhangende grotere afstemming tussen het loonbegrip en de heffingssystematiek in de werknemersverzekeringen en de fiscaliteit een belangrijke stap is gezet in de vermindering van de administratieve lasten voor werkgevers en overheidsinstanties. Wij moeten zorgen dat de administratieve lasten daar ook zoveel mogelijk worden teruggedrongen. Uiteindelijk moeten die opgebracht worden door de belastingbetaler.

Daarmee zijn wij er nog niet. Ik verzoek de regering nogmaals binnen afzienbare tijd, dat wil zeggen voor 1 januari 2005, met voorstellen en tijdpaden voor verdergaande deregulering en administratievelastenverlichting te komen.

Tot slot kaart ik nog even het punt van de zelfstandigen zonder personeel aan. Hoewel het gezien moet worden als een losstaand wetsvoorstel ben ik van mening dat het in het kader van de eenheid van rechtsgang veel raakvlakken heeft met de Wet Walvis. Als de fiscus een bepaalde behandeling toepast, dan zou het UWV hetzelfde moeten doen en omgekeerd. Ik begrijp de behandeling van dit wetsvoorstel daarom aan om de minister te vragen hoe het staat met de ontwikkeling van een werkbare constructie tussen UWV en belastingdienst in verband met het wetsvoorstel dat de minister heeft aangekondigd. Mij gaat het om de eenheid van rechtsgang die met de Wet Walvis en aanverwante wetgeving wordt beoogd. Wij zullen in het kader van de Wet financiering sociale verzekeringen daarop nader terugkomen. Ik zag in de commentaren dat onder meer de Hoge Raad enkele suggesties had om de eenheid van rechtsgang te bevorderen.

De algemene beraadslaging wordt geschorst.

De voorzitter:

De minister antwoordt morgen.

Ik wijs erop dat de vergadering morgen begint met de heropening van het debat over de Wet basisvoorziening kinderopvang. Om ongeveer 11.15 uur zal de beraadslaging over de Wet Walvis worden voortgezet.

Sluiting 18.25 uur

Naar boven