Vragen van het lid Rouvoet aan de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over capaciteitsproblemen in de jeugdzorg en bijgevolg het opvangen van kinderen in justitiële jeugdinrichtingen terwijl zij daar niet thuishoren.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Voorzitter. Afgelopen zaterdag werd in het programma "Knevel op zaterdag" opnieuw de vinger gelegd bij een zere plek in de jeugdhulpverlening. Er zijn nog steeds heel wat kinderen die psychiatrische hulp nodig hebben, maar die niet op de juiste plek verblijven. Door de capaciteitsproblemen komen de kinderen terecht bij de justitiële jeugdinrichtingen. Vervolgens zitten zij daar te lang. De situatie is zo ernstig dat een woordvoerder van Jeugdzorg Nederland letterlijk zei: wij kunnen niet meer de verantwoordelijkheid nemen voor het verblijven van deze kinderen in jeugdgevangenissen. Het gaat om kinderen die al veel hebben meegemaakt en al lange trajecten in de jeugdzorg hebben doorgelopen. De overheid heeft zich voor deze kinderen verantwoordelijk gesteld.

De staatssecretaris heeft in haar reactie aangegeven dat al binnen de justitiële jeugdinrichtingen begonnen moet worden met de behandeling. Dat is de noodzakelijke eerste stap. Overigens gebeurt er gelukkig al het nodige in de justitiële jeugdinrichtingen, ook aan behandeling, en dat is maar goed ook. Eerder heeft de staatssecretaris al te kennen gegeven dat zij zoekt naar mogelijkheden om het zorgaanbod voor deze jongeren te optimaliseren. De Kamer zou daarover voor de zomer worden geïnformeerd. Mijn punt is dat het door de uitspraak van Jeugdzorg Nederland van afgelopen zaterdag erop lijkt dat niemand in Nederland voor deze groep zeer problematische en kwetsbare kinderen verantwoordelijkheid wil nemen. Wat vindt de staatssecretaris van de opvatting van Jeugdzorg Nederland, mede in relatie met het recht op jeugdzorg? Wat vindt zij van de stelling van de MO-groep, die structurele oplossingen buiten de JJI's bepleit en van mening is dat er behandelinstituten moeten komen waarbij combinaties mogelijk zijn van gesloten opvang, een gestructureerde leefomgeving, gedragsaanpak, jeugdpsychiatrie en onderwijs?

Er was al eerder een noodoproep van kinderrechters in Nederland, en nu van Jeugdzorg Nederland. Door de jeugdinrichtingen zelf wordt gesteld dat de nadruk in de jaren negentig van de vorige eeuw is gelegd op lichte, ambulante, preventieve voorzieningen en dat dit ten koste is gegaan van relatief stevige voorzieningen, zoals vakinternaten, besloten internaten, jeugdpsychiatrische behandelklinieken en dergelijke. Daardoor is een gat ontstaan tussen lichte en zware voorzieningen. Het middenveld is sterk verwaarloosd, wordt er gezegd, en dat heeft lange wachtlijsten bij de voorzieningen die er wel zijn, tot gevolg. Deelt de staatssecretaris deze opvatting? Neemt zij haar verantwoordelijkheid op dit belangrijke terrein? Op welke wijze gaat zij het gat in het middenveld tussen zware en lichte voorzieningen in de jeugdzorg opvullen?

Staatssecretaris Ross-van Dorp:

Het is niet de eerste keer dat ik met de Kamer over dit probleem vergader. Het is een serieus probleem. Helaas doen zich steeds incidenten voor die breed worden besproken in de media. Ik moet zeggen dat dit niet geheel ten onrechte is. Er is wel degelijk iets aan de hand. Op die zere plek legt de heer Rouvoet de vinger.

De heer Rouvoet heeft al opgemerkt dat ik samen met minister Donner in juni een plan van aanpak naar de Tweede Kamer zal sturen, waarin wij met voorstellen komen over deze zorg van Jeugdzorg Nederland. De heer Rouvoet vraagt wat wij gaan doen aan deze zorg over een wellicht zwaar verwaarloosd middenveld tussen zware en lichte vormen van zorg. Wat kunnen wij doen om te voorkomen dat jongeren ten onrechte in zwaardere vormen van hulpverlening belanden? Hoe zorg je ervoor dat die infrastructuur er daadwerkelijk staat?

Ondertussen zit ik niet te wachten en te bedenken dat wij in juni met een voorstel komen. Ik kijk vooral wat ik op korte termijn kan doen. Het baart mij buitengewoon grote zorgen dat Jeugdzorg Nederland zich op deze wijze via de media uit. Daardoor voel ik mij geroepen om te kijken hoe wij in overleg kunnen gaan over dit soort opmerkingen. Wij hebben hiervoor honderden miljoenen beschikbaar gesteld. Onlangs is er nog 12 mln extra voor de provincies gekomen. Wij kunnen er niet in berusten dat de jeugdzorg zegt dat zij voor deze jongelui de verantwoordelijkheid niet meer kan nemen. Er zijn wel degelijk regels afgesproken. Er zijn afspraken gemaakt door IPO, MO-groep en het Rijk om goede prestaties te leveren.

Wij hebben net de Wet op de jeugdzorg door de Eerste Kamer gehaald. Natuurlijk gaan wij kijken hoe deze het best geïmplementeerd kan worden. Ik leg grote nadruk op het beleid voor jongeren die in crisissituaties zitten. Ik heb begrepen dat behandeling soms ontzettend lang op zich laat wachten, als een jeugdige naar gesloten opvang moet. Ik kijk hoe onderzoek en behandeling zo snel mogelijk kunnen plaatsvinden, ook in de gesloten setting van een justitiële jeugdinrichting.

Op 12 mei staat een bestuurlijk overleg met partijen gepland, waarbij ik dit uitgebreid aan de orde zal stellen. Daarnaast zal ik opdracht geven om voor de groep jeugdigen met ernstige gedragsproblemen een passend hulpaanbod te ontwikkelen. Hiervoor is de expertise van de jeugd-GGZ, de jeugdzorg en van de jeugdzorg voor licht verstandelijk gehandicapten (LVG) nodig. Dat zal een gezamenlijk aanbod moeten worden.

De urgentie staat op mijn netvlies geprint, kan ik wel zeggen. Ik zal er alles aan doen om vanuit mijn verantwoordelijkheid zo goed mogelijk ondersteuning te laten bieden voor deze jeugd, die zwaar in de knel zit.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Ik ben wel blij met de strekking van de antwoorden van de staatssecretaris, maar ik ben niet op alle fronten gerustgesteld. De essentie van mijn vraag was inderdaad dat Jeugdzorg Nederland bij een samenloop van omstandigheden, capaciteitstekorten en problematische situaties niet kan zeggen dat zij de verantwoordelijkheid niet meer kan nemen en de handen ervan af trekt. Je kunt het ook als een noodkreet van Jeugdzorg Nederland verstaan. De uitkomst mag niet zijn dat Jeugdzorg Nederland zegt dat zij niets meer kan doen met deze groep moeilijke jongeren.

Het was mij bekend dat er tegen de zomer voorstellen komen voor alternatieve, meer passende vormen van opvang. Dat is ook hard nodig. Als de jeugdzorg zich terugtrekt van deze groep jeugdigen en als wij pas tegen de zomer eventuele voorstellen krijgen, valt er een groot gat in het middenveld tussen zware en lichte voorzieningen. Ik vraag van de staatssecretaris de garantie dat er geen groepen jongeren tussen wal en schip vallen, dat al in de jeugdgevangenis met behandeling wordt begonnen en dat er met voortvarendheid wordt gewerkt aan alternatieven, dat wil zeggen meer passende vormen van opvang, begeleiding en psychiatrische hulpverlening die nodig is voor deze groep jongeren. Zij zou mij een groot plezier doen als zij mij op dat punt gerust kon stellen.

Op Kamervragen van collega Lambrechts in januari heeft de staatssecretaris geantwoord dat er nieuw onderzoek wordt gedaan naar de wachttijden voor deze voorzieningen. In april zouden die gegevens beschikbaar komen. Mij is inmiddels bekend dat ook de Nationale ombudsman een eigen onderzoek start naar wachttijden, waarvan de gegevens in het najaar bekend zullen zijn. Dat zegt wel iets. Hoe staat het met de gegevens van het onderzoek van GGZ Nederland naar de wachttijden?

Staatssecretaris Ross-van Dorp:

Voorzitter. Zodra het overleg van 12 mei met de betrokken partijen over nader te ondernemen acties heeft plaatsgevonden, zal ik de Kamer daarover berichten. Ik zal daarbij tevens ingaan op de wachttijden.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Op welke termijn kunnen wij die gegevens verwachten?

Staatssecretaris Ross-van Dorp:

Er mogen geen groepen jongeren zijn van wie de handen worden afgetrokken. Sterker nog, dit zijn de jongeren om wie wij ons nadrukkelijk als eersten zullen moeten bekommeren. Ik zal op 12 mei aan de orde stellen in hoeverre het mogelijk gemaakt kan worden dat ook de provincies prioriteren bij het toewijzen van zorg via bureaus jeugdzorg aan jeugd in crisissituaties.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Mag ik het zo begrijpen dat voor deze groep na afgelopen zaterdagavond en na de mededelingen van Jeugdzorg Nederland het recht op jeugdzorg onaangetast is?

Staatssecretaris Ross-van Dorp:

Vanzelfsprekend. U vroeg naar alternatieve vormen van opvang. De Horizon, een instelling voor jeugdzorg en onderwijs, zal samen met de Jutters, een instelling van kinder- en jeugdpsychiatrie, een hulpaanbod voor kinderen tussen zeven en twaalf jaar ontwikkelen om te voorkomen dat deze kinderen in een justitiële jeugdinrichting terechtkomen. Om zulke jonge kinderen gaat het. Vanaf 1 januari kunnen daar tien kinderen terecht. Als de aanpak succesvol is, zal die landelijk geïmplementeerd worden.

Mevrouw Kant (SP):

Voorzitter. Kan de staatssecretaris garanderen dat terwijl zij plannen maakt de kinderen die nu opgesloten zitten allemaal een behandeling krijgen? Hoeven zij niet te wachten op plannen hoe het allemaal anders kan? Kan de staatssecretaris garanderen dat kinderen die nu opgesloten zitten, recht hebben op een behandeling?

Het belangrijkste is te voorkomen dat kinderen zo in de problemen komen. Wij hebben al gesproken over de wachtlijsten in de jeugdzorg. Wanneer kan de staatssecretaris garanderen dat die wachtlijsten eindelijk weggewerkt zijn? Het probleem is dan voor een groot deel opgelost.

Staatssecretaris Ross-van Dorp:

Het is mijn intentie dat al die kinderen een behandeling krijgen. Ik heb u beloofd de uitkomst van het gesprek van 12 mei te doen toekomen. Ik zal dan ook vertellen wat de problemen zijn om daaraan te voldoen.

Natuurlijk moet voorkomen worden dat kinderen zo in de problemen komen. Dat kan in de eerste plaats door goede opvoedingsondersteuning te geven aan ouders. Daarvoor hebben wij in deze kabinetsperiode extra middelen vrijgemaakt. De motie-Çörüz/Kalsbeek betreffende de preventieve taken van gemeenten voor de jeugd moet worden uitgevoerd. U vraagt mij of niet voorkomen kan worden dat jongeren zo in de problemen komen. Die kinderen die op de wachtlijsten staan hebben al recht op hulp en ondersteuning. Er wordt met man en macht aan gewerkt. Ik heb onlangs nog 12 mln aan de provincies gegeven om ervoor te zorgen dat de wachtlijsten kunnen worden ingelopen. Dit kabinet heeft 100 mln extra uitgetrokken voor veiligheid, preventie en vooral jeugd. Die ambitie zullen wij waarmaken.

Mevrouw Lambrechts (D66):

Voorzitter. Ik word toch een beetje treurig als ik de staatssecretaris aanhoor. Dat is niet omdat zij niet de goede woorden spreekt of geen goede intenties heeft, maar wel omdat ik weet dat tussen haar woorden, bedoelingen en de praktijk een grote kloof gaapt. Ik ken ouders die spijt hebben dat zij hulp hebben gezocht bij jeugdhulpverlening, omdat hun kind dat hulp nodig heeft vervolgens naar de jeugdgevangenis ging en daar niet de hulp krijgt die het nodig had en die zij in het begin zochten. De staatssecretaris heeft onderzoek laten doen naar een andere casus en de wachttijden. Ik hoor dan ook graag wat zij in het overleg van 12 mei aan haar gesprekspartners gaat voorstellen om ervoor te zorgen dat het vanaf nu niet meer voorkomt.

Staatssecretaris Ross-van Dorp:

Er zit inderdaad een kloof tussen de huidige wet en de praktijk, tussen datgene wat mensen verwachten en wat zij daadwerkelijk krijgen. De schoen wringt op een aantal fronten. Het is vaak namelijk wel mogelijk om hulp te bieden, maar dan moet het ook nog zo snel mogelijk gebeuren. Dat laatste is niet altijd het geval.

Wat ga ik daaraan doen? De materie is dermate complex dat het nog niet zo eenvoudig is om op te treden, zeker ook gezien de instrumenten die het Rijk heeft om dwingend op te treden. Ik heb samen met minister Donner toegezegd om voor de zomer met een alomvattend plan van aanpak te komen, juist omdat het complex is en wij niet ad hoc naar oplossingen willen zoeken.

Ik weet dat de tijd dringt. Ik weet ook dat u liever vandaag dan morgen van mij allerlei oplossingen aangedragen krijgt. De verhouding tussen de wachtlijsten en datgene wat door provincies en hulpaanbieders kan worden geregeld, is echter complex. Op 12 mei zal het in ieder geval mijn inzet zijn dat kinderen in de opvang zo snel mogelijk een behandeling moeten krijgen.

Mevrouw Lambrechts (D66):

Zo snel mogelijk? Het duurt nu soms een half jaar en dat is niet acceptabel.

Staatssecretaris Ross-van Dorp:

Als ik zeg "zo snel mogelijk", denk ik aan een paar weken. Het moet mogelijk zijn om binnen enkele weken het eerste onderzoek af te ronden. Het kan toch zeker niet zo zijn dat kinderen in een gesloten inrichting worden opgevangen zonder dat er iets gebeurt! Iedereen kan met zijn gezonde boerenverstand nagaan dat dat geen gang van zaken is die een kind op een humane wijze verder helpt.

Ik hoor van mensen uit de praktijk dat er geen psychiater te vinden is om het onderzoek te doen en dat er wordt gezegd dat men niet over voldoende capaciteit beschikt, terwijl er elders wel een bed vrij is. Hieruit blijkt dat de praktijk nog weerbarstiger is dan ik al dacht. Het wordt dan ook tijd om met diegenen die deze problemen moeten oplossen, om de tafel te gaan zitten en elkaar op onorthodoxe wijze aan de gemaakte afspraken te houden. Dat is wat ik op 12 mei wil doen. Het zal niet zonder slag of stoot gaan. Ik zal u verder melden wat de uitkomsten van dat gesprek zijn. Rekent u er maar op dat mijn ambities groot zijn!

Mevrouw Örgü (VVD):

Ik wacht met belangstelling af wat u ons zult melden in het onderzoek dat wij voor het zomerreces zullen ontvangen. Verder heb ik ook veel belangstelling voor uw belangrijke gesprek met de provincies. In dat gesprek mag u naar de mening van mijn fractie hard optreden.

Eerder heb ik aan de minister van Justitie deze vraag gesteld, maar wellicht kunt u er als coördinerend bewindspersoon ook een antwoord gegeven. Wat is de stand van zaken rond operatie JONG en wat is het schema voor de komende maanden?

Staatssecretaris Ross-van Dorp:

Op dit moment ligt er een voorstel voor een actieplan voor in de onderraad. Dit voorstel zal daarna in de ministerraad worden behandeld en vervolgens zal in juni op een conferentie de aftrap worden gegeven voor dit plan van aanpak. De Kamer zal het plan voor die tijd ontvangen, want zodra het in de ministerraad is behandeld, zal het naar de Kamer worden gezonden. Ik hoop natuurlijk dat dit plan na een eerste lezing en behandeling van start kan gaan, maar zelfs als dat niet gebeurt, moet het mogelijk zijn om in juni de aftrap te kunnen geven.

De heer Çörüz (CDA):

Ik ben de staatssecretaris erkentelijk dat zij zo duidelijk is over haar intentie om deze onwenselijke situatie eindelijk te keren. Er gaat meer geld naar de provincies. Op sommige onderdelen is de vraag zelfs afgenomen. Desondanks zijn de wachtlijsten langer geworden. Ik begrijp niet hoe dat mogelijk is. Hier ligt een belangrijke verantwoordelijkheid voor de staatssecretaris en daarom vraag ik haar om dit punt heel duidelijk te agenderen.

Er bereiken mij berichten uit het veld dat de behandeling en begeleiding in justitiële inrichtingen onder de maat is. Dat jonge kinderen in deze inrichtingen verblijven is één ding, maar het kan natuurlijk niet zo zijn dat zij daar niet worden behandeld of begeleid, omdat psychiaters en psychologen elders meer kunnen verdienen door zich als externen te verhuren.

Staatssecretaris Ross-van Dorp:

Het lijkt er inderdaad op dat op sommige plekken handelingen bureaucratischer worden uitgevoerd dan noodzakelijk is. Bij de behandeling van de Wet op de jeugdzorg in de Eerste Kamer heb ik al gezegd dat ik een apart team, een "brigade", zal opzetten om ervoor te zorgen dat er geen bureaucratie wordt opgetuigd waar dat niet nodig is. Er moet zoveel mogelijk tijd worden besteed aan de jeugdigen en minder tijd aan papier waar dat kan.

Het is heel slecht als er geen behandeling wordt gegeven. Mijn inzet is dat jongeren die in een gesloten setting belanden, binnen de kortste keren worden onderzocht en behandeld. Zo'n kind verkeert niet voor niets in een crisissituatie. Op dat punt ben ik het geheel met de heer Çörüz eens.

Mevrouw Tonkens (GroenLinks):

Het is mooi dat de staatssecretaris een duidelijke intentie uitspreekt. In de Wet op de jeugdzorg die wij hier hebben besproken en aangenomen, is echter geregeld dat er een recht op jeugdzorg bestaat. Waarom zegt de staatssecretaris dan niet toe dat een jongere die in een gevangenis komt terwijl hij daar niet thuishoort, binnen een week een behandeling krijgt en daar niet langer hoeft te blijven dan die toch al lange termijn van drie maanden?

Staatssecretaris Ross-van Dorp:

Zoals ik al heb gezegd, ga ik hierover in gesprek met alle betrokken partijen. Dit moet voor de jongeren zo optimaal mogelijk worden ingevuld. Stel dat ik wat mevrouw Tonkens vraagt, hier zou afkondigen. Als dan in de praktijk blijkt dat er allerlei hobbels zijn waardoor het niet een maar twee of drie weken duurt, zou ik loze woorden hebben verkondigd. Ik kom bij de Kamer terug met de uitkomsten van het overleg. Nogmaals, mijn inzet zal heel stevig zijn; wij hebben allemaal zorgen over deze jongeren.

Mevrouw Smits (PvdA):

De staatssecretaris herinnerde eraan dat er extra geld naar de jeugdzorg is gegaan. Wij constateren nu dat er wachtlijsten zijn en dat kinderen niet de behandeling krijgen die zij nodig hebben. Stelt de sector de prioriteiten zoals wij die hier in de Tweede Kamer hebben afgesproken? Zo ja, wat zijn de onorthodoxe dwingende maatregelen die de staatssecretaris in dat gesprek zal inbrengen?

Staatssecretaris Ross-van Dorp:

Ik zal met de sector praten over de prioriteiten; die kan men wel degelijk stellen. Er komt een landelijk beleidskader, dat kan worden ingevuld. Ik heb de mogelijkheid om daarin een prioriteit neer te leggen; op dit punt zal ik dat ook zeker doen. Uiteraard zal het veld zelf ook de urgentie van dit probleem zien en zal het alles doen om er met mij op 12 mei uit te komen, zodat de prioriteiten aansluiten bij de behoeften zoals die in de maatschappij en in dit huis worden gevoeld.

Mevrouw Smits (PvdA):

Het tweede deel van mijn vraag was: wat zijn de onorthodoxe maatregelen voor het geval dat die overeenstemming er niet komt?

Staatssecretaris Ross-van Dorp:

Die onorthodoxe maatregelen zijn zo onorthodox dat zij waarschijnlijk ter plekke aan tafel bij mij zullen opkomen. Eerst zullen wij verkennen wat wel mogelijk is. Als dit moeilijk blijkt omdat bijvoorbeeld wet- en regelgeving belemmerend werken, zouden wij samen tot overeenstemming kunnen komen om bijvoorbeeld bevoegdheden aan te passen. Ik kan dat echter nog niet concreet zeggen, maar als het nodig blijkt, zal ik de maatregelen zeker aan de Kamer presenteren.

De voorzitter:

Hiermee zijn wij op een beetje onorthodoxe wijze aan het einde van het vragenuur gekomen.

De ingekomen stukken staan op een lijst die op de tafel van de griffier ter inzage ligt. Op die lijst heb ik voorstellen gedaan over de wijze van behandeling. Als aan het einde van de vergadering daartegen geen bezwaren zijn ingekomen, neem ik aan dat de Kamer zich met de voorstellen heeft verenigd.

Naar boven