Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:

Ik stel voor, aanstaande donderdag aan het eind van de vergadering te beslissen over de brief van het Presidium over een adviesaanvraag aan Adviesraad voor wetenschaps- en technologiebeleid (29530).

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Voor alle zekerheid zeg ik nog een keer dat wij donderdag a.s. onze vergadering echt om 16.00 uur moeten beëindigen, omdat de mogelijkheid tot het verlaten van het gebouw daarna nauwelijks meer bestaat, aangezien men hier in Den Haag "KoninginneNach" gaat opbouwen. Dit betekent ook dat wij om uiterlijk 14.00 uur moeten beginnen met de stemmingen, zodat het moeilijk zal zijn om nog andere punten aan de agenda van deze week toe te voegen. Wij zullen bij de regeling wel zien of daardoor problemen ontstaan; vooralsnog verwacht ik dat dit niet het geval zal zijn.

Het woord is aan de heer Bos, die twee verzoeken heeft.

De heer Bos (PvdA):

Het afgelopen jaar is de werkloosheid elke maand met meer dan 10.000 personen gestegen. Het komt er niet van om elke maand een debat te houden over 10.000 nieuwe werklozen, maar een jaar later moet je wel constateren dat de werkloosheid inmiddels met 35% is gestegen, dat wij het half miljoen werklozen voorbij zijn, dat de jeugdwerkloosheid inmiddels op 14% ligt en dat de werkloosheid in Nederland het sterkste stijgt van alle andere landen in Europa. Dat lijkt mij een onderwerp dat een debat waard is, hier in de Tweede Kamer met de minister-president.

Voorzitter. Ik vraag u, aan de minister-president voor te stellen om ons op een zo kort mogelijke termijn een brief te sturen waarin hij ingaat op twee zaken: ten eerste of de ontwikkeling van de werkloosheid aanleiding voor het kabinet is om nieuwe plannen en initiatieven te maken en ten tweede of daar een aanleiding in gelegen is om bestaande plannen en voornemens te wijzigen. Ik zou u willen voorstellen om zo snel mogelijk na het meireces, wat mij betreft in de eerste week na het meireces, daarover een debat met de minister-president te houden.

De voorzitter:

Zijn er andere leden die iets willen vragen of opmerken naar aanleiding van dit verzoek van de heer Bos?

Mevrouw Verburg (CDA):

Er is een uitgelezen moment voor zo'n debat, namelijk de algemene politieke beschouwingen. Wij hebben in deze Kamer ongeveer drie keer per week een debat of een algemeen overleg over de werkloosheid en deze zijn alle van groot belang. Mijn fractie ontgaat de meerwaarde van zo'n debat met de minister-president op dit moment. Voer het debat tijdens de algemene politieke beschouwingen.

De heer Van As (LPF):

De LPF-fractie kan het verzoek van de heer Bos zeker ondersteunen. Wij zouden echter gaarne aan het gezelschap van de minister-president zien toegevoegd de ministers van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en van Economische Zaken. In dat geval kunnen wij inhoudelijk een goed debat met elkaar voeren.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Het lijkt mij een uitermate slecht idee om nog een halfjaar te wachten tot het aantal werklozen waarschijnlijk het miljoen is gepasseerd. Alle steun voor het voorstel van de heer Bos en steun voor de toevoeging van de LPF-fractie. Wij zouden met name de aanwezigheid van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid op prijs stellen.

De heer Van der Vlies (SGP):

Er zijn problemen waarover je niet zorgvuldig, maar ook niet vaak genoeg kunt spreken. Wat dat betreft vind ik dat de heer Bos een punt heeft. Ook ik vroeg mij bij eerste aanhoren af: waarom alleen de minister-president en niet ook enkele ministers die het onderwerp direct in hun portefeuille hebben? Die vraag is al gesteld door een van mijn collega's en ik sluit mij daarbij aan.

De heer Van der Ham (D66):

Ook wij vinden het uitstekend als daarover een debat wordt gevoerd als ook de ministers van Economische Zaken en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid daarbij aanwezig zijn.

De heer Van Aartsen (VVD):

Mijn invalshoek is iets anders. Ik ga ervan uit dat wij binnenkort een definitief sociaal akkoord zullen hebben in Nederland, ondanks datgene wat door een aantal partijen met een aantal sociale partners is gedaan. Er komt dan automatisch een debat in de maand mei, vlak na het meireces.

De heer Marijnissen (SP):

Het geeft hoop als de heer Van Aartsen eigenlijk op voorhand al zegt dat wij dat debat gaan houden. Dat debat moet er natuurlijk komen. Ik vermoed dat dit na het reces zal zijn als de brief van het kabinet er is. Met betrekking tot die brief heb ik nog een aanvullende vraag. Ik zou graag van het kabinet de kwantitatieve gegevens willen hebben over de effecten van het kabinetsbeleid op de werkgelegenheid. Op basis daarvan kunnen wij kijken welke alternatieven er beschikbaar zijn.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Kortheidshalve steun ik het verzoek van de heer Bos en de aanvullingen wat betreft de aanwezigheid van in ieder geval de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. De suggestie van de heer Marijnissen vind ik zo gek nog niet.

De voorzitter:

Wil de heer Bos kort reageren op de opmerkingen die aan zijn adres zijn gemaakt?

De heer Bos (PvdA):

Iedereen die hierover van de kant van het kabinet iets zinnigs heeft te zeggen, is uiteraard welkom. Ik steun het aanvullende voorstel van de heer Marijnissen om enkele kwantitatieve gegevens in de brief op te laten nemen. Ik hoop met de heer Van Aartsen dat er een sociaal akkoord komt. Of het er wel of niet komt, maakt alleen niet zo veel uit want er zijn nog genoeg andere onderwerpen van kabinetsbeleid die het noodzakelijk en wenselijk maken om te praten over wat deze betekenen voor de werkgelegenheid. Richting mevrouw Verburg zeg ik: als het feit dat de werkloosheid in Nederland relatief sneller stijgt dan in andere Europese landen en inmiddels boven het half miljoen is gekomen geen reden is voor een debat, dan vraag ik mij zo langzamerhand af wat dan wel een reden is voor een debat.

De heer Van Aartsen (VVD):

Het is wonderlijk. Ik ben het eigenlijk zowel met de heer Bos als met mevrouw Verburg eens. Dat heb je wel eens en dat is heel interessant! Ik zie dat de heer Herben het door heeft. Ik vind wel dat wij één debat moeten voeren. Ik ga er dus automatisch van uit dat wij na het meireces een debat zullen voeren. Ik ga ervan uit dat werkgevers en werknemers in dit land in staat zullen zijn om definitief tot een sociaal akkoord te komen. Daarover moeten wij hier dan praten. Ik mag echter aannemen dat dit één debat betekent en niet drie Bosdebatten over de werkgelegenheid.

De heer Bos (PvdA):

Het probleem met het sociaal akkoord is dat het niet alleen een kwestie is van werkgevers en werknemers, maar ook van de overheid. Daar zitten op dit moment nu juist de barrières. Hoe dan ook, ik ben het geheel met de heer Van Aartsen eens dat het prachtig zou zijn als het akkoord er kwam. Ik neem aan dat dit voor het kabinet aanleiding zal zijn om het in de brief op te nemen. Dit maakt het debat dat wij dan vervolgens met elkaar zullen hebben, alleen maar zinvoller.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet, in het bijzonder naar de minister-president, de minister van Economische Zaken en de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Daarmee vraagt de Kamer het kabinet om de informatie waarop de heer Bos doelde, aangevuld door de heer Marijnissen.

Verder stel ik voor om, nadat de informatie van het kabinet is ontvangen, in de week na het reces daarover een debat te houden. Indien er in de tussentijd een sociaal akkoord wordt gesloten, ligt het voor de hand om er een gecombineerd debat van te maken.

Ik stel u voor om de spreektijd per fractie vast te stellen op... Ik zie dat de heer Marijnissen zijn hand opsteekt, dus ik maak er vijf minuten van. Dat vind ik een goed idee.

Daartoe wordt besloten.

De heer Bos (PvdA):

De heer Marijnissen stak twee handen op. Het was een teken van overgave.

De voorzitter:

Het woord is wederom aan de heer Bos, voor zijn tweede verzoek.

De heer Bos (PvdA):

Voorzitter. Reeds meerdere malen heeft mijn fractie het kabinet gevraagd om nu eens duidelijk te maken volgens welke procedure zal worden besloten wie Frits Bolkestein zal opvolgen als vertegenwoordiger van Nederland in de Europese Commissie. Wij zouden het een goede zaak vinden als het een open procedure werd, waarbij verschillende kandidaten zich in de Kamer verantwoorden over hun kandidaatstelling en het parlement daarover open discussieert en een mening ten beste geeft. Wij hebben dat mede gevraagd omdat er op dat moment reeds sprake was van een open sollicitatie van prof. Van der Ploeg. Ik heb toen gevraagd hoe het kabinet daarop zou reageren. Nadat er drie keer is gerappelleerd, heeft het kabinet de Kamer vorige week een brief gestuurd waarin uitgebreid wordt ingegaan op de wijze waarop het kabinet een eventuele kandidaat in Brussel zal voordragen. Het antwoord op onze feitelijke vraag blijft echter beperkt tot één zin, namelijk: het kabinet beslist en de Tweede Kamer wordt geïnformeerd. Dat is precies het type achterkamertjespolitiek waarvan wij hoopten dat daaraan in ieder geval rond deze kwestie een eind zou kunnen worden gemaakt. Het lijkt ons een debat waard met de minister-president om te bezien hoe die procedure alsnog kan worden opengebroken.

De heer Herben (LPF):

Er ligt een motie van LPF en PvdA inzake een transparante kandidaatstelling voor de functie van eurocommissaris, dus wij steunen het verzoek van de heer Bos.

De heer Van der Ham (D66):

Hoe meer openheid, des te beter, dus wij juichen zo'n debat van harte toe.

De voorzitter:

Ik stel voor, aan het verzoek van de heer Bos te voldoen. De brief van de minister-president over de Nederlandse eurocommissaris en over de procedure bij de benoeming van eurocommissarissen in het algemeen zal op de agenda van de Kamer worden gezet in de week na het reces. Ik stel daarbij voor, spreektijden te hanteren van vier minuten per fractie.

Daartoe wordt besloten.

De heer Bos (PvdA):

Het zou mij veel waard zijn, indien het debat met de minister-president nog deze week kon plaatsvinden. Uit uw samenvattende conclusie begrijp ik dat er kennelijk agendaproblemen ten grondslag liggen aan uw voorstel om het debat te doen plaatsvinden na het reces. Als dat onvermijdelijk is, zou ik het op prijs stellen als u de minister-president zou willen verzoeken om tijdens het meireces op dit punt geen onomkeerbare besluiten te nemen, voordat met de Kamer over de procedure is gesproken.

De voorzitter:

Mijn voorstel om dit debat na het reces te houden, heeft inderdaad te maken met de agenda van de minister-president. Hij is vrijwel de gehele week in het buitenland. Daarnaast kunnen wij donderdag eigenlijk alleen 's ochtends vergaderen. Wij moeten 's middags stemmen.

Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet, in het bijzonder naar de minister-president.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Sterk.

Mevrouw Sterk (CDA):

Voorzitter. De minister-president zei aflopen vrijdag na afloop van de ministerraad dat er wellicht een aanpassing van het strafrecht moet plaatsvinden als blijkt dat het niet mogelijk is om het bestuur van de Al Tawheed Moskee stafrechtelijk te vervolgen. Ik wil de regering vragen om hier een nadere toelichting op te geven, liefst in de brief waar de heer Wilders afgelopen donderdag in de regeling van werkzaamheden om heeft gevraagd en die morgen vóór het debat hierover binnen zou moeten zijn.

De voorzitter:

Ik neem aan dat de heer Wilders geen bezwaar heeft tegen een aanvulling op zijn verzoek om informatie.

De heer Wilders (VVD):

Ik heb daar uiteraard geen bezwaar tegen, maar gelet op het verzoek van vorige week zou ik die brief graag vandaag ontvangen.

De voorzitter:

Ik begrijp dat mevrouw Sterk zich daar ook in kan vinden.

Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet, in het bijzonder naar de minister van Justitie, de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie.

Daartoe wordt besloten.

Mevrouw Sterk (CDA):

Ik heb nog een aanvullend verzoek. Het debat over de Al Tawheed Moskee staat op de agenda als interpellatiedebat. Ik wil aan de heer Wilders vragen of hij ermee in kan stemmen om het om te zetten in een spoeddebat.

De voorzitter:

De Kamer heeft ingestemd met het verzoek van de heer Wilders om een interpellatie. Het is inderdaad aan de initiatiefnemer om te bepalen wat de aard van het debat is.

De heer Wilders (VVD):

Ik heb natuurlijk vorige week niet voor niets om een interpellatie gevraagd. Dit is echter een belangrijk onderwerp. Ik kan mij voorstellen dat fracties daar een ruimere spreektijd voor willen hebben. Ik zal mij dus niet verzetten tegen de omzetting in een spoeddebat. Ik hecht er wel aan dat de vijf minuten die voor een eerste termijn van een interpellatie staat, ook de spreektijd wordt in het spoeddebat. Ik zou er moeilijker mee kunnen leven als dit verzoek wordt gehonoreerd en ik vervolgens van vijf minuten spreektijd naar twee of drie minuten zou gaan.

De voorzitter:

Omdat de heer Wilders per saldo toch vijf minuten kwijt is, stel ik u voor om akkoord te gaan met zijn genereuze voorstel in aanvulling op het voorstel van mevrouw Sterk.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Kraneveldt.

Mevrouw Kraneveldt (LPF):

Voorzitter. Ik wil op korte termijn een brief van de minister van Justitie ontvangen met een hernieuwde reactie op de motie op stuk nr. 16 die ik heb ingediend tijdens het debat over huiselijk geweld. De heer Donner heeft namelijk in de brief met zijn reactie op alle moties gereageerd op de eerste versie van mijn motie. De tweede versie was echter ingrijpend gewijzigd. Dat was bekend en toch heeft hij gereageerd op de eerste versie. Ik wil op korte termijn een reactie op mijn motie, zodat wij er komende donderdag over kunnen stemmen.

De voorzitter:

Ik neem aan dat er sprake was van een misverstand bij het departement. U hebt uiteraard recht op een reactie op de correcte motie.

Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet, in het bijzonder naar de minister van Justitie. Daarnaast stel ik voor, hem te verzoeken om een snelle reactie, liefst vandaag of morgenochtend, zodat er aanstaande donderdag over kan worden gestemd. Het zou immers niet goed zijn om die stemmingen weer aanzienlijk uit te stellen.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Kraneveldt, voor haar tweede verzoek.

Mevrouw Kraneveldt (LPF):

Naar aanleiding het debat van afgelopen woensdag over de hbo-fraude en de vermeende betrokkenheid van de minister van OCW daarbij, hebben wij een brief gekregen over de overdracht van een gedeelte van haar ministeriële bevoegdheid aan haar vervanger ad interim. Wij hebben ook antwoorden gekregen op aanvullende vragen van onder anderen de heer Vendrik aan de minister-president. Beide brieven roepen bij ons een aantal vragen op. Daarom verzoek ik om een heropening van het debat. Dat hoeft niet voor het reces. Het kan ook in de eerste week erna.

De heer Van der Vlies (SGP):

Voorzitter. Als een fractie om heropening vraagt, moet je dat zo lang mogelijk respecteren. Ik doe dat bij dezen. Mevrouw Kraneveldt suggereert echter dat het ook na het meireces kan. Gezien de aard van de discussie tussen de Kamer en de minister in kwestie zou ik daartegen bezwaar hebben. Er is sprake van een veronderstelde persoonlijke betrokkenheid, ja dan nee. De minister heeft een concrete en scherpe daad gesteld. Je kunt het daarmee eens zijn of niet, maar ik vind wel dat zij recht heeft op een uitspraak van de Kamer daarover, juist gelet op het persoonlijke aspect. Ik pleit er sterk voor om het zover te brengen dat wij het nog deze week kunnen afronden.

De voorzitter:

Ik ben het eens met de heer Van der Vlies. Indien men het wenst, kan gezien de huidige agenda donderdagochtend a.s. een korte heropening plaatsvinden.

Mevrouw Joldersma (CDA):

Ik steun het verzoek van de heer Van der Vlies. Wij hebben geen bezwaar tegen heropening. De brief ligt er met het besluit van het kabinet ligt er al.

De heer Balemans (VVD):

Ik steun onverkort het verzoek van mevrouw Kraneveldt. Het gaat niet om iets kleins. Het gaat om de overdracht van de ministeriële verantwoordelijkheid. Ik vind dat wij dat zorgvuldig moeten bespreken. Het is belangrijk dat dit is afgehandeld voor de behandeling van het rapport-Schutte. Het rapport-Schutte staat echter niet voor deze week op de agenda. In dat opzicht is er dus geen strikte noodzaak. Ik heb er behoefte aan om als Tweede Kamer dit proces zorgvuldig te doorlopen.

Mevrouw Lambrechts (D66):

Ik wil ook graag een heropening en het debat voeren.

De heer Tichelaar (PvdA):

Mijn fractie steunt ook het verzoek van de LPF.

Mevrouw Kraneveldt (LPF):

De heer Balemans heeft al gezegd wat ik als antwoord op het bezwaar van de heer Van der Vlies zou willen geven. Juist omdat het staatsrechtelijk heel bijzonder is, vinden wij het nodig om ons zorgvuldig voor te bereiden. Wij willen het debat graag na het reces voeren.

De voorzitter:

Ik stel voor, aan het verzoek van mevrouw Kraneveldt tot heropening te voldoen. Gezien de argumentatie van de heer Van der Vlies lijkt het me goed, zeker nu het in de agenda mogelijk is, dat deze week te doen. Het hangt uiteraard wel af van de agenda van de minister. Ik stel voor, indien het mogelijk is, deze korte heropening donderdagochtend te doen plaatsvinden met spreektijden van twee minuten per fractie.

Ik stel voorts voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet, in het bijzonder naar de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

Overeenkomstig de voorstellen van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Dittrich.

De heer Dittrich (D66):

Voorzitter. Het gaat over het debat van woensdagavond, dat inmiddels een spoeddebat is geworden. Minister De Graaf van Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties heeft al meermalen aangegeven, bezig te zijn met een notitie over de botsing van grondrechten, de botsing tussen de vrijheid van godsdienst en de vrijheid van meningsuiting. Ik vind het belangrijk om hem bij dat debat te betrekken. Mijn verzoek is of hij morgenavond naast de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de minister van Justitie aanwezig kan zijn.

De voorzitter:

Naar mij blijkt, bestaat er geen bezwaar tegen dit verzoek. Wij zullen minister De Graaf uitnodigen.

Het woord is aan mevrouw Gerkens.

Mevrouw Gerkens (SP):

Voorzitter. Ik verzoek u de beraadslaging over de Wet basisvoorziening kinderopvang te heropenen en wel om de volgende reden. Ten eerste zijn er na afloop van de tweede termijn nieuwe amendementen ingediend en ik wil graag een reactie van de minister op die amendementen. Ten tweede is er nieuwe informatie van met name GGD Nederland over de controle. Ook daarover wil ik de opvatting van de minister horen en mogelijkerwijs een motie indienen.

De voorzitter:

Ik stel voor om aan het verzoek tot heropening van de beraadslaging over de Wet basisvoorziening kinderopvang te voldoen. Als de Kamer hiermee instemt, wil dat zeggen dat wij vandaag niet stemmen over de punten 14 en 15 van de agenda. Verder stel ik voor, bij de korte heropening spreektijden te laten gelden van maximaal twee minuten per fractie en deze heropening te laten plaatsvinden hetzij vanavond na het debat over de wetsvoorstellen die Walvis worden genoemd, hetzij morgen in de loop van de middag, ook weer na de behandeling van diezelfde wetsvoorstellen.

Mevrouw Kraneveldt (LPF):

Voorzitter. Ik kan mij goed verenigen met het verzoek van mevrouw Gerkens. Wel vraag ik u vriendelijk deze heropening morgen te houden en niet vanavond.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Voorzitter. Ik ondersteun ook het verzoek van mevrouw Gerkens, maar eveneens het verzoek van mevrouw Kraneveldt om de heropening morgenmiddag te houden. Dan kunnen wij de amendementen nog even goed bekijken.

De voorzitter:

Dan stel ik voor de heropening morgen aan het eind van de middag te houden. Ik zeg er wel bij: onder voorbehoud van de agenda van de minister. Aan het knikken van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid merk ik dat hij morgenmiddag aanwezig zal zijn. Ik meen dat het niet nodig is om staatssecretaris Wijn voor deze heropening uit te nodigen.

Overeenkomstig het voorstel van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:

Ik heb bij het vorige onderwerp verzuimd te zeggen dat de punten 3 en 7 van de agenda van vandaag zijn afgevoerd.

Het woord is aan mevrouw Karimi.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Voorzitter. Ik verzoek u, het verslag van het algemeen overleg van vorige week donderdag ter voorbereiding van de RAZEB op de agenda voor de plenaire vergadering te zetten, het liefst op de agenda voor deze week.

De voorzitter:

Ik stel voor om aan dit verzoek te voldoen en de beraadslaging over het verslag van het algemeen overleg deze week te houden. Ik merk op dat wij deze week het zogenaamde kerstregime gaan toepassen. Bij de VAO's zal alleen gelegenheid zijn voor het indienen van moties, het geven van een korte toelichting en het stellen van een korte vraag. Op die manier duurt een VAO nooit langer dan een kwartier.

Overeenkomstig het voorstel van de voorzitter wordt besloten.

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

Voorzitter. Aanstaande donderdag wordt de tweede termijn gehouden van een AO over de financiering van de bijzondere bijstand en de korting daarop. Mijn fractie sluit niet uit dat wij meteen na dat overleg het verslag op de agenda voor de plenaire vergadering willen laten zetten. Ik weet dat u mij op dit punt geen toezegging kunt doen, maar het leek mij plezierig hiervan alvast melding te maken.

De voorzitter:

Wordt dat AO 's ochtends gehouden?

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

Ja, het wordt gehouden tussen 11.00 uur en 13.00 uur.

De voorzitter:

Dank voor de vooraankondiging.

Het woord is aan mevrouw Bussemaker.

Mevrouw Bussemaker (PvdA):

Voorzitter. Op dezelfde ochtend, maar dan van 09.30 uur tot 11.00 uur wordt de tweede termijn gehouden van een algemeen overleg over de WAO, de hoofdlijnen van het nieuwe kabinetsvoorstel. De eerste termijn van dat debat heeft op 1 april plaatsgevonden. Ik kan mij voorstellen dat mijn fractie naar aanleiding van dat overleg een aantal moties wil indienen. Ik vraag u daarmee rekening te houden bij het vaststellen van de agenda voor de plenaire vergadering voor donderdag.

De voorzitter:

Tegen u zeg ik wat ik tegen mevrouw Noorman heb gezegd. Dank voor de vooraankondiging en wellicht komt het punt terug bij de afhandeling van de agenda voor deze week. Gelet op alle verzoeken sluit ik niet uit dat wij donderdag tijdens de plenaire vergadering eventueel geen pauze zullen houden voor de lunch. Ik kijk maar meteen even naar de medewerkers van de Stenografische dienst. Het enkele Kamerlid dat het debat dan niet volgt, kan dan even snel een boterhammetje gaan eten.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven