Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2003-2004 | nr. 37, pagina 2650-2681 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2003-2004 | nr. 37, pagina 2650-2681 |
Aan de orde is de behandeling van:
het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (V) voor het jaar 2004 (29200 V)
,
- arbij tevens aan de orde zijn:
- de motie-Ferrier c.s. over een stapsgewijze verhoging van uitgaven voor ontwikkelingssamenwerking via het bilaterale kanaal (29234, nr. 4);
- de motie-Ferrier c.s. over een stappenplan ter verwezenlijking van de doelstellingen van "ondernemen tegen armoede" (29234, nr. 5);
- de motie-Ferrier c.s. over de ontwikkeling van beleidsvoorstellen om het conflict in Colombia in zijn regionale context aan te pakken (29234, nr. 6);
- de motie-Fierens c.s. over het opstellen van een grensoverschrijdende notitie voor Colombia (29234, nr. 7);
- de motie-Herben/Hirsi Ali over structurele samenwerking tussen de ministeries van Buitenlandse Zaken/Ontwikkelingssamenwerking en van Defensie inzake het stabiliteitsfonds (29234, nr. 9);
- de motie-Herben over limieten aan duur en budget per land in het kader van de bilaterale hulp (29234, nr. 10);
- de motie-Karimi c.s. over het afvoeren van Cuba van de bedrijfslevenlijst (29234, nr. 11);
- de motie-Karimi c.s. over het terugdraaien van de stopzetting van de Nederlandse bijdrage aan UNIFEM (29234, nr. 13);
- de motie-Karimi/Van Bommel over een actieve Nederlandse lobby jegens het Vaticaan inzake de hiv/aidsaanpak (29234, nr. 14);
- de motie-Van der Staaij/Huizinga-Heringa over een SER-advies over de inzet van het bedrijfsleven in ontwikkelingssamenwerking (29234, nr. 16).
De algemene beraadslaging wordt geopend.
De heer Koenders (PvdA):
Voorzitter. Nederland is goed de weg kwijt in de internationale politiek. Nu alle traditionele bakens van ons buitenlands beleid ineens weg lijken te zijn, weet het kabinet zich geen raad. Dat is al enige tijd zo. De seinposten van de VN, de EU en tot op zekere hoogte de NAVO zijn de oude niet meer. Er was en is eigenlijk nog steeds gapende verdeeldheid tussen landen als gevolg van het diep insnijdend conflict in Irak. Organisaties worden fors uitgebreid met nieuwe landen en de machtspositie van Nederland daarbinnen blijft voorlopig erg ongewis en wordt in elk geval niet groter. Nederland voelt zich intern onzeker en heeft internationaal veel te weinig richting en initiatief, juist nu het erop aankomt. Onze trouwe bondgenoot Amerika is niet alleen onder Bush veranderd met zijn beleid van directe en forse machtspolitiek, er zijn dieperliggende veranderingen overzee die een complete herijking van de transatlantische betrekkingen broodnodig maken.
Die fundamentele veranderingen heeft het kabinet-Balkenende tot nu toe onderschat en al gauw en onterecht als anti-Amerikanisme afgedaan. Dan zijn er de instituties die zo belangrijk zijn voor een klein land zoals Nederland; dezelfde instituties die het nu net laten afweten als het moeilijk wordt. De onzekerheid en de begrijpelijke angst bij onze burgers overheerst, dat de grotere en machtige landen het onderling wel even zullen regelen. Als Europa niet aan het Nederlandse beeld voldoet – wij wisten het toch zo goed? – staan wij veelal bedremmeld als Calimero te kijken waar juist strategie, tactiek en kracht vereist zijn. Nederland staat steeds vaker alleen in Europa en in de wereld, zo becommentarieerde de hoofdredactie van de NRC gisteren terecht.
Er is iets vreemds en heel zorgelijks aan de hand met de Nederlandse buitenlandse politiek. Noch de internationale en tamelijk principiële verdeeldheid over Irak, noch de onduidelijkheid over waar onze veiligheidspolitieke prioriteiten liggen, noch de vraag of die meer effectief zijn in de strijd tegen het terrorisme dan het traditionele militaire middel alleen en noch de angst dat verdieping van de o zo noodzakelijke Europese samenwerking de uitbreiding bij lange na niet bijbeent en Europa sociaal en economisch verlamt, hebben bij de Nederlandse regering geleid tot herbezinning of duidelijke prioriteitsstelling. De memorie van toelichting op de begroting van Buitenlandse Zaken voor 2004 ademt de geur van gezapigheid en naar binnen gekeerdheid, in plaats van dat er een fundamentele analyse wordt gegeven van wat er om ons heen verandert en wat dat voor ons land en onze burgers betekent. Business as usual na een jaar Bagdad, Casablanca, Istanboel, maar ook Porto Allegre, Cancún en inmiddels Brussel, is onverantwoord. Achter de waterlinie worden door dit kabinet echter nauwelijks consequenties getrokken.
In de volgende jaren zal het in de wereld gaan om de keuze tussen effectief multilateralisme en unilateralisme, om macht versus recht en om universele mensenrechten versus een botsing der culturen. In Den Haag is ondanks de grote woorden van premier Balkenende niets van dat waardendebat over deze essentiële zaken te bespeuren. Alsof het over niets gaat. Natuurlijk zullen de grote vragen zich moeten vertalen in concrete operationele politieke vragen over de macht van Nederland, maar de concrete antwoorden in de begroting van Buitenlandse Zaken zijn in diepe nevelen en beleidsformules gehuld. De kool en de geit worden vooral erg gespaard.
Ik noem enkele essentiële punten. Wat wil Nederland eigenlijk nog met de VN en wat verwachten wij echt van multilateralisme en effectieve samenwerking tussen landen om de concrete problemen van onze burgers op te lossen nu landen meer hun eigen weg gaan? Hoe willen wij een herhaling middels een conflict met Noord-Korea en Iran helpen voorkomen? Veel burgers zijn daar bang voor. Hoe gaat een land als Nederland om met het credo van Rumsfeld "de missie creëert de alliantie"? Dat is eigenlijk de doodsteek voor het belang dat Nederland hecht aan instituties, adequate parlementaire controle en internationale oplossingen voor de problemen van falende staten, terrorisme, aids en onderontwikkeling. Waarom is Nederland niet fel van leer getrokken toen dit denken werd geuit? Hoe wil Nederland nu, nota bene als het land van Hugo de Groot, recht en macht weer helpen verbinden? Heeft juist de gebrekkige voortgang bij de opbouw van de vrede in Irak, ondanks de fantastische arrestatie van de wrede tiran, niet laten zien dat legitimiteit en internationalisering voorwaarden zijn voor effectiviteit, met andere woorden dat de discussies over de VN en de legitimiteit juist hard, keihard nodig zijn om resultaten te boeken en dat dit instrument dus nooit opportunistisch terzijde mag worden geschoven?
Ik heb geen concrete en actieve Nederlandse voorstellen of posities gezien, ondanks de brief van gistermiddag, over de hervormingen van de VN ergens in 2005, als ik het goed begrijp. Juist nu is er de kans om na het stof van Irak alles te proberen om Europa en de VS weer te binden aan het internationale pad. Maar waar staat Nederland? Wat doen wij daaraan, zo vraag ik het kabinet? Zetten wij ons in voor een gemengd tribunaal van nationale en internationale rechters voor de berechting van Saddam Hoessein? Doen wij voorstellen om Irak sneller te internationaliseren en de VN weer hun broodnodige rol te geven?
In het verlengde daarvan, en misschien nog wel belangrijker: wat wil Nederland, wat wil Europa, wat willen wij in Europa met de noodzakelijke hervormingen in het Midden-Oosten, die juist voor Europa, zowel binnen onze samenleving als daarbuiten, van ongelooflijk groot belang zijn? Wanneer geven wij nu eindelijk eens de doodsteek aan het volstrekt verkokerde Barcelona-proces? Durven wij wel echt iets effectiefs daarvoor in de plaats te zetten en als het erop aankomt, iets te zeggen over politieke en vrouwenrechten in Saoedi-Arabië en in Noord-Afrika, zonder te vervallen in de innerlijke tegenstrijdigheid van de liberale Jihad en voor je het weet de botsing der beschavingen van de VVD? Durven wij echt de wapenexport aan repressieve landen zoals Saoedi-Arabië te stoppen? Nederland zal er veel meer aan moeten bijdragen dat de huidige verharding van de wereldverhoudingen – wie niet voor is, is tegen mij – conflicten tussen culturen niet uitlokt. Het gaat er juist om, de conflicten binnen culturen te laten uitmonden in een keuze voor mensenrechten en democratie. Daar heeft de Iranese Sjirrin Ebadi de Nobelprijs voor de Vrede voor gekregen. Haar strijd is niet gemakkelijk, maar ook niet onmogelijk. Het gaat erom of zij echt actief wordt ondersteund en welke prioriteiten je stelt. Wanneer wordt nu eens door dit kabinet uitgesproken dat het Midden-Oostenproces en de Roadmap echt doodlopende wegen zijn, die de gehele regio blijven gijzelen als Europa niet krachtdadiger optreedt in het kwartet? Het moet zijn nek durven uitsteken ten opzichte van elke partij, dus ook Israël, als niet wordt meegewerkt met het vredesproces, het einde van terrorisme, de bezetting en de bouw van de muur. Ook op dit punt graag helderheid van het kabinet, nu ook hier de coalitie de regering nauwelijks ruimte geeft. Minister De Hoop Scheffer wilde zelfs niet in Genève vertegenwoordigd zijn bij de ondertekening van het Rabbo/Beilin-akkoord, omdat Israël daartegen was. Hoe lang duurt het tot minister Bot deze mensen een directe uitnodiging stuurt? Grote ideeën vereisen nu eenmaal concrete actie, dus niet ergens in 2005 of in de verre toekomst van het toeval.
Maar dat is nog niet alles. Ook ten aanzien van andere fundamentele onderwerpen laat de Nederlandse regering de Nederlandse burger in het ongewisse. Waar ligt voor ons, voor Nederland, het evenwicht tussen obsessie en naïviteit, als het om terrorismebestrijding gaat? Die cruciale vraag vereist een serieus debat en een serieuze beantwoording door de nieuwe minister van Buitenlandse Zaken in dit debat. Terrorisme is levensgevaarlijk en kan wat ons betreft alleen internationaal opgelost worden, in brede coalities, met de erkenning dat er nu eenmaal geen snelle en mediagenieke oplossingen zijn. De klassieke oorlogsvoering is maar betrekkelijk effectief, als niet ook naar financiën en oorzaken van terrorisme wordt gekeken, en daarvoor zijn nu juist multilateralisme en internationale samenwerking onontbeerlijke voorwaarden. Voor je het weet, is juist weer een nieuw front en doel voor terrorisme geopend: Afghanistan uit, Irak in. Wie mensenrechten voor terrorismebestrijding opoffert, en dat gebeurt elke dag, zal van een koude kermis thuiskomen. Belangrijk in de beantwoording zal voor ons zijn wat dit concreet betekent voor de omgang met landen zoals Rusland in relatie tot Tsjetsjenië, dat nog steeds met de rituele mantel van verklaringen wordt bedekt. Ik noem de landen in de Kaukasus. Hoe geven wij ons relatie met Rusland vorm, nu Georgië opnieuw in de problemen komt? Waar ligt dan eigenlijk het nieuwe partnerschap met Rusland?
De kritiek geldt net zo goed onszelf en onze bondgenoten. Wat vindt minister Bot nu van minister Donner, die nota bene in een interview voor het blad van Amnesty International zegt dat Guantanamo Bay een uiting is van westers denken? Is minister Bot het daar echt mee eens? Dit kan en mag toch geen Nederlands kabinetsstandpunt zijn?
Dichterbij huis, bij Nederland, maar ook weer ver weg, namelijk als het om de uitzending van onze Nederlandse mannen en vrouwen bij vredesoperaties gaat, stapelen de vragen zich ook op. Ook in dit opzicht ontbeert het kabinet enig kompas of richtingsgevoel. Welke prioriteiten kiest de Nederlandse regering als wij keuzes maken voor de lokaties van vredesoperaties? Volgen wij Washington of de VN? Hoe verhoudt zich dit tot Europa? Waarom was onze regering tot voor kort tegen de uitbreiding van het mandaat in Afghanistan, juist toen dat land opnieuw werd verlaten en weer een falende staat dreigde te worden? Waarom is zij er nu, na een uitstapje Liberia, er ineens weer voor? Door wie laten wij ons leiden?
Nederland moet erop aandringen dat niet aan interventies wordt begonnen zonder dat voor de nasleep en opbouw verantwoordelijkheid wordt genomen. Dat is toch wel een van de wrange lessen van Irak. Een kabinetsnotitie over de Nederlandse prioriteiten bij vredesoperaties zou naar de mening van mijn fractie eindelijk duidelijkheid moeten verschaffen. Inmiddels is Nederland dat zeker actief bijdraagt aan vredesoperaties steeds verder gezakt in de ranglijst van landen die directe VN-operaties steunen. Hoe heeft het zover kunnen komen?
Dat brengt mij op de kernvraag van de Europese veiligheid. Wil Nederland Europa nu echt zien als een mogelijke veiligheidspolitieke eenheid met Europese prioriteitstelling over dit soort zaken of denkt de regering heimelijk dat het nooit wat wordt met Europa en houden wij de illusie vol dat wij in Washington wel wat invloed kunnen blijven kopen?
De fractie van de Partij van de Arbeid is ervan overtuigd dat een forse veiligheidspolitieke identiteit van Europa de kans op behoud van een herijkte transatlantische relatie juist vergroot en niet verkleint, dat Europa zich op dit punt niet moet verdelen of laten verdelen door de regering-Bush en dat de toekomst van de NAVO juist verzekerd wordt als Europa met een stem spreekt. Juist nu de Amerikanen de risico's van overstretch of hypermacht zien en de Europeanen na Kosovo en Irak wakker zijn geschrokken van de risico's in de wereld en de gevaren van eenzijdig optreden, komen de NAVO en de EU eindelijk weer een beetje in beeld. Daar zit de dynamiek die Nederland veel meer zou moeten versterken. Weg met het Euro-defaitisme over de buitenlandse politiek, zouden wij willen zeggen. Nederland, sluit u aan bij de voorhoede. Frankrijk is niet meer staatsvijand nr. 1 voor Nederland, zeker nu het aansluiting zoekt bij de NAVO.
Laten wij eens wat voorstellen doen. Waarom zou de nieuwe Europese minister van Buitenlandse Zaken geen voorstellen kunnen doen waarover bij meerderheid wordt beslist? Laten wij niet spastisch doen over een autonome planningscapaciteit. Tervuren is dood. De vraag is hoe de grote landen de nieuwe voorstellen van de drie zullen uitwerken. Voor ons geldt: niet minder Amerika, maar meer Europa.
Ik heb een viertal principiële vragen aan de orde gesteld waarover de memorie van toelichting naar onze mening te vaag is. De regering schijnt het allemaal nog niet te weten, de burgers kunnen het niet volgen en het buitenland is in verwarring. De reactie op de turbulente wereld om ons heen is er in het tijdperk Balkenende volgens ons te veel een van angst en luiken dicht in plaats van kansen grijpen, werkende coalities smeden en resultaten boeken. Het buitenland is vooral risico, weinig kans, zo krijgen onze burgers te horen. Wie angst zaait, kan later storm oogsten. Alsof niet juist onze werkgelegenheid gebaat is bij uitbreiding en juist een groter Europa gezamenlijk meer kan doen aan zaken als milieubeleid, een sociaal Europa, maar ook aan illegale immigratie, aan de gewone problemen van onze burgers in de steden. Of wij exporteren stabiliteit, of wij importeren instabiliteit. Ook dat is de snel vergeten les van 11 september.
Om die reden hamerde de Partij van de Arbeid in het verleden juist op nieuwe strategische allianties in Oost-Europa, waardoor wij in landen als Polen en Roemenië een voorsprong hadden. Daarom streefden wij naar een echt gezamenlijk asielbeleid in Tampere. Die tijd lijkt voorbij. De high level group, door Nederland opgezet om migratieontwikkeling en buitenlands beleid te koppelen, is door dit kabinet een zachte dood gestorven. Onbegrijpelijk. Wij willen weten waarom en wij pleiten voor een spoedig herstel. Waarom is de samenwerking met ION, UNHCR en de terugkerende Nederlandse asielzoekers naar Afghanistan zo dramatisch mislukt? Waarom is het kabinetsbeleid op dit punt nog steeds zo verkokerd? Er wordt door dit kabinet stoer gesproken over uitzetting en opvang in de regio. Tegelijkertijd worden de smeekbeden van oud-CDA-premier Lubbers om die opvang te verbeteren beantwoord met een njet. Op de UNHCR wordt door dit kabinet nota bene bezuinigd. Ook dat wil de fractie van de PvdA herstellen. Wij hebben daartoe een amendement ingediend.
Minister Bot staat op deze Europese punten voor een gigantische opgave. Hij weet dat als geen ander. Wie vooraan loopt, bepaalt mee. Natuurlijk moet Nederland in Europa niet met zich laten sollen. Daarom juist. Wie wacht tot de grote landen het eens worden, bijvoorbeeld over de Europese veiligheid, kan misschien nog meedoen in de bijwagen, maar stuurt niet meer mee. Irak heeft geleerd dat juist de groten het oneens kunnen zijn en dat wij daarom vroegtijdig moeten opereren. Irak heeft geleerd dat de groten het oneens kunnen zijn, zodat wij vroegtijdig moeten opereren. Iran heeft laten zien dat het ook anders kan lopen. De profilering van de groten is een "fact of life", zeker nu de Unie zich uitbreidt met zoveel, vooral kleine landen. Sneller en strategischer opereren is dan gewenst, nu het machtsdebat in Europa fors wordt uitgespeeld. Minister Bot zal zich aan het hoofd moeten stellen van een beweeglijke diplomatie, die zich inzet op wisselende coalities zonder Brussel daarbij uit het oog te verliezen.
Duitsland en Frankrijk hebben steeds meer derde landen nodig om niet in elkaars armen te worden gedreven. Dat kan en moet Nederland aangelegen zijn, gezien ons verlicht eigenbelang. De samenwerking tussen Frankrijk en Duitsland dreigt minder een motor en avant-garde te zijn dan vroeger; het is nu meer een rem. Nederland moet daarop inspelen, ten behoeve van Europese integratie op terreinen als milieu en werkgelegenheid.
In het binnenland is een dieperliggende consensus tussen de coalitiepartijen over Europa zoek, wat de regering buitenslands ernstig in haar mogelijkheden beperkt. De gebrekkige binnenlandse consensus over onze veiligheidspolitieke prioriteiten en de waarde van de steeds beter functionerende en effectieve ontwikkelingssamenwerking, beperkt onze internationale slagkracht en mondiale naam.
De VVD-fractie speelt met het dualisme, maar dat is een keer voorbij. Premier Balkenende zal zich binnenslands en buitenslands met meer gezag moeten uitspreken over deze kwesties, wil Nederland goed voorbereid zijn op het aanstaande voorzitterschap. Waar gaat Nederland, waar gaat deze minister Bot heen? Het kabinet kan nog een herkansing krijgen met een nieuwe minister. Volgt hij de memorie van toelichting blind – ik kan mij dat niet voorstellen – of zet hij nieuwe lijnen uit?
Ter afsluiting wil ik een aantal korte voorstellen doen. Allereerst kom ik bij de Verenigde Naties. Kofi Annan heeft duidelijk naar voren gebracht dat wij voor een cruciaal moment staan. In Irak is duidelijk geworden dat legitimiteit leidt tot sterkte, waarvoor samenwerking nodig is. Preventieve verdediging is alleen mogelijk indien die internationaal-rechtelijk wordt gesteund. Nederland zou zich in dat verband veel meer moeten roeren. Daarnaast moet het meer een pleitbezorger zijn van internationale wapenbeheersing. De Amerikanen zien daar niets meer in; zij ontwikkelen minikernwapens. Waarom is de regering stil daarover? Waarom steunen wij El Baradei niet bij het multilateraliseren van de nucleaire installaties?
In het kader van het mensenrechtenbeleid zijn een aantal punten aan de orde. Er zou een echt partnership met het Midden-Oosten moeten komen, waarbij wij kritisch moeten durven zijn over landen als Tunesië en Syrië. Verder zou er met Marokko een nieuw verdrag kunnen worden gesloten om de rechten van vrouwen die hier zijn gehuwd, te versterken. Als laatste punt noem ik het drugsbeleid. Ik hoop dat de Nederlandse regering met gelijkgezinden een actief drugsbeleid wil voeren. Dat is nodig omdat juist de grote problemen in de wereld in dat kader worden versterkt. Durft de regering in eigen kring Italië aan te spreken? Dit land in de Europese Unie wordt door de OVSE ernstig bekritiseerd inzake het mediabeleid.
Het Stabiliteitsfonds is iets nieuws, wat misschien goed kan uitwerken. Het hangt ervan af of Buitenlandse Zaken en Ontwikkelingssamenwerking nu eindelijk eens goed gaan samenwerken. In het vorig kabinet hadden wij Jaap en Agnes. Laten wij hopen dat Ben en Agnes nu daadwerkelijk iets gaan doen, bijvoorbeeld in het kader van het kritische rapport over Rwanda en de situatie in Soedan. Wordt Afrika vergeten?
Al onze buitenlandse activiteiten, of het nu gaat over geld of troepen, hangen af van het draagvlak. In tijden van onzekerheid wordt het buitenlandrisico meer een kans. Rekeningen worden nauwgezet opgemaakt. De NOS bezuinigt op de buitenlandcorrespondenten. "Nederland let op uw zaak" is een goed devies nu de machtsverhoudingen in Europa en daarbuiten zich snel wijzigen en de globalisering voor veel burgers ongrijpbaar wordt. Dit betekent ook een opdracht voor het ministerie van Buitenlandse Zaken: meer uitwisselingen, debatten, hearings en daadwerkelijke steun, zoals bij het euroreferendum. Het gaat echter ook om richting geven en politiek leiderschap op de grote vragen van deze tijd. Aan burgers moet duidelijk worden gemaakt dat internationale samenwerking voor hen loont: het gaat om hun werk, hun veiligheid en hun schone lucht. Die richting is door dit kabinet nog niet gegeven. De vraag is of minister Bot in de herkansing van dit kabinet wel gaat slagen.
De heer Dittrich (D66):
Ik hoorde u iets zeggen over het internationale drugsbeleid. U hebt gevraagd wat het kabinet met dit beleid gaat doen, maar wat vindt de PvdA-fractie? Vindt de PvdA-fractie dat er gestreefd moet worden naar het legaliseren van harddrugs om op die manier de "war on drugs" tegen te gaan en allerlei verstoppingen in justitiële apparaten in het Westen en Nederland te voorkomen?
De heer Koenders (PvdA):
Ik denk dat die strijd op twee fronten gestreden moet worden. Ik ben met u in Colombia geweest en daar hebben wij gezien hoe het grote drugsprobleem heeft geleid tot enorme spanningen en gewelddadigheden. Dat is één kant van de zaak. De andere kant van de zaak is dat consumerende en producerende landen een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid hebben. Ik zou dus willen dat het kabinet op twee fronten actief is. Het gaat enerzijds om de producerende landen. Onze woordvoerder voor ontwikkelingssamenwerking zal hiertoe ook een aantal voorstellen propageren. Dit betreft bijvoorbeeld een conflictbeleidskader voor landen als Colombia. Wat de consumerende kant betreft, is het belangrijk dat Nederland zich niets gelegen laat liggen aan het buitengewoon conservatieve beleid dat bijvoorbeeld in Duitsland wordt gevoerd. Als minister Schily ons land ringeloort, moeten wij veel actievere diplomatie voeren. Nederland moet bovendien ouderwetse verdragen tegen het licht houden. Ik denk dat het op dit moment een stap te vroeg is voor legalisering, maar ik denk dat er een grote verantwoordelijkheid ligt bij de consumerende landen.
De heer Dittrich (D66):
Het klopt dat ik u hoor zeggen dat de PvdA-fractie het een stap te vroeg vindt om te streven naar legalisering van harddrugs?
De heer Koenders (PvdA):
Dat hoort u mij helemaal niet zeggen. U hoort mij alleen zeggen dat de minister van Buitenlandse Zaken het Nederlandse drugsbeleid uit moet kunnen dragen, actief moet kunnen verdedigen en tegen tegenstand moet kunnen beschermen. Het gaat er nu tenslotte om wat de minister van Buitenlandse Zaken kan. Ik heb het niet over de minister van Volksgezondheid. Wij vragen de Nederlandse regering veel actiever te zijn dan minister De Hoop Scheffer was.
De heer Dittrich (D66):
Voorzitter. Ik krijg geen antwoord op een vrij simpele vraag. Vindt de PvdA-fractie dat er gestreefd moet worden naar het legaliseren van harddrugs?
De heer Koenders (PvdA):
Wij zijn niet voor de complete legalisering van harddrugs. Dat weet u, want dat standpunt is bekend.
De voorzitter:
Ik doe even alsof de heer Koenders niet heeft gesproken, want dan kan ik een verzuim goedmaken. Ik doe alsof wij aan het begin staan van de begrotingsbehandeling, zodat ik de minister van Buitenlandse Zaken hartelijk welkom kan heten tijdens zijn eerste plenaire debat in de Tweede Kamer. En overigens heeft de heer Koenders wel gesproken.
Het woord is aan mevrouw Tjon-A-Ten, die haar maidenspeech zal houden.
Mevrouw Tjon-A-Ten (PvdA):
Voorzitter. Tijdens een van mijn reizen ontmoette ik de elfjarige Richard. Richard woonde met zijn moeder en vier zusters in een sloppenwijk. 's Morgens vroeg en 's middags na school verkocht hij kranten. Hij zat op een school waar arme kinderen met hulp van een buitenlandse donor onderwijs kregen. Hij wilde dokter worden. Jaren later ontmoette ik Richard weer, intussen dokter met een bloeiende praktijk. Richard staat symbool voor miljoenen mensen in de wereld. Zijn droom kon hij verwezenlijken door doorzettingsvermogen, een voorwaardenscheppende onderwijsomgeving, gekwalificeerde leerkrachten en buitenlandse hulp.
De discussie over de effectiviteit en doelmatigheid van hulp wordt al decennialang in dit huis gevoerd. Hulp, handel, kapitaaloverdracht en goed bestuur en beleid zijn de gecombineerde ingrediënten voor de succesvolle bevrijding van veel mensen uit onderontwikkeling en armoede. Politieke en maatschappelijke inzichten hebben ertoe bijgedragen dat zowel het ontwikkelingsdebat als het ontwikkelingsbeleid emancipeerden. Hulp helpt niet als er geen doordacht sociaal-economisch beleid is of als er sprake is van slecht bestuur. Hulp helpt evenmin als de mensen om wie het gaat niet betrokken zijn en er geen draagvlak is. Hulp helpt zeker niet als het gaat om verkapt exportbeleid of als het steun geeft aan autoritaire regimes. Hulp helpt wel wanneer in ontvangende landen wordt voldaan aan financiële voorwaarden, maar ook aan goed bestuur en beleid, medeverantwoordelijkheid, draagvlak en samenwerking.
Suggesties dat ontwikkelingshulp per saldo niet effectief is, deelt mijn fractie niet. Objectief aantoonbaar is dat meer mensen in ontwikkelingslanden een menswaardig bestaan leiden. De Wereldbank heeft aangetoond hoe dit zich verhoudt tot de effecten van ontwikkelingssamenwerking. Nu de consensus en de beloften van effectieve ontwikkelingssamenwerking groot zijn, is het onverantwoord als Nederland afhaakt, zoals de VVD-fractie wil. De PvdA-fractie steunt de in VN-verband geformuleerde millenniumontwikkelingsdoelen, gebruikt door de minister als richtsnoer bij armoedebestrijding. Het doet ons genoegen dat reproductieve gezondheidszorg en hiv/aids, een ziekte die hand in hand met tbc en malaria gaat, als beleidsprioriteit zijn gekozen. Applaus voor de minister die zich in de strijd tegen hiv/aids kritisch heeft uitgelaten over de opvattingen van het Vaticaan. Minder gerust zijn wij over het Nederlands-Amerikaanse samenwerkingsplan inzake reproductieve gezondheidszorg, hoewel de minister zegt dat Nederland hierin zijn eigen weg gaat. Is het niet dieptriest dat verkrachte vrouwen niet terecht kunnen bij hulpverleningsinstellingen omdat de VS steun onthouden aan de regeringen die een liberaal beleid voeren ten aanzien van voorlichting over seksualiteit, condoomgebruik en abortus? De fractie van de PvdA is tevreden dat de minister ernst maakt met aidsbestrijding en op grond van de motie-Koenders/Terpstra een bedrag van 270 mln reserveert. Wij vinden het alleen jammer dat de minister zo heeft geaarzeld om het amendement-Fierens/Terpstra, gericht op de verdubbeling van UNAIDS, het aidsprogramma van de VN, reeds dit jaar uit te voeren.
Aids bedreigt de ontwikkelingskansen van veel landen, in het bijzonder in Afrika en Azië. Keuzes die nu gemaakt worden, hebben directe invloed op de effecten van hulp. Nu is het de tijd voor onorthodoxe maatregelen. Nu zijn politiek leiderschap en politieke wil nodig om vooruitgang te helpen. Volgens de fractie van de PvdA kan de minister dat ten eerste doen door het opstellen van een realistisch, gedurfd en goed gecoördineerd actieplan, in het bijzonder voor de partnerlanden en de gekozen regio's. Ten tweede werk kan zij dat doen door werk te maken van coherentie tussen hiv/aidsbestrijding, inclusief tbc en malaria, en diverse beleidssectoren als gezondheidszorg, onderwijs, milieu en de ondersteuning van lokaal bedrijfsleven. Ten derde kan dit door in de opzet en uitvoering van dit actieplan aan ambassades de adequate middelen te verschaffen om in samenspraak met lokale overheden en andere belangrijke actoren een rol te spelen bij het ontwikkelen van concrete activiteiten zoals gratis verstrekking van aidsmedicijnen, vooral in de meest bedreigde, rurale gebieden. Ambassades moeten ook controle uitvoeren op effectieve besteding van middelen. Verder willen wij in de opzet en de uitvoering van dit actieplan expliciete integratie en benoeming voor de kwetsbare groepen, in het bijzonder kinderen en mensen met een handicap of functiebeperking en hun ouders of verzorgers, zodat er een op deze groepen afgestemd hiv/aidsbeleid kan worden ontwikkeld. Tot slot vragen wij om onderzoek in het kader van het actieplan te doen naar en steun te geven aan innovatieve preventiemiddelen en behandelmethoden.
De minister zegt dat Nederland altijd zal klaarstaan bij humanitaire rampen. Aids is een sluipende humanitaire ramp die wereldwijd dagelijks meer mensenlevens eist dan welke aardbeving of oorlog ook. Mijn fractie daagt de minister uit om voor deze humanitaire ramp nog tijdens deze kabinetsperiode extra middelen uit te trekken. Minister, gaat u deze uitdaging aan? En zo ja, op welke termijn?
Voorzitter. Door het omarmen van public private partnerships wordt het bedrijfsleven direct bij armoedebestrijding betrokken. Mijn fractie vindt dat meer bedrijven het pad van maatschappelijk verantwoord ondernemen moeten bewandelen. Het bedrijfsleven moet de ILO-normen, de mensenrechten- en milieuverdragen en de OESO-richtlijnen voor bedrijven naleven en het moet voor zijn activiteiten verantwoording afleggen in een sociaal jaarverslag. Wij vinden ook dat de FMO een centrale rol moet krijgen bij het hanteren van deze criteria en bij de controle op het voldoen aan deze criteria. Minister, hoe wilt u dit invullen?
Voorzitter. Concentratie van bilaterale hulp is sinds 1998 onder leiding van de PvdA het uitgangspunt voor een effectievere besteding van middelen. Mijn fractie heeft de regering hierin altijd gesteund, maar de huidige minister doet tot onze teleurstelling geen helder voorstel. Wij vinden het onbetrouwbaar om landen waarmee de hulprelatie tussentijds wordt beëindigd, te confronteren met een eenzijdig door Nederland vastgestelde korte uitfaseringstermijn. Dit staat op gespannen voet met de vanwege de sectorale benadering noodzakelijke committering op middellange termijn. Nu de focus op de armste landen gericht is, is het onverteerbaar dat Bhutan en Nepal, waar de armoede schrijnend is, niet meer voorkomen op de landenlijst. Hetzelfde geldt voor Guinee-Bissau, Peru en Ecuador. Ik verzoek de minister, haar keuze om deze landen van de lijst te schrappen alsnog nader te onderbouwen. Helemaal onbegrijpelijk vinden wij de omgekeerde keuze voor Pakistan. Voldoet een land met een dictatoriaal regime en flagrante schendingen van de mensenrechten, een land dat internationale verdragen tegen de proliferatie van kernwapens aan de laars lapt, aan het criterium van goed bestuur? Welke criteria legt de minister in dit geval aan?
Wij steunen de regionale benadering, maar welke waarde heeft deze aanpak voor het oplossen van de problemen in de gekozen regio's? Welke grensoverschrijdende kwesties maken een regionale benadering bij de gekozen regio's noodzakelijk? Kan de minister hierover meer duidelijkheid geven? En kunnen wij nog een conflictbeleidskader voor de gekozen regio's tegemoet zien? Mijn fractie betreurt het uitsluiten van Latijns- en Zuid-Amerika en het Caraïbisch gebied van een regionale aanpak. De grensoverschrijdende problemen, zoals drugscriminaliteit en mensenhandel, maar ook hiv/aids, moeten volgens ons juist een reden zijn om de Nederlandse betrokkenheid bij deze regio te vergroten. Buitenlandse Zaken en Ontwikkelingssamenwerking moeten hierbij geïntegreerd en herijkt samenwerken.
De PvdA vindt dat uitsluitend op armoedebestrijding gerichte activiteiten gefinancierd mogen worden uit ontwikkelingsgelden. Het oprekken van OESO/DAC-criteria om vredesmissies uit ontwikkelingsgelden te kunnen financieren vinden wij onjuist. Wij roepen de regering op, in dit verband geen initiatieven te nemen. Voor je het weet, gaat de doos van Pandora open en maken andere landen er misbruik van. Nederland kan hierbij gewoon zelfstandig keuzes maken. In EU-verband verwachten wij wél concrete acties, nu ontwikkelingssamenwerking tijdens het komende Nederlandse voorzitterschap belangrijk wordt. Oefent de minister druk uit op andere EU-landen om hun internationaal gedane beloften na te komen en ten minste 0,7% van het BNP te bestemmen voor ontwikkelingssamenwerking? En geeft zij hiernaast hoge prioriteit aan coherentie van de diverse op ontwikkelingssamenwerking gerichte Europese beleidsinstrumenten? Kunnen de aanstaande voorzitterschappen op initiatief van Nederland hiervan een kernpunt voor ons EU-voorzitterschap maken? Hoe staat het trouwens met het informele overleg van de ministers voor Ontwikkelingssamenwerking van Duitsland, Noorwegen en het Verenigd Koninkrijk, de Utstein-groep? Is de minister bereid, in trojka-verband initiatieven op dit punt te nemen?
Voorzitter. Ik ben mooi op tijd. Ik eindig met een uitspraak van Martin Luther King: waar een vrouw uiteindelijk op wordt beoordeeld, is niet waar zij staat op momenten van comfort en gemak, maar waar zij staat in tijden van uitdaging en controverse.
De voorzitter:
Ik feliciteer u heel hartelijk met uw mooie maidenspeech. Bij leden van de PvdA-fractie kun je aan twee dingen afmeten of het goed gaat. Het ene is wat je zelf hoort, waarmee ik u nogmaals feliciteer. Het tweede is de gelaatsuitdrukking van mevrouw Van Nieuwenhoven. Daar kan ik u ook mee feliciteren.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
De heer Eurlings (CDA):
Mijnheer de voorzitter. Dit is het eerste begrotingsdebat met de nieuwe minister. Graag heet ik hem namens de CDA-fractie welkom in ons huis. Ik hoop op vruchtbare en inspirerende debatten van deze Kamer en mijn fractie met minister Bot. Dit debat moet echter beginnen met een woord van dank aan zijn voorganger, Jaap de Hoop Scheffer. Deze heeft in de korte tijd van zijn ministerschap eens te meer bewezen een diplomaat en politicus van allure te zijn. De benoeming tot secretaris-generaal van de NAVO was in dat opzicht een erkenning die hem en ons land goed mag doen. Wij wensen hem in die nieuwe verantwoordelijkheid alle goeds en wijsheid toe.
De ruime buitenlandse en bovenal Europese ervaring van minister Bot geeft mij het volste vertrouwen in een succesvol ministerschap. Laten wij er niet omheen draaien: voor een geloofwaardige internationale politiek is een veel daadkrachtiger Europese Unie noodzakelijk. De mislukte top van het afgelopen weekeinde en tegelijkertijd het geweldige nieuws uit het Midden-Oosten maakten dat scherper dan zelden tevoren duidelijk.
Het vorige weekend was in alle opzichten historisch. Het volk van Irak weet nu dat de verlammende angst van de dictatuur werkelijk voorbij mag zijn. Wij kunnen ons nauwelijks voorstellen wat de vangst van de tiran voor de Iraki's betekent, mentaal en vooral moreel. Om een indruk te geven: dit zei Muafak Alrubai, lid van de regeringsraad, die Saddam Hoessein als eerste zag en met hem sprak. "The world is crazy. I was in his torture chamber in 1979 and now he was sitting there, powerless, in front of me, without anybody stopping me from doing anything to him. Just imagine." Inderdaad, just imagine!
De toekomst van Irak, de vrijheid en democratie dáár en in heel het Midden-Oosten verdienen nu een wereldwijde inzet. Onze manschappen doen al heel concreet goed werk daarvoor, in het zuiden van dat land. Met bewondering hebben de collega's en ik bij ons recente werkbezoek hun toewijding en moed met eigen ogen kunnen zien. Na dit historische weekend hoop ik dat daar, in het zuiden en in heel Irak, de wending ten goede volledig zal doorzetten.
Minister Bot staat voor een complexe en zware taak. Wij eisen veel van hem. Dat beseft hij waarschijnlijk beter dan vele anderen. Zo verlangt de CDA-fractie consistentie bij de positionering van de minister van Buitenlandse Zaken. Wij verwachten dezelfde coördinerende kracht van Buitenlandse Zaken in de richting van Ontwikkelingssamenwerking en Europese Zaken als in de voorbije periode minister De Hoop Scheffer aan de dag heeft gelegd. Geen terugkeer dus naar een situatie zoals tevoren, toen bewindspersonen de wereld opdeelden met Afrika als domein voor de minister voor Ontwikkelingssamenwerking en de rest van de wereld voor Buitenlandse Zaken. Wij staan op internationale samenwerking, om te beginnen in Nederland – vrij naar de slogan van Mient Jan Faber.
Waarom willen wij dat? In 2003 heeft de geloofwaardigheid van de internationale diplomatie deuken opgelopen. Zo was het verder opvoeren van de druk tegen het regime van Saddam onmogelijk. Frankrijk blokkeerde immers de discussie over een dead-line-resolutie waardoor het VN-pad doodlopend werd. De Europese Unie kwam onder grote spanning en het NAVO-bondgenootschap schudde op zijn grondvesten dankzij een veto van onder anderen onze zuiderburen. Tegelijkertijd blijkt alleen al de laatste dagen hoeveel resultaat er mogelijk is als wij de samenwerking een kans geven.
In Afghanistan, decennialang verscheurd door burgeroorlog en invasies, vergadert voor het tweede opeenvolgend jaar de wetgevende vergadering, loya jirga, onder een constitutionele vorst en een democratisch gekozen president. Irak krijgt de kans de gevallen tiran ter verantwoording te roepen voor al zijn gruwelijkheden, alleen al voor de 400.000 doden die tot nu toe in massagraven zijn gevonden. Rond spanningshaarden als Iran en Noord-Korea lijkt sprake van diplomatieke vooruitgang. Nu mag het momentum niet verloren gaan. Wij kunnen ons dan ook niet meer permitteren dat successen worden behaald niet dankzij, maar ondanks de internationale samenwerking en diplomatie. Het is hard nodig dat juist nu aan alle kanten wordt gewerkt aan het slaan van bruggen en het herwinnen van geloofwaardigheid.
Hierbij hoort een revitalisering van de Verenigde Naties als organisatie die niet alleen legitimeert, maar ook een werkelijk inhoudelijk discussieforum mag zijn. De drietrapshervormingen van de VN, waarover de regering in haar recente brief spreekt, zijn belangrijk, maar misschien meer nog dan een andere VN-structuur is een mentaliteitsverandering van regeringsleiders een vereiste. Er moet worden afgerekend met een cultuur waarin het vetorecht in de Veiligheidsraad primair een symbool van nationaal prestige is.
Mevrouw Karimi (GroenLinks):
Is de heer Eurlings het met mij eens dat wij ook aandacht moeten schenken aan de woorden van Kofi Annan, die zegt dat het buiten de VN om ondernemen van acties een ondermijning van het internationaal recht is?
De heer Eurlings (CDA):
Zeer zeker. Het is de spijker op zijn kop. Maar juist daarom hoort bij zo'n uitspraak een mentaliteit bij de leden van de Veiligheidsraad. Het is niet alleen een organisatie die legitimeert, die het stempeltje "just" erop zet. Nee, het moet echt weer een discussieplatform worden, waarbij een veto een uiterste "last resort" voor een land is en niet een symbool van prestige. Wat zagen wij bij Irak? Er was discussie, er was een bindende resolutie en aan het eind was het verscheidenheid troef. Men wilde elkaar niet vinden. Men deed geen poging om elkaar te vinden. Dan neem je jezelf als lid van de Veiligheidsraad niet serieus. Dan ondergraaf je de VN.
Mevrouw Karimi (GroenLinks):
Ik kan het met de heer Eurlings eens zijn dat die veto's heel vaak verlammend werken. Dat zien wij bijvoorbeeld ook in de kwestie Israël-Palestina. De Verenigde Staten gebruiken keer op keer het veto om bepaalde resoluties met een veroordeling van Israël tegen te houden. Erkent de heer Eurlings nu dat de oorlog in Irak buiten de VN om heeft plaatsgevonden? Dat heeft het CDA nooit met zoveel woorden toegegeven.
De heer Eurlings (CDA):
Dat is ook niet zo, omdat de scribenten van resolutie 1441 zelf hebben gezegd dat na die resolutie geen nieuwe resolutie nodig was. Dat werd gezegd bij de oplevering. Met collega Karimi zeg ik dat het veel beter ware geweest indien er een nieuwe resolutie gekomen was. Wij hebben daar met z'n allen voor gepleit, niet zozeer omdat resolutie 1441 niet de legitimiteit voor een oorlog gaf, als wel omdat een nieuwe resolutie met een deadline de druk nog verder had kunnen opvoeren en ons voor een oorlog had kunnen behoeden. Dat is wat wij met z'n allen probeerden, zij het misschien ieder op eigen wijze.
De voorzitter:
Volgens mij hebben wij deze discussie de afgelopen driekwart jaar al eens een keertje eerder gevoerd.
Mevrouw Karimi (GroenLinks):
Dat is waar, maar ik had de hoop dat de heer Eurlings, als er dan enige afstand is tot de actuele discussie, bereid zou zijn om toe te geven dat de oorlog tegen de wil van de VN is gevoerd. Dat is namelijk wat Kofi Annan zegt: dat ondermijnt het internationale recht.
De heer Eurlings (CDA):
Nee, mevrouw Karimi, het was niet tegen de VN. De VN was hopeloos verdeeld. Een gedeelte van de VN en de Veiligheidsraad dacht het één en een ander gedeelte dacht het ander. Dat kan altijd voorkomen, maar laat het dan wel zijn met kracht van argument en laat het niet zijn omdat ministers en regeringsleiders voor de camera dusdanig de hakken in het zand zetten en dusdanig stelling nemen tegen elkaar, dat ieder overleg in die Veiligheidsraad eigenlijk een farce is. De posities zijn zo hard tegenover elkaar, dat het eigenlijk niet meer wordt dan een rituele dans. De VN en de Veiligheidsraad verdienen veel beter. Dat is ook in lijn met wat de heer Kofi Annan de laatste maanden keer op keer bepleit.
Nederland bekleedt net als in 1991 op een historisch moment het Europees voorzitterschap. De Unie van 25 Europese broederlanden zal een feit zijn als wij voorzitten. Een feit zal zijn wat een verre droom leek. Grote aandacht voor een goede ingroei van de nieuwe lidstaten is nu essentieel, zowel voor deze lidstaten zelf als voor de Unie als geheel. Tevens zal al direct weer vooruitgekeken worden naar verdergaande groei van de Unie. Zo dynamisch is de ontwikkeling van Europa geworden.
Heikel zal een eventuele start van de onderhandelingen met kandidaat-lid Turkije zijn. Het CDA neemt het feit dat dit land als kandidaat-lid is geaccepteerd, serieus. Het aan Europa binden van een belangrijke NAVO-bondgenoot met een eigen positie in het Midden-Oosten en onmiskenbare vriendschap met Israël zou geopolitiek een grote stap kunnen zijn. Maar dit alles mag er niet toe leiden dat er een loopje wordt genomen met de criteria die de EU voor nieuwe toetreders stelt. De rapportage van Arie Oostlander van het Europees Parlement en de vele debatten in dit huis maken duidelijk welk een lange weg Turkije nog te gaan heeft. Tijdens het debat van vorig jaar heeft de regering aangegeven dat het noemen van een datum voor de start van de onderhandelingen tijdens ons voorzitterschap niet aan de orde is. Wij zijn het met die stelling eens. Kan de regering deze uitspraak nogmaals bevestigen?
Het Nederlandse voorzitterschap van de OVSE verdient complimenten voor het verzette werk en de resultaten ervan, zoals een daadkrachtige diplomatie op cruciale momenten, met name tijdens de dagen van de omwenteling in Georgië. De OVSE is als hoeder van mensenrechten nadrukkelijk op de kaart gezet.
Ook na beëindiging van het voorzitterschap horen mensenrechten bovenaan op onze agenda te staan. Het CDA houdt zijn pleidooi staande voor het dreigen met ontwikkelingssamenwerkingsancties richting landen die de mensenrechten structureel en planmatig met voeten treden, in de allereerste plaats om regeringen van dit soort landen maximaal onder druk te zetten, zodat ze hun gedrag bijsturen. Vorig jaar zei de toenmalige staatssecretaris voor Ontwikkelingssamenwerking ons toe dat dit aspect van Ontwikkelingssamenwerkingbeleid nader zou worden uitgewerkt. Wij hechten hier zeer aan. Kan de regering aangeven hoe ze deze vernieuwing van het OS-beleid ter hand neemt en in de EU concreet bepleit?
Bij mensenrechten denken wij sinds de val van de Muur en de val van Milosevic aan onmenselijke toestanden in werelddelen buiten ons eigen Europa. Dat is helaas ten onrechte. Zo wijs ik op de zaak van onze landgenoot Arjan Erkel, wiens lot ongewis is. Wat is de stand van zaken bij de inspanningen voor Arjan? Ook vraag ik in dit huis opnieuw aandacht voor de dictatuur in Belarus, waar president Loekasjenko een onversneden KGB-schrikbewind voert. Twee jaar geleden stelden Maxime Verhagen en ik al vragen over de onderdrukking van de eerste democratische verenigingen van studenten en scholieren door dit regime. Druk vanuit de EU en de OVSE en steun van onder andere onze eigen LSVB en ISO leken hen iets te helpen, maar Loekasjenko gaat door. Mensen verdwijnen. De doodstraf wordt in het geheim uitgevoerd in een gevangenis die Siso 1 wordt genoemd. Saddam Hoessein beschikte over reeksen Wit-Russische paspoorten en andere steun van Loekasjenko. De studenten pakt hij sinds kort door een nieuw verplicht vak in te voeren, namelijk ideologie. Doe je dat vak niet, dan haal je het tentamen niet. Zo kun je dus geen diploma halen. Het regime kan de individuele student die het vak weigert meteen identificeren en te grazen nemen. Belarus is, als wij straks voorzitter van de EU zijn, ons buurland. Ik roep de regering op reeds nu duidelijk te maken dat Europa zo'n regime als buur niet zal accepteren, bijvoorbeeld door opheldering te vragen over het verdwijnen van vice-president Gonschach en minister Zacharenko van Binnenlandse Zaken. Ik hoop dat ook de president van Belarus dit weekend naar de televisie keek en zijn lessen heeft geleerd.
Vanuit een internationaal waardenbesef en het mensenrechtenperspectief is het goed dat Nederland een hoog ambitieniveau heeft op het vlak van deelname aan missies. Het is wel belangrijk dat er een bepaalde lijn zit in de keuze voor missies, zodat in ieder geval versnippering wordt voorkomen. In dit licht verbaast het de CDA-fractie dat de regering door de ingezette notificatieprocedure een terugkeer naar Afghanistan onderzoekt. Wij zullen het regeringsbesluit daarover moeten afwachten. We komen er later meer in detail over te spreken, maar ik daag de regering hier en nu uit, uit te leggen hoe ze bij het besluit tot onderzoek effectief uitvoering geeft aan het voorkomen van versnippering van onze inspanningen.
In deze wereld zijn nog steeds miljoenen mensen op de vlucht voor oorlog en ellende. Hun opvang in de eigen regio dient meer dan ooit centraal uitgangspunt te zijn, allereerst al uit humanitaire noodzaak. De huidige praktijk, waarin mensen in wanhoop over de halve wereld zwerven, schandelijk uitgebuit door mensensmokkelaars en pooiers, dient krachtig te worden bestreden door mensen in hun eigen omgeving de eerste vormen van hulp en veiligheid te bieden. Kunnen wij zo een toestroom van vluchtelingen naar onze regio voorkomen, dan kunnen wij bovendien met eenzelfde financiële inzet veel meer mensen helpen. Ter illustratie moge het volgende dienen. Nederland helpt met zo'n 1,4 mld euro ongeveer 81.000 vluchtelingen, terwijl de UNHCR met 1 mld dollar ruim 2 miljoen vluchtelingen bescherming biedt. Reeds vorig jaar maakten wij van versterkte aandacht voor de UNHCR een belangrijk punt bij de begrotingsbehandeling. Nederland doet nog steeds veel voor de UNHCR, maar in deze begroting klinkt wel de valse noot door van een vermindering van de bijdrage aan deze organisatie. In totaal 7 mln; 2 mln totdat de externe ontwikkelingen anders zijn, maar ook voor een deel omdat er een korting is op een bijdrage die vorig jaar eenmalig werd gegeven. Die eenmaligheid van die toenmalige extra 5 mln neemt niet weg dat de CDA-fractie deze korting nu het verkeerde signaal vindt. Vandaar dat wij per amendement een verhoging van het budget met deze 5 mln euro voorstellen. In dit verband hebben wij begrepen dat andere landen meer succes hebben geboekt met terugkeer van asielzoekers, bijvoorbeeld naar Afghanistan; ik noem in dit verband de Labour-regering van Tony Blair. Frankrijk boekt met de terugkeer naar Afrika meer succes. Een voorname oorzaak van het minder effectieve beleid van ons land lijkt te zijn dat wij uit privacy-overwegingen niet voldoende informatie over in aanmerking komende asielzoekers uitwisselen met de UNHCR. Dit vindt het CDA toch hoogst bevreemdend. De informatie-uitwisseling met de UNHCR dient toch wel in ons land op hetzelfde niveau en met dezelfde effectiviteit te gebeuren als bij Europese buurlanden zoals het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk. Graag opheldering op dit punt.
Cruciaal, juist ook in het kader van mensenrechten, is de strijd tegen terrorisme. Terreur doet immers niets anders dan het zoveel als mogelijk treffen van zoveel mogelijk onschuldigen. Onlangs nog was er sprake van Turkse moslims in synagoges in de tolerante wereldstad Istanboel. Met de recent behandelde wet Terroristische misdrijven zet Nederland een duidelijke stap. Dat wil niet zeggen dat wij er zijn. Naïviteit is er in de Europese Unie bijvoorbeeld nog volop in de benadering van een organisatie als Hezbollah. Deze organisatie pleegt in het Midden-Oosten aanslag na aanslag, levert wapens voor aanslagen, maar wij onderhouden er contacten mee. Formeel is er namelijk sprake van twee Hezbollah's, een militaire en een politieke tak. Dit onderscheid is louter theoretisch. De leiding is immers in handen van één- en dezelfde man, namelijk sjeik Hassan Nasrallah. Keer op keer verklaart hij openlijk dat er geen wezenlijk onderscheid bestaat tussen politieke en militaire activiteiten. Het wordt dan ook hoog tijd dat de Europese Unie haar opstelling tegenover de Hezbollah wijzigt. Steeds meer landen, recent nog goede vrienden zoals Canada en Argentinië, gaan de Europese Unie hierin voor. De positie van de regering in de door ons gevraagde brief van 12 december vind ik eerlijk gezegd onverteerbaar, namelijk dat zij geen voorstander is van plaatsing van Hezbollah als geheel op de EU-lijst van terroristische organisaties, terwijl dat recent met Hamas terecht wel is gebeurd. Wil de minister hier duidelijk uitspreken dat ons land Hezbollah als één organisatie ziet en zo zal behandelen? Wil de regering voor deze lijn ook in de Europese Unie draagvlak gaan scheppen?
Bij het beleid ten aanzien van Israël en de Palestijnse gebieden blijft een evenwichtige benadering vooropstaan met een toenemende druk op beide partijen. De regering van president Bush toont op dit vlak moed. Niet alleen steunt de president herhaaldelijk en openlijk een snelle vorming van een Palestijnse staat. Ieder opbouwend initiatief van Israëli's en Palestijnen samen is toe te juichen. Juist daarom is het zo'n goed signaal dat minister Colin Powell de opstellers van het eerste alternatieve vredesplan zelf ontving, ook al stribbelde premier Sharon tegen. Powell houdt de grote lijn duidelijk vast. Dat is visie. Minister Powell wensen wij juist deze dagen veel goeds en gezondheid toe. Het blijft wenselijk en noodzakelijk dat de Europese Unie en de Verenigde Staten hierbij gezamenlijk optrekken. Graag hoor ik hierop de visie van onze minister.
De heer Van Bommel (SP):
De Amerikanen hebben niet alleen de moed om de Israëlische overheid aan te spreken op het moment wanneer ze iets goed doen maar ook op het moment wanneer ze iets verkeerds doen. Zo hebben de Amerikanen niet alleen de bouw van de muur veroordeeld, maar hebben ze op grond daarvan ook de Israëlische overheid een strafkorting opgelegd. Vindt u niet dat de Europese Unie ook op dat punt het Amerikaanse voorbeeld zou moeten volgen?
De heer Eurlings (CDA):
De EU en de VS moeten vooral de kansen benutten die er nu zijn. Nu moet het momentum benut worden om maximale druk uit te oefenen. Het is veelzeggend dat de VS voor het eerst sinds zeer lange tijd Israël daadwerkelijk een sanctie hebben opgelegd. Men heeft echter ook kritiek op de Palestijnen. Nu er door de Israëlische en Palestijnse samenlevingen bruggen worden geslagen en alternatieven worden ontwikkeld, moeten wij de strafkortingen achter ons laten. Er is sprake van hoop die wij allang niet meer hebben gezien en daarom moeten wij deze initiatieven steunen. Onder de Israëlische en Palestijnse bevolking is meer draagvlak voor vrede dan wij denken. Wij mogen straffen nooit uitsluiten, maar nu is daar niet het moment voor.
De heer Van Bommel (SP):
Strafkortingen achter ons laten? Dat stadium hebben Nederland en de EU nog nooit bereikt. U wilt de druk opvoeren en dan vraag ik u om in lijn met onze Amerikaanse vrienden nu eindelijk eens stappen te zetten die ertoe doen. De Israëlische overheid is buitengewoon sterk afhankelijk van Europa en Amerika. Als er een veroordeling wordt uitgesproken, moet op enig moment de daad bij het woord gevoegd worden. De EU kan bijvoorbeeld zeggen: de bouw van de muur moet gestopt worden en zolang u dat beleidsvoornemen niet terugneemt, zullen wij economische instrumenten inzetten om die druk op te voeren. Anders blijft het bij woorden.
De heer Eurlings (CDA):
Als u consequent bent, zou u niet alleen pleiten voor kortingen ten aanzien van Israël, maar ook voor het kritisch bezien van onze OS-relatie met de Palestijnse gebieden. Ook daar is de laatste tijd heel veel niet gebeurd wat wel had moeten gebeuren. Moeten wij nu kortingen doorvoeren of moeten wij op dit moment de nieuwe plannen een kans geven door vanuit de EU de VS maximaal aan te sporen om zich daarachter te scharen? Als beide betrokken partijen zich daartoe bereid verklaren, is er sprake van een deal, maar als zij het niet doen, kunnen kortingen weer effectief zijn. Nu moeten wij de kans op succes benadrukken, in plaats van het falen in het recente verleden te straffen.
De heer Van Bommel (SP):
Ik houd de heer Eurlings voor dat duidelijk sprake is van een asymmetrisch conflict tussen Israël en de Palestijnen. Onze OS-relatie met de Palestijnen voorkomt nu juist dat men daar nog verder in het moeras zakt en nog wanhopiger wordt, waardoor men elk perspectief op een toekomst verliest. Dat is het grote probleem van de Palestijnen. Dit wordt uitgebuit door Israël, dat door de steun uit het buitenland een buitengewoon sterke positie heeft. Men maakt misbruik van de steun die men in de vorm van handelsvoordelen van de EU krijgt.
De heer Eurlings (CDA):
Op dit punt verschillen de heer Van Bommel en ik van mening. De CDA-fractie is van opvatting dat in dit conflict de twee partijen hun part of the deal moeten waarmaken. Beide bevolkingen lijden iedere dag. Het maakt geen verschil of iemand bij een strafactie in Gaza of iemand bij het wachten op een bus sterft, om het heel direct te zeggen. Het gaat om een evenwichtige benadering waarbij van beide kanten nu eindelijk leiderschap moet worden getoond. Wij moeten ons aansluiten bij de VS en zeggen: nu of nooit.
De heer Wilders (VVD):
Dat ben ik met u eens. Ik wil u het volgende voorleggen. Uit internationale rapporten blijkt dat er voor honderden miljoenen aan OS-geld door Palestijnen achterover wordt gedrukt. De vragen van collega Huizinga-Heringa zijn deze week beantwoord. In dit kader geeft het kabinet aan dat de Palestijnen met medeweten van president Arafat 40.000 tot 50.000 dollar per maand aan leden van de Al-Aqsa martelarenbrigade hebben betaald. Wordt het geen tijd om inderdaad de ontwikkelingsrelatie met de Palestijnen ter discussie te stellen?
De heer Eurlings (CDA):
Ik onderschrijf de ernst van hetgeen u nu naar voren brengt. Wij hebben nog niet zo lang geleden gezamenlijk vragen gesteld over misstanden aan Palestijnse kant. Dat kan niet en is onacceptabel. Ik zeg tegen u hetzelfde als tegen de heer Van Bommel. De vraag is aan de orde of de nieuwe initiatieven gesteund moeten worden, zodat er een vitale route wordt afgesproken en daarop kan worden afgerekend. Ik zeg daar onmiddellijk bij dat dit soort dingen niet acceptabel is, los van nieuwe initiatieven. De Palestijnse Autoriteit moet bij bewezen banden met Al-Aqsa en aanslagen, daarop keihard worden aangesproken. Ik speel dit graag door naar de regering, want dat kan absoluut niet.
De heer Wilders (VVD):
Ik denk dat de heer Eurlings en ik niet erg van mening verschillen, maar de regering heeft de vragen van collega Huizinga al beantwoord. Letterlijk wordt bevestigd dat met medeweten van Arafat 40.000 tot 50.000 dollar per maand aan Al-Aqsa wordt besteed. Dat zijn feiten. Ondanks alle mooie toekomstperspectieven die er wellicht en hopelijk komen, moet, als de Palestijnen fraude plegen en geld geven aan een terroristische organisatie, dat worden gekort en teruggehaald. Wij kunnen dat deze week proberen te regelen.
De heer Eurlings (CDA):
Ik verschil helemaal niet met de heer Wilders van mening. Ik speel de vragen door naar de regering. Als onder andere dit met ons ontwikkelingsgeld gebeurt, vraag ik de regering hoe dit kan worden voorkomen. Ik krijg graag een andere onderbouwing van de regering, maar als het gebeurt, dan moet daarop beleid worden gezet, want dat is onacceptabel.
Minister Van Ardenne-van der Hoeven:
Het lijkt mij goed dat de heer Wilders de gehele zin voorleest en zich niet beperkt tot de opmerking dat met Nederlands geld via de Palestijnse Autoriteit Al-Aqsa-leden worden gefinancierd. Dat geld wordt onder een bepaalde conditie verstrekt. Het lijkt mij goed dat dit ook wordt aangegeven.
De heer Wilders (VVD):
Daar maakt u het alleen maar erger mee. Het staat er inderdaad bij: bedoeld om te voorzien in de kosten van levensonderhoud. Maar wij bekostigen toch niet het levensonderhoud van de Al-Aqsa martelarenbrigade? Dat staat er inderdaad, maar ik hoop dat de minister het met mij eens is dat wij onder geen enkele voorwaarde kunnen accepteren dat de Palestijnen om wat voor reden dan ook geld geven aan deze terroristenclub.
De voorzitter:
Voordat ik de minister wederom het woord geef, wijs ik erop dat zij een feitelijk toelichting kan geven. Zij kan hierop in haar termijn terugkomen.
Minister Van Ardenne-van der Hoeven:
De conditie is dat men afziet van terroristische daden.
De heer Eurlings (CDA):
Voorzitter. Ik heb het zojuist gehad over Hezbollah, waarbij ik het onderscheid tussen verschillende Hezbollahs zeer theoretisch vind. Ik speel diezelfde vraag over Al-Aqsa door aan de regering. Kan de regering overtuigend duidelijk maken hoe het geld alleen voor andere dan terroristische doelen wordt gebruikt? Kan zij tevens verduidelijken dat wij niet door het ondersteunen van andere activiteiten van Al-Aqsa, die organisatie de mogelijkheid geven om de middelen die normaal daarvoor worden gebruikt, te gebruiken voor terroristische aanslagen, want dan zijn wij even ver van huis.
Voorzitter. Ik kom tot een afronding. De analyses van minister Bot zullen wij hopelijk de komende jaren vaak in deze Kamer horen en stevig met hem bediscussiëren. Zijn eerste optreden versterkt het vertrouwen in zijn stevigheid. De standpuntbepaling rond belangrijke zaken zoals het functioneren van het Stabiliteitspact was helder. Wij rekenen zelfs, een beetje ondeugend, op enige creatieve inconsistentie bij minister Bot. Altijd bij de Duitsers aanhaken, zoals hij op 13 november 2002 in de Volkskrant adviseerde, bleek bijvoorbeeld snel nadien niet helemaal het passende adagium. Bots adagium bleek zeer onlangs ook Bos' adagium, maar daar werd het niet beter van, zo sprak ook Klaas de Vries. Laat ik ook de andere kant van dit adagium belichten. Ons land werd vanuit Duitsland zelf opgeroepen, zich niet te laten intimideren door bijvoorbeeld minister Eichels boze en loze dreigementen. Nu tussen de CDU en kanselier Schröder een compromis is gevonden om de Duitse begroting en economie op de rails te krijgen, blijkt dat het goed was dat het kabinet zich niet zomaar omver liet blazen. Schröder en de CDU gaan nu doen wat ons land in 1982 al deed, en onlangs weer, met het regeerakkoord van het kabinet-Balkenende II. Hopelijk haken onze landen echt bij elkaar aan, alsnog geheel in lijn met het Bot-adagium.
De heer Koenders (PvdA):
ik begrijp dat laatste punt van u niet. Wat wilt u daarmee zeggen? Wat wilt u overbrengen? Ik weet dat er een akkoord is in Duitsland. Daar zijn wij blij mee. Ik ben ook blij dat uw zusterpartij in Duitsland dat akkoord mede ondersteund heeft. Een van de zorgpunten die ik juist hoor, is dat het volgens het Stabiliteitspact leidt tot een verkeerde financiering in 2005. U en wij hebben daar problemen mee. Je zou dus moeten zeggen dat je daar grote twijfels over hebt. Het is mooi dat daar iets gebeurt, maar wie weet, komt men nog steeds boven die 3% uit. Het is wel interessant, maar wat wilt u ermee zeggen? Heeft mijnheer Bot gelijk of mijnheer De Vries? Zegt u het eens.
De heer Eurlings (CDA):
Niet alleen de barrière tussen Nederland en Duitsland is moeilijk, maar ook tussen het westen en zuiden van Nederland. Kwinkslagen worden in beide regio's anders geïnterpreteerd, zoals blijkt.
Mijnheer Koenders, er zat een kwinkslag in mijn opmerking. Het serieuze deel is dat naar mijn mening Duitsland zijn taak als gidsland in Europa niet serieus heeft genomen. Dat geldt voor het Stabiliteitspact en voor de manier waarop men niet inhoudelijk, maar principieel-dogmatisch omging met de discussie over Irak. Ik constateer dat er voor het Bot-adagium "altijd bij de Duitsers aanhaken" in de toekomst weer goede mogelijkheden zijn, want in Duitsland keert de wal het schip. Gelukkig maar.
De heer Koenders (PvdA):
Uw politieke conclusie is dus dat u het eens bent met de opmerkingen van de minister van Buitenlandse Zaken over Duitsland.
De heer Eurlings (CDA):
Mijn conclusie is dat aanhaken aan twee kanten kan gebeuren en dat Duitsland gelukkig een heel eind onze kant uit lijkt te komen met de recente ontwikkelingen. Dat stemt positief.
Mevrouw Ferrier (CDA):
De overheid maakt niet, maar maakt mogelijk. Met die woorden besloot de minister-president 24 oktober jongstleden de Tinbergen-lezing. Dit is de kern van ontwikkelingssamenwerkingbeleid: niet het maken van ontwikkeling, maar het mogelijk maken van ontwikkeling door mensen zelf. Het is een complexe zaak die alleen lukt als het beleid geïntegreerd is. Vorig jaar beëindigde ik mijn inbreng over ontwikkelingssamenwerking namens de fractie van het CDA met de woorden dat een dergelijk samenhangend beleid door een minister geformuleerd en uitgevoerd moest worden en niet door een staatssecretaris. Ik ben blij dat wij vandaag met een minister praten en ik ben blij dat wij 0,8% van ons bruto nationaal product bestemmen voor ontwikkelingssamenwerking. Ook in tijden dat het economisch minder gaat, blijven voor het CDA waarden als solidariteit en gerechtigheid voorop staan en blijven wij onverminderd betrokken bij mensen ver weg. Wij moeten ervoor waken ons niet alleen op onszelf en naar binnen te richten waardoor wij de samenhang van ontwikkelingen in de wereld uit het oog zouden kunnen verliezen.
Tijdens het notaoverleg op 17 november hebben wij al over veel onderwerpen van gedachten kunnen wisselen. Voor de leden van de CDA-fractie is het van cruciaal belang, in te zetten op effectief ontwikkelingssamenwerkingsbeleid. Effectief is het beleid als het duurzaam is, als ook bij het nastreven van de millenniumdoeleinden niet het behalen van het doel op zichzelf centraal staat, maar de duurzaamheid van het behaalde resultaat. Die duurzaamheid kan slechts verwezenlijkt worden als er in het beleid wordt uitgegaan van de eigen authentieke krachten van het ontvangende land en als de ontwikkeling de hele mens en haar of zijn gemeenschap betreft, dus niet alleen op sociaal-economische aspecten gericht is, en als ontwikkeling plaatsvindt vanuit de culturele en religieuze context. Hiermee zeg ik nadrukkelijk niet dat er nooit iets ter discussie gesteld mag worden. Integendeel, juist als je partners bent, kun je elkaar kritische vragen stellen, waardoor ontwikkeling in de zin van vermindering van de kwetsbaarheid van mensen en toename van de eigen verantwoordelijkheid mogelijk wordt.
Het gaat ons om duurzaamheid en geïntegreerd beleid. De CDA-fractie vindt het heel positief dat de minister met haar collega's gezamenlijke missies verricht naar Afrika en India; daar zijn plannen voor de toekomst. Naar onze mening moet coherentie nadrukkelijk ook buitenlands economisch beleid omvatten. Met landen die stelselmatig mensenrechten schenden, onderhoudt Nederland immers geen bilaterale ontwikkelingssamenwerkingsrelatie. Daarop krijg ik graag een reactie van de minister.
De CDA-fractie vindt het goed dat het bedrijfsleven meer betrokken wordt bij ontwikkelingssamenwerking. Daarbij staat voor ons maatschappelijk verantwoord ondernemen voorop. In de begroting neemt het bedrag voor het bedrijfsleven toe, maar wij missen concrete voorstellen in het kader van ondernemen tegen armoede, waarbij het ons ook gaat om programma's die investeringen door bedrijven uit ontwikkelingslanden zelf stimuleren.
Mevrouw Karimi (GroenLinks):
Ik zal in mijn eigen termijn terugkomen op de samenwerking met het bedrijfsleven, maar kan ik van de CDA-fractie vernemen wat zij precies van de minister vraagt?
Mevrouw Ferrier (CDA):
Ik vraag concrete stappen in het kader van ondernemen tegen armoede, waarbij voor ons belangrijk is dat er een stappenplan komt waarmee duidelijk wordt hoe vanuit Nederland investeringen door bedrijven uit ontwikkelingslanden zelf – misschien valt, wat bedrijven betreft, ook te denken aan zuid/zuid-relaties – kunnen worden gestimuleerd.
Mevrouw Karimi (GroenLinks):
Ik moet zeggen dat dat een beetje vaag is; dat ben ik niet van u gewend. Zou u het concreet kunnen aangeven? Het budget voor het PSOM wordt bijvoorbeeld verdrievoudigd, terwijl in december al duidelijk is geworden dat het budget helemaal niet daarvoor kan worden gebruikt, omdat er weinig goede voorstellen komen. Bent u het bijvoorbeeld met mij eens dat die verhoging niet moet doorgaan?
Mevrouw Ferrier (CDA):
Het PSOM gaat nadrukkelijk over opkomende markten. Als je het bedrijfsleven daar wilt stimuleren en een incentive wilt geven om te kunnen experimenteren – en om soms dingen te kunnen laten mislukken – en als je dan inderdaad ziet dat je het geld niet kunt wegzetten, zou je de criteria opnieuw moeten bespreken. Vandaar dat ik de minister vraag om met een stappenplan te komen dat duidelijk maakt hoe zij bijvoorbeeld die opkomende markten wil stimuleren. Hoe staat het daarmee en wat zijn nu de concrete stappen?
Mevrouw Karimi (GroenLinks):
Dat snap ik, maar zij is daar nog niet mee gekomen. Ik ben het met u eens dat zij nog niet eens de effectiviteit van het bedrijfslevenprogramma kan aantonen, maar tegelijkertijd gaat het budget voor het bedrijfslevenprogramma wel behoorlijk omhoog. Bent u het met mij eens dat in ieder geval die verhoging plaats zou moeten vinden zolang die effectiviteit niet is aangetoond en zolang dat stappenplan niet is voorgelegd?
Mevrouw Ferrier (CDA):
De CDA-fractie wil een stappenplan, waarin duidelijk wordt hoe je dingen beter zou kunnen stimuleren. Ik zeg daarmee niet dat er nu geen verhoging zou moeten plaatsvinden. Zoals uzelf ook zegt: je kunt besluiten tot een verhoging, maar als landen niet voldoen aan de criteria, kun je het geld niet wegzetten. Ik verschil op dat punt dus van mening met u. Ik vind het op zich goed om het bedrijfsleven de ruimte te bieden om meer initiatieven te nemen, maar ik mis concrete voorstellen. Ik wil ook graag voorstellen zien over het stimuleren van het bedrijfsleven in ontwikkelingslanden zelf.
Mevrouw Karimi (GroenLinks):
Ik moet concluderen dat de opmerking aan het begin van uw betoog over de effectiviteit van de ontwikkelingssamenwerking gewoon een loze kreet is als u op concrete onderdelen van het beleid gewoon niet wilt meewerken aan het effectief maken van de instrumenten.
Mevrouw Ferrier (CDA):
Wij vinden het een goede zaak dat het bedrijfsleven meer wordt ingezet bij ontwikkelingssamenwerking, wat tot voor kort erg moeilijk was. Werk geeft waardigheid en stimuleert de arbeidsgelegenheid. Op zich is het goed dat daarvoor meer fondsen beschikbaar komen, maar wat mist, is een concreet plan om die fondsen te besteden.
Deze minister heeft de technocratische aanpak van Paars II opzijgezet en stelt partnerschap centraal. Prachtig, maar mijn fractie vraagt zich wel af hoe partnerschap tussen landen gestalte kan krijgen als er zo wordt gekort op het bilaterale kanaal. Dit komt de beroemde effectiviteit niet ten goede. Bovendien is door de kaalslag op het bilaterale kanaal het evenwicht tussen multi- en bilateraal zoek. Waarom is hiervoor gekozen? Wat betekent dit concreet voor de lopende programma's, voor aangegane verplichtingen, voor opgebouwde deskundigheid en relaties? Wat betekent het verder voor het functioneren van de posten in het buitenland?
Per 1 januari 2004 zal het Stabiliteitsfonds van start gaan. De CDA-fractie onderschrijft het belang van dit fonds. Immers, niemand kan vandaag de dag in onze veranderde en veranderende wereld ontkennen dat conflicten een grote impact hebben op mensen en ontwikkeling. Natuurlijk zijn vrede, veiligheid en stabiliteit voorwaarden om tot ontwikkeling te komen. Hoe het fonds zal functioneren, moet straks uit de praktijk blijken. Mijn fractie wil echter in dit stadium graag helderheid over een aantal zaken. Hoe is men gekomen tot de omvang van het fonds? Op grond van wat voor criteria zal de beoordeling, zowel van de bestedingsdoelen vooraf als de verrekening achteraf, plaatsvinden? Bij het fonds gaat het om het snel en flexibel kunnen inzetten op ondersteuning van activiteiten op het snijvlak van vrede, veiligheid en ontwikkeling. Graag horen wij aan wat voor activiteiten en regio's in dit kader moet worden gedacht. In hoeverre is het bijvoorbeeld mogelijk, het Stabiliteitsfonds aan te wenden in een land als Colombia, waar het gewapend conflict leidt tot een ernstige humanitaire crisis? Daarbij valt te denken aan de ontheemden, maar ook aan de duizenden jongeren die de guerrillabewegingen verlaten, die alleen middels speciale programma's weer een normaal leven zullen kunnen opbouwen. Het gewapend conflict heeft ook in de regio verstrekkende gevolgen, mede voor de Nederlandse gebiedsdelen. Ook voor deze regio moet er een geïntegreerd beleid komen.
In onze wereld is veel veranderd. De noodzaak van inzet op vrede, stabiliteit en veiligheid geeft dat aan. De wereld is echter in meer opzichten veranderd. Na het mislukken van de WTO-top in Cancún ziet de wereld er anders uit. Er is geen enkele reden om te juichen na Cancún! Een grote inspanning zal moeten worden gedaan, alleen al om de verschillende groepen toch weer rond de tafel te krijgen. Dit kan het beste plaatsvinden vanuit het Europese perspectief. Wat gaat de minister doen om deze zaak vlot te trekken?
In Europees verband zal het een heftig jaar worden, en Nederland is straks zelf voorzitter.
In het kader van ontwikkelingssamenwerking stel ik drie zaken aan de orde. In Monterrey is afgesproken, minstens 0,7% van het BNP voor ontwikkelingssamenwerking te bestemmen. Veel landen halen dat nog lang niet. Duitsland zit nog niet eens op 0,3%; Italië haalt krap 0,2%. Wat gaat de minister daaraan doen?
Wereldwijd staat de EU bekend als de grootste donor op het gebied van ontwikkelingssamenwerking. Het tragische is echter dat een groot deel van al dat geld door ingewikkelde regelgeving en bureaucratie onbereikbaar is voor ontwikkelingslanden. Dit is schandalig! Wat gaat de minister daaraan doen?
Er is nog helemaal geen beleid op het belangrijke gebied van de relatie tussen migratie en ontwikkeling. Dat beleid zou moeten worden ontwikkeld vanuit Europees perspectief. Hoe denkt de minister daarover? Wat gaat zij daaraan doen?
De heer Koenders (PvdA):
Er was natuurlijk beleid inzake de relatie tussen migratie, buitenlandse politiek en ontwikkelingssamenwerking. In Europa is na Tampere geprobeerd om met de "high level"-werkgroep die verbinding te leggen. Nu is dat de laatste tijd eigenlijk onder tafel geschoven. Zou het niet veel beter zijn om dat nu eens op te pakken en te kijken of wij daarop geen beter beleid kunnen voeren? Het is jammer dat dit kabinet dat eigenlijk heeft laten versloffen.
Mevrouw Ferrier (CDA):
Dat ben ik niet helemaal met u eens, mijnheer Koenders. Ik heb van deze minister voor Ontwikkelingssamenwerking herhaaldelijk gehoord hoe belangrijk zij de inzet vindt op het maken van beleid op het onderwerp migratie en ontwikkelingssamenwerking. Dat zou je zeker ook op nationaal niveau moeten doen en daarvoor bestaan ook medefinancieringsorganisaties. Een organisatie als IntEnt heeft daarmee veel ervaring opgedaan. Ik denk zeker dat je dit ook op Europees niveau moet doen. Je begint niet helemaal vanaf nul, maar ik wil graag horen wat het standpunt van de minister is en wat haar inzet zal zijn.
De heer Koenders (PvdA):
U hebt dat kennelijk niet gelezen in de memorie van toelichting, dus u vindt dat het in ieder geval fors onvoldoende is.
Mevrouw Ferrier (CDA):
Ik vind het heel belangrijk dat er beleid komt op Europees niveau en dat er nagedacht wordt over de ingewikkelde en complexe relatie tussen migratie en ontwikkeling. Ik wil graag van de minister horen hoe zij die relatie ziet en hoe zij dat op gaat pakken.
De heer Dittrich (D66):
Vindt de CDA-fractie dat landen die weigeren hun eigen onderdanen terug te nemen, namelijk uitgeprocedeerde asielzoekers, als sanctie gekort moeten worden of dat zelfs de ontwikkelingssamenwerkingsrelatie stopgezet moet worden?
Mevrouw Ferrier (CDA):
De CDA-fractie vindt allereerst dat er nagedacht moet worden over alle factoren die een rol spelen. Je kunt overwegen om landen bij wijze van spreken te straffen als zij mensen niet terugnemen. Als je ervan uitgaat dat ontwikkelingssamenwerking in wezen gaat om structurele armoedevermindering en het creëren van kansen voor mensen, dan vraag ik mij af of je deze twee zaken direct met elkaar zou moeten verbinden. Een dergelijk debat moeten wij echter nog uitgebreider voeren. Ik sluit het niet uit, maar ik denk dat tal van andere zaken urgenter om een beleidsrichting vragen.
De heer Dittrich (D66):
Ik hoor u eigenlijk zeggen dat je de migratiestromen richting Europa en Nederland gaat vergroten als je dat instrument gaat hanteren. Met andere woorden: u wilt eerst allerlei andere instrumenten benutten voordat u uiteindelijk misschien overgaat tot zo'n strafsanctie.
Mevrouw Ferrier (CDA):
Ik begrijp niet waar u uit concludeert dat je de migratiestromen zou vergroten.
De heer Dittrich (D66):
Door het stopzetten van ontwikkelingssamenwerking. U zegt zelf dat ontwikkelingssamenwerking te maken heeft met armoedebestrijding.
Mevrouw Ferrier (CDA):
Ja.
De heer Dittrich (D66):
Dus u bent het met mijn conclusie eens?
Mevrouw Ferrier (CDA):
Als je landen straft door te stoppen met ontwikkelingssamenwerking als zij mensen niet terug nemen, dan stop je een in gang gezette ontwikkeling die ten doel heeft armoede duurzaam te bestrijden. Succesvolle duurzame armoedebestrijding moet ten doel hebben dat mensen minder genoodzaakt zijn hun plek te verlaten. In die zin zijn wij het met elkaar eens.
De heer Dittrich (D66):
Dat klopt, wij zijn het eens.
Mevrouw Ferrier (CDA):
Dat is mooi, mijnheer Dittrich.
Ik kom nu te spreken over het landenbeleid. Minstens 50% van de bilaterale hulp gaat naar Afrika. Er is regiobeleid geformuleerd voor de Hoorn van Afrika en het Grote Merengebied en dat is goed, want Afrika heeft te lang geen aandacht gehad. Die aandacht voor Afrika mag er echter niet toe leiden dat wij andere continenten de rug toe keren. Ik denk dan aan landen in Azië en Latijns-Amerika. Ook daar zijn fragiele democratieën die juist nu onze steun nodig hebben, soms meer in de vorm van een politieke dialoog dan in de vorm van financiële steun. Wij wachten nog steeds op de beleidsnotitie Latijns-Amerika waarom ik vorig jaar bij de begrotingsbehandeling heb gevraagd. Wij zijn net als vorig jaar van mening dat zich in de nabije toekomst in verschillende Latijns-Amerikaanse landen dramatische ontwikkelingen kunnen voordoen, als zij niet worden ondersteund. Deelt de minister deze mening?
De minister geeft als argument voor het stoppen van steun aan bepaalde landen op de landenlijst, dat je er net zo goed helemaal mee op kunt houden als je toch al weinig geeft. De CDA-fractie vindt dat geen goed argument. Een relatie tussen landen kan op veel meer manieren gestalte krijgen dan alleen door financiële middelen. Dit geldt bijvoorbeeld voor Bhutan. Daar is veel in beweging gezet en dat alles ondervindt nu al negatieve gevolgen van het feit dat de hulp wordt gestopt. Hoe ziet de minister de relatie met dat land na 2007?
Volgens de minister is de hulpbehoefte groot in Nepal vanwege omvangrijke armoede. Nederland geeft een kleine bijdrage en kan deze volgens haar dus net zo goed helemaal niet meer geven. Wij vinden dat erg kort door de bocht.
Mevrouw Tjon-A-Ten (PvdA):
Steunt mevrouw Ferrier de vraag van de PvdA-fractie aan de minister om Bhutan op de landenlijst te handhaven?
Mevrouw Ferrier (CDA):
Wij vragen allereerst om een reactie van de minister. Wij vragen allereerst aan de minister hoe zij de relatie na 2007 met dat land ziet en of zij het mogelijk acht om een relatie met een land te onderhouden zonder dat daar financiën aan ten grondslag liggen. Daar ben ik benieuwd naar.
Mevrouw Tjon-A-Ten (PvdA):
Mevrouw Ferrier, wilt u mij vertellen hoe de minister dat zonder geld kan bewerkstelligen?
Mevrouw Ferrier (CDA):
Dat vraag ik aan de minister. Mevrouw Tjon-A-Ten, voor mij kan een relatie tussen landen veel meer inhoud hebben dan alleen een financiële. Ik ben benieuwd of de minister die mening deelt en hoe zij dat ziet.
Mevrouw Karimi (GroenLinks):
Voorzitter. Het is wel leuk om dergelijke debatten te voeren en het telkens aan de minister te vragen, maar wij hebben een notaoverleg achter de rug. Tijdens dat overleg heeft de minister gezegd dat zij daar helemaal niets in ziet en zij dat land van de lijst wil schrappen. Dat beaamt de minister ook. Het is dus nu aan u om duidelijk te maken wat de positie van de CDA-fractie is. De fase van het stellen van vragen is voorbij.
Mevrouw Ferrier (CDA):
Ik heb niet gehoord dat de minister heeft gezegd dat voor haar de relatie met Bhutan na 2007 is afgelopen. Daarom vraag ik ernaar.
Mevrouw Karimi (GroenLinks):
Dat betekent dat u eigenlijk akkoord gaat met het schrappen van Bhutan van de landenlijst. U vraagt om het onderhouden van een relatie met Bhutan na 2007. Hoe kan dat zonder geld?
Mevrouw Ferrier (CDA):
Ik vraag of de minister mogelijkheden ziet om een relatie met Bhutan te onderhouden, omdat daar veel is opgestart en omdat dit alles nu al negatieve gevolgen ondervindt van het feit dat de hulp in 2007 wordt gestopt. Ik heb net gezegd dat wij de motivatie dat wij net zo goed kunnen stoppen met het geven van geld, nu wij toch al zo weinig geven, niet goed vinden. U kunt zeggen dat wij geen vragen meer kunnen stellen, maar ik heb gisteren de landenlijst pas gekregen. Om die reden vraag ik de minister hoe zij dat ziet.
De motivatie van slecht bestuur is een terechte. Voor de CDA-fractie is goed bestuur niet alleen een voorwaarde, maar ook een doel. Dat geldt bijvoorbeeld voor Guinee-Bissau. Door daar te stoppen, ontnemen wij ons iedere mogelijkheid om invloed uit te oefenen op het tot stand brengen van goed bestuur. In het kader daarvan wil ik weten hoe de minister de steun aan Eritrea verantwoordt. Onder andere Human Rights Watch en Amnesty International maken melding van schendingen van mensenrechten. Daarvan zijn ook religieuze minderheden het slachtoffer. Ik krijg hierop graag een reactie.
In maart van dit jaar zijn er op Cuba 77 dissidenten opgepakt. Daaronder bevonden zich onafhankelijke journalisten en vakbondsleiders. Nederland heeft zich uitgesproken tegen deze vorm van schending van mensenrechten. In antwoord op vragen heeft de minister gezegd dat zij de situatie op Cuba vanuit Europees perspectief aan de orde wenst te stellen, omdat dit het meeste effect heeft. Wat gebeurt er nu precies op Europees niveau om de schendingen van mensenrechten op Cuba te beëindigen? Cuba heeft te kennen gegeven niets meer met Nederland te maken te willen hebben. Hoe staat het met de Nederlandse bijdrage aan het bedrijfsleven op Cuba? In hoeverre beschouwt de minister het stopzetten van deze hulp als een mogelijk pressiemiddel?
Ten slotte. De beleidsnotitie van de minister voor Ontwikkelingssamenwerking heet "Aan elkaar verplicht". Zij doelt hiermee op de plicht jegens elkaar om de belofte van verwezenlijking van de millenniumdoelstellingen waar te maken. Voor mij zijn er echter meer redenen waarom wij elkaar iets verplicht zijn. Bovenal geldt voor mij de christen-democratische visie dat ieder mens ons gegeven is, ieder mens, ver weg of dichtbij. Dit besef zorgt ervoor dat wij ons daadwerkelijk willen inzetten voor een rechtvaardiger verdeling van rijkdom en macht, opdat ieder mens de kans krijgt, een menswaardig bestaan op te bouwen. Daar gaat het bij ontwikkelingssamenwerking om en dat zijn wij aan elkaar verplicht.
De heer Wilders (VVD):
Voorzitter. Ik zou mevrouw Ferrier een vraag willen stellen, want wij zijn nog veel meer aan elkaar verplicht. Zo zijn wij ook aan elkaar verplicht, geld effectief te besteden. Wat vindt zij ervan dat medefinancieringsorganisaties 5% van hun budget, in totaal 20 mln per jaar, aan politieke beïnvloeding mogen besteden? Dit geld wordt uitgegeven om politici en andere hoogwaardigheidsbekleders de wereld rond te laten reizen – dure tickets, dure hotels – om aan beleidsbeïnvloeding te laten doen. Wij kunnen ons nog allemaal het incident met mevrouw Duisenberg herinneren, toen zij in het begin van dit jaar de Palestijnse gebieden bezocht. Vindt mevrouw Ferrier nu werkelijk dat medefinancieringsorganisaties dit belastinggeld mogen gebruiken om reizen van dit soort mensen te financieren, mensen die dit net zo goed zelf zouden kunnen betalen? Vindt zij niet dat dit geld niet aan ontwikkelingshulp zou moeten worden besteed?
Mevrouw Ferrier (CDA):
Voorzitter. Voor de CDA-fractie zijn medefinancieringsorganisaties, ook de thematische, van groot belang. Met hun ideële grondslag kunnen ze als geen ander het debat stimuleren, gericht op ontwikkeling. Een belangrijke taak van medefinancieringsorganisaties is vergroting van het draagvlak voor ontwikkelingssamenwerking, ook in Nederland. Uiteraard let de CDA-fractie zeer kritisch op de effectiviteit van de bedragen die daaraan besteed worden. Ik moet eerlijk zeggen dat ook wij vraagtekens zetten bij vele reizen naar het buitenland met verblijf in dure hotels. Tegelijkertijd onderschatten wij niet, hoe enorm belangrijk de rol van deze organisaties is bij het vergroten van het draagvlak en bij het gestalte geven aan het partnerschap, dat het CDA zo belangrijk vindt. Dit betekent niet dat wij hier kritiekloos naar kijken. Wij zijn dan ook blij met de toezegging van de minister om op grond van gedegen evaluaties en beleidsvoorstellen te bekijken hoe het zit met de activiteiten van medefinancieringsorganisaties. Ik denk dat je er altijd goed op moet letten of het geld effectief besteed wordt.
De heer Wilders (VVD):
Voorzitter. Dit was een heel lang antwoord. Mag ik eruit begrijpen dat mevrouw Ferrier er eigenlijk ook moeite mee heeft dat er belastinggeld wordt gebruikt om heel veel mensen naar Nederland te laten komen en Nederlandse politici en anderen naar het buitenland te laten gaan, allemaal op kosten van die medefinancieringsorganisaties? Vindt u ook niet dat wij daar op z'n minst eens wat kritischer naar zouden moeten kijken?
Mevrouw Ferrier (CDA):
Wij kijken er ook zeer kritisch naar. Ik vind het wat kort door de bocht om te spreken van "heel veel mensen naar Nederland te laten komen" en dergelijke. Je moet ook daarbij letten op het effect ervan, je moet nagaan hoe zinvol het is om een missie hierheen te laten komen of er een naar het buitenland te laten gaan. Maar nogmaals, wij zijn niet tegen kritische bestudering van de voorstellen van medefinancieringsorganisaties.
De heer Koenders (PvdA):
Voorzitter. Ik ben met onder anderen mevrouw Hirsi Ali, lid van de VVD-fractie, met Cordaid naar Colombia gereisd. Er zijn andere leden van deze fractie die naar Taiwan gaan, op kosten van de regering van dat land. Staat u daar ook kritisch tegenover of vindt u dat dit soort reisjes wel kunnen?
Mevrouw Ferrier (CDA):
Uiteraard ben ik daar ook kritisch over. Ik heb gezegd dat ik kritisch kijk naar alle bestedingen door medefinancieringsorganisaties. Je moet altijd goed kijken wat het doel is van een reis en of het de moeite waard is. Ik ben het ermee eens dat je kritisch moet zijn, maar je moet de inzet van deze organisaties niet onderschatten.
Mevrouw Tjon-A-Ten (PvdA):
Zegt u dat u, kijkend met een kritische blik, bepaalde reisjes niet maakt?
Mevrouw Ferrier (CDA):
Dat is precies wat ik zeg. Ik kijk kritisch of ik het verantwoord vind of dat ik de reis zelf zou moeten betalen als ik meega.
De voorzitter:
Voor reizen van leden van de Tweede Kamer die niet vanuit de Tweede Kamer zelf zijn geregeld, bestaat het openbare en verplichte reizenregister. Wat dat betreft is er voor Kamerleden transparantie.
De heer Van Bommel (SP):
Mijnheer de voorzitter. In tien tot twaalf minuten de hele wereld rond; het zal je maar te doen staan. Ik ga het echter toch proberen.
Het afgelopen weekend kende twee historische momenten. Het eerste historische moment was de aanhouding van dictator Saddam Hoessein. De terugkeer van het Baath-regime lijkt hiermee nagenoeg onmogelijk, zeker ook gezien de overgave van Al-Duri, een andere gevreesde leider. Hun berechting in Irak kan een belangrijk middel zijn bij de verwerking van 35 jaar dictatuur. Is de Nederlandse regering bereid desgevraagd juridische ondersteuning aan Irak te geven? Is de Nederlandse regering van plan de Nederlandse gifgashandelaar Van Anraat, die in de jaren tachtig verboden grondstoffen voor chemische wapens aan Irak leverde, nu ook voor de rechter te brengen?
De succesvolle aanhouding van Saddam Hoessein kan niet verhullen dat de regering met haar steun aan het Amerikaanse beleid een verkeerde weg is ingeslagen. De Pax Americana, de idealistische Amerikaanse buitenlandse politiek, is niet het juiste antwoord op het terrorisme. Dat heeft twee jaar oorlog in Afghanistan wel bewezen. Ondanks het feit dat in die oorlog burgerslachtoffers, waaronder verleden week nog een groep kinderen, worden opgevat als bijkomende schade, staat Nederland al weer klaar om gevechtshelikopters te leveren voor de volgende fase. Ook in Irak is het perspectief voor de bevolking allerminst rooskleurig. De Pax Americana is een vorm van permanente oorlogvoering die haat zaait en tot verscheurdheid leidt. En wie haat zaait, zal terrorisme oogsten. Is de regering werkelijk van mening dat de aanpak van zogenaamde schurkenstaten, zoals die nu gestalte krijgt, effectief is? Rekent zij evenals president Bush staten als Noord-Korea en Iran tot de As van het Kwaad en zou zij ook een aanval op die landen politieke dan wel militaire steun geven?
Een tweede historisch moment beleefden wij dit weekend dichter bij huis, namelijk in Brussel. Wat een feest had moeten worden, werd een ordinaire matpartij. De Nederlandse regering kreeg daarbij een flink pak slaag en de Europese Grondwet is voorlopig van de baan. Gelukkig. Wij zullen er later deze week uitgebreid op terugkomen. Onze bezwaren tegen die grondwet zijn genoegzaam bekend. Centraal daarbij staat het dwingende neo-liberale karakter van de EU, de militarisering van Europa en het gebrek aan democratie. Hoe graag ik ook een referendum had gewild, zo'n grondwet liever helemaal niet. Nu is het referendum dus ook niet nodig.
Ik kom bij enkele afzonderlijke kwesties in het Nederlandse buitenlands beleid. Nederland heeft voor de resolutie in de Algemene Vergadering van de VN gestemd, waarin de bouw van de muur in de Palestijnse gebieden werd veroordeeld. Nu er echter juridische stappen uit volgen, stemt Nederland tegen. Waar wordt die dubbelhartige, mag ik zeggen lafhartige houding door bepaald? De regering deelt toch wel de opvatting van de SP-fractie dat de bouw van die muur contraproductief is in het moeizame vredesproces? Ik krijg ook graag een reactie op de uitspraken van de heer ElBaradei van het Internationaal Atoomenergie Agentschap, die meent dat Israël zijn arsenaal aan kernwapens zou moeten opgeven. Hij ziet dat als een belangrijke factor in de wapenwedloop en in de spanningen in het Midden-Oosten.
Met het oog op mogelijke onderhandelingen over de toetreding van Turkije tot de Europese Unie wil mijn fractie de nadruk leggen op de Kopenhagen-criteria, vooral op het criterium van de rechtsstaat. Hoe beoordeelt de regering in dat verband de positie van minderheden zoals Koerden, Armeniërs, Assyriërs en anderen in Turkije, mede in het licht van de massamoorden van 1915 tegen Armeniërs en Assyriërs? Vindt de regering het in dit licht wenselijk dat er in Turkije of in internationaal verband een wetenschappelijk onderzoek komt naar deze gebeurtenissen? Een dergelijk onderzoek moet klaarheid geven over de gebeurtenissen in de geschiedenis en kan een erkenning zijn van de positie van minderheden in 2004. Die directe relatie ligt er nog steeds. Hoe beoordeelt de regering de recente ontwikkelingen op Cyprus met het oog op de onderhandelingen met Turkije?
Met betrekking tot Cuba maakt mijn fractie zich grote zorgen over de schending van mensenrechten. De Cubaanse regering moet daar indringend op worden aangesproken. Van de andere kant heeft de decennialange, door Amerika geleide boycotpolitiek vooral de bevolking van Cuba tot de bedelstaf gebracht. Daarom bepleit mijn fractie de politiek van dialoog en normale handelsbetrekkingen met Cuba. Alleen zo kan worden voorkomen dat het lot van de Cubaanse bevolking verder verslechtert.
Mevrouw Karimi (GroenLinks):
De heer Van Bommel sprak met nadruk van normale handelsbetrekkingen. Is hij het met mij eens dat bijvoorbeeld subsidie aan het Nederlandse bedrijfsleven op dit moment niet op zijn plaats is?
De heer Van Bommel (SP):
Nee, die opvatting deel ik niet. Ik denk dat de jarenlange, decennialange wurging van Cuba vooral maakt dat de bevolking van Cuba al heel lang lijdt. Wat je daar kunt stimuleren op een manier zodat je in ieder geval weet dat het geld niet verkeerd terechtkomt, lijkt mij het minimum dat je kunt doen in dit geval.
Mevrouw Karimi (GroenLinks):
Wat betekent nu "dat het geld niet verkeerd terechtkomt"? Wij weten dat het daar om een door de staat geleide economie gaat. Als van Nederland uit bedrijven zaken doen met Cuba, betekent dat rechtstreeks zaken doen met Fidel Castro. De Cubaanse bevolking profiteert daar nauwelijks van. Kortom, op het moment dat de Nederlandse regering deze bedrijven subsidieert, wordt rechtstreeks zaken met Fidel Castro gedaan. Bent u daar vóór of tegen?
De heer Van Bommel (SP):
Mijn uitleg van deze subsidies is een andere. Mijn uitleg is dat deze subsidies terechtkomen bij Nederlandse bedrijven waar zaken mee gedaan wordt. Daar zou je bezwaar tegen kunnen maken en ik begrijp uit uw notitie dat u daar bezwaar tegen maakt. Dat is een legitiem standpunt maar ik deel dit niet. Ik vind dat wanneer je vaststelt dat een bevolking zoals op Cuba jarenlang in een wurggreep wordt gehouden, zowel door de eigen overheid als door de isolatie die internationaal plaatsheeft, je op de een of ander manier moet pogen nog wat te doen dat ook aan die bevolking ten goede komt.
Mevrouw Karimi (GroenLinks):
Het komt helaas de geloofwaardigheid van het betoog van de heer Van Bommel niet ten goede als hij de mensenrechtenschendingen in een land waar een linksgeoriënteerd bewind is, niet aan de kaak wil stellen en daarin niet consequent is. Helaas is hij dan aan zijn linkeroog blind.
De heer Van Bommel (SP):
Ik ben begonnen met te wijzen op de mensenrechtenschendingen op Cuba en ik zou Cuba ook niet een linksgeoriënteerd land willen noemen in dit verband. Waar het om gaat, is dat Cuba al heel lang internationaal geïsoleerd is en dat aan het einde van de dag de bevolking van Cuba daar het slachtoffer van is. U kunt hier wel symboolpolitiek willen bedrijven ten aanzien van Cuba en wellicht ook andere landen, maar weet wel dat u daarmee de bevolking van Cuba geen plezier doet.
Voorzitter. In de goede bedoelingen van Nederland in het buitenland zal het voormalige Joegoslavië, en Srebrenica in het bijzonder, altijd een bijzondere plaats blijven innemen. De SP-fractie maakt zich zorgen over de projecten die ten goede moeten komen aan de bevolking die zich nog steeds ophoudt in de vluchtelingenkampen. Hoe staat het met de besteding van reeds toegezegde fondsen en met reeds lopende projecten? Mijn fractie krijgt signalen dat er weinig vooruitgang wordt geboekt. Is de regering bereid de inspectie Ontwikkelingssamenwerking een onderzoek te laten instellen naar de besteding van de tot nog toe beschikbaar gestelde fondsen en spoedig projecten in gang te zetten die werkgelegenheid genereren en tot verbetering van de omstandigheden in de vluchtelingenkampen leiden?
De regering schrijft in één van de recente beleidsstukken dat het "vooral de armsten zijn die het meeste lijden onder onveiligheid, schending van mensenrechten en de sociale en economische gevolgen van destabilisering". Dat is waar. De eerste prioriteit moet daarom een effectieve bestrijding van de armoede zijn. Langetermijnoplossingen komen voor deze groep te laat. Terecht worden daarom de millenniumdoelstellingen nagestreefd, ook door dit kabinet. Het wegnemen van obstakels om die te bereiken, zoals aangegeven in het UNDP-rapport over 2003, is dan ook van groot belang. Als wij de internationale politiek rond privatisering en het openbreken van lokale markten niet wezenlijk veranderen, dan zullen armoede, conflicten en oorlog eerder toe- dan afnemen. Deelt de regering de opvatting dat er spanning bestaat tussen de opgelegde vrijhandelspolitiek en het bereiken van de millenniumdoelen? Zo ja, wat gaat zij eraan doen om die spanning weg te nemen?
Met de groep van 220 verontruste ontwikkelingsdeskundigen maakt de SP-fractie zich grote zorgen over het kwaliteitsverlies binnen ontwikkelingssamenwerking ten gevolge van bureaucratisering, de vele beleidsaanpassingen en een beleid dat het lerend vermogen binnen de sector eerder ondermijnt dan bevordert. De SP-fractie is dan ook geïntrigeerd door de vraag welke beleidskeuzes ontwikkelingslanden zouden maken als zij een doorslaggevende stem zouden hebben in de besteding van de 3,75 mld ontwikkelingsgeld per jaar. Als er in het kader van ontwikkelingssamenwerking werkelijk sprake zou zijn van ownership, dan zou het ons niet verbazen als het gros van de landen een hogere prioriteit zou geven aan kwijtschelding van schulden. En dan bedoel ik natuurlijk niet het aflossen van exportkredietschulden. Dat is in mijn ogen een beschamend cadeautje voor het Nederlands bedrijfsleven uit de pot voor ontwikkelingssamenwerking.
De regering zoekt naar coherentie in het buitenlandbeleid. Tot dusverre blijkt dit een schaamlap voor groeperingen die niets met ontwikkelingssamenwerking te maken hebben, zoals Defensie en het bedrijfsleven. Zij slagen erin, ten eigen bate te graaien in de fondsen van ontwikkelingssamenwerking. Het stabiliteitsfonds dreigt hiervan een voorbeeld te worden. Het stoelt op goede bedoelingen, maar wij moeten Defensie volledig laten bijdragen aan stabiliteit in de landen waarin zij aan operaties deelneemt. Ontwikkelingssamenwerking moet zich richten op het opbouwen van structurele ontwikkelingen. Die hartenkreet heb ik eerder geuit, maar ik zal hem blijven herhalen.
Kan de minister de Kamer informeren welk deel van het budget van Ontwikkelingssamenwerking daadwerkelijk in de landen van het zuiden wordt besteed en welk deel in de vorm van apparaats- en overheadkosten in Nederland, Genève, Washington en New York? Hoe is die verhouding in personele zin? Bij de beoordeling van het beleid is het noodzakelijk om daar zicht op te krijgen. Mijn fractie heeft grote bezwaren tegen het feit dat een aanzienlijk deel van het Nederlandse multilaterale ontwikkelingsbudget gekanaliseerd wordt via de internationale financiële instellingen, waaronder het IMF en de Wereldbank in het bijzonder. Afgelopen zomer heb ik tijdens een werkbezoek aan Ghana kunnen constateren dat de Wereldbank op meerdere vlakken een buitengewoon kwalijke rol speelt. Er moet dringend beleid worden gemaakt om de belangrijkste knelpunten binnen de stedelijke drinkwatervoorziening aan te pakken. Ik ben dan ook aangenaam verrast door het feit dat de Nederlandse ambassadeur die in Ghana de benodigde politieke kredietwaardigheid heeft om aan oplossingen te werken, daarvoor van de minister groen licht heeft gekregen. Tegelijkertijd zou ik graag van de minister vernemen wat haar standpunt is over de conditionaliteitseisen die de Wereldbank en het IMF aan landen als Ghana opleggen.
Bij de SP bestaat grote onvrede over het terugbrengen van de lijst van hulplanden van 49 tot 36. Door het schrappen van Guinee-Bissau, India en Nepal geeft de regering politiek een slecht signaal af aan de regeringen van betrokken landen. Ondanks het feit dat Nederland het aantal landen dat voor hulp in aanmerking komt, verminderd heeft, blijft de lijst een willekeurige indruk maken. Het opnemen van landen op grond van het feit dat Nederland binnen de Wereldbank voor hen spreekt, lijkt de SP-fractie buitengewoon twijfelachtig. Dit brengt het risico met zich mee dat er tussen Nederland en de desbetreffende ontwikkelingslanden een patroon-cliëntverhouding ontstaat die open en onbevangen vormen van communicatie belemmert. Graag hoor ik van de minister hoe zij deze kwestie beoordeelt.
Ik kom op de stopzetting van het hiv/aidsprogramma in Ethiopië. Los van de vraag of dat programma de meest geëigende bijdrage vormt om aids in Ethiopië te bestrijden, val ik over het feit dat de permanente beleidswijzigingen binnen het Nederlandse beleid gepaard gaan met dramatische vormen van collateral damage. In dit geval betekent het beëindigen van dit programma dat enkele honderden arbeiders die in het kader van het programma toegang tot medische basisvoorzieningen hadden, daar binnenkort van verstoken blijven. Ik dring er bij de minister op aan, de Kamer op korte termijn te informeren over een mogelijke follow-up van dit programma. Nieuwe inzichten kunnen altijd tot verbetering leiden, maar nieuw beleid is niet altijd beter beleid en mag evenmin gepaard gaan met vormen van kapitaalvernietiging waarbij de hulpontvangers van de regen in de drup belanden.
Als de regering niet louter lippendienst aan armoedebestrijding wil bewijzen, moet zij zich nog meer richten op de millenniumdoelstellingen en concrete vooruitgang boeken. Als de regering geen krokodillentranen wil plengen over mensenrechten en vrede, moet zij afstand nemen van de Amerikaanse agressieve politiek en zich daadwerkelijk inzetten voor geweldloze ontwapening, van kernwapens en conventionele bewapening.
De heer Wilders (VVD):
Voorzitter. We've got him! Met die woorden bevestigde Paul Bremer III eergisteren de arrestatie van de voormalige Iraakse dictator Saddam Hoessein. De man die ontelbare misdaden pleegde, zal nu eindelijk ter verantwoording worden geroepen. Zijn rol is definitief beëindigd. Maar Irak kent nog steeds grote problemen. Het zou onze Europartners Frankrijk en Duitsland sieren als zij hun toch laffe houding als het gaat om het Irak-dossier nu snel omzetten in daadkracht door betrokkenheid in plaats van apathie en afstandelijkheid te tonen. Laten wij hopen dat de overgebleven Ba'athisten en Islamisten met hun terroristische daden ook snel het onderspit zullen delven in Irak, maar zover is het helaas nog niet, vrees ik. Wij hoeven de kranten er maar op na te slaan. De democratisering van Irak en het bevorderen van de veiligheid en stabiliteit in dat land en het Midden-Oosten moet een absolute prioriteit van de internationale gemeenschap en dus ook van Nederland blijven.
Dan iets over prioriteiten. Minister Bot is formeel uiteraard verantwoordelijk voor alles wat zijn ambtsvoorganger in de begroting heeft opgeschreven, maar de VVD-fractie hoort graag van de minister welke prioriteiten hij de komende jaren stelt. Wij hopen dat hij het Europese verleden en de transatlantische inzet van zijn voorganger in ieder geval deelt en tot de zijne maakt.
Jaap en ik gaan Afrika doen, zei de toen nog staatssecretaris voor Ontwikkelingssamenwerking, mevrouw Van Ardenne, vorig jaar. De VVD zou van de minister van Buitenlandse Zaken graag horen dat hij de islamitische wereld gaat doen. Immers, het Midden-Oosten, respectievelijk de islamitische wereld, vormt de regio waaruit de meeste dreiging voortkomt voor onze veiligheid. Juist daar blijkt de meeste weerstand te bestaan tegen de voortgang naar moderniteit, vrijheid en democratie. Juist daar blijft men sterk achter als het gaat om de naleving van mensenrechten, de ontwikkeling van de democratie, civil society en de rule of law. Vele jaren lang waren terughoudendheid en respect voor de soevereiniteit de belangrijkste uitgangspunten bij het contact met dergelijke landen. Nu, in een steeds meer interdependente wereld, waarin afstanden kleiner worden, waarin sprake is van grote migratiestromen en waar wij de media van daar hier kunnen bekijken en vice-versa, waarin uiteenlopende systemen van normen en waarden meer dan ooit met elkaar in aanraking en in botsing komen en waarin vooral door radicale moslims een terroristische confrontatie met het Westen is aangegaan, moet het Westen een antwoord geven, waarbij minder plaats is voor die terughoudendheid. Dat antwoord, die concurrerende boodschap, is de belangrijkste taak die wij ook voor deze minister van Buitenlandse Zaken de komende tijd zien weggelegd.
De heer Koenders (PvdA):
Ik begrijp niets van uw geografische wereldkennis en de manier waarop u alles benoemt. Sinds wanneer bevindt de islamitische wereld zich niet meer in Afrika? Deze wereld bevindt zich volgens mij in Somalië, in West-Afrika en ook Azië.
De heer Wilders (VVD):
Dat klopt.
De heer Koenders (PvdA):
In Afrika komen ook veel landen voor die geen democratie en mensenrechten kennen. Wie goed analyseert, weet dat juist in Afrika falende staten kunnen leiden tot vergaande destabilisering en radicalisering. Wie goed oplet, weet ook dat terrorisme vooral in Afrika een probleem is. Ik denk onder andere aan Kenia. Waar haalt de heer Wilders dit vandaan? Het is volstrekt onlogisch, politiek onjuist en hij maakt geografische verdelingen die niets met de politieke realiteit te maken hebben.
De heer Wilders (VVD):
Mijn antwoord luidt dat mijn betoog volstrekt logisch en juist is. Ik heb gesproken over de Arabische en de islamitische wereld. Uit het feit dat ik in de "en-vorm" spreek, blijkt al dat ik het niet alleen over het Midden-Oosten heb.
De heer Van Bommel (SP):
Ik word het een beetje zat dat de heer Wilders bij ieder debat waar het woord "terrorisme" kan worden gebruikt, probeert om de Arabische en islamitische wereld voor de laatste keer te waarschuwen. Het heeft volgens mij nog weinig indruk gemaakt in de Kamer en ik hoop ook dat dit voor de regering geldt. Dus: wilt u er nu eens mee ophouden om het allemaal op één hoop te gooien en allemaal in één adem te noemen? U kunt het namelijk niet waarmaken. Als u het terrorisme wilt bestrijden, weest u dan concreet. Als u landen aan wilt pakken, weest u dan concreet. Maar door steeds alleen maar te spreken over de Arabische en islamitische wereld bereikt u helemaal niets en krijgt u er volgens mij ook geen steun voor bij deze regering.
De heer Wilders (VVD):
De VVD-fractie zal onverdroten doorgaan, eigenlijk alleen nog maar meer gestimuleerd door de opmerkingen van de collega van de SP-fractie. Overigens zijn wij zeer concreet. Later in mijn betoog zal ik man en paard noemen en bepaalde landen concreet iets verwijten en het kabinet vragen daar wat aan te doen.
Mevrouw Karimi (GroenLinks):
Het zal de heer Wilders wellicht verbazen, maar ik ben het met een groot deel van zijn analyse eens als het gaat om de Arabische en islamitische wereld. Ik vraag hem wel of hij het met mij eens is dat het belangrijk is een scherp onderscheid te maken tussen moslims, gematigde moslims, de politieke islam die helemaal niet gewelddadig behoeft te zijn, en extremistische groeperingen.
De heer Wilders (VVD):
Daar ben ik het zeer mee eens. Ik zal verderop in mijn betoog ook zeggen dat deze mensen eigenlijk de leer van de islam misbruiken. Dat laat overigens onverlet dat de islam wel een grondslag vormt voor deze terroristen en dat het van belang is dat wel als zodanig te benoemen. Mevrouw Karimi heeft er gelijk in dat wij zeker niet alle islamieten over één kam moeten scheren.
Ruim twee jaar geleden werden de gevolgen van al veel langer aanwezig moslimextremisme pijnlijk duidelijk toen moslimextremisten, vooral Saoediërs, de Twin Towers in brand zetten. Duidelijk is geworden dat het terrorisme, meestal gepleegd door islamieten die daarbij feitelijk de leer van de islam een veel te radicale draai geven, thans het grootste gevaar is dat onze aardbol kent. Uit een onlangs verschenen VN-rapport blijkt zelfs dat Al-Qaeda aan kracht heeft gewonnen in plaats van aan kracht heeft ingeboet. En dat baart zorgen. Om de urgentie aan te geven van de problemen in het Midden-Oosten kunnen wij ook kijken naar de twee Arab Human Development Reports van de heer Nader Fergany.
De heer Van Bommel (SP):
Wat leidt de heer Wilders eruit af dat Al-Qaeda sterker geworden is en dat het inmiddels het grootste gevaar ter wereld is? Wat zegt u dat over twee jaar strijd tegen terrorisme, waar u zo hartstochtelijk iedere keer uw steun aan betuigt?
De heer Wilders (VVD):
Wij zijn nog niet halverwege. Wij staan eigenlijk pas aan het begin van de strijd tegen het terrorisme. Het zou mooi zijn als u die strijd met ons mee zou willen maken. Ondanks wat er in internationaal opzicht al is gebeurd in de wereld, zien wij dat de verkeerde groeperingen nog sterker worden. Op bepaalde punten zijn wij in Nederland en in het buitenland succesvol geweest, maar feit blijft dat wij nog niet halverwege de oplossing zijn. Wij zullen er dus veel harder aan moeten trekken.
De heer Van Bommel (SP):
Dus u denkt dat dit een productieve strijd tegen het terrorisme is die nu gevoerd wordt?
De heer Wilders (VVD):
Er is geen alternatief voor een keiharde onverdroten strijd tegen het terrorisme. Je kunt er natuurlijk voor kiezen om niets te doen, maar ik kan u verzekeren dat dit de problematiek alleen maar verergert. Er is dus geen alternatief. Als wij hier terrorisme niet durven te benoemen en aan te pakken, zowel in nationaal als in internationaal verband, dan lossen wij de problemen nooit op. Uw fractie heeft de vorige week gestemd tegen de Wet terroristische misdrijven. Ik kan u wel zeggen dat wij ook in Nederland met een dergelijke houding de problemen niet oplossen.
De heer Van Bommel (SP):
U denkt toch niet dat met deze wet de strijd tegen terrorisme in de wereld gevoerd kan worden? Dat kunt u toch niet serieus menen? Mijn vraag heeft overigens meer betrekking op de strijd zoals die de afgelopen twee jaar gevoerd is, waarbij landen preventief worden aangevallen en er coalities gesmeed moeten worden om wereldwijd met grof geweld landen binnen te vallen, zoals Afghanistan. Die strijd is niet productief en u bent een propagandist van die strijd, ondanks het feit dat u tegelijkertijd rapporten van de VN oplepelt waarin staat dat het terrorisme alleen maar een grotere bedreiging geworden is. Dát is het probleem.
De heer Wilders (VVD):
Ik heb hier gelukkig geen vraag in kunnen ontdekken.
Voorzitter. Ik verwees zo-even al naar de heer Fergany. Hij heeft gezegd dat het voortbestaan van de huidige status quo zal leiden tot langere periodes van geweld. Hij heeft niet direct een pasklare oplossing maar acht het wel onmogelijk om ervan uit te gaan dat die passieve Arabische samenlevingen in staat zijn om dit zelf te veranderen. Essentieel is dan ook dat aansluiting wordt gezocht bij die moslims die moderniteit, vrijheid en democratie verwelkomen. Het lijkt mij belangrijk om uitwisselingsprogramma's te stimuleren met de meer liberale academici en andere veranderingsgezinde vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld in die landen. Samen met mevrouw Karimi heb ik bijvoorbeeld een amendement ingediend om the civil society in Iran nader te ondersteunen.
Tegelijkertijd moet worden onderkend dat hetgeen wij propageren niet direct op een enorme bijval kan rekenen in de desbetreffende landen. Het rapport-Fergany geeft aan dat autocratisch bestuur in de Arabische wereld eerder regel dan uitzondering is. Een extra drempel voor ontwikkeling wordt gevormd door een fundamentalistische invulling van de islam, die sterk wordt begunstigd door de royale financiële middelen waar men op het Arabisch schiereiland over beschikt en die helaas ook niet zelden de weg naar Europa vinden. Ik wijs op het boek van Rita Katz "De terroristenjaagster". Zij heeft zich vanaf 1998 fulltime beziggehouden met onderzoek naar moslimterrorisme. Zij constateert dat de ideologische en financiële input van landen zoals Saoedi-Arabië voor het moslimterrorisme fnuikend is. Zij schrijft: Zolang radicale moslimgeestelijken prediken ten gunste van de Jihad en zolang bijvoorbeeld Saoedische schoolboeken jonge mensen leren dat wij, de ongelovigen, altijd hun vijanden zullen zijn, zal het islamitisch niet worden uitgeroeid. Door middel van politieke druk, diplomatie, sancties en andere maatregelen moet het Westen regeringen als die van Saoedi-Arabië dwingen om te stoppen met het verspreiden van deze ophitsing en om een nieuwe generatie te laten ontstaan die niet de blinde boosaardige haat koestert tegen het Westen en alles waar het Westen voor staat.
Dit zijn heel wijze woorden. Ik roep de regering op om zich daadkrachtiger op te stellen tegen deze haatdragende rotzooi die vaak uit dit soort landen wordt verspreid via scholen of via de media. Hechte relaties zijn eigenlijk niet mogelijk wanneer islamisme wordt gefinancierd of wanneer er schoolboekjes worden gebruikt die ons als vijanden afschilderen. Helaas worden bijvoorbeeld ten aanzien van Saoedi-Arabië vaak gelegenheidsargumenten gebruikt om vooral niets tegen dit land te doen. De heer Koenders heeft daar terecht op gewezen. Dit is een land waar niet alleen dubieuze boodschappen worden verkondigd en geld wordt geschonken voor islamisme elders, maar waar ook een enorme achterstand bestaat wat betreft democratie, mensenrechten, de emancipatie van de vrouw en ga maar door. Ik vraag de minister om in Europees verband meer werk te maken van het aanspreken van deze landen op dit gedrag.
Er zijn ook andere voorbeelden zoals Syrië. Ook dat land moet kritisch worden bejegend. Er is een Europees associatieverdrag met dit land getekend, maar ik vraag mij af of het wel zin heeft om zo'n verdrag überhaupt te behandelen als het inderdaad waar is dat Syrië nog steeds steun geeft aan terrorisme. Wat heeft het voor zin om een handelsakkoord te sluiten met een land zoals Iran, zolang dat land niet alleen terrorisme steunt en mensenrecht schendt, maar ook het liefst de joden en de staat Israël de Middellandse Zee in ziet verdwijnen? Minister De Hoop Scheffer was dit met ons eens.
Turkije is een ander voorbeeld. Dit land kan wat mijn fractie betreft de komende duizend jaar nog niet rekenen op toetreding tot de EU als het inderdaad doorgaat op de weg die wordt aangegeven door een voorstel dat nu in het Turkse parlement behandeld wordt. Het wil een nieuw artikel 327 in het wetboek van strafrecht opnemen waarin staat dat een verkrachter die met zijn slachtoffer trouwt vrijuit gaat. Dit zijn normen en waarden die wij nooit tot de onze kunnen maken. Hier moeten wij tegen in het geweer komen. Het is nodig om op dit soort onderdelen diplomatiek en politiek meer lef te tonen.
Wij hebben de notitie over Marokko die voor eind 2002 was toegezegd nog niet mogen ontvangen. Kunnen wij haar nu in januari tegemoet zien?
Ook mijn fractie vindt het zeer droevig dat het Israëlisch-Palestijns vredesproces in het slop is geraakt. Wij zijn ook onder de indruk van het ontwerpvredesplan van de heren Beilin en Rabbo. Helaas is dat geen standpunt van hun beider regeringen. Het is echter te prijzen dat de regering in navolging van minister Powell van de VS, maar tegen de zin van de heer Sharon, met beide heren in gesprek wil gaan. Dat is zeker de moeite waard. In hoeverre kan de regering bevorderen dat vooral de Verenigde Staten wat meer engagement krijgen ten aanzien van de Midden-Oostenproblematiek?
De heer Dittrich (D66):
Vond u het niet jammer dat de Nederlandse regering in Genève niet vertegenwoordigd wilde zijn via een van de ministers?
De heer Wilders (VVD):
Ik vind dat niet zo belangrijk. Op het moment dat er een vredesplan van de oppositie komt, is het niet zo belangrijk wie er vertegenwoordigd is. Het gaat erom dat in het plan van de oppositie interessante punten zitten. Ik vind het goed dat de minister van Buitenlandse Zaken heeft gezegd dat hij, als het uitkomt – dat mag van mij liever eerder dan later – graag met beide heren wil overleggen. Dat is vooral bedoeld als signaal aan de zittende regeringen aan Palestijnse en aan Israëlische kant, dat wij dit serieus nemen, omdat wij graag vooruitgang willen. Daar gaat het om, mijnheer Dittrich, en niet of men bij een presentatie op welk niveau dan ook wel of niet aanwezig was.
De heer Dittrich (D66):
U zegt: als het uitkomt, maar vindt u het niet beter dat de nieuwe minister de mensen gewoon uitnodigt en actief betrokkenheid toont?
De heer Wilders (VVD):
De minister heeft actief betrokkenheid getoond door in zijn brief op te nemen dat hij bereid is om de mensen te ontvangen. Dat is wat ons betreft meer dan voldoende.
De heer Koenders (PvdA):
Ik ben blij dat de VVD-fractie eindelijk, na jaren, nu ook kritisch wil zijn tegenover mensenrechtenschendingen in het Midden-Oosten. De VVD was altijd de grote steunpilaar van wapenexport naar Saoedi-Arabië en gaf in veel gevallen ook steun aan Arabische regimes. Daarin is dus verandering gekomen, maar wat betekent dat in de praktijk? Zal de VVD daadwerkelijk mensenrechten boven economische belangen en boven wapenexporten plaatsen? Dat zou een echte doorbraak zijn, die wij in dit huis in jaren niet hebben gezien. Graag een concreet antwoord van de heer Wilders.
De heer Wilders (VVD):
Mijn antwoord is heel concreet, namelijk dat er geen enkele beleidswijziging van de VVD-fractie is. Wij zijn, misschien wel in tegenstelling tot uw fractie, altijd zeer evenwichtig geweest in de benadering van het Israëlisch-Palestijnse conflict. Wij zijn altijd heel kritisch geweest ten aanzien van sommige beleidsdaden van Israël. Ik verwijs naar onze opmerkingen over de nederzettingen, buitenrechtelijke executies en de zogenaamde muur. Wij zijn daarover altijd helder en kritisch geweest. Tegelijkertijd zijn wij altijd zeer kritisch geweest over de rol van de Palestijnen en met name die van de heer Arafat, de steun aan terroristische organisaties en de grote corruptie in zijn eigen bestuur. Die evenwichtigheid had mijn fractie meer dan de uwe.
De heer Koenders (PvdA):
Ik had het niet over het Israëlisch-Palestijnse conflict, ten aanzien waarvan uw fractie heeft voorkomen dat er een evenwichtige benadering is, maar over de regimes waarbij Nederland economische belangen had, zoals in Noord-Afrika en Saoedi-Arabië. Jarenlang zijn wapenexporten naar die landen gesteund. Mijn vraag is of de VVD-fractie, waar zij eerst eenzijdig de Amerikanen volgde, ook op het punt van de mensenrechten in Turkije, nu daadwerkelijke een keuze voor mensenrechten maakt. Zo ja, welke consequenties verbindt zij daaraan?
De heer Wilders (VVD):
Deze vraagstelling klopt wederom niet. Wij hebben nooit achter welk land dan ook aangelopen. Wij hebben nooit achter de Verenigde Staten aangelopen. Wij hebben nooit achter het Verenigd Koninkrijk aangelopen. Wij hebben altijd een eigen afweging gemaakt. De ene keer viel deze de ene kant en de andere keer de andere kant op. Wij spreken over (de bescherming van) normen en waarden in de internationale politiek, het tegengaan van terrorisme en het bestrijden van landen die terrorisme gebruiken, hoe klein het aandeel van de islamieten dan ook is. Dat bestrijden moeten wij stellen boven al het andere wat er speelt.
Mevrouw Karimi (GroenLinks):
Bent u het met mij eens dat Pakistan een van de islamitische landen is waar extremistische groeperingen hoogtij vieren?
De heer Wilders (VVD):
Wat wilde u mij vragen, mevrouw Karimi?
Mevrouw Karimi (GroenLinks):
Mijn vraag is of u het daarmee eens bent.
De heer Wilders (VVD):
Pakistan is een van de landen, evenals vele landen in de regio, waarin dingen gebeuren die niet zouden moeten gebeuren.
Mevrouw Karimi (GroenLinks):
Ik neem aan dat u wilt dat de Nederlandse regering een streng beleid voert ten aanzien van dat land.
De heer Wilders (VVD):
Wij zouden willen dat wij niet alleen Pakistan, maar alle andere landen die ik heb genoemd, waaronder Saoedi Arabië, Iran of Oman van waaruit terrorisme wordt gesteund, daarop durven aanspreken. Dat kan op verschillende manieren: politiek, diplomatiek of economisch. Ieder land vraagt een andere aanpak. Wij moeten bij ieder land bekijken of wij daarvoor internationaal draagvlak kunnen vinden. Meer dan in het verleden zullen wij die landen moeten aanspreken op dit soort gedrag.
Mevrouw Karimi (GroenLinks):
Als u slogans wilt roepen, is dat prima, maar deze regering heeft besloten, weer wapens te exporteren naar Pakistan. Bent u het daarmee eens?
De heer Wilders (VVD):
Of er wel of niet wapens worden geëxporteerd naar Pakistan is geen oplossing voor het probleem van moslimextremisme in dat land. Sterker nog, de huidige regering in Pakistan wil vaak optreden tegen dat extremisme aldaar. Zij heeft daar last van en probeert daartegen op te treden. Wij kunnen een discussie houden over de vraag of je nu wel of niet wapens exporteert naar dat land. Wapenexport zal niet leiden tot een meer of minder effectieve aanpak van het moslimextremisme. Dat laat onverlet dat de Nederlandse regering en Europa Pakistan zullen moeten aanspreken op het groeiende moslimextremisme aldaar. Gevraagd moet worden of al het mogelijke gedaan wordt en als dat kan, moet er hulp worden aangeboden.
Ons land heeft een lange voorgeschiedenis op het gebied van de ontwikkeling van vrijheid, democratie en mensenrechten. Dat stimuleert ons de zijde te kiezen van landen en bondgenoten die willen opkomen voor die waarden en normen. Helaas lijkt het soms alsof wij ons niet voldoende bewust zijn van de Nederlandse voorgeschiedenis en van de eigen identiteit. Tot mijn verbazing las ik ergens in de stukken de curieuze zinsnede dat Nederland veel meer financiële prioriteit wil geven aan het bevorderen van de eigen identiteit in ontwikkelingslanden. Wat gaan wij van die identiteit en cultuur financieel steunen? Het is toch niet de bedoeling van de minister bijvoorbeeld de rol van de vrouw in de islamitische wereld of andere slechte voorbeelden van identiteit waarover wij toch iets anders denken te financieren? Wil de minister voor Ontwikkelingssamenwerking daarop ingaan?
Het blijft ook zaak om landen in Oost-Europa die binnenkort toetreden tot de Europese Unie te blijven ondersteunen bij de verwezenlijking van hun democratieën. In dat verband herinner ik de bewindslieden aan de motie van mijn fractiegenoot Van Baalen over het continueren van programma's gericht op de samenwerking tussen politieke organisaties daar en hier. Kan de staatssecretaris voor Europese Zaken daar positief op reageren?
Juist het besef van normen en waarden, culturen en onze identiteit vormt de rode draad in mijn bijdrage. Soms biedt dit een goed handvat om relaties aan te halen. Ik wijs bijvoorbeeld op historische relaties die ons land ooit had en heeft met regio's of steden die zelf ook een positief gerichte belangstelling voor Nederland tonen. Ik kan veel steden noemen, zoals Nagasaki in Japan en New York waarmee wij een belangrijke historische band hebben.
Ik kan ook de stad Gdansk in Polen noemen. Gdansk was lange tijd het Baltische centrum voor de zogenoemde moedernegotie. In Gdansk staat een instelling genaamd Holland Huis, alias "Dom Holenderski", die zich richt op culturele en economische betrekkingen met Nederland. Deze instelling werd vier jaar geleden door koningin Beatrix geopend, maar lijkt nu door problemen een financiële dood te sterven. Ik verzoek de staatssecretaris voor Europese Zaken die verantwoordelijk is voor het internationale cultuurbeleid zich in te spannen voor het behoud van dit Holland Huis en de Kamer over zijn inspanningen voor 1 februari te informeren. Ik hoop op een toezegging, want het zou jammer zijn als wij voor zo'n onderwerp een motie moesten indienen.
Tot slot wijs ik op de relatie met en de stempel die wij hebben gedrukt op het eiland Taiwan. Ook Taiwan moeten wij niet te veel links laten liggen. Zonder ook maar een millimeter af te willen doen aan het "één China"-beleid en zonder de goede relaties met de Volksrepubliek China op het spel te willen zetten, moet het toch mogelijk zijn in Europees verband af te spreken dat aan de vijf belangrijkste politici van Taiwan op zijn minst transitvisa worden verstrekt en aangesloten wordt bij de Amerikaanse praktijk. Ik hoop daarover een positieve uitspraak te krijgen, want anders zal ik op dat punt overwegen een motie in te dienen.
De heer Koenders (PvdA):
Ik wil geen verband leggen met het reisje waarover ik het zojuist had, maar vindt u het nou echt politiek verstandig om dit punt aan de orde te stellen op het moment waarop er grote discussie is in Taiwan over het referendum? Of krijg je daardoor juist het verkeerde effect? Ik kan mij voorstellen dat u hier op een ander moment op terugkomt.
De heer Wilders (VVD):
Nee, ik vind dit een prima moment. Ik ben mij bewust van de gespannen situatie tussen Taiwan en China. Ik realiseer mij ook dat het nu uitgeschreven referendum gelukkig niet meer gaat over het voor de Chinezen gevoelige punt van een mogelijke onafhankelijkheid, maar vooral gericht is op het wel of niet hebben van op Taiwan gerichte raketten op het vasteland, mainland China. Dat heeft de spanning enigszins verminderd. Niettemin zijn er volgend jaar inderdaad verkiezingen in Taiwan. Laten wij hier echter niet meer van maken dan het is. Zonder dat wij ook maar iets willen afdoen aan het "één China"-beleid en zonder dat wij ook maar iets willen toevoegen aan welke spanning dan ook, vindt mijn fractie dat het te gek voor woorden zou zijn als wij niet zouden mogen spreken over de transitvisa. Daarbij gaat het dus om Taiwanese politici die in Amsterdam landen om vervolgens bijvoorbeeld kort daarna naar een ander land te vertrekken. Ik zei al dat ook de Amerikanen het zo doen. Het zou de moeite waard moeten zijn.
Ook op het punt van de internationale vredesmissies moeten prioriteiten worden gesteld.
De heer Dittrich (D66):
Ik heb nog een vraag over China. Bent u het met de fractie van D66 eens dat ook de Tibetaanse kwestie veel hoger op de politieke agenda zou moeten staan, zeker als het gaat om de bescherming van mensenrechten? Bent u het met ons eens dat er bijvoorbeeld een Europese vertegenwoordiger, coördinator of gezant zou moeten komen, juist in relatie met China, om Tibet veel meer op de agenda te krijgen?
De heer Wilders (VVD):
Ik ben dat zeer met u eens. Ik heb daar onlangs samen met mijn collega mevrouw Terpstra, die de Kamer helaas heeft verlaten, Kamervragen over gesteld. Ik was niet erg onder de indruk van de antwoorden van de regering, maar hoe meer serieuze aandacht wij daaraan besteden, hoe beter. Wij zijn met u van mening dat het kabinet zeer veel aandacht zou moeten besteden aan deze bevolkingsgroep, die wordt onderdrukt en die het moeilijk heeft, waarbij het niet alleen gaat om het cultureel erfgoed, maar ook om de mensen zelf. Dat kunnen wij als Nederland niet alleen, maar als dat in Europees verband kan, moet dat gebeuren, al is het alleen al om de mensenrechten.
Ik probeer voor de vierde keer om in te gaan op het thema van internationale vredesmissies. Ook op dat punt moeten prioriteiten worden gesteld. Daarover was ik het eens met de heer Koenders; de wonderen zijn de wereld nog niet uit. Ook mijn fractie bepleit immers dat de keuze voor het al dan niet deelnemen aan vredesmissies wat minder ad hoc plaatsvindt en wat minder alleen over het toch vooral technische toetsingskader gaat en dat er meer een visie, een beleid, een basis van het kabinet onder ligt. Wanneer willen wij nou aan welke missie deelnemen? Vinden wij nou dat wij versnipperd aan verschillende kleine missies moeten deelnemen? Welke regio's in de wereld hebben bij die deelname onze prioriteit? Dat is iets wat wij missen. Die basis zoeken wij bij het kabinet. Als wij die hebben, kunnen wij in het vervolg een discussie voeren die niet meer alleen gaat over de overigens zeer belangrijke techniek in het toetsingskader, maar ook over die basis. Wij missen dat node en wij roepen de regering ertoe op om daar nader op in te gaan. Daarbij geven wij ook aan dat wij een onderscheid tussen de wat meer veiligheidsgeoriënteerde missies en meer ontwikkelingshulpachtige missies interessant vinden en dat wij daarover later wellicht nadere voorstellen zullen doen. Ik zei al dat ik daar nu iets te weinig tijd voor heb.
De heer Van der Staaij (SGP):
Op zich spreekt het betoog van de heer Wilders mij op dit punt aan, maar gaat het nu om een algemene bezinning of is er ook een bepaalde onvrede over de tot nu toe gemaakte keuzes?
De heer Wilders (VVD):
Die onvrede hebt u in ons stemgedrag gezien. Los van allerlei andere redenen die ik nu niet zal herhalen, vonden wij bijvoorbeeld de missie naar Liberia niet de beste keuze. Dat is echter legitiem; er zit altijd een stukje politieke afweging in die wij in geen kader zullen kunnen vatten. Iedere fractie in dit huis heeft de vrijheid om op grond van eigen overweging een keuze te maken, maar ik vind dat wij, ook los van het toetsingskader, van het kabinet – daar is het kabinet ook voor – iets meer mogen weten over zijn visie op vredesoperaties ten algemene: welke regio's in de wereld en wel of niet versnipperd? Daarbij gaat het niet alleen om het aantal, maar ook om: waar, met welke middelen en hoe gaan wij dat doen? Het gaat er immers om dat, als Nederland bijdraagt, dat zo effectief mogelijk moet zijn. Wij zijn geen klein land, maar ook geen ontzettend groot land. Wij hebben beperkte middelen. Er is gekort op de defensiebegroting. Dat heeft ook mijn fractie pijn gedaan, maar wij werken daar wel aan mee, want wij hebben dat met elkaar afgesproken. Als wij dat allemaal weten, moeten wij, als wij Nederlandse troepen naar het buitenland sturen, weten dat dat effectief is. Wij moeten ook weten waarom wij het doen en hoe wij het doen. Die grondslag mis ik nog bij het kabinet. Ik hoop dat de minister van Buitenlandse Zaken en zijn collega van Defensie daarop een antwoord kunnen geven.
Ik had nog iets willen zeggen over de Verenigde Naties, maar daarover komen wij later nog apart te spreken. Ik sluit af met het uitdragen van ons geloof in de liberale waarden, die voor een groot deel samenvallen met de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. Wij geloven niet dat grote groepen vrouwen kiezen voor een onderschikte positie. Wij geloven niet dat mensen ervoor kiezen hun rechten gebonden te zien. Wij geloven dat liberale waarden, zoals vrijheid, democratie, mensenrechten, een goede omgeving, altijd de keuze zullen zijn van vrije mensen. Daarom willen zoveel mensen in deze wereld hier komen wonen, en wil bijna niemand terug. Kortom, het is tijd om de wereld een stuk liberaler te maken, mijnheer Koenders.
De heer Koenders (PvdA):
Als "liber(a)al" in de Amerikaanse betekenis wordt gebruikt, ben ik het eens met alles wat de heer Koenders zegt. Het debat gaat er ook niet om dat wij het oneens zijn over dit doel; het gaat om de te gebruiken methoden. In de jaren tachtig is Irak ingezet om het fundamentalisme in Iran te bestrijden. Oud-staatssecretaris Bolkestein is nog op bezoek geweest om een front te vormen tegen het islam-fundamentalisme; hij stond destijds hand in hand met de mensen van Saddam Hoessein. Wij delen wel dezelfde waarden, maar ik vraag mij af of wij die op dezelfde manier verder willen brengen. De heer Wilders heeft daarover in dit debat heel weinig gezegd.
De heer Wilders (VVD):
Als de heer Koenders echt wil weten hoe wij erover denken, moet hij morgen de Handelingen nog een keer nalezen.
De heer Koenders (PvdA):
Hiermee kan ik toch echt geen genoegen nemen! Een serieuze vraag wordt beantwoord met: gaat u de Handelingen maar nalezen.
De heer Wilders (VVD):
Ik heb uit en te na duidelijk gemaakt waar de VVD-fractie voor staat. Indien in landen de normen en waarden die ik heb omschreven, met voeten worden getreden of te weinig aandacht krijgen, moet de internationale gemeenschap – dit vraag ik ook aan het Nederlandse kabinet – die landen concreter aanspreken. Ik heb voorbeelden genoemd van wat wij moeten doen en nalaten ten aanzien van landen als Iran, Syrië en Saoedi-Arabië. Daarnaast moeten wij de krachten ondersteunen die wel veranderingsgezind zijn – in dit verband heb ik gewezen op het amendement van mevrouw Karimi – en willen bijdragen aan een ontwikkeling naar democratie in de islamitische wereld. Wij moeten het ene doen, maar ook het andere. Dat is volgens mij de oplossing van dit grote probleem.
Dit was toch een heel behoorlijk antwoord, dunkt me.
De voorzitter:
Ik geef nu het woord aan mevrouw Hirsi Ali. Zij heeft in commissievergaderingen al een aantal keren het woord gevoerd, dus wellicht verbaast het sommigen dat zij in dit plenaire begrotingsdebat haar maidenspeech zal houden. Ik geef haar graag het woord.
Mevrouw Hirsi Ali (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Wat doet de regering met ons belastinggeld? De controle daarop is misschien wel de belangrijkste taak van het parlement. Er is geen enkel departement waarbij de effecten van de uitgaven zo duister zijn als bij Ontwikkelingssamenwerking. De VVD-fractie vraagt al jaren om een grondige doorlichting van het OS-beleid, alvorens er opnieuw geld aan uit te geven. Toen ik tijdens het notaoverleg aan de minister vroeg om de resultaten van het 30 jaar lang uitgeven van het geld van de Nederlandse belastingbetaler, antwoordde zij doodleuk: wij hebben het niet bijgehouden.
Natuurlijk heeft de minister gewezen op een aantal positieve ontwikkelingen in de wereld. Zo schreef zij onder meer in de Volkskrant van maandag 8 december dat het analfabetisme in 30 jaar onder volwassenen met bijna de helft is afgenomen; dat tegenwoordig driekwart van de kinderen wordt ingeënt tegenover 5% nog geen 25 jaar geleden; dat 75% van de wereldbevolking nu toegang heeft tot veilig drinkwater tegenover 46% ruim 20 jaar geleden. Op mijn vraag in hoeverre deze ontwikkelingen zijn toe te schrijven aan het OS-beleid, kon de minister niet antwoorden. Dat is precies de reden dat het draagvlak onder de Nederlandse bevolking voor ontwikkelingshulp zo'n dieptepunt heeft bereikt. Een dag na het notaoverleg heeft de Volkskrant een enquête gehouden, waarop 2000 respondenten reageerden. Van hen vond 20% dat het OS-beleid geslaagd is, 35% was het met de VVD-fractie eens dat het OS-beleid mislukt is en aan een grondige herziening toe is en 45% vond dat ontwikkelingshulp stopgezet moet worden. De burgers vragen de minister "wat is er met ons geld gedaan" en zij zegt bij wijze van spreken: ik weet het niet, want wij hebben het niet gemeten.
Niet alleen gewone burgers zijn ontevreden, maar vandaag in Trouw bleek dit ook te gelden voor de ambtenaren van de minister. Heeft zij deze wel in de hand? Lekkend en soms openlijk lamenterend laten zij weten het optreden van de minister te betreuren. Wat vindt de minister daarvan en vanwaar zoveel onvrede? Het gaat mij niet alleen om de staatsrechtelijke vraag, maar het gaat mij om de algehele malaise rond het ontwikkelingsbudget. Is de minister het niet met de VVD-fractie eens dat het tijd is om ons tegemoet te komen en het OS-beleid grondig te herzien? In reactie op de motie die ik samen met collega Van der Staaij heb ingediend over de landenlijst zegt de minister: tenzij zaken ingrijpend verbeteren, zal het nog tot het jaar 2129 duren voordat in Sub-Sahara Afrika alle kinderen naar de lagere school gaan, tot het jaar 2147 voordat de extreme armoede is gehalveerd en tot 2165 om de kindersterfte met tweederde te reduceren.
Mijn fractie vindt dat de eerste ingrijpende verandering betrekking zal moeten hebben op het denken over het ontwikkelingsbeleid. Wij zijn ook van mening dat een rijk land verplicht is arme landen bij te staan met raad en daad. Ook de VVD-fractie is ontzet door de armoede, geweld en ziekten die onze medemensen in vooral Afrika, Azië en Latijns-Amerika treffen. Wij zijn echter ook een democratie en het gaat hier om belastinggeld. Onze verplichting ten aanzien van arme landen houdt niet in dat wij ongecontroleerde uitgaven kunnen doen om ons geweten te sussen, zoals sommige collega's dat menen te moeten doen. Liberalen zijn zich als geen ander bewust van onze verantwoordelijkheid ten aanzien van de Derde Wereld. Daarom vinden wij dat wij nieuwe wegen moeten proberen. Wij moeten nu eens serieus kijken naar het afbouwen van bijvoorbeeld de Europese tariefmuren, zoals vorig jaar bij motie is bepleit. Wat is er gedaan met de motie-Palm? Deze motie is met algemene stemmen aangenomen.
Welke resultaten zijn behaald? Het verzoek aan de minister om met een visie en een structurele hervorming te komen, is urgent. Het is ook de VVD-fractie een doorn in het oog dat de zogenaamde medefinancieringsorganisaties jaarlijks ruim 20 mln euro uitgeven aan onder meer reisjes voor parlementariërs en andere bobo's uit de wereld van de ontwikkelingssamenwerking naar allerlei landen en bijeenkomsten. De PvdA-fractie heeft opgemerkt dat ik naar Colombia ben geweest. Het was de eerste keer en het zal ook de laatste keer zijn dat ik meega met een medefinancieringsorganisatie in verband met ontwikkelingssamenwerking. Door die reis ben ik ervan overtuigd geraakt dat het OS-beleid niet effectief is en ik ben zelfs bereid om mijn deel van de kosten van de reis terug te betalen. Telkens weer dezelfde gezichten leiden niet tot nieuwe inzichten. Wij vragen de minister om vooral in deze kabinetsperiode de ruimte voor die MFO's af te bouwen.
De voorzitter:
Ik heb u getart vanavond, want ik weet niet wat u erger vond: dat u tot nu toe niet mocht interrumperen, of dat u niet geïnterrumpeerd mocht worden. Ik denk het laatste. De komende veertig jaar zal dat allemaal ingehaald worden. Ik feliciteer u van harte met uw mooie maidenspeech.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
De voorzitter:
Ik heropen de vergadering. Wij gaan door met de behandeling van de begroting van het ministerie van Buitenlandse Zaken waaronder ook Ontwikkelingssamenwerking valt, zoals bekend. In de eerste termijn van de Kamer geef ik het woord aan de heer Herben. Ik feliciteer hem met zijn eervolle eerste plaats op de lijst van de bekendere Nederlanders die hebben deelgenomen aan het Groot Nederlands Dictee dat gisteravond is afgenomen.
De heer Herben (LPF):
Voorzitter. Dank u. Het is een hele eer om zo in de Handelingen te belanden.
Graag breng ik mijn complimenten over aan de collega's Tjon-A-Ten en Hirsi Ali voor hun maidenspeech, waarvan ik oprecht heb genoten.
Met geld is veel te koop; ook invloed, moet Nederland hebben gedacht. Onze vrijgevigheid op het terrein van wat ik gemakshalve onze buitenlandse uitgaven noem, is bijna legendarisch te noemen. Of het nu gaat om onze contributie aan de VN, onze EU-afdracht of onze uitgaven op het gebied van ontwikkelingssamenwerking, wij behoren sinds jaar en dag relatief en absoluut tot de top. Hebben onze gulle gaven, om het enigszins oneerbiedig te zeggen, wel meer invloed gegeven? Het antwoord kwam van voormalig directeur-generaal politieke zaken van het ministerie van Buitenlandse Zaken, de heer Vos. "Ik ben alle jaren dat ik directeur-generaal was, geconfronteerd met het probleem dat wij eigenlijk vinden dat wij door onze grote internationale bijdrage op het gebied van ontwikkelingssamenwerking, vredesoperaties of een ander gebied niet alleen het recht hebben om te spreken, maar ook het recht hebben om gehoord te worden. De kernvraag of wij meer invloed hebben omdat wij meer doen, zou ik graag positief beantwoorden, maar dat kan ik niet", aldus de heer Vos.
In de jaren negentig was de Nederlandse buitenlandse politiek gericht op het verwerven van toegang tot de grote partners, in het bijzonder Duitsland en Frankrijk. Hoe succesvol die strategie is geweest, hebben wij onlangs kunnen constateren toen die landen het Stabiliteitspact zo ongeveer opbliezen. De Volkskrant citeerde een grijnzende Duitse diplomaat die had gezegd dat de Frans-Duitse machine goed had gefunctioneerd. Is de minister het met mij eens dat ons buitenlands beleid veel en misschien wel té veel heeft gekost en naar verhouding weinig heeft opgeleverd? Mogen wij in het verlengde daarvan het resolute optreden van dit kabinet jegens de schenders van het Stabiliteitspact opvatten als een trendbreuk? Gaat Nederland zich vanaf nu zelfbewuster opstellen in de internationale politieke arena? Een van de vijf hoofddoelstellingen van het buitenlands beleid is intensivering van Europese samenwerking. Ik wil van de minister een antwoord op een drietal fundamentele vragen. Heeft de regering principiële bezwaren tegen een EU-lidmaatschap van Turkije? Hoe zit dat met bijvoorbeeld het EU-lidmaatschap van de Oekraïne, Wit-Rusland en uiteraard Rusland zelf? Voor alle duidelijkheid: de LPF-fractie is daar niet alleen om praktische, maar ook om principiële redenen tegen. Het einde is zoek als wij de Bosporus en de Oeral oversteken. De Europese Unie moet niet qua omvang willen concurreren met de Verenigde Naties. Wat is volgens Nederland het einddoel van de Europese Unie? Is dat een eenheidsstaat, of een federatie? Zijn er concrete terreinen waarop ons land in principe geen soevereiniteit wenst over te dragen aan Europa? Voor de LPF-fractie zijn een federatie, laat staan een eenheidsstaat, onaanvaardbaar. Sterker nog: wat ons betreft hadden wij nu nog gewoon een Europese Economische Gemeenschap gehad in plaats van een Europese Unie. Het verzoek van eurocommissaris Loyola de Palacio om te kunnen beschikken over de nationale gasvoorraden doet ons in ieder geval het ergste vrezen voor de toekomst. De eerste aanval is gepareerd, maar meerdere zullen volgen. Is Nederland principieel tegen een Europa van verschillende snelheden? De LPF-fractie zou dit toejuichen, omdat het recht zou doen aan de diversiteit binnen Europa en een einde zou maken aan de huidige slikken-of-stikken-cultuur binnen de Europese Unie.
Voorzitter. Omwille van de tijd laat ik nu enkele afzonderlijke punten de revue passeren, met een aantal vragen.
Ik sluit mij gaarne aan bij het betoog van mijn collega Wilders over terrorismebestrijding. Ik voeg er nog aan toe wij onlangs van de Nederlandse taak van de AEL mochten vernemen dat deze geen problemen heeft met terroristische aanslagen, zolang er maar op wordt gelet dat er geen burgers bij om het leven komen. Is het bekend hoe de AEL aan haar geld komt en heeft zij ook buitenlandse financiers? Wordt het gelet op de recente verscherping van de wetgeving inzake terrorismebestrijding ook geen tijd om deze organisatie in Nederland te verbieden? En is de minister bereid om het visumbeleid aan te scherpen, dat volgens de Algemene Rekenkamer aan alle kanten rammelt, waardoor toch nog veel potentiële terroristen ons land binnen kunnen komen?
In het blokje over de islam past het hemeltergende verhaal van de hedendaagse slavernij. Er zijn berichten dat er per jaar zo'n achthonderdduizend voornamelijk uit Afrikaanse oorlogsgebieden afkomstige vluchtelingen worden verhandeld. Een aanzienlijk deel van hen wordt geroofd en gekocht door Arabische handelaren om te worden verkocht in islamitische landen als Saoedi-Arabië, Mauritanië en de Golfstaten. Zijn deze berichten de regering bekend? En zo ja, kan zij dan aangeven of een en ander zich ook afspeelt in landen waaraan wij direct of indirect ontwikkelingshulp geven? Welke activiteiten onderneemt de regering momenteel in dit kader, zowel in de landen in Afrika die fungeren als leverancier van deze slaven, veelal kindslaven, als in de islamitische landen die deze kindslaven afnemen? Is de regering bereid, verder in contact te treden met UNESCO om te helpen bij het vrijkopen van slaven? Ik wijs erop dat 2004 door UNESCO is uitgeroepen tot herdenkingsjaar voor de internationale slavernij.
Ook de LPF is er uiteraard verheugd over dat Saddam Hoessein is opgepakt. Ik heb de foto's van deze gebeurtenis in de kranten gezien. Het is leuk dat mijn collega's Karimi en Van Bommel, die indertijd tegen de verdrijving van Saddam Hoessein waren, feest hebben gevierd met de Koerden in ons land. Zo kent het succes vele vaders.
Het verbaast ons wel dat de minister stelt dat er voor de NAVO in Irak geen rol is weggelegd, terwijl deze organisatie wel een hoofdrol in Afghanistan vervult. Een merkwaardige opstelling, gelet op de vele parallellen tussen beide landen. En kan de NAVO ook niet als onderaannemer van de Verenigde Naties naar Irak gaan? Ik denk toch van wel. In hoeverre wordt het standpunt van de minister gedeeld door onze bondgenoten in de NAVO en de EU?
De grensbewaking. Als gevolg van het oostwaarts verschuiven van de grenzen van de Europese Unie worden wij steeds meer geconfronteerd met onverkwikkelijke zaken, variërend van kinderprostitutie en vrouwenhandel tot smokkel van nucleair materiaal. Adequate grensbewaking is derhalve van het grootste belang, maar die lijkt in de praktijk moeilijk haalbaar. Welke steun kan Nederland, al dan niet samen met andere landen, bieden aan de nieuwe grenslanden in kwestie?
De routekaart naar vrede in het Midden-Oosten en het "Genève-initiatief". Welke initiatieven kunnen wij op dit vlak verwachten tijdens het Nederlandse voorzitterschap van de EU? De Unie is lid van het kwartet, dus kunnen wij – ik geef maar een voorbeeld – na het "Oslo-initiatief" misschien een "Saba-initiatief" van Nederland verwachten, of een initiatief genaamd naar een ander goed te beveiligen Nederlands eiland waar een top zou kunnen worden belegd?
De LPF ziet het Europese veiligheids- en defensiebeleid (EVDB) bovenal als een vorm van Europese taakspecialisatie binnen het overkoepelende transatlantische kader van de NAVO. Een krachtige Eurodefensie is prima, maar niet ten koste van de NAVO. Is dit ook de zienswijze van de regering?
Ik maak een overstap naar ontwikkelingssamenwerking. Er wordt in ons land serieus nagedacht over speciale winkels voor de minima en wij geven elk jaar 4 mld uit aan ontwikkelingssamenwerking. De minister voor Ontwikkelingssamenwerking kan hooguit plausibel maken dat het hieraan bestede geld misschien een beetje helpt. Omwille van de tijd, maar uiteraard ook omdat ik het ermee eens ben, sluit ik mij aan bij het betoog van mijn collega Hirsi Ali op dit punt, die op haar beurt zo vriendelijk was om de motie-Palm inzake de Nederlandse ontwikkelingsrelaties in herinnering te roepen.
De heer Koenders (PvdA):
Waar sluit u zich precies bij aan? Bij de opmerking van mevrouw Hirsi Ali dat ontwikkelingssamenwerking niet werkt, omdat 40% van de Volkskrantlezers vindt dat ontwikkelingssamenwerking niet werkt? Sluit u zich aan bij het volledige gebrek aan bewijs of begin van een redenering waarom ontwikkelingssamenwerking niet werkt? Sluit u zich aan bij het feit dat kennelijk niet is gelezen het belangrijke rapport van de Wereldbank over de voorwaarden waaronder hulp effectief is? Sluit u zich blind aan bij een redenering die niet is gehouden? Het is mij niet duidelijk.
De heer Herben (LPF):
Ik sluit mij erbij aan dat wij hooguit plausibel kunnen maken dat een deel van het geld goed terechtkomt. De minister heeft het zelf ook toegegeven in het notaoverleg. De minister heeft toegezegd dat zij komend jaar zal werken aan een beoordelingskader en een systeem, zodat wij volgend jaar prestatiemetingen kunnen verwachten. Daarom stel ik dat ik graag afwacht in hoeverre wij de minister volgend jaar kunnen afrekenen op resultaat.
Ik constateer met collega Hirsi Ali dat tot dusverre afrekenen op resultaat niet mogelijk is. Wij kunnen de effectiviteit niet echt meten.
De heer Koenders (PvdA):
Hoe komt u daarbij? Er is geen terrein bij de Nederlandse overheid dat zo is geëvalueerd op effecten op armoede of op economische groei als ontwikkelingssamenwerking. Daaruit blijkt juist dat onder de voorwaarden van goed bestuur en participatie hulp buitengewoon goed werkt in een aantal landen. Ik begrijp dus absoluut niet waar de redenering vanavond vandaan komt, alsof het nooit gemeten zou zijn en alsof wij hierover voor het eerst horen. Juist op het moment dat de internationale gemeenschap een formule heeft gevonden waaronder hulp juist wel helpt en niet alleen de strategische belangen of de exportbelangen dient, bent u het eens met een redenering van de VVD-fractie, die geen enkele argumentatie kent, om iets weg te gooien omdat het kennelijk in de mode is.
Bent u het ermee eens, waar de Nederlandse regering, inclusief de ministers van de VVD in de vorige kabinetsperiode, zich heeft gecommitteerd aan de Millennium Development Goals die gaan over effectiviteit van de hulp, dat het de geloofwaardigheid van ons land in gevaar brengt om twee jaar later te zeggen dat de hulp niet werkt? Waar komt deze onzin vandaan?
De heer Herben (LPF):
Ik ga niet over de woorden van mevrouw Hirsi Ali. Ik neem over haar kritiek dat de ontwikkelingssamenwerking de laatste jaren buitengewoon ondoelmatig is geweest.
De heer Koenders (PvdA):
Maar wij zijn allen kritisch op ontwikkelingssamenwerking, zoals wij kritisch zijn op defensie-uitgaven en op investeringen van private investeerders in ontwikkelingslanden.
De heer Herben (LPF):
U kent ook de berichten, u heeft uw literatuur goed bestudeerd. Er is de laatste decennia een slordige 1000 mld aan ontwikkelingshulp gegeven. Is de situatie in Afrika nu beter dan in 1960 of in 1965? Als wij naar de resultaten kijken, waar zijn wij dan nu beland? Leven de mensen in Afrika in een veilige wereld waar mensen in vrede en harmonie en in goede gezondheid naar school gaan enz.? Nee. Het is daar een chaotische situatie. Het is een continent dat ik met u niet aan zijn lot wil overlaten. Ik ben het met u eens dat er nu plannen liggen hoe wij verder kunnen gaan. De minister wil op prestatie gaan afrekenen. Ik vind de millenniumdoelen een goed uitgangspunt, evenals good governance. Ik sta achter al dat soort ijkpunten.
Als u concreet wilt horen wat het standpunt van de LPF-fractie is, kan ik u zeggen dat wij noodhulp heel belangrijk vinden. Daarvoor trekken wij 100 mln uit. Voor een stabiliteitsfonds om vrede en veiligheid in Afrika te brengen en om te beginnen aan de wederopbouw wordt 65 mln uitgetrokken. Ik noem verder de UNHCR en ruimhartig bijdragen aan de opvang van vluchtelingen in de regio, iets wat Pim Fortuyn al jaren geleden noemde. Daaraan doen wij veel te weinig. Denk verder aan gerichte bijdragen voor bestrijding van de slavernij, gerichte bijdragen voor de armoedebestrijding eng gerichte bijdragen voor gezondheidszorg. Als wij dat alles doen, kunnen wij nog volstaan met de helft van het bedrag op de huidige begroting. De hulpgelden worden dus niet effectief besteed.
Mevrouw Hirsi Ali (VVD):
Voorzitter. Ik heb een punt van orde. Wij hebben een uitgebreid notaoverleg gehad. De PvdA-fractie werd daarin vertegenwoordigd door een andere afgevaardigde. Alle fracties, ook de PvdA-fractie, hebben toen de minister uitgebreid vragen gesteld over de effectiviteit. De minister zei toen zelf dat er niet gemeten was. Dat was de conclusie. Ik snap niet dat een niet-geïnformeerd lid van de PvdA-fractie hier nu komt met een heel ander verhaal. Dat is toch niet terecht? Dat kan toch niet? De minister heeft zelf gezegd: wij hebben niet gemeten. Vandaag stond in Trouw dat 220 wetenschappers, consultants en adviseurs de werkwijze van de minister betreuren...
De voorzitter:
Ik constateer dat dit geen punt van orde is. Van mijn kant merk ik op dat u niet moet suggereren – de enige die dit kan doen, ben ik overigens zelf – dat de heer Koenders als deelnemer aan dit debat niet het recht zou hebben om een interruptie te plegen. Over de inhoud van de interruptie ga ik uiteraard niet.
Ik stel de heer Koenders in de gelegenheid nog één korte vraag aan de heer Herben te stellen met daarop een korte reactie van de heer Herben.
De heer Koenders (PvdA):
Is de heer Herben het met mij eens dat het niet gaat om de kritiekloosheid ten opzichte van ontwikkelingssamenwerking? Als wij voorbij zijn aan ontwikkelingssamenwerking onder het mom van exportpromotie, jarenlang door de VVD verdedigd, of aan ontwikkelingssamenwerking onder het mom van strategische belangen, dan kunnen wij er oog voor hebben dat uit vele metingen van de Wereldbank is gebleken – daar ben ik zeer over geïnformeerd – dat méér meisjes naar school kunnen, dat economische investeringen een aanvang nemen en dat mensen uit de armoede worden getrokken, hetgeen gebeurt via bilaterale ontwikkelingssamenwerking onder goede voorwaarden. Waarom wordt dat vanavond nu ontkend?
De heer Herben (LPF):
Dat wordt helemaal niet ontkend, maar er wordt wel een eis gesteld. Als het geld dat de regering in overleg met instanties uitgeeft, effectief en controleerbaar dáár terechtkomt waar het moet en niet blijft hangen bij corrupte regimes die het in eigen zak steken, dan heeft u mij aan uw zijde. Ik denk dat ook mevrouw Hirsi Ali dit prima vindt. Het geld moet effectief en doelmatig besteed worden in de bestrijding van armoede, slavernij en noem maar op. Maar ook de minister heeft gezegd: wij moeten helaas constateren dat nog veel geld in verkeerde handen valt. Wij praten hier over belastinggeld en dat is waar ik mevrouw Hirsi Ali in bijval: het geld van de belastingbetaler hoort goed en effectief te worden besteed.
De voorzitter:
Ik hoor bij u ook herhalingen. Mijn ervaring is dat naarmate het later op de avond wordt, er meestal minder animo voor interrupties is. Ik zie hier echter het omgekeerde proces zich voor mijn ogen voltrekken. Wij gaan het nu weer een beetje ordenen. Ik geef eerst mevrouw Ferrier gelegenheid één korte vraag te stellen.
Mevrouw Ferrier (CDA):
Het is ook zo heftig wat er gezegd wordt, dat wij allemaal naar de interruptiemicrofoon toe moeten!
Ik krijg de indruk dat mijnheer Herben en mevrouw Hirsi Ali bij een ander notaoverleg zaten dan waar ik aanwezig was. Ik heb de minister voor Ontwikkelingssamenwerking toch duidelijk horen zeggen dat er over geen beleidsonderwerp zoveel rapporten zijn geschreven en zoveel is nagedacht, hoe je op een goede manier ontwikkeling gestalte kunt geven, als juist over ontwikkelingssamenwerking. Ik onderschrijf dit op grond van mijn eigen ervaring. Ik stel aan mijnheer Herben precies dezelfde vraag als die ik aan mevrouw Hirsi Ali heb gesteld tijdens het notaoverleg. Het is zo gemakkelijk om te zeggen dat het allemaal nergens toe heeft geleid, maar heeft u zich ooit afgevraagd hoe de situatie van die landen en die mensen nu zou zijn als er geen hulp geweest was?
De heer Herben (LPF):
Ik ben geen helderziende. Ik weet dat er tijdens het overleg ook is gesteld dat er veel vooruitgang is geboekt, bijvoorbeeld bij poliobestrijding, bij gezondheidszorg en dergelijke. Maar dat is vooruitgang die in belangrijke mate is geboekt door organisaties als Memisa, door missionarissen en zendelingen die hun leven hebben besteed in zo'n land, door mensen die zich wegcijferen voor de mensen dáár en voor wie in Nederland met de bedelbus moet worden rondgegaan om hen aan het werk te kunnen houden. Dit, terwijl wij miljarden hebben om uit te geven, geld dat belandt in de verkeerde zakken en bij de verkeerde regimes. Ik vind het prima om mensen te helpen, maar u kunt mij op grond van de feiten en als ik bijvoorbeeld denk aan wat ik zie op de televisie, niet wijsmaken dat in Afrika ontwikkelingshulp is verleend op effectieve wijze. Dat kunt u niet met droge ogen beweren, want de tranen schieten mij in de ogen als ik de beelden zie uit Liberia, Congo en noem maar op.
Mevrouw Huizinga-Heringa (ChristenUnie):
Er is door verschillende woordvoerders ingegaan op het feit dat u zegt dat er niet is gemeten. Laten wij aannemen dat er inderdaad niet is gemeten. Ik bestrijd dat overigens, want ik ben het met bijvoorbeeld de heer Koenders eens dat er veel rapporten zijn geschreven. Maar laten wij ervan uitgaan dat er niet gemeten is: hoe kunt u dan de conclusie trekken, met mevrouw Hirsi Ali, dat het ontwikkelingsbeleid is mislukt? Immers, ook voor die conclusie zult u toch cijfers moeten hebben?
De heer Herben (LPF):
Ik wil het notaoverleg niet overdoen, maar ik kan wijzen op al de rapporten die de afgelopen tijd zijn verschenen, ook van ambtenaren van het eigen departement van de minister. Ik wijs op het beroemde rapport van de heer Van der Veen. Er zijn legio verhalen over. Laten wij constateren dat deze minister heeft gezegd dat zij volgend jaar rekenschap gaat afleggen. Voor het eerst wordt er rekenschap afgelegd. De afgelopen jaren hebben de ministers dat niet gedaan. Zij hebben wel heel veel gemeten, bloeddruk, temperatuur en weet ik wat nog meer, maar niet de effectiviteit van de ontwikkelingshulp. Laten wij nu wachten op deze minister, die volgend jaar voor het eerst rekenschap gaat afleggen. Daar prijs ik haar bij voorbaat voor.
Voordat ik van al te veel vriendelijkheden richting de VVD wordt verdacht, herinner ik nog maar eens aan de lijfspreuk van Pim Fortuyn en de LPF: ik zeg wat ik denk en ik doe wat ik zeg. De VVD zegt nu wat zij denkt. Dat is winst ten opzichte van Paars II. Wanneer het echter op daden aankomt, geeft men niet thuis. Tijdens het notaoverleg stelde mevrouw Hirsi Ali dat het Nederlands ontwikkelingsbeleid op een mislukking was uitgelopen. Zij zei ook dat er tot 2007 niets kan veranderen, omdat het regeerakkoord daartoe geen ruimte biedt. In haar woorden gaan wij dus door met het verspillen van een slordige 16 mld.
Ik hoop dat het bij de VVD niet bij loze woorden blijft. Ik ben blij dat CDA en VVD bereid zijn te praten over structurele samenwerking door Buitenlandse Zaken, Ontwikkelingssamenwerking en Defensie inzake het stabiliteitsfonds. Daar gaat het om: hoe brengen wij vrede en veiligheid en kunnen wij vervolgens beginnen met de opbouw van een land? Want daar is wel degelijk geld voor beschikbaar.
Laten wij eens naar Europa kijken. Onlangs werd bekend dat er mede als gevolg van allerlei bureaucratie in Brussel een stuwmeer van maar liefst 25 mld is. Een ontwikkelingsland als Senegal beklaagt zich over de werkdruk die jaarlijks 400 delegaties uit Brussel het land bezorgen. Ik citeer directeur-generaal Richelle van de Europese commissie ontwikkelingssamenwerking: "Elk project moet in elf talen worden vertaald. Met de nieuwe lidstaten zelfs in 21 talen. Wat een totale waanzin." Ik hoor graag van de minister hoe dit kan en hoeveel Nederlands geld er in Brussel ligt opgepot. Als de Europese Unie een heuse minister van buitenlandse zaken moet krijgen, waarom beginnen wij dan niet met een Europese minister voor ontwikkelingssamenwerking. En dan allemaal in Europa 0,7 van het BBP aan OS besteden.
Ik kom terug op de relatie tussen bilaterale hulp en hulpverslaving. Tijdens het notaoverleg heb ik oud-minister Pronk geciteerd: "Een hulpontvangend land kan zich zozeer gaan koesteren in de zekerheid dat buitenlandse hulp beschikbaar blijft, dat deze hulp haar doel voorbij gaat schieten." Wetende dat veel van deze zogenoemde donor-darlings niet alleen geld van Nederland krijgen, maar ook van andere landen en organisaties, vraag ik de minister hoe zij ervoor kan zorgen dat onze bilaterale hulp niet ontaardt in hulpverslaving. Ik ontvang van haar graag een overzicht met informatie per land: hoe lang onderhouden wij al een relatie, hoe lang zal de relatie naar verwachting nog duren en hoe verhoudt de Nederlandse bijdrage zich tot die van andere landen?
Ik verzoek de minister om meer geld uit te trekken voor noodhulp en het stabiliteitsfonds. Bovendien zou de LPF graag zien dat alle uitgaven in het kader van dit fonds als ODA worden aangemerkt. Wij zijn een warm voorstander van opvang van vluchtelingen in de regio. Het mag niet zo zijn dat Nederland moet opdraaien voor VN-lidstaten die hun contributie niet of onvolledig betalen.
Voor de LPF zijn noodhulp, het stabiliteitsfonds en de UNHCR zeer belangrijk. Daarvoor wordt veel te weinig geld uitgetrokken. Gerichte acties voor de bestrijding van honger, slavernij en voor de gezondheidszorg vinden wij zeer belangrijk. Met verschuivingen binnen de begroting zijn deze doelen wel degelijk te bereiken.
De heer Dittrich (D66):
Voorzitter. Allereerst feliciteer ik mevrouw Tjon-A-Ten met haar maidenspeech. Ik vond het een goed verhaal, vooral de passages over aids. Ik feliciteer mevrouw Hirsi Ali ook met haar maidenspeech, maar niet met de inhoud ervan. De VVD-fractie heeft op een heel oppervlakkige manier over Ontwikkelingssamenwerking gesproken. Ik vond dat onthutsend. Ik neem daar namens mijn fractie afstand van. Het was erg oppervlakkig, weinig analytisch en weinig doordacht.
Irak heeft het afgelopen jaar het wereldnieuws gedomineerd. Saddam Hoessein is zaterdag opgepakt. Wij hopen dat dit de wederopbouw van Irak een sterke impuls geeft en dat degenen die aanslagen plegen, inzien dat Saddam nooit meer op het politieke toneel terug zal komen en dat zij met dat perspectief in het achterhoofd stoppen met het geweld. Wat D66 betreft wordt Saddam in Irak berecht. Hij zal een naar internationale maatstaven rechtvaardig proces moeten krijgen, het liefst met deelname van Irakese rechters, eventueel aangevuld met internationale rechters. Irak zal geholpen moeten worden met het voorbereiden van dat tribunaal. D66 wil dat de VN hierbij een belangrijke rol speelt. Wij zien die rol veel minder weggelegd voor de VS. Hoe vreselijk de misdaden van Saddam tegen de menselijkheid ook zijn geweest, D66 is geen voorstander van de doodstraf. Ik hoor graag de visie van de regering op deze punten.
Dan het conflict tussen Israël en de Palestijnse gebieden, want dat laat een spiraal van geweld en een wederzijdse verharding zien. De schijnbare onoplosbaarheid van het conflict baart onze fractie grote zorgen. Dit conflict wordt door velen, niet alleen door politieke leiders en wetenschappers, maar ook door mensen op straat keer op keer aangewezen als een bron van vele andere conflicten. Zonder oplossing van dit conflict zal de oorlog tegen terrorisme weinig vooruitgang boeken. Ik denk bijvoorbeeld aan de aanslagen in Istanbul. De plegers daarvan zoeken in het Israëlisch-Palestijnse conflict een rechtvaardiging. Het zal ook de binnenlandse situatie in Europa en Nederland verder verharden. We zien dat het antisemitisme in Nederland, Europa en de gehele wereld toeneemt. Het jodendom wordt gelijkgesteld aan Israël en acties van de Israëlische regering worden aan de joden toegeschreven. Ik wijs voorts op de toename van het aantal antisemitische incidenten, het bekladden van joodse graven en het geweld tegen mensen die een keppeltje dragen. Dat is afschuwelijk. Anderzijds zien wij dat kritiek op Israël gelijk wordt gesteld met antisemitisme. Kritiek op het beleid van de Israëlische regering wordt afgedaan als bewijs dat men de Staat Israël geen recht van bestaan toekent. Dat soort reflecties vertroebelt de discussie en maakt een heldere uitwisseling van argumenten onmogelijk. Ik begrijp de angst van Israël heel goed. Dagelijks worden de inwoners in hun bestaansrecht bedreigd, maar Israël neemt steeds verder gaande maatregelen om de terreur te stoppen. Door deze acties worden terroristen en vermeende terroristen gepakt, gedood of tegengehouden, maar het is ook een feit dat de gewone Palestijn geen normaal leven meer kan leiden. Van alle Palestijnen leeft 60% onder de armoedegrens. Nederland en ook Europa hebben als vriend van Israël op dit punt een taak te vervullen. Terug naar het pad van de vrede, naar de onderhandelingstafel, want vrede is de enige weg naar veiligheid. Het alternatieve plan voor het Midden-Oosten, het Akkoord van Genève, wordt door ons dan ook van harte ondersteund, overigens ook door de VN, want Kofi Annan heeft er ook warme woorden over gesproken. Wij vinden het positief dat minister Bot de initiatiefnemers in Nederland wil ontvangen. Wij zien graag dat dit in 2004, als Nederland het voorzitterschap van de EU bekleedt en de kans heeft het vredesproces vlot te trekken, daadwerkelijk wordt opgepakt. Wil minister Bot dit als een van de hoofddoelen van het voorzitterschap nastreven?
Dan hiv/aids in Afrika. Dat is een humanitaire ramp. Meer dan 30 miljoen mensen in Afrika zijn met het hiv-virus besmet. Dagelijks worden er 13.000 mensen geïnfecteerd, terwijl 8000 mensen dagelijks in Afrika aan aids sterven. D66 wil dat meer en beter de aanval op hiv en aids wordt geopend. De Clinton Foundation heeft geld ingezameld om onder andere in vier landen waaronder Tanzania, iedereen die daarvoor in aanmerking komt een aidsbehandeling aan te bieden. Dat gaat om honderdduizenden mensen. Eindelijk gebeurt er wat op grote schaal. De Nederlandse organisatie Pharm Access International is aangezocht om de organisatie van deze massale programma's in samenwerking met Tanzania vorm te geven. Deze Nederlandse organisatie heeft alle kennis in huis maar heeft te weinig geld beschikbaar om alle organisatie en logistiek goed te kunnen regelen. Is de minister voor Ontwikkelingssamenwerking bereid uit het budget voor aids 1 mln ten behoeve van die organisatie ter beschikking te stellen en dat bijvoorbeeld via de ambassade in Dar-es-Salaam of via de Clinton Foundation beschikbaar te stellen? Is zij bereid om unilaterale programma's op het gebied van aidsbestrijding en reproductieve gezondheid te ontzien?
De heer Herben (LPF):
Het initiatief van Pharm Access International kan ik van harte ondersteunen. Ik heb gesproken met prof. Lange van het AMC die er nauw bij betrokken is. Hij heeft mij gezegd dat het niet zozeer een kwestie van geld is. Hier en daar is een financiële injectie nodig, niet alleen waar het gaat om kleinschalige bedragen maar zeker ook waar het gaat om gelden die beschikbaar komen vanuit Amerika. Het grootste probleem is echter "good governance". Ik heb D66 gemist tijdens de debatten die binnen en buiten het parlement in het afgelopen half jaar gevoerd zijn over het Stabiliteits fonds. Hoe staat de D66-fractie als regeringsfractie tegenover de gedachte om een belangrijk deel van het Stabiliteitsfonds te gebruiken voor het in nauwe samenwerking met de bewindslieden van Defensie ontwikkelen van vrede en veiligheid in de ontwikkelingslanden, zodat ook daar de aidsprojecten kunnen floreren? Dus eerst vrede en veiligheid aldaar bewerkstelligen en vervolgens kunnen we daar ziekenhuizen bouwen en de handen uit de mouwen steken.
De heer Dittrich (D66):
Ik ben er niet zo'n groot voorstander van om die volgorde aan te houden, want er is een humanitaire ramp aan de gang. Ik heb u zelf warme woorden over noodhulp horen spreken. Wat D66 betreft zou het dan ook als noodhulp gezien moeten worden. Het is van groot belang dat er op een effectieve manier een aanvalsplan gepresenteerd wordt om aids en hiv tegen te gaan.
De fractie van D66 zou graag zien dat er een speciale vertegenwoordiger namens de Europese Unie komt die in relatie met China de discussie over Tibet aangaat. Hoe denkt de regering daarover?
Met betrekking tot de gedetineerdenzorg in het buitenland zouden wij graag een recht zien voor de gedetineerden in buitenlandse gevangenissen om die zorg af te dwingen. Er is een motie-Hoekema/Verhagen in de Kamer ingediend en aanvaard. Hoe staat het met de uitvoering ervan?
Verder zijn wij van oordeel dat de mensen die gevangen zitten op Guantanamo Bay recht hebben op een proces. Ik sluit mij aan bij de vragen van de heer Koenders over het artikel van minister Donner in het blad van Amnesty International.
Wat betreft Tsjetsjenië heb ik de vraag of Rusland nu echt vrij spel heeft aldaar. Hoe is het daar gesteld met de mensenrechten en wat doet de Europese Unie daaraan? Zou de regering daar duidelijkheid over kunnen bieden?
Ik sluit mij graag aan bij de vragen van collega Eurlings over Arjan Erkel.
Verder vraag ik aandacht voor het proces inzake de in Indonesië vermoorde Nederlandse journalist Sander Thoenes. Ik zou met name van de minister van Buitenlandse Zaken willen vernemen... Ik moet helaas constateren dat hij nu niet luistert.
De voorzitter:
Dat is een beetje flauw. De minister luistert de gehele avond. Hij vraagt nu even aan iemand om iets te kunnen drinken, terwijl hij best luistert. Dus dat vind ik een beetje flauw.
De heer Dittrich (D66):
Ik vraag aan de minister van Buitenlandse Zaken wat nu de exacte stand van zaken is rond het proces tegen de moordenaars van Sander Thoenes en of de Nederlandse regering bereid is om opnieuw actie te voeren, zodat de daders ook daadwerkelijk voor de rechter verschijnen.
Mevrouw Karimi (GroenLinks):
Voorzitter. Wie de situatie in de wereld in ogenschouw neemt, krijgt een somber beeld. Samenlevingen worden getekend door oorlogen, geweld en uitzichtloosheid. Landen zoals Saoedi-Arabië proberen massavernietigingswapens te krijgen. Pakistan, India en Noord-Korea beschikken al over die wapens. Het is niet echt aangetoond dat Iran geen nucleaire aspiraties heeft. Het internationale atoomagentschap gaat ervan uit dat Israël over nucleaire wapens beschikt en roept op, de ontwikkeling daarvan te staken. Ondertussen ontwikkelen de VS mini-nukes; een ondermijning van het kernstopverdrag. Alweer een verdrag naar de prullenbak.
Ik hoop dat Saddam Hoessein zo snel mogelijk in een fair en openbaar proces voor de rechter komt. Er heerst een cultuur van straffeloosheid in het Midden-Oosten. Het is van belang dat hij in Irak wordt berecht door een gemengd tribunaal van Irakezen met de VN, zonder de dreiging van de doodstraf. Ondanks zijn arrestatie blijft het uitzichtloos in Irak. De bezetting is onwenselijk. De ideologie van door de islam gefundeerde terreur verspreidt zich snel, zo wordt in een VN-rapport gesteld. De kloof tussen de islamitische en westerse wereld lijkt onoverbrugbaar.
In deze wereld bespreken wij het Nederlands buitenlands beleid. De minister is koud twee weken op zijn post. Hij heeft zijn stempel nog niet op de begroting kunnen drukken. Ik doe enkele suggesties. Nederland zoekt traditioneel naar een evenwicht tussen drie uitgangspunten: de relatie met de VS, de Europese integratie en het bevorderen van het internationale recht. Nederland heeft de laatste tijd alleen de VS gevolgd in hun militaristisch veiligheidsbeleid. Dit heeft de heer De Hoop Scheffer geen windeieren gelegd. Hij wordt secretaris-generaal van de NAVO, maar op de apenrots laat hij een hoop scherven achter. Nederland is zijn invloed in de EU kwijt door te volharden in kansloze posities, eenzijdig de kant van de VS te kiezen en voor de muziek uit te lopen. Nederland heeft de Europese integratie gereduceerd tot een kwestie van centjes. De coördinatie van het Europees beleid ligt niet meer bij het ministerie van Buitenlandse Zaken, maar bij de boekhouder Zalm. Hoe wil deze minister de schade herstellen? Welke mogelijkheden zijn hiertoe tijdens het Nederlands voorzitterschap?
De heer Eurlings (CDA):
Volgens uw analyse is het de lijn van minister De Hoop Scheffer en van het gehele kabinet ten aanzien van de VS die hem de functie van secretaris-generaal van de NAVO hebben opgeleverd en niet zijn persoonlijke kwaliteiten. Dat moet u dan wel met feiten staven. U kunt dit niet als een soort waarheid hier poneren, terwijl u deze flauwekul op geen enkele manier onderbouwt.
Mevrouw Karimi (GroenLinks):
Ik vertel hier de waarheid volgens mijn analyse. Als de Nederlandse regering een andere lijn had gekozen, had de heer De Hoop Scheffer geen enkele kans gehad om secretaris-generaal van de NAVO te worden. Waarom is de heer Fisscher of de heer Michel dat niet geworden?
De voorzitter:
Wij behandelen hier vanavond de begroting en ik verzoek u om niet om 24.00 uur te gaan filosoferen over de vraag waarom oud-minister De Hoop Scheffer, thans ambteloos burger, in januari naar de NAVO gaat. Dat sta ik niet meer toe.
De heer Eurlings (CDA):
Ik had het dapperder gevonden als mevrouw Karimi dit naar voren had gebracht toen minister De Hoop Scheffer nog in functie was.
Mevrouw Karimi (GroenLinks):
Dat heb ik ook gedaan. Het is niet de eerste keer dat ik dit zeg.
Wij hebben veel kritiek op het optreden van de VS: de neoconser vatieve agenda, het militarisme en het unilateralisme. Het antwoord hierop is een gemeenschappelijk Europees optreden. Een gemeenschappelijk buitenlands veiligheidsbeleid is essentieel om echt invloed te kunnen uitoefenen. Hoe beoordeelt de minister de transatlantische relatie en de wijze waarop de VS hun strijd tegen het terrorisme voeren? Nederland heeft door zijn steun aan de oorlog tegen Irak meegewerkt aan het verzwakken van de VN. Ik ben het met de heer Annan eens dat eenzijdige militaire acties zoals die tegen Irak de VN ondermijnen. Hoe wil deze minister meewerken aan het herstel van de internationale rechtsorde?
De strijd tegen het terrorisme bepaalt de politieke agenda. In de verklaringen en strategieën van internationale organisaties wordt gepleit voor een aanpak van de voedingsbodem van het terrorisme. Een brede benadering, heet dat. Maar er komt te weinig van terecht. De islam is op verschillende manieren een inspiratiebron voor organisaties en mensen in het Midden-Oosten en in andere islamitische landen. De aanpak van de VS gericht tegen de extremistische islam is niet effectief. De politieke islam kent vele vormen. In het seculiere Turkije is de partij van Erdogan aan de macht. Deze heeft haar beginselen en wortels in de politieke islam. In Iran is er een overheersende rol voor de politieke islam. Zowel de hardliners als de hervormers die nu grotendeels de gevangenissen in Iran bevolken, laten zich door de islam inspireren. Een recent VN-rapport geeft aan dat de laatste twee jaar de aanhang van de meest extreme vorm is toegenomen, maar daar is Irak een nieuwe kweekvijver voor, zo zeg ik tegen collega Wilders.
Laat ik helder zijn. Deze groepen staan mijns inziens een conservatieve politiek voor. Ik vind dat niet in het belang van de vooruitgang en ontwikkeling in de Arabische en islamitische wereld, maar ik ben ook geen voorstander van het nieuwe conservatisme van Bush en Balkenende. Afkeer tegen het cultureel conservatisme binnen de islam is wel wat anders dan de strijd tegen het islamitisch extremisme. Nu voelen ook gematigde moslims zich steeds meer in de hoek gedrukt van het terrorisme en extremisme. De militaristische aanpak in Afghanistan en Irak, de steun aan dictaturen in de islamitische landen, de dubbele standaard als het om mensenrechten gaat en de verbale aanvallen op moslims in het Westen hebben ook de gematigde moslims van het Westen vervreemd. Degenen die een liberale Jihad preken moeten kiezen. Of de verschillende landen in het Midden-Oosten bezetten à la Irak of bereid te zijn om samen met gematigde moslims te werken aan de democratisering van de politieke islam. Er is geen andere weg.
Dictaturen onderdrukken hun tegenstanders onder het mom van de strijd tegen het terrorisme. De dictators in Centraal-Azië, de Arabische landen, de Kaukasus, Azië en het Midden-Oosten zijn bondgenoten van de VS en het Westen in deze strijd. Ook in westerse landen worden steeds meer mensenrechten geschonden. Guantanamo Bay is hiervan het symbool geworden. Ik sluit mij dan ook aan bij de vragen die daarover zijn gesteld door collega Koenders. Het probleem is niet zozeer zoals secretaris-generaal Khan van Amnesty International zei: de terrorist van de een is de vrijheidsstrijder van de ander. Maar zijn wij bereid om alle vormen van terrorisme, het geweld tegen de burgers, te veroordelen, ongeacht wie het doet en waarom hij het doet? Staatsgeweld tegen burgers en collectieve strafmaatregelen tegen vrouwen en kinderen moeten met klem worden veroordeeld, of de staat nu Amerika, Rusland, Israël of China heet. Dit geldt ook voor het geweld van gewapende groepen tegen burgers. Dat is de enige geloofwaardige manier in de strijd tegen het terrorisme.
Door de onwil en het onvermogen van Israëls bondgenoten kan Ariel Sharon zijn gang gaan in de bezette gebieden en legitimeert hij gewelddadige acties onder het mom van terrorismebestrijding. Dit heeft dood en verderf gezaaid. Het is verworden tot de inzet van een ideologische strijd tussen islamisten en het Westen. Sancties moeten Israël dwingen tot een vredespolitiek. Wij roepen de minister op, een voortrekkersrol in Europa te spelen.
Nederland moet ook een voortrekkersrol spelen als het om de relatie met de Arabische en islamitische wereld gaat. Het EU-voorzitterschap geeft ons daar kansen toe. De EU-instrumenten zoals associatieakkoorden moeten beter worden benut. Duurzame democratische veranderingen komen van onderop. Nederland kan zelf meer investeren in het steunen van de mensenrechten en democratiseringsinitiatieven. Kennis en betrokkenheid verminderen het wederzijdse wantrouwen. Het Arab Human Development-rapport geeft aan waar het probleem ligt: gebrek aan democratie en vrijheid van meningsuiting, achtergestelde positie en discriminatie van vrouwen, gebrekkige toegang tot kennis en een autoritair onderwijsstelsel. Ik vraag de ministers om gezamenlijk hiervan prioriteit in het beleid te maken. Ik heb al eerder gepleit voor een nota naar aanleiding van dit rapport.
Ik doe nog een voorstel. Stel gezamenlijk een fonds in ter bevordering van mensenrechten en democratisering in Arabische landen; het Medinafonds zou ik het dan noemen. Ik hoop dat ik kan rekenen op de steun van collega Wilders voor dit voorstel.
In delen van Afghanistan is het nog steeds oorlog. De Afghanen blijven verstoken van hulp. De wereld heeft een geweldige kans in Afghanistan laten liggen, ook de Europese Unie. Kofi Annan heeft ons voor een terugval gewaarschuwd. Wat is de Nederlandse inbreng in de ontwapening van krijgsheren, de hervorming van de veiligheidssector, uitbreiding van ISAF of de strijd tegen drugsproductie? Klopt het dat het NGO-fonds voor Afghanistan dit jaar geen geld krijgt van Nederland? Wat is de reden daarvoor?
De Afghanen raken verbitterd over het halfslachtige internationale optreden in hun land. Afghanistan valt niet los te zien van Pakistan met een feodale en corrupte regering. Musharaf is een bondgenoot in de strijd tegen terrorisme. Het land is met zijn nucleaire wapens een tikkende bom, een cocktail van ideologisch extremisme en conservatief tribalisme. De Kashmir-kwestie houdt het land in een wurggreep. De oplossing van dit conflict is een zegen voor de regio. Waar is Nederland? Waar is de EU? Nergens!
Tijdens de Afghanistan-oorlog liet Solana zich even zien in Pakistan en India. Nu is het stil. Wil de minister zich inzetten voor een EU-beleid ten aanzien van Kashmir? Zonder politieke oplossingen voor dergelijke conflicten blijft de regio gegijzeld in een geweldsspiraal. Symptoombe strijding met ontwikkelingsgeld is weggegooid geld.
In Iran bestaat een sterke binnenlandse beweging die snakt naar vrijheid, democratie en openheid. Deze beweging verdient steun. Daarom heb ik met collega Wilders dat amendement ingediend. Ik verwijs naar de toekenning van de Nobelprijs aan mevrouw Shirin Ebadi. Op deze manier kunnen de mensen in Iran ondersteund worden. De Nederlandse ambassade kan steun verlenen aan mensen en groepen die streven naar democratisering en mensenrechten. Ziet de minister een mogelijkheid voor de OVSE om met Iran nauwere samenwerking aan te gaan in het kader van partners for co-operation?
Ik kom te spreken over het ontwikkelingssamenwerkingsbeleid. Wij hebben hierover al eerder een uitgebreid notaoverleg gevoerd. Ik vrees dat deze minister de geschiedenis zal ingaan als de minister die zorgde voor grote bezuinigingen, vervuiling van het budget en vervlakking van het ontwikkelingssamenwerkingsbeleid. Zij moet in dit debat een goed antwoord geven op de kritiek van coalitiegenoot VVD. Dat gebeurt voor de tweede keer. Tijdens dit debat moet de minister haar begroting kunnen verdedigen.
Het zou van politieke ruggengraat getuigen als deze minister niet wilde meewerken aan het vervuilen van de internationale normen. Ik herinner haar aan haar voorgangster mevrouw Herfkens die zich met succes heeft verzet tegen het betalen van clean developmentmechanism uit haar budget. De minister verwacht veel heil van de rol van het Nederlandse bedrijfsleven bij de ontwikkelingssamenwerking. Jaar in, jaar uit vindt onderuitputting plaats van het budget voor het bedrijfsleven wegens gebrek aan goede projectvoorstellen. Bovendien komt 50% van het ontwikkelingssamenwerkingsgeld terug bij het Nederlandse bedrijfsleven. Ik zeg tegen mevrouw Hirsi Ali dat als dit waar is, het ontwikkelingssamenwerkingsbeleid mislukt is, omdat het ten goede komt van het Nederlandse bedrijfsleven.
De minister kan op geen enkele manier aantonen dat de subsidies die tot nu toe aan het Nederlandse bedrijfsleven zijn uitgegeven effectief zijn geweest voor armoedebestrijding. Sterker nog, de voorzitter van VNONCW schrijft vanavond in een notitie aan ons dat Nederlandse bedrijven geen armoedebestrijders zijn. Hij schrijft vervolgens niet lastig gevallen wenst te worden door ownership, coherentie en maatschappelijk verantwoord ondernemen. Wil de minister reageren op deze notitie?
Voorzitter. Ik heb te weinig tijd om uitgebreid op dit onderdeel in te gaan en heb daarom voorwerk gedaan. Ik heb onze kritiek en onze visie vastgelegd in een korte notitie. Ik verzoek u, deze notitie te verspreiden, zodat zij onderdeel kan uitmaken van de beraadslagingen.
De voorzitter:
Ik zal de notitie na procedurele toetsing onder de woordvoerders laten verspreiden, hetgeen iets anders is dan toevoegen aan de Handelingen. Uiteraard zal ik het stuk ook aan de bewindslieden geven.
Mevrouw Karimi (GroenLinks):
Ik heb eerder bij een notaoverleg een motie ingediend om in ieder geval geen ORET-subsidies toe te kennen aan bedrijven zolang de opgepakte dissidenten in Cuba geen eerlijk proces hebben gehad. De minister ontraadde toen het aannemen van die motie. Inmiddels heeft zij wel haar steun uitgesproken aan de CNV-actie en heeft zij gezegd dat zij een brief gaat schrijven. Mevrouw Van Ardenne, u hoeft van mij echt geen "Beste Fidel"-brieven te schrijven. Voer gewoon de motie uit, want die liet niets aan duidelijkheid te wensen over.
De minister geeft prioriteit aan landen in een conflict en post-conflictsituatie, maar welke visie heeft zij ten aanzien van de wederopbouwfase? Zij draait met haar subsidiebeleid de Nederlandse wederopbouworganisaties de nek om. Een kamerbreed aangenomen motie die om een duidelijke regeling vraagt, wil de minister niet uitvoeren. Daarom heb ik nu een amendement ingediend.
De humanitaire crisis in de Palestijnse gebieden is desastreus. Nederland was altijd een goede donor van het UNRWA. Het Rode Kruis is inmiddels ook gestopt met hulp aan de Palestijnse gebieden. Waarom verlaagt de regering haar bijdrage aan het UNRWA? Is zij bereid om de jarenlange humanitaire steun aan Burmese vluchtelingen in Thailand te continueren? Voor de verhoging van het budget van de UNHCR steunt de fractie van GroenLinks het amendement van de PvdA-fractie.
Collega Dittrich heeft bij de behandeling van de Cultuurbegroting al een punt gemaakt van het Unidroit-verdrag. In Irak wordt op aanwijzing van westerse handelaren gegraven naar kunstschatten. Wij hebben het daar vorig jaar met de staatssecretaris over gehad. Het verdrag is nog steeds niet ter ratificatie aan het parlement voorgelegd en het parlement hecht daar heel veel belang aan. Wil de staatssecretaris daaraan werken?
Nog twee opmerkingen over moties. Omdat ik met de minister de ervaring heb dat zij zelfs een kamerbreed aangenomen motie niet gaat uitvoeren, heb ik dus al een amendement ingediend ten aanzien van Unifem. Ik had eerder bij het notaoverleg een motie ingediend, maar die trek ik bij dezen in.
De voorzitter:
Aangezien de motie-Karimi c.s. (29234, nr. 13) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.
Mevrouw Karimi (GroenLinks):
Ten aanzien van hiv/aids sluit ik mij graag aan bij alle woorden van collega Tjon-A-Ten. Ik blijf het heel belangrijk vinden dat er een gesprek en dialoog plaatsvindt met het Vaticaan. Op dat punt heeft deze minister al goed werk gedaan in een gesprek met kardinaal Simonis. Dat is een goede stap geweest, maar zij moet daar gewoon mee doorgaan. Daarom vind ik dat zij eigenlijk de motie moet omarmen die ik tijdens het notaoverleg heb ingediend en die haar ertoe oproept om tijdens het EU-voorzitterschap een belangrijk punt te maken van de dialoog met het Vaticaan.
Mevrouw Huizinga-Heringa (ChristenUnie):
Voorzitter. Ik begin met het uitspreken van de wens dat de Kamer met de nieuwe minister van Buitenlandse Zaken een goede samenwerking tegemoet gaat. Ik wens hem alle goeds bij zijn werk. Een begroting is een moment om vooruit te kijken. Het buitenlandse beleid zal vooral in het teken staan van het Europees voorzitterschap. Hoewel wij hier nog uitgebreid over komen te spreken, vraag ik de minister hoe hij bij de genoemde na te streven resultaten concreet uitwerking wil geven aan de verhoging van de effectiviteit, transparantie en coherentie van het EU-mensenrechtenbeleid. Graag hoor ik ook wat de rol wordt van de mensenrechtenambassadeur, omdat zijn werkzaamheden ten dele in het teken zullen staan van dit voorzitterschap. Hierbij aansluitend vraag ik de minister, los van het voorzitterschap, om ook aandacht te besteden aan de positie van verdedigers van mensenrechten in de wereld. Is de minister bereid om beleid te ontwikkelen om mensenrechtenverdedigers uitgebreider te steunen en te beschermen?
Rond Noord-Korea is sprake van een nucleaire crisis, maar vandaag vraag ik in het bijzonder aandacht voor de mensenrechtensituatie in Noord-Korea. In oktober is een zeer goed gedocumenteerd rapport van het US Committee for human rights in North Corea uitgekomen, "The hidden gulag". Het rapport bevat onder meer interviews met gevluchte ex-gevangenen en schetst een beeld van werkelijk afschuwelijke dwangarbeid en martelingen. Een van de gevluchte ex-gevangenen, mevrouw Soon Ok Lee, schreef haar ervaringen in het strafkamp in een boek. Dat boek heb ik hier. Ik mag de fracties en de bewindslieden een exemplaar van dat boek uitreiken. Ik geef daarbij ook een kopie van het rapport.
De voorzitter:
Dit zal worden rondgedeeld.
Mevrouw Huizinga-Heringa (ChristenUnie):
Om twee redenen beveel ik dit boek in de aandacht aan. Ten eerste, als het partijenoverleg met Noord-Korea leidt tot een akkoord, mag verbetering van de mensenrechtensituatie, in het bijzonder ten aanzien van de politieke strafkampen, in dat akkoord niet ontbreken. Kan en wil Nederland hierbij als toekomstig EU-voorzitter een agenderende rol vervullen? Ten tweede wil ik aandacht vragen voor de repatriëring van Noord-Koreaanse vluchtelingen uit China. De Hoge Commissaris voor de Vluchtelingen, de heer Lubbers, heeft op 30 september zijn zorgen uitgesproken over deze groep. Wil de regering in alle mogelijke diplomatieke fora bij de Chinese autoriteiten erop aandringen dat terugkeer van Noord-Koreaanse vluchtelingen wordt gestaakt zolang niet onafhankelijk is vastgesteld dat terugkeer niet langer leidt tot martelingen en detentie in de strafkampen? Wil zij verder aandringen op toegang van de UNHCR tot deze vluchtelingen?
De heer Koenders (PvdA):
Ik sta zeer sympathiek tegenover hetgeen mevrouw Huizinga naar voren brengt, maar ik zie hierbij toch een dilemma. Dit was laatst ook aan orde bij Iran. Mensenrechten horen uiteraard voorop te staan, maar ik kan mij voorstellen dat in de realiteit een keuze moet worden gemaakt – dat vinden wij wellicht niet leuk – tussen veiligheid en mensenrechten op de korte termijn. Is mevrouw Huizinga bereid om deze keuze te maken? Ik zou natuurlijk ook het liefst beide realiseren, maar in de praktijk zal een overeenkomst met een regime over de veiligheid, de proliferatie, betekenen dat je accepteert dat dit regime de mensenrechten schendt. Daarmee zijn wij het natuurlijk niet eens, maar het regime wordt versterkt door het sluiten van zo'n overeenkomst.
Mevrouw Huizinga-Heringa (ChristenUnie):
Ik ben het met de heer Koenders eens dat dit een dilemma kan zijn. Het is niet voor niets dat ik dit boek aanbeveel. De situatie in Noord-Korea is werkelijk ten hemel schreiend. Laten wij bij onze aandacht voor de veiligheid niet vergeten dat de mensen in Noord-Korea buitengewoon lijden.
Ik heb schriftelijke vragen gesteld over discriminatie en de gevolgen van statenloosheid in de Russische federatie. De minister spreekt van "een klein aantal mensen die geconfronteerd worden met problemen rond het verkrijgen van het Russische staatsburgerschap". Hij gaf aan dat hij zijn zorgen bij een voorkomende gelegenheid kenbaar zou maken. Ik heb inmiddels vernomen dat het wel degelijk gaat om een groot aantal statenlozen die worden gediscrimineerd. Ik herhaal in dat licht mijn vraag of de Nederlandse regering, bijvoorbeeld als voorzitter van de Raad van Europa, hiervoor aandacht wil vragen.
Over Indonesië zal de Kamer nog apart spreken, maar mijn fractie wil nu al haar grote zorgen uiten over de recente ontwikkelingen op Papoea, Atjeh en Sulawesi. Nu de Nederlandse ambassade geld beschikbaar heeft gesteld voor de aanstaande presidentsverkiezingen, rust op ons de verantwoordelijkheid om de gebeurtenissen in de aanloop naar die verkiezingen nauwlettend te volgen. Op Atjeh en Papoea lijkt de verdeel-en-heerstactiek te worden geïntensiveerd. Wil de regering de Indonesische regering aanspreken op de aanstelling op West-Papoea van twee voormalige sleutelfiguren in de Oost-Timorese repressie?
De situatie in het Midden-Oosten blijft zorgelijk. De ChristenUnie-fractie is ingenomen met de antwoorden van de minister op onze schriftelijke vragen over het rapport van de Europese Commissie waaruit bleek dat Nederlanders Israël zouden zien als het grootste gevaar voor de wereldvrede. Op die uitkomst is inderdaad wel het nodige af te dingen, gezien de vraagstelling en de context.
In een brief schrijft de minister dat er in Europees verband geen overeenstemming is over het plaatsen van Hezbollah op de lijst van terroristische organisaties. Nederland zou daarop – ik sluit mij aan bij de woorden van de heer Eurlings – anders dan de minister schrijft wel moeten aandringen, gelet op de toename van incidenten tussen Hezbollah en Israël en op de steun die deze organisatie regelmatig uitspreekt voor de gewapende strijd tegen Israël. De scheiding tussen een terroristisch en een niet-terroristisch deel komt ons kunstmatig voor. In dit verband vraag ik ook aandacht voor het toenemende antisemitisme. Wij zijn blij met de conferentie die de OVSE hierover organiseert. Wat zal de rol en inzet van Nederland daarbij zijn?
Onrecht dat niet wordt erkend, blijft schrijnen. In de schriftelijke vragenronde kwam de genocide op de Armeniërs, waarbij ook andere christelijke minderheden slachtoffer werden, uit 1915 aan de orde. Is de minister bereid de volkerenmoord te erkennen voor de gemoedsrust van de nazaten van de slachtoffers van deze verschrikkelijke gebeurtenis? Ook andere landen deden dat, zoals afgelopen week Zwitserland.
Ik kom nu te spreken over ontwikkelingssamenwerking. De Kamer ontving gisteren een nadere onderbouwing ten aanzien van de keuze voor de bilaterale landenlijst. Ik heb in het notaoverleg gevraagd om het criterium godsdienstvrijheid sterker te betrekken bij de selectie van landen. Vietnam en Pakistan vormen op dit punt dubieuze partners. In Vietnam sprak de communistische partij begin dit jaar uit de controle op religieuze minderheden aan te zullen scherpen en werden vorig jaar nog 350 kerken gesloten. Ten aanzien van Pakistan blijven er vragen rijzen over de blasfemiewetgeving. In Eritrea worden momenteel 330 protestantse christenen zonder reden gevangen gehouden. Stelt Nederland dit soort kwesties in haar donorrol aan de orde? Nog steeds heb ik vragen bij de keuze van de minister om landen van de lijst af te voeren waaraan Nederland weliswaar een kleinere financiële bijdrage geeft, maar waarop Nederland als donorland wel een grote invloed ten goede heeft. Ik denk dan aan landen als Cambodja en Nepal, maar ook aan andere landen die zijn genoemd door collega's.
De instelling van het stabiliteitsfonds brengt de relatie tussen vrede, stabiliteit en ontwikkeling tot uitdrukking. Het is de minister bekend dat ik kritische vragen heb bij haar inzet om de OESO/DAC-criteria op te rekken om meer uitgaven voor stabiliteitsopbouw onder ODA te kunnen brengen. Flexibele inzet van middelen uit één fonds kan voordelen hebben, maar het gaat mij om de afrekening achteraf. Ik zou graag duidelijk van de minister willen horen wat haar inzet is. Wat wil zij straks uit ODA gaan betalen wat daar nu nog niet uit wordt betaald?
De bezuiniging van 42 mln euro op noodhulp valt slecht te rijmen met de nadruk op stabiliteitsopbouw in conflictgebieden. Ik heb daarom met steun van de fractie van de SGP een amendement ingediend om deze voor 32,4 mln euro te repareren. Dit bedrag haal ik weg bij de waarschijnlijk te hoog geraamde uitgaven voor eerstejaars asielopvang. Dit jaar kwam de instroom met 15.000 lager uit dan de geraamde 18.000 en er is sinds 2001 een dalende trend. Voorzichtigheidshalve ben ik uitgegaan van een gelijkblijvende instroom.
Het is jammer dat door de publiciteit van de laatste weken de indruk zou kunnen ontstaan dat kerken geen positieve bijdrage leveren aan het oplossen van de aidsproblematiek. Kerken spelen een rol in de zorg voor patiënten en weeskinderen en in preventie van aids. Ik ben warm voorstander van een evenwichtiger aanpak waarbij aandacht is voor de drie sporen. Wij moeten de boodschap afstemmen op de ontvangers, afhankelijk van de culturele context waarin zij zich bevinden.
Over godsdienstvrijheid is op de valreep de door mij gevraagde notitie verschenen. De verdrukking en vervolging in de wereld is ernstig en rechtvaardigt wat mijn fractie betreft een apart Kamerdebat. Beleidsmakers in het geseculariseerde Nederland kunnen er soms maar moeilijk aan wennen dat godsdienst in niet-westerse samenlevingen een prominente rol speelt. Erkenning hiervan kan religie ook hanteerbaar maken als sleutel bij het behalen van ontwikkelingsdoelen, zoals corruptiebestrijding. Het is dan wel zaak de goede partners te kiezen. Voelt de minister ervoor om een pilot te starten, bijvoorbeeld in Ghana, om door middel van een scan van de religieuze situatie meer inzicht te krijgen in de functie die religie en religieuze gemeenschappen kunnen spelen bij ontwikkelingsdoelen?
De heer Van der Staaij (SGP):
Voorzitter. De SGP-fractie vindt het een genoegen om in plenair verband voor de eerste keer met de nieuwe minister van Buitenlandse Zaken te debatteren over de begroting. Samen met zijn collega van Ontwikkelingssamenwerking en de staatssecretaris heeft hij de gewichtige taak om wereldwijd te proberen een steentje bij te dragen aan het bevorderen van recht en gerechtigheid. Wij wensen hem wijsheid en zegen toe bij zijn werk.
In de begroting valt de nadruk op een regionale coherente aanpak op. De SGP-fractie steunt die aanpak. De vraag is wel of de regering met cijfers inzichtelijk kan maken of de keuze voor regionale prioriteiten ook tot budgettaire intensiveringen voor de inzet in de regio's leidt. Dat is nu niet zichtbaar. Naast de drie OS-regio's kiest de regering de verhouding met de VS, het vredesproces in het Midden-Oosten en de intensivering van de dialoog met de Arabische landen als belangrijkste thema's. Terecht.
Eerst noem ik het Midden-Oosten. Er zit een ontmoeting tussen Sharon en Kurei aan te komen. Egypte speelt een bemiddelende rol. Is daarover contact met de leden van het kwartet?
De afstemming tussen de EU en de VS is niet altijd optimaal. Welke mogelijkheden ziet de minister om in EU-verband meer afstemming met de VS te bevorderen?
Wat is de agenda voor de versterkte dialoog met de Arabische landen? Ik neem aan dat in alle landen de positiebepaling ten opzichte van Israël een belangrijk gesprekspunt is met het oog op de houding ten aanzien van het Midden-Oosten en het vredesproces. Kan de regering ingaan op de stand van zaken rond de totstandkoming van het associatieakkoord met Syrië dat nog steeds geen diplomatieke betrekkingen met Israël onderhoudt?
Ik sluit mij aan bij de opmerkingen van collega Koenders en anderen over Saoedi-Arabië en de Hezbollah.
De verhouding tussen de EU en de VS wordt vaak besproken. Ik ben blij dat de regering zich inzet voor de versterking van de Transatlantische betrekkingen. Het zou goed zijn als Nederland zich in EU- en NAVO-verband wist te profileren met een evenwichtige visie op het buitenlands beleid van de VS. Nederland wil immers bruggenbouwer zijn. Ik verzoek de regering dan ook om in dit debat nader in te gaan op de houding ten opzichte van onder meer de Amerikaanse National Security Strategy. Wat is precies de actuele diagnose van de averij die deze betrekkingen naar verluidt hebben opgelopen? Hoe kan die worden hersteld? Hoe moet de EU zich in dit verband opstellen? Wat bedoelen wij voorts met "multilateralisme met tanden"? Nederland maakt zich wel sterk daarvoor, maar het is niet altijd duidelijk wat ermee wordt bedoeld.
De voorvraag is tegen welke problemen de regering aanloopt bij de financiering van stabilisatieactiviteiten. Voor de SGP-fractie blijft onduidelijk welke activiteiten al dan niet onder het Stabiliteitsfonds vallen. Heldere criteria moeten worden opgesteld voor wat hieruit kan worden gefinancierd. Financieel is er namelijk onduidelijkheid. De discussie over de wenselijkheid van verruiming van de OESO/DAC-criteria doorkruist de discussie over de instelling van dit fonds. Ik krijg graag duidelijkheid.
Ik wil enkele vragen stellen over Indonesië en Papoea. De regering meldt dat het onderzoek van het Instituut voor Nederlandse Geschiedenis naar de Act of free choice vertraging oploopt, omdat bepaalde bronnen nog niet toegankelijk zijn. Laat dat zo zijn; het heeft ons bevreemd dat de regering zich van een reactie op de uitkomsten van het onderzoek wil onthouden, terwijl de regering zelf heeft gevraagd om dat onderzoek. De SGP-fractie vindt dat er aanleiding is om wel te reageren in de zin dat Nederland zich blijft inzetten voor een heldere autonomieregeling voor Papoea. Het punt is actueel, want de speciale autonomiewet wordt niet goed geïmplementeerd. Verder is er nog steeds geen Papoea Volksraad, terwijl die wel zou worden ingesteld. De regering dreigt bovendien met een bestuurlijke driedeling van Papoea om de autonomiewet te ontkrachten. Naar onze mening moet Nederland als bilaterale partner Indonesië daarop aanspreken.
De heer Koenders (PvdA):
Voorzitter. De redenering van de heer Van der Staaij is mij niet helemaal duidelijk. Hij zegt dat de Nederlandse regering een oordeel moet vellen over het rapport dat binnenkort uitkomt. Ook moet zij er een consequentie aan verbinden. Hij legt daarbij direct een verband met het belang van een autonomieregeling voor Papoea. Hij wil daar helderheid over. Ik ben voor die autonomieregeling, want die is heel belangrijk. Ik vind het alleen onverstandig om nu die link te leggen, want ik denk dat het veel moeilijker wordt om de steun van Indonesië voor dit zeer belangrijke punt te krijgen. Ik snap dus niet waarom u dat verband legt en hoe u denkt effectief te kunnen optreden voor de bevolking van Papoea.
De heer Van der Staaij (SGP):
Dat is mij natuurlijk ook bekend. De regering zegt ook in haar brief van 24 november jongstleden dat Indonesië de uitkomst ervan met grote argwaan volgt, omdat die de separatisten eventueel in de kaart speelt. Mij gaat het erom dat de regering niet op voorhand beslist om zich van een oordeel hierover te onthouden. Ik heb gezegd wat onze inzet is en wat in het algemeen onze houding is ten opzichte van de processen. Dat bedoelde ik.
Ik dank de minister voor Ontwikkelingssamenwerking voor haar uitgebreide brief over de bilaterale relaties. Deze brief biedt zeker verheldering, al blijven sommige keuzes arbitrair of aanvechtbaar. Waarom worden kleine programma's in samenwerking met bijvoorbeeld Kenia niet afgebouwd om meer te kunnen investeren in Afghanistan? De keuze voor Pakistan en Vietnam roept gelet op de mensenrechtensituatie in beide landen ook grote vragen op. En wat Colombia betreft wijs ik op de moties daarover die in het debat van 17 november jongstleden zijn ingediend. Wij staan voor Latijns-Amerika nog steeds een regionale aanpak voor. Wanneer komt de notitie over Latijns-Amerika? En welke concrete uitwerking is er gegeven aan de motie over Colombia die de Kamer verleden jaar heeft aangenomen? Hoe zijn de bezuinigingen op onder meer het GNV-programma hiermee te rijmen? Ik heb een amendement ingediend om juist een impuls aan dit programma te geven en ik verneem graag een reactie van de minister hierop, maar ook op de perspectieven voor 2005.
Wij hebben inmiddels een notitie over de godsdienstvrijheid ontvangen. Daarin wordt bepaald geen rooskleurig beeld geschetst. Vervolging vanwege een bepaalde godsdienstige overtuiging is in tal van landen helaas nog steeds een trieste realiteit. Ik sluit mij aan bij de wens van mevrouw Huizinga om hierop nog in een apart debat terug te komen, maar ik pleit er nu in ieder geval voor dat de regering zich er sterk voor maakt om in internationaal verband te komen tot een versterkte en gerichte bestrijding van vervolgingspraktijken van regimes die zich rechtstreeks schuldig maken aan de grofste schendingen, zoals de regimes in Laos en Noord-Korea. Niet alles wat in het dikke overzicht wordt genoemd, is even ernstig, maar ik pleit voor bijzondere aandacht voor de grofste schendingen. Welke mogelijkheden ziet de regering hiertoe?
De SGP-fractie steunt het amendement-Huizinga om de bezuinigingen op noodhulp deels terug te schroeven en de in andere amendementen uitgedrukte wens om UNHCR meer geld te geven. Wij hopen op een positieve reactie van de regering. In antwoord op een schriftelijke vaag erkent de regering dat het instrumentarium voor corruptiebestrijding nog zwak ontwikkeld is, maar dat het ten behoeve van de toetsing van hulpaanvragen in het kader van ontwikkelingssamenwerking verbetering verdient. Wij gaan ervan uit dat de regering zich hiervoor inzet en wij horen hierover graag iets naders.
Tot slot vraag ik om een nieuwe Matra-beleidsbrief. Wanneer komt die? De laatste dateert al van medio 2000. Er zal natuurlijk veel veranderen door de toetreding van tien landen tot de Europese Unie. Dit zal voor deze landen geleidelijke uitfasering en concentratie op andere landen betekenen. Graag meer inzicht in deze consequenties.
De algemene beraadslaging wordt geschorst.
De voorzitter:
De ministers en de staatssecretaris zullen morgenmiddag antwoorden.
Sluiting 0.41 uur
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20032004-2650-2681.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.