Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:

het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (XI) voor het jaar 2004 (29200 XI).

De algemene beraadslaging wordt hervat.

De heer Depla (PvdA):

Voorzitter. Ik bedank de minister voor haar reactie. Laat ik eerst mijn zegeningen tellen: ten eerste heeft zij beloofd dat we ons geen zorgen hoeven te maken over een beperking van het aantal mensen dat voor huursubsidie in aanmerking komt; ten tweede gaat zij de corporaties achter de broek aanzitten en ervoor zorgen dat de projectsteun vanaf april volgend jaar zo is aangepast dat hij een goed hulpmiddel is geworden voor corporaties met een grote herstructureringsopgave; ten derde gaat zij er alles aan doen om ervoor te zorgen dat door de btw-vrijstellingen in ieder geval de renovatie volgend jaar in de Tarwewijk van start kan gaan. Dit alles heb ik opgemaakt uit het debat.

Maar ik dreig ook verlies te moeten nemen. Ten eerste de bezuiniging op de huursubsidie. De minister zegt het heel vriendelijk, ze zegt ook dat het pijnlijk is, maar hoe is het dat mogelijk dat zij, helaas gesteund door een Kamermeerderheid, AOW'ers met een huursubsidie geld gaat afnemen om het aan mensen met de laagste woonlasten te geven, de mensen zonder hypotheek? Hoezo evenwichtig? Nu de minister het laat afweten, rest ons slechts een oproep aan de verhuurders om haar fout te herstellen. Daarom dienen wij de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat:

  • - door de aangekondigde bezuinigingen iedereen op de nullijn zit;

  • - de aangekondigde bezuinigingen op de huursubsidie zorgen voor soms forse achteruitgang van de koopkracht van huishoudens die huursubsidie ontvangen;

constaterende dat:

  • - de regering desondanks de verhuurders een boveninflatoire huurverhoging toestaat;

  • - hierdoor huursubsidieontvangende huishoudens dubbel worden getroffen;

verzoekt de regering, in overleg te treden met sociale en particuliere verhuurders en huurders met als doel om ter behoud van de koopkracht van de huurders in het algemeen en de huursubsidieontvangers in het bijzonder een tijdelijke huurbevriezing overeen te komen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Depla, Van Gent en De Ruiter. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 23(29200 XI).

De heer Depla (PvdA):

Het is belangrijk dat we met nadruk de huurders noemen. De minister geeft namelijk telkens aan dat zij met heel veel mensen gaat praten, maar zij vergeet daarbij volgens mij de huurders. Dat zal vast niet de opzet zijn.

Mijn tweede punt is de woningnood. Eigenlijk bagatelliseert de minister die door te zeggen dat hij vlak na de oorlog veel erger was. Dat klopt, maar de woningnood neemt nu toe. Huurders kunnen de regering hier eigenlijk niet op aanspreken. De cijfers van de minister zelf laten zien dat de markt het probleem niet alleen op kan lossen. Haar antwoord op het probleem is alleen maar dat zij gaat praten: praten in de 56 wijken, praten met de gemeenten, praten met de corporaties en praten met de bouwers. Het parlement mag haar nu niet afrekenen op het aantal woningen. Als het aan de minister ligt, mag het parlement haar alleen maar afrekenen op het aantal gesprekken dat zij gaat voeren. Laten we dat maar niet doen. De PvdA blijft haar de komende jaren aanspreken op en achter de broekDepla zitten voor het aantal te bouwen woningen. De woningzoekende burgers hebben er recht op.

Mijn laatste punt: de oude wijken. Dit kabinet doet eigenlijk niet zo veel aan de problemen in de steden. Minister van Integratie Verdonk bezuinigt op inburgering en doet niets aan het uitzetten van illegalen, minister Remkes bezuinigt op het door deze minister zo veelgeprezen grotestedenbeleid – er gaat 70% van af – minister Van der Hoeven kleedt het onderwijsachterstandenbeleid uit. Allemaal wijzen ze naar deze minister; ik heb althans in de debatten van de voorgaande weken mogen vernemen dat zij alle problemen van integratie gaat oplossen. Maar zijzelf verlaagt weer de huursubsidie en verhoogt de huren. Hierdoor versterkt zij vanaf morgen de concentratie van mensen met weinig kansen. Haar enige antwoord is dat ze gemengde wijken gaat bouwen, maar dat is morgen nog niet geregeld; daarvoor zijn we misschien wel weer tien jaar verder. Bovendien doet zij ook niets aan de spreiding van goedkope woningen. Ja, ze gaat praten met de randgemeenten, maar het probleem is dat praten bij onwillige gemeenten niet helpt; de free riders moeten op een gegeven moment kunnen worden aangesproken.

Om een en ander kracht bij te zetten, dien ik mede namens de SP, GroenLinks en de SGP de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat:

  • - er veel kansarme huishoudens in Nederland gehuisvest zijn in een beperkt aantal wijken in grote en middelgrote steden;

  • - deze situatie deels veroorzaakt is door de concentratie van betaalbare en goedkope huurwoningen in deze wijken en de afwezigheid van dergelijke woningen in andere wijken van deze steden en in de randgemeenten;

  • - mechanismen van de woonruimteverdeling en van de huursubsidie die kansen voor deze mensen om zich in andere wijken te vestigen verminderen;

van mening dat wijken met een gemengde bevolkingsopbouw een grotere kans bieden voor het slagen van integratie en emancipatie;

verzoekt de regering:

  • - voor 1 januari 2004 met maatregelen te komen die een betere spreiding van goedkope en betaalbare woningen over stedelijke regio's en de verschillende wijken mogelijk maken en bevorderen;

  • - gemeenten opdracht te geven om daarover in regionaal verband niet-vrijblijvende afspraken te maken op het gebied van de woonruimteverdeling, stedelijke vernieuwing en nieuwbouwlokaties;

  • - instrumenten te ontwikkelen om in het bijzonder omliggende gemeenten hun verantwoordelijkheid voor een betere spreiding van goedkope en betaalbare woningen te laten nemen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Depla, De Ruiter, Van der Staaij, Van As en Van Gent.

Zij krijgt nr. 24(29200 XI).

De heer Depla (PvdA):

Ik wil de staatssecretaris bedanken voor zijn lovende woorden voor het project Iedereen Onderdak. Toch wil mijn fractie de daad bij het woord voegen. Daarom dient zij de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat:

  • - het aantal dak- en thuislozen in Nederland toeneemt;

  • - deze groep zorg nodig heeft;

  • - iedereen recht heeft op een schoon, droog en veilig bed;

  • - de overlast die zij veroorzaken moet worden verminderd;

  • - gemeentelijke instanties, woningbouwcorporaties en maatschappelijke (zorg)instellingen onvoldoende opvangvoorzieningen realiseren en daarmee te weinig hun verantwoordelijkheid voor deze groep mensen nemen;

constaterende dat er in het Besluit beheer sociale huursector is opgenomen dat corporaties een taak hebben in het volgens redelijke wensen tot stand brengen van huisvesting voor personen die zorg of begeleiding behoeven;

verzoekt de regering, corporaties en gemeenten sluitende afspraken te laten maken met als doel om vóór 2007 voldoende basale opvangcapaciteit te realiseren voor dak- en thuislozen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Depla, Huizinga-Heringa, Van Gent, Van As en De Ruiter.

Zij krijgt nr. 25(29200 XI).

De heer Van Bochove (CDA):

Ik ben heel benieuwd wat deze motie toevoegt aan het amendement dat vorig jaar bij de behandeling van de begroting van het ministerie van BZK is ingediend. Er zijn toen middelen vrijgemaakt, die in deze periode worden besteed door dezelfde partijen die in de motie worden genoemd. Wat voegt deze motie nog toe?

De heer Depla (PvdA):

Ik ken het amendement van de heer Rietkerk, want daarop doelt de heer Van Bochove volgens mij.

De heer Van Bochove (CDA):

Ik neem aan dat de heer Depla dat amendement kent, want ik herken heel veel uit de teksten die hij op dit onderdeel heeft geproduceerd.

De heer Depla (PvdA):

Dat klopt, daar zal ik verder niet moeilijk over doen. De heer Rietkerk is betrokken geweest bij het maken van het boekje dat wij gisteren hebben aangeboden. Het verschil is het geld. Dat is het belangrijkste punt: wij willen sluitende afspraken maken zodat in 2007 niet alleen het geld, maar ook de bedden voor al die mensen beschikbaar zijn.

Voorzitter. Mijn laatste motie betreft de Wet bevordering eigen woningbezit.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat keuzevrijheid tenDepla aanzien van huur en koop voor de lagere inkomens van groot belang is;

constaterende dat de minister van VROM reeds een wijziging van de Wet bevordering eigenwoningbezit ten behoeve van een vergroting van het bereik van de regeling voor de doelgroep in voorbereiding heeft;

constaterende dat de minister van VROM reeds per brief te kennen heeft gegeven de Wet bevordering eigenwoningbezit te willen intrekken uit het oogpunt van de geringe belangstelling van de huizenkopers, de uitvoeringskosten van VROM en de administratieve lasten van de financiële instellingen;

verzoekt de regering, eerst de reeds in voorbereiding zijnde wetswijziging door te voeren en de geplande evaluatie van de wet uit te stellen tot twee jaar na inwerkingtreding van de wetswijziging, waarna alsdan een beslissing kan worden genomen ten aanzien van het al dan niet voortzetten van de Wet bevordering eigenwoningbezit,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Depla en Van Gent. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 26(29200 XI).

De heer Samsom (PvdA):

Voorzitter. De staatssecretaris was bij zijn beantwoording in eerste termijn duidelijk getergd. Dat bevalt mij wel, want dat precies zoals ik hem graag wil zien. Ik wil echter ook een misverstand wegnemen. De staatssecretaris was enigszins verongelijktheid omdat wij hem zo weinig speelruimte geven en hem elke keer weer vastpakken op het moment dat hij in de krant of elders probeert om een discussie los te maken. Dat is ook zo, maar ikzelf doe dat alleen om de bewegingsruimte van de staatssecretaris te vergroten. Hij is de enige die wij hebben in dit toch wat donkergrijze kabinet. Hij is onze laatste hoop in bange dagen. Daarom grijp ik hem vast met alles wat ik heb en hij kan erop rekenen dat ik hem de komende vier jaar niet meer loslaat.

In de uitzending van Netwerk kreeg de staatssecretaris afgelopen maandag de vraag voorgelegd die ik hem nu ook voorleg, te weten: vindt hij het aflossen van de milieuschuld belangrijker of vindt hij het aflossen van de staatsschuld belangrijker? Hij moest toen even nadenken, maar hij sprak met zijn hart en zei: de milieuschuld. Kan hij dat straks hier in de Kamer herhalen?

Er is veel gezegd over de energiepremieregeling en de staatssecretaris heeft zich in allerlei bochten gewrongen om in ieder geval het voor dit jaar mooi af te regelen, maar voor volgend jaar is er welgeteld 20 mln beschikbaar. Dat is te weinig om deze regeling echt in stand te houden en om zonne-energie in stand te houden. Daarover is iedereen het eens en de staatssecretaris kan het dus ook niet ontkennen. Hij kan wel zeggen dat hij zijn best heeft gedaan. Ik wel echter graag dat hij meer doet dan dat. Ik heb hem een amendement geboden voor 40 mln extra, waarvoor hij niets hoeft te doen.

Mevrouw Spies (CDA):

laten wij de feiten op een rijtje zetten. Er is verschil van mening over de omvang van de EPR voor volgend jaar. U vindt dat 20 mln niet voldoende is, maar niet iedereen is dat met u eens, binnen en buiten deze Kamer.

De heer Samsom (PvdA):

Ik spreek hier ook voor mijzelf. U hebt uw rol en ik heb de mijne. Wij kunnen het er echter over eens zijn dat een bedrag van 10 mln volgend jaar zal leiden tot ongeveer 3 megawatt aan zonne-energie. Dat is een flinke reductie ten opzichte van de huidige situatie. Een reductie is echter wel het laatste dat wij met zonne-energie kunnen hebben, want dat is een van de zaken waar wij de stijgende lijn willen vasthouden. Met het beschikbare geld gaat ons dat niet lukken. Ik heb daarom een amendement ingediend om 40 mln beschikbaar te krijgen op de VROM-begroting. Ik wil daarop graag nog een reactie. Ik had daarvoor een dekking, maar die is zojuist bij de stemming over het Belastingplan eruit "geschoten" door de coalitiepartners. Wat dat betreft doet u aan "self forfilling prophecy", als u zegt dat ik geen gedekte cheques inlever. U schiet ze namelijk zelf lek. Aanstaande maandag is er weer een wetgevingsoverleg over de energierichtlijnbelasting met minister Zalm. Daar dien ik het amendement nogmaals in. Ik heb daar weer een dekking voor. Aan u de keus of u het amendement steunt of niet.

Vlak voor het begin van dit debat kregen wij de brief waarin de staatssecretaris aangeeft dat er zestien projecten zijn waarbij mensen langer moeten wachten op geluidssanering. Zij ondervinden meer gezondheidsschade en worden dus gewoon genomen. Als mevrouw Dekker naar die 56 wijken gaat, daag ik de staatssecretaris uit om met haar mee te gaan als het een van de andere wijken betreft waar het over geluid gaat. Het zijn namelijk – en dat is niet toevallig – heel vaak dezelfde wijken, te weten de achterstandsbuurten die aan het spoor liggen en waar nu ook nog eens te veel geluid wordt geproduceerd, naast het feit dat het opknappen niet gebeurt. Dit wordt niet opgelost.

De heer Geluk (VVD):

Wat vindt de PvdA-fractie belangrijker: 40 mln voor milieudoelen of 40 mln voor huren? Ik constateer bij u ook een inconsequentie.

De heer Samsom (PvdA):

Die 40 mln produceer ik door een heel kleine verhoging van de ecotaks met 0,1 eurocent. Daarmee vergroenen wij het belastingstelsel. Wij doen wat in het verkiezingsprogramma van het CDA en van D66 staat, maar wat niet door dit kabinet dit jaar wordt uitgevoerd. wij doen dat wel en produceren 40 mln en halen budgettair neutraal de energiepremieregeling EPR terug, die oorspronkelijk uit de ecotaks werd betaald; laten wij dat niet vergeten.

Ik heb een amendement ingediend over handhaving, waarover de staatssecretaris enige opmerkingen heeft gemaakt. Ik zal dit bezien en ik dien maandag daarover een gewijzigd amendement in. Een ander amendement van mij gaat over innovatie. Wij hebben er veel geld voor over om innovatie te bevorderen en echt iets te doen met al die mooie woorden die ook dit kabinet wijdt aan innovatie, maar dan wel op een duurzame manier.

Mevrouw Van Velzen (SP):

De dekking voor het amendement over handhaving wordt gehaald uit een potje dat grofweg klimaatbeleid heet. Waarom kiest u er niet voor om het geld weer terug te sluizen naar het potje handhaving, waar het vandaan komt?

De heer Samsom (PvdA):

Ik heb een nieuwe dekking gevonden. De dekking komt nu uit een reservepot voor het kabinet. Dit is mijzelf aangereikt door behulpzame medewerkers van de heer Van Geel. Ik vind dit een veel betere dekking, want dan hoef ik deze niet te halen uit zijn eigen begroting. Dat is alleen maar mooi, want ik haal liever niets uit de VROM-begroting. Daarop kom ik maandag terug met het gewijzigde amendement.

De voorzitter:

Ik maak u erop attent dat uw tijd bijna om is.

De heer Samsom (PvdA):

Ik ga afronden. Wij hadden een interessant debatje over input versus output. De staatssecretaris zou alleen letten op output en ik zou alleen letten op input. Ik heb hem er al op gewezen dat daar een formule tussen zit, input maal effectiviteit is het resultaat. Op dat resultaat zal ik hem afrekenen en hij heeft dus een enorme kans gemist. Ik wil best toegeven dat hij in staat is het geld effectiever uit te geven dan al zijn voorgangers, maar als hij dezelfde hoeveelheid geld nog effectiever had uitgegeven, had hij meer resultaat bereikt dan nu. Ik kan niet anders constateren en dat vind ik ongelofelijk jammer. Ik blijf hem in de gaten houden en ik blijf hem aanspreken op de doelen.

Tot slot heb ik nog een specifieke vraag. Wij hebben het hier de hele tijd over de 19 milieudoelen uit het NMP4, waarvan er 16 niet gehaald worden. De staatssecretaris heeft in alle eerlijkheid aangegeven dat drie van deze doelen onhaalbaar zullen blijven. Betekent dit dat hij de andere 13 doelen zal halen? Is hij erop afrekenbaar dat in 2007 alle vakjes van het tabelletje dat altijd in de milieubalans staat, op groen staan?

Mevrouw Spies (CDA):

Ik wil de staatssecretaris complimenteren met zijn ambitie en met de manier waarop hij onze vragen heeft beantwoord. Terugkijkend vind ik het in ieder geval positief dat de urgentie om ook in de periode na Kyoto iets aan het klimaatprobleem te gaan doen, duidelijk aan de orde is geweest in deze Kamer. Ik hoop dat wij in het komende jaar echt stappen kunnen zetten. Ik ben blij met de toezeggingen rondom de EPR. Wij kunnen de EPA overeind en een substantieel deel van de zonne-energie. Wij gaan met elkaar nadenken over een beter vormgegeven regeling. Voor 2004 en 2005 is de zaak nog in het vage gebleven. De staatssecretaris heeft toegezegd dat hij ons nog aanvullende informatie zal geven over de manier waarop hij in 2004/2005 de dekking voorziet. Wat mij betreft, krijgt hij die kans nog even. Anders overweeg ik alsnog met een eigen amendement te komen. Ik wil hem in ieder geval wijzen op artikel 11 en de 16 mln euro die nog aanwezig zijn voor klimaatvraagstukken, voor zover dat nodig mocht zijn.

Ten aanzien van de onderuitputting 2004 heeft de staatssecretaris positieve intenties uitgesproken, maar nog wel een slag om de arm gehouden. Daarom dien ik ter aanmoediging een motie in. Ik wil zeker weten dat wij de overschrijding van het budget 2003 uit de onderuitputting 2003 kunnen halen. Ik hoor daar graag nog iets meer over, maar om het zekere voor het onzekere te nemen, dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er een aanzienlijke overschrijding dreigt van het in 2003 beschikbare budget voor de energiepremieregeling (EPR);

voorts constaterende dat er voor 2004 een aanmerkelijk lager budget beschikbaar is voor de EPR;

overwegende dat het EPR-budget voor 2004 niet aangewend zou moeten worden voor de overschrijding van het budget voor 2003;

verzoekt de regering, de overschrijding van het voor 2003 beschikbare budget te dekken binnen de VROM-begroting 2003,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Spies, De Krom, Van der Ham, Huizinga-Heringa en Van der Staaij.

Zij krijgt nr. 27(29200 XI).

Mevrouw Spies (CDA):

Voorts hebben wij gesproken over de vergroening van het fiscale stelsel. De staatssecretaris heeft ook op dit punt goede intenties uitgesproken. Wij willen echter resultaten zien en dan ook nog van het hele kabinet. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in het Hoofdlijnenakkoord is vastgelegd dat deze regeerperiode zal worden ingezet op verdere vergroening van het fiscale stelsel;

overwegende dat verdere vergroening een bijdrage kan leveren aan het tijdig realiseren van diverse milieudoelstellingen, bijvoorbeeld op het terrein van het klimaatbeleid, en daarom voortvarend dient te worden opgepakt;

verzoekt de regering, binnen zes maanden in een notitie aan de Kamer aan te geven hoe zij de verdere vergroening van het fiscale stelsel concreet wil invullen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Spies, Van der Ham, Duyvendak, Van Velzen, Huizinga-Heringa, Van der Staaij, Van As en Samsom.

Zij krijgt nr. 28(29200 XI).

Mevrouw Spies (CDA):

Wij hebben ook gesproken over het Europees voorzitterschap. Ik heb een vraag gesteld die nog niet is beantwoord door de staatssecretaris. Wij hebben over de inhoud van de agenda gesproken. Wij hebben daarbij nadrukkelijk aandacht gevraagd voor de regelgeving die van Europa komt. Wij moeten proberen te stimuleren dat Europa leert van de ervaringen die wij in Nederland hebben opgedaan. Er moet worden gestreefd naar zo veel mogelijk doelvoorschriften en zo weinig mogelijk middelvoorschriften. Er moet vooral worden ingezet op de eigen verantwoordelijkheid van het bedrijfsleven en op de convenantenaanpak.

In mijn eerste termijn heb ik steunSpies uitgesproken voor het overeind houden van tal van subsidie programma's die de betrokkenheid van burgers stimuleren, zoals SMOM en het Stimuleringsprogramma Burger en Milieu. Hoe is het dan mogelijk dat ons toch nog signalen bereiken, zoals van het Nido, dat het subsidiebudget stevig dreigt te worden gekort?

De heer Samsom (PvdA):

Wij hebben het milieudeel bijna gehad. Wij krijgen nog wat antwoorden, maar die zullen niet veel veranderen. Als u nu het slagveld overziet, kunt u dan straks nog terug naar uw leden die hebben gezegd dat rentmeesterschap weer bovenaan de agenda van het CDA moet staan? Kunt dat doen terwijl Borssele openblijft en er 900 mln wordt bezuinigd? Wij hebben hier over nog veel meer punten gesproken. U hebt zelf ook kritiek uitgeoefend op de staatssecretaris op enkele punten. Kunt u met opgeheven hoofd terug naar uw eigen partij en zeggen dat het bovenaan staat?

Mevrouw Spies (CDA):

Dat kan ik, mijnheer Samsom. Ik heb er namelijk een verhaal bij. Dat verhaal kan ik hier herhalen. Ik vind dus absoluut niet dat dit kabinet het milieubeleid verkwanseld. Er zit een aantal heel goede elementen in het Hoofdlijnenakkoord. Wij hebben niet voor niets extra geld voor natuurbeleid vrijgemaakt in deze kabinetsperiode. Binnen de financiële kaders, die ook ik als lid van de CDA-fractie heb geaccepteerd, vind ik dat wij een alleszins verdedigbaar verhaal hebben, ook voor onze eigen achterban. Het is mij in nog geen spreekbeurt overkomen dat ik de leden daarvan niet heb kunnen overtuigen.

De heer Samsom (PvdA):

Uw leden vroegen niet om het rentmeesterschap bovenaan te zetten binnen de financiële kaders. Zij vroegen om het gewoon bovenaan te zetten. U geeft daar toch een heel flexibele uitleg aan en dan kunt u inderdaad meer dan ik, dat geef ik toe.

Mevrouw Spies (CDA):

Bent u op de Fonteinavonden geweest? U was van harte welkom geweest.

De heer Samsom (PvdA):

Uw interactieve partij zet alle verslagen op de website. Die heb ik met veel interesse gelezen.

Mevrouw Spies (CDA):

Dan hebt u nog steeds de precieze uitslag en de manier waarop die tot stand is gekomen niet helemaal goed tot u genomen.

De heer Van Bochove (CDA):

Voorzitter. Ik dank de minister voor haar antwoord en ik spreek mijn waardering uit voor de wijze waarop zij in de eerste termijn haar eerste begroting verdedigde. Ik wil haar ook danken voor de toezeggingen die zij heeft gedaan, zoals de pilot Overijssel. Ik kijk daar met belangstelling naar uit. Ik ben benieuwd hoe drie overheden samen de regelgeving gaan terugbrengen. De ambities van de minister lopen vooral via de prestaties van anderen, zo heeft zij gezegd. Zij is veel van anderen afhankelijk, maar zij gaat op pad om te enthousiasmeren, te stimuleren en zo nodig bij te sturen. Wij zullen dat met veel aandacht volgen. Het is van belang dat dit proces nu eindelijk goed van de grond komt. Er moet worden gebouwd.

De CDA-fractie is het met de minister eens dat huursubsidie een kerninstrument moet blijven. Daarbij mag echter de doelmatigheid niet uit het oog worden verloren. Daartoe moet nadrukkelijk door corporaties worden gelet op het passend huisvesten. Dure scheefheid moet worden voorkomen. In de komende meerjarenafspraken met huurders en verhuurders moet dit punt veel aandacht krijgen. Kan de minister het die aandacht geven? Het voorstel dat de CDA-fractie dinsdag heeft gedaan ten aanzien van de huursubsidie past binnen het Hoofdlijnenakkoord. Bepaalde mensen gaan meer betalen en mensen die passend wonen minder. De minister vindt dit voorstel desondanks, na afweging en na vergelijking van de verschillende voorbeelden, onverstandig en wijst het af. Het Hoofdlijnenakkoord kan dus met betrekking tot het scheefwonen op dit moment niet worden uitgevoerd.

De overige partijen in de Kamer steunen het voorstel van het CDA niet. Mijn conclusie is tweeledig. Het kabinetsvoorstel, de generieke korting, blijft gehandhaafd. Het overleg met alle partijen, door de minister op een vraag van het CDA toegezegd, zal worden gevoerd. De minister is bereid de mogelijk positieve uitkomsten daarvan welwillend te bezien. Van belang in dat overleg is toch zeker dat tot een zekere huurmatiging wordt gekomen.

De heer Depla (PvdA):

Ik moet concluderen dat u uw eigen voorstel om scheefwoners aan te pakken zo mooi vindt, dat u eraan vasthoudt. Waar moeten al die mensen in de woonzorgcomplexen, in uw definitie scheefwoners, naar doorstromen? U bent in september begonnen de mensen hoop te geven dat u de bezuinigingen op de huursubsidie zou mitigeren. Gaat u nu met niets naar die mensen terug?

De heer Van Bochove (CDA):

Het voorstel dat ik dinsdag heb gedaan is niet haalbaar, dus ik handhaaf het niet langer. Vanaf september heb ik voortdurend gezegd dat voor het CDA staat, voor de handtekening onder het Hoofdlijnenakkoord, dat wij 210 mln euro moeten binnenhalen. Daarmee zijn wij akkoord gegaan. Ik heb dinsdag al aangegeven dat ik er niet in ben geslaagd om daarvoor dekking te vinden. Vervolgens hebben wij moeten constateren dat er in de Kamer geen meerderheid is voor de ideeën van het CDA. Als gevolg daarvan blijft de generieke korting dus bestaan.

De heer Depla (PvdA):

U vindt uw eigen voorstel van afgelopen dinsdag nog steeds het best. U vindt dus dat grote gezinnen met veel kinderen en oudere mensen die in woonzorgcomplexen wonen meer huur zouden mogen betalen, omdat dit de doorstroming bevordert.

De heer Van Bochove (CDA):

Wat mij betreft, moeten bij toekomstige afspraken over het huurbeleid ook heldere afspraken worden gemaakt over de wijze waarop de corporaties met deze mensen omgaan. Waar corporaties duur huisvesten hebben zij ook de opdracht te bezien hoe zij deze mensen tegemoet kunnen komen. Wij moeten bij de meerjarige afspraken over het huurbeleid op dit punt duidelijkheid scheppen. Wij zullen er op dat ogenblik op terugkomen.

De heer De Ruiter (SP):

In het debat over het belastingplan ging het onder meer over het ontzien van chronisch zieken en gehandicapten. Bij andere debatten speelt dat ook. U haalt in uw voorstel het geld juist bij chronisch zieken en gehandicapten, omdat die vaak in de duurdere huizen wonen. Dat geld wilt u dan geven aan chronisch zieken en gehandicapten, de mensen die het het allerslechtst hebben in de samenleving. Is dat niet een soort vestzak-broekzak-politiek?

De heer Van Bochove (CDA):

Ik heb dinsdag al aangegeven dat wij dat geld voor een deel weghalen bij de mensen die duur scheefwonen. U concentreert dat op een groep, maar die groep is uiteraard veel breder. Wij willen het geld ten goede laten komen van mensen die met de laagste inkomens in de goedkope huizen wonen.

De heer De Ruiter (SP):

U erkent dus dat het voor een deel om dezelfde mensen gaat.

De heer Van Bochove (CDA):

Ja.

De heer De Ruiter (SP):

De minister zei in NOVA dat zij zich kon voorstellen dat de huurders wakker liggen van haar voorstellen. Kan de heer Van Bochove zich voorstellen dat de huurders in Nederland wakker liggen van het voorstel van het CDA?

De heer Van Bochove (CDA):

Ik kan mij voorstellen dat mensen zich zorgen maken over de problematiek die zich op dit ogenblik voordoet in de huursubsidie.

De heer Van As (LPF):

Ik ben werkelijk verbaasd dat u nu praat over scheefgroei. Het vorig jaar hebben wij bij de behandeling van de begroting van VROM uitvoerig gediscussieerd. Het is alleszins rechtvaardig dat mensen die in verhouding tot hun inkomen een te hoge huur betalen huursubsidie krijgen. Wij moeten nu hele discussies houden omdat op de huursubsidie moet worden gekort, om allerlei redenen. Dat zou helemaal niet nodig zijn als wij de 45% huurders die in relatie tot hun inkomen een te lage huur betalen een huurtoeslag zouden laten betalen. Ik heb hierover verleden jaar een motie ingediend en de CDA-fractie liet het toen afweten. Hoe dacht u de scheefgroei nu te kunnen aanpakken? U hebt al uw kansen voorbij laten gaan.

De heer Van Bochove (CDA):

Voorzitter. In de discussie die wij verleden jaar hebben gevoerd, hebben wij vooral gelet op wat er zich in de grote steden afspeelt. Door steun te geven aan die motie zouden wij hebben meegewerkt aan segregatie; dat wilden wij niet.

De heer Van As (LPF):

Dat heeft totaal niets met segregatie te maken. De mensen die nu te veel verdienen en te weinig huur betalen, krijgen gewoon een toeslag. Daar hoef je niet te hoog bij in te zetten om voldoende geld binnen te krijgen om de mensen met een te laag inkomen huursubsidie te kunnen toekennen.

De heer Van Bochove (CDA):

Wij pleiten ervoor dat mensen met hogere inkomens ook in de wijken blijven wonen die een evenwichtige inkomensverdeling hard nodig hebben.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Voorzitter. Ik zou het met de heer Van Bochove ook over scheefgroei willen hebben, maar dan scheefgroei van de rechtvaardigheid. Hij zegt dat hij zich kan voorstellen dat mensen er wakker van liggen als zij minder huursubsidie krijgen en dus meer aan huur kwijt zijn. Het gaat om chronisch zieken, ouderen en gehandicapten; ouderen met een bijstandsuitkering, AOW of een klein pensioentje vormen 40% van degenen die huursubsidie ontvangen. Vindt het CDA het nu rechtvaardig dat deze mensen de rekening gepresenteerd wordt van bezuinigingen op de begroting van VROM? De heer Van Bochove doet een voorstel om de mensen met een inkomen net boven het minimum te laten betalen voor de mensen die een nog lager inkomen hebben, terwijl de maxima buiten schot blijven. Hier kan hij toch niet mee wegkomen? Ik krijg echt tientallen mailtjes en telefoontjes, hij waarschijnlijk ook; is hij daar dan doof en blind voor?

De heer Van Bochove (CDA):

In de afweging van belangen moeten bij bezuinigingen moeilijke keuzes gemaakt worden. Deze keuzes maken wij met het oog op de toekomst, met het oogmerk om de kosten voor de mensen betaalbaar te houden. Bij deze afweging hebben wij ervoor gekozen, dit voorstel te steunen.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Dan wil ik toch wel weten hoe het zit met de nabije toekomst, want er wordt deze mensen nu een rekening gepresenteerd die zij niet kunnen betalen. Zij krijgen een huurverhoging aan de broek, hun huursubsidie wordt verminderd en het CDA vindt het blijkbaar allemaal wel oké. Uw fractie heeft gewoon maling aan de minima. Dit heb ik gisteren tegen de heer Hofstra gezegd, maar het geldt ook voor u.

De heer Van Bochove (CDA):

Voorzitter. Mevrouw Van Gent heeft mij nu eigenlijk geen vraag gesteld.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Jawel. Samengevat luidt mijn vraag: waarom heeft het CDA, met alle mooie babbels voorafgaand aan dit begrotingsdebat in de krant, op de radio enz., nu het erop aankomt in dit debat en volgende week bij de stemmingen, maling aan die mensen en doet het helemaal nul komma niks voor hen? Als het aan het CDA ligt, geldt ook voor de minima de nullijn. Het doet helemaal niets voor de huursubsidie, het doet er niets aan om die mensen tegemoet te komen. Waarom? Geeft u hier nu eens antwoord op.

De heer Van Bochove (CDA):

Bij onze afweging hebben wij de keuze gemaakt om ook in het kader van de huursubsidie tot een bezuiniging te komen. Wij steunen het totale pakket en uit de cijfers blijkt precies hoe de inkomensverdeling is. Wij vinden die evenwichtig.

Voorzitter. De minister heeft in eerste termijn gereageerd op mijn vraag om een stap te zetten om de COA-woningen te verwerven en deze later voor een betaalbare prijs aan studenten te verhuren. Zij heeft echter aangegeven dat zij daarvoor geen geld heeft. Ik wil haar op dit punt ondersteunen en haar vooral uitnodigen om er wél geld voor in te zetten. Daartoe heb ik een motie opgesteld.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de minister in haar brief van 5 november 2003 schrijft dat voormalige COA-woningen beschikbaar zijn om studenten in teVan Bochove huisvesten;

voorts constaterende dat de prijs van COA-woningen momenteel te hoog is voor omzetting naar betaalbare studentenhuisvesting;

verzoekt de regering, eenmalig 4 mln euro beschikbaar te stellen om de betaalbaarheid van voormalige COA-woningen te garanderen en dit via een kasschuif te financieren vanuit over de periode 2005-2010 vrijvallende BLS-middelen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Bochove, Van As, Geluk en Giskes. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 29(29200 XI).

De heer Van Bochove (CDA):

Voorzitter. Ook bij een ander onderdeel van de discussie over de studentenhuisvesting heeft de minister gezegd dat het idee haar misschien wel aanspreekt, maar dat zij de stap nog niet wil zetten. Het ging daarbij om mijn voorstel om te komen met een tijdelijke stimuleringsregeling. Evenals die voor het creëren van de ouderenhuisvesting goed heeft gewerkt, kan die voor het creëren van studentenhuisvesting goed werken. De brief van de minister over studentenhuisvesting die wij nu niet uitvoerig hebben besproken is, vriendelijk uitgedrukt, wat vlak. Een zekere ondersteuning om doelen te bereiken is van belang. Daartoe dien ik een motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er in veel gemeenten een groot tekort is aan betaalbare huisvesting voor studenten;

verzoekt de regering, met ingang van volgend jaar een tijdelijke stimuleringsregeling voor het realiseren van onzelfstandige studentenhuisvesting op te zetten en dit te verwerken in de Voorjaarsnota van de begroting VROM 2004;

verzoekt de regering voorts, via deze stimuleringsregeling alleen geld beschikbaar te stellen voor huisvestingsprojecten waarbij met tijdelijke huurcontracten zal worden gewerkt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Bochove, Van As en Giskes. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 30(29200 XI).

De heer Van Bochove (CDA):

Voorzitter. Binnenkort is een nieuwe verdeling van de ISV-gelden te verwachten. Ik nodig de minister uit om een verdeling tot stand te brengen waarbij de verdiencapaciteit – de minister weet wat ik bedoel – meer wordt benut.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Bent u niet bezig met het plakken van pleisters en niet met het genezen van de patiënt? Dat laatste is nodig. Er is een structureel tekort aan studentenhuisvesting. Vorig jaar was u mijn compagnon op het punt van de huursubsidie voor onzelfstandige woonruimte. Daarover heb ik een amendement ingediend. Dat kost 3,5 mln, maar daarmee wordt uiteindelijk geld bespaard op de huursubsidie voor zelfstandige woonruimte voor jongeren. Nu gooit u er 4 mln tegenaan. Dat is toch incidentenpolitiek. Waarom doet u dat?

De heer Van Bochove (CDA):

Dat doe ik omdat ik, zoals ik u dinsdag al heb gezegd, heb moeten constateren dat er te weinig financiële middelen zijn en dat er een probleem is met de controle op de uitvoering van de regelgeving op dit punt. Ik denk aan de manier waarop met de budgetten voor huursubsidie voor onzelfstandige huisvesting wordt omgegaan. Met dit voorstel lijkt het mij mogelijk een groot aantal studentenkamers te realiseren die ook betaalbaar zijn. Op die manier hoef ik geen beslag te leggen op de gelden voor de meerjarige huursubsidie. Het is dus een verstandig voorstel en ik nodig u uit om dat te steunen. Hiermee kunnen wij namelijk een behoorlijke slag maken.

Mevrouw Huizinga-Heringa (ChristenUnie):

U hebt een motie ingediend om tot meer onzelfstandige huisvesting voor studenten te komen. Evenals ik zult u echter gelezen hebben dat het probleem niet de onzelfstandige huisvesting betreft, maar de doorstroming. Studenten die afgestudeerd zijn kunnen geen andere woonruimte vinden. Spant u met deze motie het paard niet achter te wagen door nog meer onzelfstandige woonruimte te creëren en door niet in te zetten op zelfstandige woonruimte voor starters?

De heer Van Bochove (CDA):

Nee, ik span het paard niet achter de wagen. Alle gesprekken met verhuurders van studentenhuisvesting wijzen erop dat er vraagtekens kunnen worden gezet bij dat aspect van de brief van de minister. Op enig moment zullen wij hierover met de minister verder van gedachten wisselen. Wij weten dat studenten de voorkeur geven aan onzelfstandig wonen. Wij weten ook dat dit door decanen en begeleiders als een pluspunt wordt gezien. Wij willen dat op deze manier nader stimuleren, omdat er nog steeds een tekort is van 15.000 kamers/appartementen.

Mevrouw Huizinga-Heringa (ChristenUnie):

Studenten geven de voorkeur aan onzelfstandige woonruimte, maar afgestudeerden geven er de voorkeur aan om door te stromen naar zelfstandige woonruimte. Die is er echter niet. Daar ligt het probleem.

De heer Van Bochove (CDA):

Daar ligt een deel van het probleem. Om die reden hebben wij er in eerste termijn bij de minister op aangedrongen om 80.000 woningen per jaar te bouwen, omdat het probleem dan in een aantal jaren opgelost kan worden.

De heer Depla (PvdA):

Ik ga het niet over studenten hebben, want ik heb de voorzitter vanochtend beloofd dat ik het daar niet meer over zou hebben. Ik heb een vraag over de verdeling van het ISV. Begrijp ik het goed dat u zich er net als wij zorgen over maakt dat de verdelingsvoorstellen, zoals zij er nu liggen, ertoe leiden dat de G30 minder geld krijgen dan in het verleden, terwijl de kleinere steden juist meer geld krijgen.

De heer Van Bochove (CDA):

Ik maak mij onder andere zorgen over Van Bochovede verdeling binnen de G4. Ook binnen de G4 zijn er gemeenten met een behoorlijke verdiencapaciteit ten opzichte van andere gemeenten. Je ziet nu echter dat de gemeenten met die behoorlijke verdiencapaciteit meer uit de ISV-pot krijgen dan steden die minder verdiencapaciteit hebben. Dat is in de afgelopen periode althans zo geweest en de geruchten gaan dat het de komende periode niet anders zal zijn. Ik vind dat een verkeerde verdeling en daarom vraag ik de minister om dat aspect goed in het oog te houden.

De heer De Ruiter (SP):

Voorzitter. Ik dank de minister haar beantwoording. Tijdens de discussies van de laatste weken over het najaarsoverleg, het Belastingplan en de VROM-begroting heb ik weleens moeten terugdenken aan de tijd dat ik zelf geen studentenkamer kon vinden. Dat was begin jaren zeventig en toen deed ik heel andere dingen. Ik maakte toen onder andere prachtige raambiljetten en affiches waarop stond: lonen omhoog en huren omlaag. Volgens mij is dat precies waar de discussie hier ook de hele tijd over gaat of althans zou moeten gaan. Ik herhaal nog maar eens dat, als de nullijn geldt voor de lonen, dit ook had moeten gelden voor de huren. Dat was ook de strekking van het amendement dat breed door de linkse fracties was ingediend. Daarin werd namelijk een voorstel gedaan om in elk geval voor het komende jaar die 81 mln ter beschikking te krijgen. Ik geef onmiddellijk toe dat dit niet voor de daarop volgende jaren gold, maar zo hoopten wij de schade voor de huursubsidieontvangers een beetje te beperken. Dat is echter niet gebeurd.

Ik heb ook een paar dingen gezegd over de verhouding tussen huurprijs en kwaliteit, met name voor mensen in herstructureringsgebieden. Op dit punt wil ik de volgende motie indienen. Ik ben namelijk niet erg tevreden met de beantwoording van de minister tot nu toe.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat:

  • - de regering de corporaties om een bijdrage in de betaling van de huursubsidie vraagt van 250 mln euro;

  • - de regering in ruil hiervoor verhoging van de huur mogelijk maakt;

  • - de huurprijs in relatie moet staan tot de kwaliteit van een woning;

  • - er een maatschappelijk onaanvaardbare situatie zal ontstaan op het moment dat een huurverhoging mogelijk wordt voor woningen met onderhoudsachterstand of onderhoudsgebreken;

verzoekt de regering, oude, niet gerenoveerde of te slopen woningen ten minste uit te sluiten van deze mogelijkheid tot het verhogen van de huur,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden De Ruiter, Depla en Van Gent. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 31(29200 XI).

De heer De Ruiter (SP):

Ik kom nog even terug op de halve toezegging van de minister om de sloop te temporiseren en meer in te zetten op renovatie. Ik ben daar erg blij mee. Het lijkt mij goed om op dat punt meteen zaken te doen en die toezegging gelijk te verzilveren. Vandaar de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat:

  • - de nieuwbouw van goedkope en betaalbare woningen de afgelopen jaren een dramatisch dieptepunt heeft behaald van 67.000 woningen in 2002;

  • - de betaalbaarheid van het wonen onder ernstige druk komt te staan door de bezuinigingsplannen op de huursubsidie;

  • - in het licht van de geschetste ontwikkelingen de bestaande woonruimten van steeds groter belang zijn;

  • - renovatie volgens onderzoeken niet alleen goedkoper is dan nieuwbouw, maar ook meer differentiatie tot stand kan brengen dan nieuwbouw;

verzoekt de regering, de wet- en regelgeving zodanig aan te passen dat bij herstructurering een verplichte renovatietoets moet worden gedaan,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid De Ruiter. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 32(29200 XI).

De heer De Ruiter (SP):

Voorzitter. Gezien de tijd zal ik mij beperken tot het indienen van mijn twee laatste moties. Mijn een na laatste motie gaat over studentenhuisvesting en de prestatienorm.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat er zeer lange wachttijden zijn voor kamers;

voorts overwegende dat woonruimte in de buurt van de onderwijsinstelling bijdraagt aan de studeerbaarheid;

verzoekt de regering, met voorstellen te komen voor prestatienormen voor zelfstandige en onzelfstandige woonruimten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden De Ruiter, Depla en Van As. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 33(29200 XI).

De heer De Ruiter (SP):

Voorzitter. Mijn laatste motie gaat over het toezicht op de corporaties. Dat wordt nu gedaan door het Centraal fonds. Ik vind eigenlijk dat het nu alleen over de cijfertjes gaat en dat het zou moeten gaan om de kwaliteit. Volgens mij kan dat beter gebeuren door de VROM-inspectie. Vandaar de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,De Ruiter

constaterende dat het toezicht op de prestaties van de corporaties onder verantwoordelijkheid van het Centraal Fonds voor de Volkshuisvesting valt;

constaterende dat dit fonds erop toeziet dat de cijfers kloppen;

overwegende dat het wenselijk zou zijn dat corporaties op de inhoud van hun prestaties worden afgerekend;

verzoekt de regering, het toezicht op de volkshuisvesting onder te brengen bij de VROM-inspectie,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid De Ruiter. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 34(29200 XI).

Mevrouw Van Velzen (SP):

Voorzitter. Ook ik dank de minister en staatssecretaris voor de beantwoording. Het moet mij van het hart dat ik de beantwoording in eerste termijn erg gehaast vond, met name wat betreft het aandeel van de staatssecretaris. Wij zullen het er later in een procedurevergadering nog weleens over hebben. Een punt waar ik hem wat meer over had willen vragen, is het punt van de maatschappelijke kosten van de toenemende mobiliteit en de emissies. Er liggen onderzoeken van de TU Delft, waar een schatting wordt gedaan. Is de staatssecretaris bereid een denkexercitie in de vorm van een brief aan de Kamer te schrijven en daar iets meer informatie over te geven? Ik vraag dat met name om de staatssecretaris een steuntje in de rug te geven als het gaat om de discussies binnen de ministerraad met bijvoorbeeld minister Zalm, waarin misschien wordt gezegd dat de maatschappelijke kosten niet opwegen tegen de bezuinigingen die bewerkstelligd worden.

Ik wil nog teruggrijpen naar hetgeen ik in eerste termijn stelde over de VROM-inspectie en de tegenstrijdigheid die geconstateerd moet worden als wij kijken naar de ongevallen bij bijvoorbeeld DSM en de ATF-fabriek in Leeuwarden. De conclusie is dat dit met name heeft kunnen ontstaan, doordat handhaving en vergunningverlening in dezelfde handen ligt, namelijk bij de lokale overheid. Vandaar de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat handhaving van wetten en regels de geloofwaardigheid van de overheid en het rechtsgevoel van de inwoners van Nederland ondersteunt;

constaterende dat dit kan leiden tot het opstellen van een gedoogvergunning als er sprake is van overtredingen van de vigerende vergunningen, in plaats van strak handhaven;

van mening dat het ongewenst is dat bij geconstateerde overtredingen de handhaver welke gelijktijdig ook de vergunningverlener is, over kan gaan tot het opstellen van een gedoogbeschikking;

voorts van mening dat een scheiding tussen vergunningverlener en handhaver gewenst is, zodat de handhaver niet anders kan doen dan handhaven indien er sprake is van geconstateerde overtredingen;

verzoekt de regering, de mogelijkheid en wenselijkheid te onderzoeken om de regionale inspecties van VROM een leidinggevende en sturende functie te geven bij de handhaving van door regionaal bevoegd gezag verstrekte milieuvergunningen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Velzen. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 35(29200 XI).

Mevrouw Spies (CDA):

Bedoelt mevrouw Van Velzen dat provincies en gemeenten verplicht moeten worden om vergunningverleners en handhavers strikt te scheiden? Heb ik dat goed begrepen?

Mevrouw Van Velzen (SP):

Ja, hoewel dit bij de provincies al voor een groot deel wordt gedaan. Bij de gemeenten is dat hoogst noodzakelijk.

Mevrouw Spies (CDA):

Zelfs als een gemeente maar één formatieplaats voor het gehele milieuveld heeft?

Mevrouw Van Velzen (SP):

Dan zijn er wellicht mogelijkheden om de capaciteit van gemeenten te bundelen. Dat is een uitvoeringskwestie waar wel een mouw aan valt te passen. Het bundelen van de vergunningafgifte en de handhaving tot ongelukken. De VROM-inspectie heeft dit ook geconstateerd. Ik probeer dit probleem op te lossen en ik hoop op uw steun daarbij.

Mevrouw Spies (CDA):

Treedt u daarbij niet in de verantwoordelijkheid van andere overheden?

Mevrouw Van Velzen (SP):

Ik vat mijn taak als volksvertegenwoordiger zo op dat ik de regering goed volg. Ik constateer daarbij dat er soms dingen mis gaan. Ik ga na waardoor dat komt en vervolgens probeer ik een oplossing aan te dragen. Dat doe ik ook in dit geval in mijn poging om het overheidsbeleid te controleren. Daar kunt u niets op tegen hebben.

Ik heb dinsdag al gesproken over de noodzaak om innovatie te koppelen aan bijvoorbeeld het transitiebeleid en de nationale strategie duurzame ontwikkeling. Op die manier kan het integrale karakter van het overheidsbeleid versterkt worden. Ik dien daarover de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat er in het Nationaal Milieubeleidsplan 4 gesteld wordt dat duurzame ontwikkeling het resultaat is van een transitieproces waarin innovatietechnologie een belangrijke rol moet spelen;

overwegende dat de ministerraad heeft ingestemd met de oprichting van een innovatieplatform ter versterking van het innovatieve vermogen van de Nederlandse economie en samenleving;Van Velzen

constaterende dat het integrale karakter van het overheidsbeleid ten goede wordt gekomen indien innovatie gekoppeld wordt aan andere componenten van regeringsbeleid, waaronder transitiebeleid en de nationale strategie duurzame ontwikkeling;

verzoekt de regering, duurzame ontwikkeling en transitiebeleid expliciet op te nemen in de doelstellingen van het innovatieplatform,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Velzen, Samsom, Duyvendak, Huizinga-Heringa en Van der Staaij.

Zij krijgt nr. 36(29200 XI).

Mevrouw Van Velzen (SP):

Voorzitter. Tot slot dien ik een motie in over het optuigen van het EPA.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat ruim 10% van de Nederlandse bevolking klachten heeft waarbij het binnenmilieu een rol speelt en dat te verwachten is dat dit aantal in de toekomst zal stijgen;

overwegende dat de maatschappelijke kosten van het zogenaamde "sick building syndrome" volgens het onderzoeksinstituut TNO tussen de 2 en 12 mld euro bedragen;

constaterende dat het Energie Prestatie Advies een goede basis biedt voor het aanpakken van binnenmilieuproblemen, bijvoorbeeld door evenwichtige isolatie;

constaterende dat Nederland op het gebied van het Energie Prestatie Advies een koploperspositie op kennisgebied heeft opgebouwd in Europa;

constaterende dat het verder ontwikkelen van het Energie Prestatie Advies bijdraagt aan de volksgezondheid en de werkgelegenheid;

verzoekt de regering, te werken aan het ontwikkelen van een breed toegepast Energie Prestatie Advies Plus, parallel aan het bestaande Energie Prestatie Advies, waarin aandacht is voor de relatie met het binnenmilieu, zoals vocht- en ventilatieproblemen en bouwfysische risico's,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Velzen, Duyvendak en Samsom. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 37(29200 XI).

De heer Geluk (VVD):

Voorzitter. Ik dank de minister hartelijk voor de beantwoording, zowel mondeling als schriftelijk. Zij constateert dat het ministerie de omschakeling moet maken van een hindermacht naar een ontwikkelkracht. Dat is nogal wat. Ik vind het zeer moedig dat de minister dit op die manier oppakt. Dit betekent dat een ministerie een turn around-proces moet doormaken, inclusief een cultuuromslag. Ik heb er alle vertrouwen in dat de minister erin zal slagen om dit proces tot een goed einde te brengen.

Er is te veel bureaucratie. Er zijn veel te veel regels op het gebied van volkshuisvesting en ruimtelijke ordening. De huizenmarkt zit vast, met name de huursector. Het bouwen wordt belemmerd en de targets worden niet gehaald. Er is veel loos en er moet de komende tijd veel gebeuren. Ik hoop dat wij gezamenlijk, zowel het ministerie als de parlementariërs, als verantwoordelijken, in staat zijn om de ontwikkelingskracht vlot te trekken.

Ik beperk mij tot enkele issues. De bouwfraude; iedereen in de stress. De minister heeft gezegd dat er wat aan gedaan wordt. De pepernoten moeten nog verdeeld worden. Er is een leger van advocaten en officieren aan het werk. Iedereen staat met de rug naar elkaar toe. Ik heb begrepen dat er nu een congres komt om een en ander op te lossen. Ik herinner mij nog de woorden van een andere politicus die ooit eens heeft gezegd: congressen kopen geen straaljagers. Ik hoop dat dit congres wel tot enige oplossing leidt, want er moet echt iets gebeuren om de bouwopdrachten vlot te trekken.

Gemeenten hebben een eigen verantwoordelijkheid op het punt van illegaliteit in achterstandswijken, maar ik hoop dat wij in staat zijn om een krachtige, voortvarende aanpak te bewerkstelligen. De VVD roept op om dat gezamenlijk te doen.

De heer Duyvendak (GroenLinks):

Wat bedoelt de heer Geluk ten aanzien van de bouwfraude? Het probleem zit toch bij de bedrijven en niet bij de overheid? Als iemand de hand moet reiken, openheid moet geven, dan zijn dat toch de bedrijven? De bedrijven kiezen voor juridische procedures en dan rest de overheid weinig anders. Het probleem wordt veroorzaakt door de bedrijven en niet door de overheid.

De heer Geluk (VVD):

De bedrijven staan voor een belangrijke bouwopdracht. De overheid heeft de verantwoordelijkheid dat die goed wordt uitgevoerd. Wij constateren dat er een probleem is. De opdracht moet worden uitgevoerd. Bedrijven hebben onderling problemen over de verdeling van de pepernoten. Er zijn officieren van justitie en advocaten mee bezig. De overheid is ook partner in dit conflict. Er moet beweging komen in dit dossier anders kunnen wij geen huizen bouwen.

De heer Duyvendak (GroenLinks):

Het is dus vooral een oproep aan de bedrijven om in beweging te komen. Voorlopig is de overheid geen partner, maar slachtoffer in het conflict. Zij is geconfronteerd met prijsopdrijving.

De heer Geluk (VVD):

Als wij niet oppassen, worden wij voor een tweede keer slachtoffer, omdat er geen huizen worden gebouwd.

De voorzitter:

U bent over de helft van uw spreektijd.

De heer Geluk (VVD):

Dan hebt u de interruptie erbij gerekend.

De voorzitter:

Nee, dat heb ik niet gedaan, maar u hebt maar twee minuten opgegeven.

De heer Geluk (VVD):

De Wet bevordering eigen woningbezit is geen succes. Het doel is niet bereikt. Het schrappen ervan gaat ons echter te ver. Wij vinden het noodzakelijk om een andere richting op te gaan, bijvoorbeeld versterking van de nationale hypotheekgarantie of een wijziging van de rol van de woningbouwcorporaties. Met de hypotheekgarantie is er een efficiënte waarborging. Verenigingen van eigenaren dienen gestimuleerd te worden en niet te worden belast via box 3. Wij moeten gestapelde bouw juist bevorderen. Ik dien hiertoe een motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de Wet bevordering eigenwoningbezit nog slechts uiterst beperkt wordt gebruikt, en tevens er nog veel te weinig woningen te koop worden aangeboden aan zittende huurders;

voorts overwegende dat de regering voornemens is om deze wet af te schaffen;

verzoekt de regering om, alvorens tot afschaffing te komen, een integrale notitie op te stellen over het eigenwoningbezit, zowel bezien vanuit VROM en BZK als Financiën, en met name over mogelijkheden om het eigenwoningbezit voor lagere inkomens effectief te bevorderen, bijvoorbeeld via versterking van het instrument van de Nationale Hypotheek Garantie of een versterkte rol van woningcorporaties;

verzoekt de regering om de Kamer voor 1 juli 2004 over een en ander te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Geluk, Hofstra, Van Bochove en Van As. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 38(29200 XI).

De heer Depla (PvdA):

De Wet bevordering eigen woningbezit is een initiatiefwet van de heren Hofstra en Duivesteijn. Omdat de wet niet zo goed werkt, hebt u een beter idee, de nationale hypotheekgarantie. Wat moet ik mij voorstellen bij een versterkte rol van de woningbouwcorporaties?

De heer Geluk (VVD):

De woningbouwcorporaties kunnen bij de verkoop van huizen betrokken worden. Als zij innovatief zijn, kan het eigenwoningbezit daarmee bevorderd worden. Dat is dan de eerste stap.

Voorzitter. Ik wil nog een motie indienen over archeologische vondsten. Door deze vondsten wordt het bouwproces gehinderd. Er zijn veel problemen bij het bouwen, omdat men dan op dit soort vondsten stuit. Dat is financieel slecht geregeld. Het Rijk is zelf ook een grote opdrachtgever. Ik wil geen gat in de begroting schieten, maar ik zal de motie toch indienen omdat ik een behoorlijk antwoord wil hebben.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat bij bouwwerken archeologisch waardevolle vondsten kunnen worden gedaan, die vanuit algemeen belang dienen te worden onderzocht en eventueel geconserveerd;

overwegende dat dit tot aanmerkelijke vertraging en extra kosten kan leiden voor de opdrachtgevers van de bouwwerken;

verzoekt de regering, huidige en eventuele nieuwe regels zodanig aan te passen dat de schade in voorkomende gevallen door de overheid wordt vergoed,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Geluk en Hofstra. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 39(29200 XI).

De heer De Krom (VVD):

Voorzitter. Ik dank de regering voor de gegeven antwoorden. De staatssecretaris heeft een vurig betoog gehouden over de manier waarop hij denkt de ambitieuze doelstellingen te halen. Hij heeft voorts aangegeven waar de pijnpunten liggen. De VVD-fractie zal hem positief maar kritisch volgen. Een snelle voortgang op het gebied van vermindering van regeldruk en administratieve lasten, een juiste prioriteitstelling en kosteneffectiviteit van het beleid blijven voor mijn fractie belangrijke toetsingscriteria. Mijn fractie hecht zeer aan een goed inzicht in de onderbouwing en de effecten van doelstellingen als het gaat om post-Kyoto. Hoewel de staatssecretaris heeft aangegeven dat er studies naar worden gedaan, wil mijn fractie toch in een motie vastleggen dat meer inzicht in de macro-economische effecten gewenst is. Ik dien daarom de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de regering heeft aangekondigd te streven naar een reductie van broeikasgassen van -30% in 2020 ten opzichte van 1990, maar dat de macro-economische en financiële effecten niet in kaart zijn gebracht;

verzoekt de regering, scenario's op te stellen over de financiële en macro-economische effecten van die doelstelling en de Kamer daarvan uiterlijk in mei 2004 verslag te doen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden De Krom en Spies. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 40(29200 XI).

De heer Samsom (PvdA):

Ik ben nooit tegen onderzoek, maar wat wil de heer De Krom daarmee impliceren? Stel dat het nu heel erg veel gaat kosten. Gaan wij dan ons klimaat daaraan opofferen? Waarom wil hij het zo precies weten? Of wil hij de vergelijking met andere landen trekken? Dat vind ik op zichzelf wel een interessant punt.

De heer De Krom (VVD):

Mijnheer Samsom, u heeft deze vraag ook al in eerste termijn gesteld. Het antwoord luidt precies hetzelfde: dat oordeel zullen wij geven zodra wij dat inzicht hebben. Daarom stel ik deze vraag nu juist.

De heer Duyvendak (GroenLinks):

Moeten de kosten van de klimaatverandering ook in die berekeningen worden De Krommeegenomen? Dat brengt immers ook allerlei kosten mee. Die moet je afzetten tegen de kosten die je moet maken om die klimaatverandering te bestrijden.

De heer De Krom (VVD):

Ik ben altijd zeer voor een vergelijking tussen de kosten en de baten.

Mijn fractie heeft voorts meer aandacht gevraagd voor het onderzoek naar en de ontwikkeling van duurzame energietechnologieën. De staatssecretaris heeft terecht opgemerkt dat het Innovatieplatform onder de verantwoordelijkheid van de minister-president valt. Ik wil daar echter toch wat extra aandacht voor vragen en een motie indienen waarin het kabinet wordt gevraagd, het onderwerp in ieder geval te agenderen in het Innovatieplatform. Tevens vraag ik het kabinet om de mogelijkheden te bezien voor meer onderzoek en ontwikkeling, zoals ik daarover in eerste termijn heb gesproken. De tekst van de motie luidt als volgt.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de sleutel tot commercieel exploitabele duurzame energietechnologieën vooral ligt in onderzoek en ontwikkeling;

van oordeel dat de regering daaraan te weinig prioriteit toekent;

verzoekt de regering:

  • - de ontwikkeling van duurzame energietechnologieën op de agenda van het Innovatieplatform te plaatsen;

  • - de mogelijkheden te onderzoeken voor gedeeltelijke herallocatie van de subsidiegelden en fiscale instrumenten, die nu worden aangewend voor marktstimulering van duurzame energie ten behoeve van onderzoek en ontwikkeling en de Kamer daarover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden De Krom en Spies. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 41(29200 XI).

De heer Van As (LPF):

Voorzitter. Ik dank de bewindslieden voor hun beantwoording. Ik heb er alle vertrouwen in dat met deze minister een goed debat te voeren is. Het is mij zeer welkom dat wij de komende maanden in algemeen overleggen elkaar zullen kunnen aanspreken op een aantal zaken waar we, onder andere vanwege tijdgebrek, nu niet helemaal uit kunnen komen.

Wij steunen het amendement-Van Gent over huursubsidie voor onzelfstandige woonruimten en vragen de minister om te onderzoeken welke financiële mogelijkheden hiervoor bestaan.

Wij vragen verder aandacht voor het vestigingsbeleid, noodzakelijk om de segregatie tegen te gaan. Wij hebben de motie-Van der Staaij in dezen gesteund.

Wij hebben een genuanceerd standpunt ten aanzien van kraken. Wij vinden dat dit moet worden verboden. Tijdelijke verhuur moet makkelijker worden gemaakt. Mijn motie luidt als volgt.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat kraken van woningen in allerlei gevallen is toegestaan dan wel wordt gedoogd;

overwegende dat kraken een ernstige aantasting van het eigendoms- en beschikkingsrecht vormt;

overwegende dat het ongebruikt laten van woningen in belangrijke mate wordt veroorzaakt door de zeer strenge wettelijke huurbescherming die tijdelijke verhuur bijkans onmogelijk maakt;

verzoekt de regering:

  • - in aansluiting op de motie-Ten Hoopen c.s. het kraken van woningen te verbieden;

  • - gelijktijdig de huurbescherming voor tijdelijke verhuur sterk te beperken en zo nodig de voor bewoning geldende eisen voor tijdelijke verhuur te versoepelen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van As, Geluk en Hofstra. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 42(29200 XI).

De heer Duyvendak (GroenLinks):

U weet dat de kraakbeweging eind jaren zeventig opleefde met de antikraakwet van Van Agt. U heeft gezien dat de motie-Ten Hoopen leidde tot een opleving van de kraakbeweging. Moet ik deze motie beschouwen als een oproep tot een verdere bloei van de kraakbeweging?

De heer Van As (LPF):

Mijnheer Duyvendak, u weet net zo goed als ik dat wij allen in dit land de spelregels in acht moeten nemen. Is het normaal en fatsoenlijk dat mensen, ook onze kinderen, die zich keurig laten inschrijven en jaren wachten op woonruimte, om allerlei redenen niet aan de bak komen en mensen die woningen kraken buiten alle procedures om gaan? Dat op zich vind ik al absurd. In onze optiek zijn er twee dingen mogelijk: het kraken moet je verbieden en gemeenten moeten een actief beleid voeren om te voorkomen dat panden om allerlei redenen te lang leegstaan; desnoods worden die gevorderd en ingezet ten behoeve van wonen. Wij denken hier heel genuanceerd over. Woningen dienen te worden aangewend voor de bestemming waarvoor ze bestaan. Geen flauwekul.

De heer De Ruiter (SP):

In tegenstelling tot de heer Duyvendak wil ik mij niet identificeren met de kraakbeweging, maar met de protestbeweging. Daarover gaat mijn vraag. Mijnheer Van As, u wil in aansluiting op de motie-Ten Hoopen het kraken van woningen verbieden. Maar die motie gaat niet over woningen, sterker nog, ze gaat niet eens over het verbieden van kraken. Ze gaat namelijk over het bewonen van panden. Waar zit nu die aansluiting?

De heer Van As (LPF):

De heer Ten Hoopen had zijn motie met name bedoeld voor kantoorgebouwen en andere gebouwen, mijn motie is specifiek geënt op woningen.

Mevrouw Giskes (D66):

Mijnheer Van As, bent u het niet met me eens dat het feit dat uw kinderen geen woning kunnen krijgen, niet kan liggen aan het kraken van panden? Die panden staan immers leeg, ze worden niet Van Asverhuurd. Het aardige van de motie vond ik juist dat u iets ging doen aan die zware huurbescherming, waardoor niemand tijdelijk een pand kan verhuren. Dat zou ik heel sympathiek vinden. Door er echter aan te koppelen dat er niet mag worden gekraakt, maakt u de motie weer minder aantrekkelijk. Kunt u dat niet uit elkaar halen?

De heer Van As (LPF):

Wij vinden dat je twee dingen moet doen. Het kraken moet worden verboden. U weet zelf wat er allemaal gebeurt als woningen moeten worden ontruimd. U weet wellicht ook wat voor mensen er vaak in die kraakpanden wonen: illegalen, mensen in allerlei soorten en maten van wie de meesten niet eens staan ingeschreven. De maatschappelijke kosten voor de ontruiming van die panden lopen in de tientallen miljoenen.

Mevrouw Giskes (D66):

Mijn vraag was: waarom zijn die panden niet verhuurd?

De heer Van der Staaij (SGP):

Ik deel de bezwaren van de heer Van As tegen het kraken, maar mijn bezwaar tegen deze motie betreft de formulering ervan. In de motie wordt gevraagd om het kraken te verbieden, maar kraken is nu toch al een verboden handeling?

De heer Van As (LPF):

Kraken is sowieso een verboden handeling, maar door allerlei foefjes in onze huidige wetgeving wordt het gedoogd en kan men panden te lang bezetten. Mijn fractie vindt dat dit formeel goed moet worden geregeld en dat er een duidelijk beleid tegenover moet worden gesteld.

De heer Depla (PvdA):

Waarom wil de heer Van As de huurbescherming uitkleden?

De heer Van As (LPF):

Het gaat hier om woningen en woongebouwen die om bepaalde redenen leegstaan. Als deze woningen te lang leeg staan, moeten zij desnoods worden gevorderd om te kunnen worden aangewend ten behoeve van de woningdistributie. De woningen kunnen dan op een normale manier, op volgorde van inschrijving, worden toegewezen aan de mensen die ervoor in aanmerking komen.

Voorzitter. Bewoners van recreatiewoningen moeten niet uit hun huizen worden gejaagd voordat hierover met de Kamer is gesproken. Daarom wil ik een motie indienen om te wachten tot 31 december 2004.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat ingevolge recente uitspraken van de Raad van State veel bewoners van recreatieverblijven hun woningen niet meer permanent mogen bewonen;

overwegende dat deze uitspraken verstrekkende gevolgen hebben voor deze bewoners;

constaterende dat gemeentelijk beleid en handhaving door gemeenten gedurende de afgelopen jaren niet eenduidig zijn geweest;

constaterende dat de Kamer de brief van de minister van 11 november jl. nog niet heeft kunnen bespreken;

van mening dat het wenselijk is, besluitvorming van de Kamer in dezen af te wachten;

verzoekt de regering, in bestaande gevallen bewoners van recreatieverblijven toe te staan, hun woning tot 31 december 2004 te blijven bewonen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van As. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 43(29200 XI).

De heer Van As (LPF):

Om meer studentenkamers beschikbaar te krijgen, is doorstroming essentieel. Het is hard nodig dat er financiële prikkels worden gegeven om de kamer na het afstuderen te verlaten. Daarom dien ik de volgende motie in om prijsdifferentiatie van afgestudeerde bewoners van studentenhuisvesting mogelijk te maken.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat een belangrijk deel van het gebrek aan studentenhuisvesting wordt veroorzaakt door te beperkte doorstroming;

overwegende dat de mogelijkheid om afgestudeerden meer te laten betalen voor de studentenkamer een krachtige prikkel vormt om deze groep te bewegen, door te verhuizen naar een andere woning;

van mening dat het inkomen van een student een zeer betrouwbaar toetsingscriterium is voor de rechtmatigheid van het bewonen van de studentenkamer door deze student;

constaterende dat studentenhuisvesters bereid zijn, contracten aan te bieden die prijsdifferentiatie op basis van inkomen mogelijk maken door marktconforme huren te berekenen en hierop een korting te geven aan studenten op basis van draagkracht;

verzoekt de regering, maatregelen te nemen die het mogelijk maken om een hogere huur te berekenen aan een bewoner van een studentenkamer van wie het inkomen (inmiddels) boven de doelgroepgrens ligt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van As. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 44(29200 XI).

Ik deel de Kamer mede dat ik vanaf nu geen interrupties meer toesta, tenzij wij met zijn allen vinden dat dit hoogst noodzakelijk is. Ik vraag u echt om u te beperken. Het is ook voor u van belang dat u straks nog iets mag terugzeggen.

De heer Van der Ham (D66):

Voorzitter. Ik beperk mij tot het indienen van drie moties.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat ontkoppeling vanVan der Ham milieudruk en economische groei uitgangspunt is van het regeringsbeleid;

voorts overwegende dat vanwege de tegenvallende economische groei de milieudrukcompensatie naar beneden is bijgesteld;

verzoekt de regering, de balans tussen economische groei en milieudrukcompensatie te monitoren en bij economische groei de milieudrukcompensatie evenredig naar boven bij te stellen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van der Ham. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 45(29200 XI).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat in 2000 een motie is aangenomen die de regering ertoe oproept de Energieprestatie Coëfficiënt (EPC) te verlagen naar 0,6;

overwegende dat een verbetering van de energie-efficiency van woningen een belangrijke bijdrage levert aan de bestrijding van CO2-uitstoot;

voorts overwegende dat uit onderzoek blijkt dat het verlagen van de EPC tot 0,85 op een kosteneffectieve wijze kan worden uitgevoerd en dat dit een voorzichtige schatting is;

constaterende dat een verlaging van de EPC innovatie stimuleert;

verzoekt het kabinet, de EPC per 2004 te verlagen tot 0,8 en zich in te spannen voor een verdere verlaging in de jaren daarna naar 0,6,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Ham en Duyvendak. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 46(29200 XI).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het wenselijk is om de huidige mogelijkheden te benutten om de klimaatgevolgen van het vliegverkeer te compenseren;

overwegende dat het ministerie van VROM en het ministerie van Buitenlandse Zaken al contracten hebben met Trees for Travel, waarmee de uitstoot van klimaatverstorende stoffen als gevolg van hun dienstreizen wordt gecompenseerd;

verzoekt de regering, voor de hele rijksdienst (alle ministeries en hun diensten) meerjarige contracten af te sluiten ter compensatie van de uitstoot van klimaatverstorende stoffen als gevolg van hun dienstreizen per vliegtuig, waarbij deze compensatie uit de reisbudgetten zelf wordt bekostigd;

verzoekt het Presidium, een contract te sluiten met Trees for Travel, of gelijksoortige organisaties, voor klimaatcompensatie van vliegreizen vanuit de Tweede Kamer, waarbij deze compensatie uit de reisbudgetten zelf wordt bekostigd,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Ham, Van Velzen, Duyvendak, Samsom en Huizinga-Heringa.

Zij krijgt nr. 47(29200 XI).

Mevrouw Giskes (D66):

Voorzitter. Ik dank de minister voor haar beantwoording. Wat de bouwproductie betreft wachten wij haar grootscheepse plannen af. Op de eerste woensdag in mei zullen wij beoordelen wat ervan terecht is gekomen. Wij spreken haar dan nader.

Ik heb steun gegeven aan de moties van de heer Van Bochove wat betreft de studentenhuisvesting. Daarbij gaat het zowel om de stimuleringsregeling als de betaalbaarheid van de COA-woningen. Hij heeft toegelicht waarom hij deze moties heeft ingediend. Ik wijs de minister graag op de zojuist aangenomen motie bij de stemmingen over het Belastingplan over de integrale visie op de financiële betrokkenheid van de overheid bij het wonen in het algemeen. Ik hoop dat de minister erop zal aandringen dat de Kamer daarover vóór 1 juni 2004 een voorstel ontvangt.

Ik roep de minister er nogmaals toe op om serieus werk te maken van het overleg met de huurders, verhuurders en alle andere betrokkenen om ertoe te komen dat er de komende jaren nauwelijks sprake zal zijn van huurstijging. Daarmee zullen de bezuinigingen op de huursubsidie geen effect hebben. Ik heb sympathie voor de motie van de heer Depla op dat punt.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Voorzitter. Ik moet vaststellen dat wij te maken hebben met een minister van duur wonen en niet met een minister van volkshuisvesting. Praten, praten, praten en blaren op de tong, maar wij moeten maar afwachten of het tot resultaat leidt. Wij hebben ook te maken met een begrotingsbehandeling van "jammer": jammer dat de rijken rijker gaan worden; jammer dat de armen armer worden; jammer dat wij te maken hebben met een minister van huisbazen en huizenbezitters. Het is bijna een kwestie van: jammer, maar helaas. Het is ook heel erg jammer dat huurders eenzijdig de rekening krijgen gepresenteerd door deze minister. Zij zegt dan: ik vind het jammer. Het is inderdaad jammer, maar de mensen schieten met dat "jammer" helemaal niets op. Het is zelfs meer dan jammer dat de CDA-fractie weer eens een belofte niet nakomt: het is allemaal heel erg voor de mensen en wij kunnen ons voorstellen dat zij er slapeloze nachten van hebben, maar: jammer, er gebeurt niets. Je moet in de politiek echter altijd optimistisch blijven. Wij hebben nog bijna een week te gaan voordat er zal worden gestemd over deze begroting. Ik hoop dat de CDA-fractie en andere fracties de onrust op zich laten inwerken die onder huurders is ontstaan omdat zij worden geconfronteerd met een korting op de huursubsidie en met een huurverhoging. Per saldo gaan zij er tientallen euro's per maand op achteruit. Ik hoop ook dat de komende week zal worden gebruikt door ouderenbonden, cliëntenraden, de woonbond en burgers om helder te maken wat een en ander betekent. Dan heb ik nog hoop dat de CDA-fractie tot rede komt– je moet het niet opgeven tot de stemming er is geweest – en alsnog het amendement-Van Gent c.s. op stuk nr. 15 zal steunen. Daar draait het immers deze week om voor hurend Nederland. Zet de huren op nul en kort de huursubsidie niet in, het kan best. Het kan juist goed, wij hebben er immers een solide dekking voor gevonden. Als u wilt, kunt u aan dat sociale gezicht gestalte geven en u zult begrijpen, mijnheer Van Bochove, dat ik u daarbij heel graag een handje wil helpen. Het laatste woord over dit amendement is tot de stemming niet gesproken. Denkt u nog eens na. Ik wens u één slapeloze nacht om alles nog eens goed op u in te laten werken en wellicht tot een andere conclusie te komen. Ik wijs u ook nog op mijn studentenamendement. Daarmee wil ik voor een redelijke prijs een structurele oplossing voor elkaar krijgen op het gebied van huursubsidie voor onzelfstandige woonruimte. Ik zou zeggen: Bas Jan, wees een beetje standvastig.

Tot slot dien ik de volgende motie in over de Vinex.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat slechts 1,5% van alle op de Vinex opgeleverde woningen een aanvangshuur heeft beneden de € 299;

overwegende dat dus slechts 1,5% van de nieuwbouwvoorraad op de Vinex zonder huursubsidie bereikbaar is voor mensen met een minimuminkomen;

overwegende dat door deze ontoegankelijkheid van de Vinex voor mensen met een laag inkomen de inkomenssegregatie toeneemt en dat dit ongewenst is;

verzoekt de regering, deze inkomenssegregatie te bestrijden door, via de verstedelijkingsafspraken en prestatieafspraken met woningbouwcorporaties, het aandeel goedkope huurwoningen in de resterende Vinex-productie omhoog te brengen tot ten minste 30%,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Gent en Depla. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 48(29200 XI).

De heer Duyvendak (GroenLinks):

In mijn eerste termijn stelde ik dat wij de grote milieuproblemen nog niet onder controle hebben. De eerste termijn van de bewindslieden geeft mij alleen maar het gevoel dat die stelling klopt. Er ontbreekt bij de regering de urgentie om dat te erkennen en aan te pakken. Ik herinner bijvoorbeeld aan het debatje dat wij daarnet hadden over de milieudrukcompensatie. De milieudruk neemt nog steeds toe, mijnheer Van Geel. Van de meeste stoffen is de uitstoot groter dan de natuur kan opnemen. Het RIVM zei dat de emmer nog steeds voller wordt, tot die een keer helemaal overloopt. De milieudruk neemt nog steeds toe, ook bij een lage en zelfs bij een negatieve economische groei. Terwijl wij de problemen niet onder controle hebben, zie je dat bij dit kabinet de doelstellingen op een glijbaan naar beneden terecht zijn gekomen. Belangrijke doelstellingen zoals die op het gebied van geluid, luchtkwaliteit of veiligheid bij Schiphol heten "niet haalbaar". Deze doelstellingen niet haalbaar noemen, betekent in feite dat het lef ontbreekt om grenzen te stellen en keuzes te maken. Volgens de bewindslieden moet het motto zijn: ontwikkelkracht in plaats van hindermacht. Ik wil het ministerie toch meegeven dat de essentie van milieupolitiek grenzen stellen is. Het gaat erom de grenzen daadwerkelijk de durven stellen die de natuur en de capaciteit van de aarde ons heeft meegegeven. Grenzen stellen doet vaak pijn. Dat is hindermacht, of wij dat leuk vinden of niet. Ik vind het motto van de bewindslieden dan ook geen recht doen aan de problematiek die dit ministerie onder de hoede heeft. Het was een hartstochtelijke verdediging van de heer Van Geel, maar het was een hartstochtelijke verdediging van een non-beleid. De CDA-fractie, aangespoord door de achterban, liet in dit debat niets zien. Er rustte enige hoop op de CDA-fractie en ook de heer Van Geel en mevrouw Spies zeiden zich gesteund te voelen. Ik had dat hier in de zaal terug willen horen, ik had het willen voelen, ik had het willen merken, maar ik kan niet anders concluderen dan dat ik het niet heb bemerkt. De D66-fractie, toch onze hoop in de bange dagen van dit kabinet als het om groene politiek gaat, bleef vooral in de bankjes zitten.

Ik wil nog kort op twee onderwerpen ingaan. Ik heb vragen gesteld over de Waddenzee en daar is niet op gereageerd in de eerste termijn. Ik heb gezegd dat de enige overeenkomst tussen kokkelvisserij en boren in de Waddenzee is dat deze zaken allebei ongewenst zijn. Deelt de staatssecretaris die mening? Ik hoorde dat het secretariaat van de commissie-Meijer, die het onderzoek verricht, wordt gevoerd door medewerkers van Wouter van Dieren. Wouter van Dieren is betaald lobbyist voor de NAM, de partij die wil boren in de Waddenzee. Vindt de staatssecretaris dat geen zeer ongewenste menging van functies?

Ik heb nog enkele opmerkingen over ruimtelijke ordening. Ik ben me rotgeschrokken over wat deze minister ziet als de rijkstaak met betrekking tot de bescherming van het nationale landschap. Ik wil graag weten hoe de staatssecretaris daar tegenaan kijkt. Hij moet immers hoeden over de duurzame ontwikkeling in Nederland. Ik ken hem als iemand die in Brabant hard knokte voor groene contouren. De minister zegt nu dat zij af wil van contouren. Hij bood Brabant aan als experimenteerprovincie voor de openruimteheffing. De minister trekt een streep door de openruimteheffing. Ik hoor graag van de staatssecretaris hoe hij aankijkt tegen de nog wat vage, maar zeer verontrustende noties die de minister meegaf over de ruimtelijke ordening. Tot slot wil ik twee korte moties indienen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de natuur- enDuyvendak milieustatistieken van het CBS van onmisbare waarde zijn voor het natuur- en milieubeleid in Nederland;

verzoekt de regering, er zorg voor te dragen dat de natuur- en milieustatistieken in stand blijven,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Duyvendak, Van der Ham, Samsom en Van Velzen. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 49(29200 XI).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het duurzaam nationaal inkomen aanvullend inzicht geeft op het bruto nationaal product;

verzoekt de regering, ervoor te zorgen dat de berekeningen van het duurzaam nationaal inkomen worden gecontinueerd,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Duyvendak, Samsom, Van Velzen en Van der Ham. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 50(29200 XI).

Mevrouw Huizinga-Heringa (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik wil de minister en de staatssecretaris, die ik overigens in een interruptie per ongeluk ook al minister noemde, hartelijk danken voor hun antwoorden. Ik ben teleurgesteld over de reactie van de minister op onze oproep om in overleg te treden met de huurders en de verhuurders over huurmatiging op korte termijn. In een tijd waarin de lonen en de uitkeringen zijn bevroren, kan het niet zo zijn dat gewoon wordt vastgehouden aan de hoge maximale huurverhoging. Ik had van de minister een initiatiefrijke houding verwacht en niet de afwachtende houding die zij in de eerste termijn tentoonspreidde. Tenzij de minister in tweede termijn daar nog op terugkomt en mij ervan overtuigt dat zij bereid is om zelf initiatief te nemen, moet ik zeggen dat ik zeer veel sympathie koester voor de motie van de heer Depla.

Ik ben blij met de reactie van de staatssecretaris over de illegale houtkap. Hij zal geen moeite hebben met de motie die ik ga indienen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering in het NMP4 heeft uitgesproken zich te zullen inzetten om de import van illegaal gekapt hout tegen te gaan;

voorts constaterende dat in het kader van het EU-actieplan over illegaal hout niet alleen partnerschapsovereenkomsten met producentenlanden worden uitgewerkt, maar ook de mogelijkheden voor een invoerverbod en andere strafrechtelijke middelen worden onderzocht;

overwegende dat conform het EU-actieplan de EU-lidstaten over de mogelijkheden van een verbod op handel in illegaal gekapt hout via de nationale strafwetgeving medio 2004 aan de Commissie zullen rapporteren;

van mening dat de handel in illegaal gekapt hout in Europa verboden dient te worden;

verzoekt de regering, zowel in haar standpunt ten aanzien van het EU-actieplan als in de voorbereiding op en tijdens het Nederlandse EU-Voorzitterschap een Europees invoerverbod op illegaal gekapt hout tot haar inzet te maken;

verzoekt de regering voorts, de Kamer zowel over de inhoudelijke voortgang als over de procedurele voorbereiding hierop in het kader van het EU-Voorzitterschap uiterlijk 1 februari aanstaande te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Huizinga-Heringa, Duyvendak, Van Velzen, Samsom, Spies en Van der Staaij.

Zij krijgt nr. 51(29200 XI).

De heer Van der Staaij (SGP):

Ik dank beide bewindslieden voor hun antwoorden. Zowel op het terrein van het bouwen als van het bewaren zijn in de komende jaren grote opgaven aan de orde. Collega Samsom probeerde de staatssecretaris zojuist nog te verleiden om te kiezen tussen milieuschuld en staatsschuld aflossen. Ik adviseer de staatssecretaris zowel zijn hart te laten spreken als zijn verstand te gebruiken en zich sterk te maken voor het inlossen van beide schuldsoorten.

De fractie van de SGP hoopt dat de pijn van de ingrepen in de huursubsidie zoveel mogelijk kan worden verzacht. Wij hebben sympathie voor de motie van collega Depla op stuk nr. 23.

Zelf wil ik nog een motie indienen over de mogelijkheden om het instrumentarium van de Huisvestingswet in te zetten voor differentiatie van wijken, in het belang van een goede integratie. De minister sloot dat categorisch uit, omdat de wet daarvoor niet bedoeld is. Ik vind haar benadering te rigide, ook indachtig de bestuurskundige lessen van de staatssecretaris van vanmiddag:

  • 1. gebruik een mix van instrumenten;

  • 2. vernieuw je instrumenten.

Dat geldt voor mij ook bij dit onderwerp; vandaar de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat veel stadswijken een eenzijdige, kansarme bevolkingssamenstelling kennen;

overwegende dat een dergelijke eenzijdige bevolkingssamenstelling negatieve consequenties heeft ten aanzien van de noodzakelijke integratie;

verzoekt de regering, bij de aangekondigde herziening van de Huisvestingswet als één van de uitgangspunten te hanteren dat het huisvestingsinstrumentarium mede kan worden ingezet ten behoeve van de differentiatie van wijken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Staaij, De Ruiter, Huizinga-Heringa, Van Bochove en Van As.

Zij krijgt nr. 52(29200 XI).

De heer Van der Staaij (SGP):

De motie gaat dus over vernieuwing van instrumenten, maar ik begon met de mix van instrumenten die moet worden gehanteerd. Dat geldt ook bij deze motie. Het is belangrijk dat op allerlei manieren, bijvoorbeeld door het ontsluiten van andere wijken en het zoveel mogelijk vergroten van keuzemogelijkheden, onvrijwillige segregatie wordt tegengegaan.

De heer Van der Ham (D66):

Mevrouw de voorzitter. Gisteren heb ik de heer Duyvendak verweten dat hij een motie over de Waddenzee niet had gesteund. Dat is niet juist. Zijn fractie heeft die motie na heel veel overleg uiteindelijk wel gesteund. Alleen de PvdA heeft de motie niet gesteund.

De vergadering wordt van 22.40 uur tot 22.50 uur geschorst.

Minister Dekker:

Voorzitter. Voordat ik aan de behandeling van de moties toekom, wil ik nog enkele opmerkingen maken. De heer Depla stelde dat ik alleen maar zou praten. Ook mevrouw Van Gent maakte een opmerking in deze zin. Dit werp ik verre van mij. Ik heb duidelijk aangegeven dat het niet alleen gaat om een aantal gesprekken, maar ook om een zeer heldere verdeling van verantwoordelijkheden en tastbare instrumenten waarbij wij op de resultaten van het gebruik daarvan afgerekend kunnen worden. Er worden afspraken gemaakt over de woningbouwprogramma's, waarbij de subsidie wordt gerelateerd aan de aantallen. De ISV en de gemeentelijke programma's worden in relatie gebracht met een budget. Ik heb de vrijblijvendheid jegens de corporaties weggenomen. Ik vraag me dan ook af wat hier mis mee is. Het is in ieder geval duidelijk gerichte actie en ik kan niet in een halfjaar wegnemen wat al langere tijd bestaat.

De heer Depla heeft mijn opmerking over de btw geïncasseerd; hij telde zijn zegeningen. Om misverstanden te voorkomen herhaal ik nog maar even wat ik in eerste termijn heb gezegd: er is op dat terrein nog niets geïncasseerd. Ik heb aangegeven dat ik voorbeelden zal geven en dat ik die zal doorrekenen. Over de belemmeringen die daarbij eventueel blijken, zal ik overleg voeren met de minister van Financiën en ik zal de Kamer in het voorjaar van 2004 over het resultaat hiervan berichten.

De heer Van Bochove gaf aan dat er bij de ISV meer rekening zou moeten worden gehouden met de verdiencapaciteit. Ik kan natuurlijk eigenlijk nog niet vooruitlopen op de programmering in dat kader, maar ik heb al eerder aangekondigd dat ik met de verdiencapaciteit rekening zal houden. Ik zal dit in mijn voorstel aan het kabinet verwerken. Ik hoop dat deze kwestie nu ook opgehelderd is.

De heer Depla (PvdA):

Voorzitter. Ik wil nog even terugkomen op hoe wij de minister zouden kunnen afrekenen op de mate waarin de gestelde doelen worden bereikt. Zij zegt dat zij harde afspraken gaat maken, maar kunnen wij die ook met haar maken over de te leveren prestaties?

Minister Dekker:

Ik heb in eerste termijn aangegeven dat u mij kunt afrekenen op de wijze waarop ik met de andere verantwoordelijken tot die harde afspraken kom. Dat is het kader en dat wil ik nog eens onderstrepen.

Voorzitter. Dan ben ik toe aan de behandeling van de moties. In de motie van de heer Depla op stuk nr. 23 wordt de regering verzocht, in overleg te treden met de sociale partners en de particuliere verhuurders om ter behoud van de koopkracht van de huurders in het algemeen en die van de ontvangers van huursubsidie in het bijzonder de huren tijdelijk te bevriezen. Ik wijs nogmaals op wat ik in eerste termijn heb gezegd. Het huurbeleid dat vanaf 1 juli 2004 zal gelden, vloeit voort uit de aanbevelingen van de commissie Huurbeleid 2001, want dat beleid geldt van 1 juli 2002 tot 30 juni 2005. De regering wil vasthouden aan deze afspraken, die indertijd in overleg met de organisaties van huurders en verhuurders tot stand zijn gekomen. Als de partijen gezamenlijk suggesties en/of oplossingen naar voren brengen voor de periode vanaf 1 juli 2004, dan sta ik daarvoor open, uiteraard binnen de financiële kaders, voortvloeiend uit het Hoofdlijnenakkoord. In deze geest heb ik een voorzet gegeven. Gelet ook op de relatie met het amendement van mevrouw Van Gent, kan ik niet anders dan aanneming van deze motie ontraden.

De heer Depla heeft op stuk nr. 24 een motie ingediend die met name gaat over maatregelen voor een betere spreiding van goedkope en betaalbare woningen. Hij verzoekt de regering om voor 1 januari 2004 met maatregelen voor een betere spreiding te komen. Zoals ik in eerste termijn heb aangegeven, zijn deze maatregelen niet nodig. De gemeentelijke verantwoordelijkheid staat voorop en de gemeenten hebben voor het bevorderen van deze spreiding instrumenten.

De heer Depla verzoekt voorts in de motie gemeenten opdracht te geven om hierover in regionaal verband niet-vrijblijvende afspraken te maken. Ik ben ook van mening dat de regionale samenhang belangrijk is. De afspraken over woningbouw, de ISV en de meerjarenontwikkelingsprogramma's vereisen een regionale afstemming. Als er geen afstemming is, wordt geen subsidie verstrekt en worden ook niet anderszins gelden verstrekt. Als individuele gemeenten te weigerachtig zijn, zal de lokale democratie dat uiteraard aan de orde stellen. Als de motie het voorgaande behelst, is zij overbodig. Als dat niet het geval is, kan ik niet anders dan aanneming ervan ontraden.

De heer Depla (PvdA):

U zegt dat als gemeenten niet meewerken, de lokale democratie een rol heeft. Ik denk in dit verband aan de gemeente Houten. Zij doet niet aan sociale woningbouw en de gemeenteraad vindt dat prima. De gemeente Utrecht is vervolgens het haasje. Hoe wilt u een ander beleid afdwingen?

Minister Dekker:

Ik heb gezegd dat ik bij de regionale woningbouwafspraken de samenhang van belang vind en dat de ISV en de meerjarige ontwikkelingsprogramma's regionale afstemming vereisen. Afstemming is een duidelijke voorwaarde: geen afstemming dan ook geen geld. Daarin is de dwang gelegen.

De motie op stuk nr. 25 gaat over de dak- en thuislozen. Ik heb al aangegeven dat ik positief sta tegenover het plan-Verdaas. Ik ben het ermee eens dat op dit punt de corporaties een taak hebben en ik ben bereid te stimuleren dat gemeenten en corporaties hierover sluitende afspraken maken. Met het nieuwe beleidskader ISV 2005-2010 wordt gemeenten gevraagd om aandacht te besteden aan het onderwerp huisvesting doelgroepen. Langs die lijn kan het gemeentelijk beleid voor dak- en thuislozen een plaats krijgen. Corporaties dienen in hun jaarplan hun prestaties op dit punt vast te leggen. Als de motie aldus wordt geïnterpreteerd, is zij overbodig. Als de heer Depla aan de vergaande regulering vasthoudt, zal ik aanneming ervan ontraden.

Met zijn motie op stuk nr. 26 vraagt de heer Depla om de reeds in voorbereiding zijnde wetswijziging door te voeren en om de geplande evaluatie van de wet uit te stellen tot twee jaar na de inwerkingtreding. Ook in de motie van de heer Geluk wordt dit onderwerp aangekaart. Hij vraagt de regering om voor 1 juli 2004 met een integrale notitie over deze problematiek te komen. Ik heb geen bezwaar tegen het uitbrengen van een notitie. Aanneming van de motie van de heer Depla wil ik evenwel ontraden.

In de motie op stuk nr. 29 verzoekt de heer Van Bochove de regering om eenmalig 4 mln beschikbaar te stellen om de betaalbaarheid van voormalige COA-woningen voor studenten te garanderen. Ik heb daar geen bezwaar tegen.

In de motie op stuk nr. 30 vraagt de heer Van Bochove om een tijdelijke stimuleringsregeling voor studentenhuisvesting. Ik heb in mijn brief ter zake mijn aanpak aangegeven. Het aanbod is mede door toedoen van de corporaties verruimd. Aangezien ik eerst wil bezien hoe een en ander concreet uitgewerkt kan worden, meen ik dat de heer Van Bochove er goed aan zou doen om deze motie aan te houden.

In de motie op stuk nr. 31 stelt de heer De Ruiter dat er een maatschappelijk onaanvaardbare situatie zal ontstaan op het moment dat huurverhoging mogelijk wordt voor woningen met een onderhoudsachterstand. Ik kan niet anders dan de aanvaarding van deze motie ontraden. Op basis van de Huurprijzenwet kan een huurder die bezwaar heeft tegen de hoogte van de huur, nu al bezwaar aantekenen bij de huurcommissie.

In de motie op stuk nr. 32 verzoekt de heer De Ruiter de regering om de wet- en regelgeving zodanig aan te passen bij de herstructurering dat een verplichte renovatietoets moet worden gedaan. In eerste termijn heb ik hier ook al over gesproken. Ik ontraad de aanvaarding van deze motie, omdat in mijn brief over de bouwproductiekwaliteit al een aantal richtingen hiervoor wordt aangegeven.

In de motie op stuk nr. 33 doet de heer De Ruiter de regering het verzoek om met voorstellen te komen voor prestatienormen voor zelfstandige en onzelfstandige woonruimten. In mijn brief en in het debat ben ik al ingegaan op de aanpak van de studentenhuisvesting. De prestatienormen voegen in feite niets toe aan datgene wat ik ter zake al heb aangegeven. Ik ontraad dan ook de aanvaarding van deze motie.

In de motie op stuk nr. 34 vraagt de heer De Ruiter om het toezicht op de volkshuisvesting onder te brengen bij de VROM-inspectie. Ik ben ervan overtuigd dat de toezichtslijn die er nu is, voldoende is. Eerst wordt er toezicht uitgeoefend door de raad van toezicht en/of de raad van commissarissen bij een corporatie zelf en vervolgens door het Centraal fonds volkshuisvesting. Uiteindelijk valt een en ander ook nog onder mijn ministeriële verantwoordelijkheid. Het toezicht betreft ook niet alleen de cijfers, maar ook de inhoud. Ik ontraad dan ook de aanvaarding van deze motie.

De motie op stuk nr. 39 van de heren Geluk en Hofstra verzoekt de regering om de huidige en eventueel nieuwe regels zodanig aan te passen dat de schade in voorkomende gevallen door de overheid wordt vergoed. Dat gaat met name om archeologisch waardevolle vondsten bij bouwwerken. De staatssecretaris van OCW, mevrouw Van der Laan, heeft een wetsvoorstel aangekondigd over de implementatie van het verdrag van Valletta. Ik stel voor dat deze motie wordt aangehouden tot de behandeling van dat wetsvoorstel. Dan kan dat daarbij worden meegenomen.

De motie op stuk nr. 38 van de heer Geluk heb ik besproken toen ik de motie op stuk nr. 26 behandelde. De heer Geluk vroeg om een integrale notitie voor 1 juli 2004. Dat heb ik toegezegd.

Ik kom nu toe aan de motie van de heer Van As op stuk nr. 42 rond het thema kraken.

De voorzitter:

De motie-Van As c.s. (29200-XI, nr. 42) is in die zin gewijzigd dat zijVoorzitter thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat aanleiding tot kraken van woningen de leegstand van deze woningen is;

overwegende dat leegstand c.q. het ongebruikt laten van woningen in belangrijke mate wordt veroorzaakt door de zeer strenge wettelijke huurbescherming die tijdelijke verhuur bijkans onmogelijk maakt;

verzoekt de regering om de huurbescherming voor tijdelijke verhuur sterk te beperken en zo nodig de voor de bewoning geldende eisen voor tijdelijke verhuur te versoepelen.

Deze gewijzigde motie is voorgesteld door de leden Van As, Geluk, Hofstra, Giskes, Van Bochove en Van der Staaij.

Zij krijgt nr. 53(29200 XI).

De heer De Ruiter (SP):

Is het kraakverbod nu van tafel?

De heer Van As (LPF):

Dat staat er niet meer in.

De heer De Ruiter (SP):

Daar ben ik erg blij om.

Minister Dekker:

Er komt nu een ander accent in de motie. Ik wil mijn oordeel over deze motie opschorten, want dit gaat mij te snel. Ik zal er schriftelijk op reageren.

Voorzitter. Wat de heer Van As in zijn motie over de recreatiewoningen van mij vraagt, is niet met een simpele beleidsuitspraak te regelen. Daarvoor is wetgeving nodig. Daarnaast blijf ik van mening dat de gemeenten dit primair zelf moeten regelen. Ik neem dit verzoek mee in mijn overleg met IPO en VNG. Ik vraag de heer Van As deze motie aan te houden.

In zijn motie over de studentenhuisvesting heeft de heer Van As het over inkomensafhankelijke huren. Dat is op zichzelf niet gewenst. Bij brief ben ik ingegaan op de mogelijkheid van campuscontracten. Ik verzoek de heer Van As om deze motie aan te houden omdat ik wil onderzoeken of er een relatie met de campuscontracten kan worden gelegd.

In de motie op stuk nr. 48 vragen mevrouw Van Gent en de heer Depla het aandeel goedkope huurwoningen op Vinex-lokaties omhoog te brengen tot ten minste 30%. Ik ontraad aanneming van deze motie. Dit betreft een gemeentelijke verantwoordelijkheid. Een maximum van 30% goedkope huurwoningen is alleszins redelijk.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

U zegt nu dat dit een gemeentelijke verantwoordelijkheid betreft. Ik heb u echter gevraagd, hier iets aan te doen in het kader van de verstedelijkingsafspraken en de prestatieafspraken met woningbouwcorporaties. U hebt al eerder aangegeven dat u zich zorgen maakt over het eenzijdige aanbod op Vinex-lokaties. Ik steun u. Wij willen daar samen wat aan doen.

Minister Dekker:

Gaat u mee?

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Als u zegt dat u deze motie in de warme aandacht van de Kamer aanbeveelt, ga ik graag met u mee.

Minister Dekker:

Er staat duidelijk dat het aandeel goedkope huurwoningen in de resterende Vinex-productie omhoog moet tot ten minste 30%. Die doelstelling onderschrijf ik niet.

De heer Van der Staaij heeft op stuk nr. 52 een motie ingediend over de herziening van de Huisvestingswet als een van de uitgangspunten van het huisvestingsinstrumentarium. In eerste termijn heb ik duidelijk gezegd dat de Huisvestingswet hiervoor niet het geëigende middel is. Het gaat om meer dan alleen de fysieke component. Deze problematiek wordt kabinetsbreed benaderd. Het verdelingsinstrument is een van de middelen, maar zeker niet het enige. Ik kan niet anders dan aanvaarding van de motie ontraden.

De heer Van der Staaij (SGP):

In de motie staat niet dat dit het enige instrument is, integendeel. De motie is erop gericht om een andere uitspraak te doen dan de minister, die wil uitsluiten dat deze wet ook voor dit doeleinde wordt gebruikt. De kern is om haar als een van de instrumenten te gebruiken.

Minister Dekker:

De Huisvestingswet is een van de instrumenten voor woonruimteverdeling. Ik lees uw motie zo dat dit het instrument is, terwijl het een van de instrumenten is.

De heer Van der Staaij (SGP):

Het gaat mij erom dat het huisvestingsinstrumentarium mede kan worden gebruikt voor het nastreven van differentiatie van wijken, in het belang van integratie. De minister heeft in eerste termijn gezegd, dit een oneigenlijk gebruik van de wet te vinden. In de motie wordt gesteld dat zij als een van de instrumenten gebruikt moet kunnen worden.

Minister Dekker:

Ook ik zie haar als een van de instrumenten. Ik zal de motie op dit punt nader bezien.

De voorzitter:

Dan krijgt de Kamer daarop nog een schriftelijke reactie.

Minister Dekker:

Ja.

De voorzitter:

Die reactie komt uiteraard voor de stemmingen. Over deze brief hoeft geen hoofdelijke stemming te worden gevraagd, zeg ik er alvast maar bij!

Minister Dekker:

Mevrouw Van Gent wil via een amendement opnieuw geld reserveren voor de huursubsidie voor studenten. Ik verwijs naar mijn brieven van 25 juni en 5 november. Ik ontraad aanneming van dit amendement.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

De minister wil wel incidenteel 4 mln in COA-woningen stoppen. Ik vraag om 3,5 mln. Uiteindelijk zal daardoor ook geld worden bespaard. Ik vraag de minister om niet voor pappen en nathouden te kiezen, maar voor een structurele oplossing. Anders spreken wij hier over een paar maanden misschien weer over en is er nog steeds een tekort van 10.000 kamers voor studenten. Laten wij nu eens doorpakken.

Minister Dekker:

Ik beluister de nadrukkelijke behoefte van mevrouw Van Gent om mij hierop aan te spreken. Ik heb mijn overwegingen genoemd. Er zijn budgettaire knelpunten. Ik kan op dit moment niet anders dan dit amendement te ontraden.

Staatssecretaris Van Geel:

Voorzitter. Ik dank de Kamer voor haar bijdrage in de discussie over het milieubeleidsterrein. Ik loop de sprekers langs en bespreek vervolgens de amendementen en moties.

Van de heer Samsom begrijp ik dat het zoiets is van was sich liebt, das neckt sich. Even leek het in de sfeer van doodknuffelen te komen, maar omdat hij vervolgens weer erg scherp werd, hoef ik daar in de komende periode niet bang voor te zijn. Bij ruimte kom je in de sfeer van ontwikkelingssamenwerking. Dan hebben wij de wereld als ons kader. Solidariteit in de tijd is een tweede belangrijk element. Dan hebben wij het over het niet doorgeven van schulden aan toekomstige generaties. Vervolgens is er natuurlijk de component financieel, de mogelijkheden die je hebt benut en de component van het milieu. Dat zijn twee zijden van dezelfde medaille, zoals de heer Van der Staaij ook terecht heeft opgemerkt. In deze afweging vecht mijn koele hoofd altijd met mijn warme hart. Aangezien ik deze portefeuille vervul, was die keuze uiteindelijk voor mij helder in dit debat. Dit zijn de afwegingen en overwegingen die ten grondslag hebben gelegen aan het antwoord dat ik heb gegeven, ingebed in het christen-democratische gedachtegoed.

De heer Samsom (PvdA):

De staatssecretaris zegt: milieuschuld boven de Staatsschuld. Spreekt de staatssecretaris hier dan wel namens het hele kabinet?

Staatssecretaris Van Geel:

De heer Samsom vroeg aan mij niet meer en niet minder dan het volgende. Waar sta ik in mijn partij als het gaat om het debat over prioriteiten in mijn partij? Dat heb ik hier glashelder aangegeven.

Er wordt een discussie gevoerd over een aantal mogelijkheden om innovatiebedragen fors te verhogen. Daarmee zijn flinke budgetten gemoeid. Toen ik dat even aanhoorde, dacht ik: daar kan ik eigenlijk niet tegen zijn. Maar als ik naar de aangegeven dekking kijk, heb ik toch het beeld van een fata morgana die hier door dit huis zweeft. Vanmorgen is de dekking dan niet gelukt, maar misschien lukt het op een ander moment weer wel. Ik moest toen denken aan het bekende tafereel van Jansen en Janssens, de detectives met een bolhoed, die in de woestijn rijden. Dan zegt de een tegen de ander: kijk, daar is een fata morgana. Waarop de ander zegt: God, ik wist niet dat ze bestonden. Kijk, als ze nu bestaan, dan gaan wij samen straks de poet verdelen. Dat lijkt mij een heel goede afspraak. Ik ben echter bang dat ze niet zullen bestaan in dit politieke debat.

De heer Samsom heeft voorts gevraagd waar ik dan voor sta als het gaat om de afrekenbaarheid. Misschien kan het volgende element hem over de streep helpen om deze zaal nog milder te verlaten. Wij hebben deze week een discussie gevoerd over de glastuinbouw. Naar aanleiding van die discussie en de overwegingen in zijn amendement over innovatie in relatie tot glastuinbouw, zal er in goed overleg met andere departementen volgend jaar een behoorlijk bedrag beschikbaar komen om bij te dragen aan de ontwikkeling van deze kassen. Daar zal ieder departement iets aan bijdragen. Mijn ministerie heeft in de postzegelkas 0,5 mln euro gevonden om daaraan bij te dragen, zodat dat concept een stap verder gebracht kan worden.

De heer Samsom heeft ten slotte gesproken over de effectiviteit en de geformuleerde doelen. Ik heb er drie genoemd die heel lastig zijn: geluid, bodem- en luchtkwaliteit. Een aantal andere vallen iets minder onder mijn primaire verantwoordelijkheid. Dat zijn, uit mijn hoofd, biologische landbouw en duurzame energie. Het is volstrekt duidelijk dat het mijn instelling is om het de komende periode van kleur te laten verschieten van dan wel geel – ook een mooie kleur – dan wel groen. Ik plaats daarbij wel de kanttekening dat ik niet primair verantwoordelijk ben voor onderdelen als biologische landbouw en duurzame energie, die ook onderdeel uitmaken van indicatoren voor duurzaamheid.

Mevrouw Spies heeft gesproken over de EPR. Zij heeft ook een motie op dat punt ingediend. In alle organisaties waar ik tot nu toe heb gewerkt, heb ik altijd gezegd dat ik de Olivier B. Bommel van de organisatie ben. "Geld speelt geen rol, mijn waarde". Er waren voldoende anderen om mij heen die dat weer wisten te corrigeren. Dat geldt ook voor de EPR. Hoe zit het nu in elkaar? Wij hebben een budget van 54 mln. De uitgaven die wij voor dit jaar verwachten, liggen in de orde van grootte van 75 à 76 mln. De dekking daarvan vindt plaats op twee manieren. Er is een bijdrage van het ministerie van EZ. Daaruit komt naar voren hoe de samenwerking tussen het andere duurzaamheidsministerie en ons ministerie verloopt. Het andere gedeelte wordt gerealiseerd door onderuitputting binnen het ministerie van VROM. Daarbij is het natuurlijk beter om dat binnen het budget van ons ministerie te houden dan het via een algemene afweging te realiseren. Dat hebben wij deels gezocht door de uitgaven van BANS-klimaat niet volledig uit te putten. Dat is dus een ander deel van de benutting. Een derde component is dat een deel van de verplichtingen, namelijk zo'n 10 mln die volgend jaar aan de orde zou zijn, naar voren wordt gehaald, zodat het pakket volledig kan worden gedekt. De 10 mln wordt gebruikt om de 14 mln op te plussen, waardoor we op de bedragen uitkomen die ik in eerste instantie aangaf. Ik hoop dat ik geen brief meer hoef te schrijven, want dit is een redelijk solide verhaal. Het gaat niet ten koste van andere VROM-budgetten. Er is echter één voorbehoud bij mijn volledige steun aan de strekking van de motie: ik kan niet met absolute zekerheid tot op de laatste cent zeggen wat het totale benodigde budget is rond half januari. Ik heb een redelijk betrouwbare indicatie, maar geen absolute zekerheid. De feitelijke overschrijding in 2003 wil ik daarom later aangeven.

Mevrouw Spies (CDA):

Het verhaal over 2004 ging wat snel. U wilt 10 mln terughalen naar 2003 waardoor er 10 mln vrijvalt in 2004. maar 14 plus 10 lijkt mij 24, geen 20.

Staatssecretaris Van Geel:

Het is over twee jaar verdeeld. De achterliggende redenering is: zo'n 14,5 plus 2 maal 5 is 19,5, over twee jaar; 10,8 mln is vrij veel van het kasgeld in 2004. Met andere woorden, ik ben het volstrekt eens met de strekking van de motie, maar ik moet een voorbehoud maken voor 2003, hoewel hiervoor al een substantieel bedrag is gevonden.

Ik ben het volstrekt eens met uw opmerkingen over het Europees voorzitterschap en de regelgeving. Wij komen daarover later te spreken in de commissie.

De heer Samsom (PvdA):

Ik heb nog een vraag gesteld over de EPR: of de minister kan aangeven wat de 5,5 mln, in totaal 19,5 mln in 2004-2005, zal betekenen voor de ontwikkeling van zonne-energie in dit land? Het is namelijk nogal wat.

Staatssecretaris Van Geel:

In eerste termijn heb ik op basis van uitgaven in het verleden aangegeven dat de inzet van het kabinet voor duurzame energie, EPR samen met de EPA, op niveau blijft. Ik kan niet treden in de buitengewoon luxe regelingen die vanuit MAP zijn gekomen door de energiemaatschappijen, noch in wat gemeenten doen: die regelingen leiden namelijk tot een subsidiëring van zonnepanelen van 95 tot 100%. De effecten kan ik volgend jaar ook niet mitigeren, zoals ik in eerste termijn heb gezegd; daarvoor heb ik geen mogelijkheden.

De SMOM-regelingen burger en milieu houden wij inderdaad op peil. Er wordt voor het NIDO een afweging gemaakt op basis van de voorstellen voor de besteding van ICES/GIS-gelden. Het kabinet zal binnenkort besluiten over de voorstellen van een commissie in dezen. Het zijn ICES-middelen die algemeen worden toegedeeld, dus geen VROM-middelen waarover wij direct voor deze projecten kunnen beschikken. Wel proberen wij de betekenis van het NIDO in de overdracht van kennis en gedachtegoed op dit terrein veilig te stellen. Mocht het met het NIDO onverhoopt anders aflopen, dan zullen wij er niet koel en kil de stekker uit trekken en zeggen: zoek het maar uit. Nee, we zoeken in gezamenlijk overleg naar een goede oplossing. Ik kan niet vooruitlopen op besluiten die nog moeten worden genomen, maar we zullen dit niet op een onverhoedse manier doen.

De overige opmerkingen van de Kamer zal ik behandelen bij de moties. Ik ga wel nog in op een opmerking van de heer Duyvendak. Volgens mij is het een herhaling van de discussie. Ik heb aangegeven dat het op een aantal punten wel en op een aantal punten niet gaat om het onderkennen van de urgentie van de milieuproblemen en het al dan niet toenemen van de milieudruk. Wij formuleren wel degelijk doelstellingen. Daarover ga ik te zijner tijd, als de doelstellingen concreet zijn uitgewerkt en we er daadwerkelijk inhoud aan kunnen geven, graag met u in discussie.

Ten aanzien van de Waddenzee is gevraagd wat mijn mening is over een oproep met betrekking tot kokkelvisserij en gas. Dit is in mijn ogen typisch een voorbeeld van hoe deze discussie niet moet worden gevoerd. Ik heb in eerste termijn gezegd dat alles vast lijkt te zitten in de dossiers inzake de Waddenzee en dat het enige resultaat uiteindelijk zal zijn dat de ecologische kwaliteit van de Waddenzee op lange termijn niet duurzaam is geborgd. Ik geef een voorbeeld. Als er nu een motie wordt ingediend waarin de regering wordt opgeroepen om de kokkelvisserij te verbieden, bestaat er een goede kans dat die motie niet wordt aangenomen. Is dat dan de winst die wij bereiken in de discussie over de Waddenzee? Laten wij de discussie plaatsen in het bredere pakket van wat op lange termijn nodig is voor de Waddenzee. Wij hebben buitengewoon verstandige mensen gevraagd om te proberen, de vastzittende structuren en discussiepunten los te trekken ter wille van de kwaliteit van de Waddenzee. Daarom vind ik het buitengewoon onverstandig om dit nu in moties vast te leggen die het niet halen, of de staatssecretaris uitspraken te ontlokken zodat hij morgen weer met een andere minister moet uitleggen wat hij ervan vindt en wat de ander ervan vindt. Dit is de politieke en maatschappelijke realiteit.

Ten aanzien van de groene contouren wil ik zeggen dat ik een buitengewoon plezierige functie heb, maar dat ik nu in een andere verantwoordelijkheid zit. Ik kan hier dus geen antwoord op geven. In de taakverdeling is dat aan de minister. In de eenheid van het beleid dat wij voeren, is het volstrekt duidelijk hoe dat in elkaar zit. Toch is het goed geprobeerd.

De heer Duyvendak (GroenLinks):

Ik heb de minister gevraagd wat hij ervan vindt dat het bureau van Wouter van Dieren, die in dienst is van de NAM, nu het secretariaat van de commissie-Meijer vervult.

Staatssecretaris Van Geel:

Bij de instelling van deze commissie is nadrukkelijk afgesproken dat het de verantwoordelijkheid is van de commissie om ondersteuning te zoeken en om gesprekken te voeren met wie men wil. Wij willen ons daar niet mee bemoeien. Ik denk overigens dat het niet zo relevant is waar iemand vandaan komt, maar eerder of er een open en transparante discussie kan worden gevoerd over de inhoud en de kwaliteit. Het lijkt mij helder dat de verantwoordelijkheid bij de commissie ligt; ik heb daar verder geen mening over.

Voorzitter. De heer Samsom heeft een amendement ingediend over de handhaving. Bij het voorstel om dat bedrag ter beschikking te stellen, heb ik mijn kanttekeningen geplaatst en er enig warm gevoel bij gehad. Dat heb ik, voor alle duidelijkheid, niet gehad ten aanzien van de formatie. De heer Samsom heeft dat waarschijnlijk wel begrepen, maar het is goed om het nog eens te herhalen bij de behandeling van de ingediende moties en amendementen.

Ik ben het eens met de strekking van de motie op stuk nr. 27, maar ik kan geen absolute garantie geven over hoe het loopt in 2003. Ik ben het helemaal eens met de motie op stuk nr. 28 over de vergroening. Het ligt ook in de orde van de termijnen die wij met elkaar hebben besproken om hieraan invulling te geven. Ik voer deze motie derhalve graag uit. Het aannemen van de motie op stuk nr. 35 over de verdeling van de bevoegdheden tussen vergunningverlening en handhaving, moet ik om twee redenen ontraden. Ten eerste kent Nederland een stelsel waarin vergunningverlening en handhaving bij hetzelfde bevoegd gezag zijn ondergebracht. Als wij deze discussie ten principale gaan openbreken, hebben wij nog jarenlange discussie met de partners in het professionaliseringstraject. Er komt dan niets van terecht, want dit is een heel principieel punt. Ten tweede wil ik erop wijzen dat het tweedelijnstoezicht, waarin het ministerie van VROM een grote rol vervult, is bedoeld om mogelijke onevenwichtigheden in die balans te toetsen en te bespreken. Ik roep mevrouw Van Velzen derhalve op om het professionaliseringstraject dat wij hebben ingezet, een kans te geven.

De motie-Van Velzen c.s. over de doelstellingen van het innovatieplatform en de motie-De Krom/Spies over de duurzame technologie hangen met elkaar samen. Ik wijs erop dat het innovatieplatform niet iets is van de overheid, in de zin dat wij vanuit verschillende departementen aangeven wat wij willen. Het is juist de bedoeling dat initiatieven en ideeën vanuit de samenleving, maatschappelijke organisaties en het bedrijfsleven in dat platform een rol spelen. Materieelinhoudelijk kunt u van mij niet vragen dat ik tegen de gedachten ben die in deze moties zijn geformuleerd. Er zijn wel twee formele punten. De eerstverantwoordelijke voor het functioneren van het platform is de minister-president. Het tweede gedeelte van de motie van de heer De Krom gaat over duurzame energie en dat is in eerste instantie een zaak voor de minister van Economische Zaken. Daarom vraag ik de indieners deze moties niet in stemming te brengen. Ik denk dat wij, met de steun die ik vanuit de Kamer over dit onderdeel ervaar, voldoende munitie hebben om in de desbetreffende gremia ervoor te zorgen dat de duurzaamheid een plek kan krijgen. Dit geldt in Europees verband als het gaat om ons voorzitterschap en alles wat er met milieutechnologie gaat gebeuren. Verder geldt het in Nederland, gelet op de verhoudingen en mijn positie in dat platform en de rollen van andere bewindspersonen daarin.

Mevrouw Van Velzen (SP):

In mijn motie heb ik nadrukkelijk een verzoek gedaan aan de regering en niet alleen aan deze bewindslieden. Ik neem aan dat zij mijn motie ondersteunen. Het gaat om een aanzienlijk bedrag en ik vind ten principale dat de overheid richting mag geven aan de besteding daarvan. Wij hebben hier de hele avond over duurzaamheid gesproken en dan mag dat dus ook wel gezegd worden, lijkt mij.

Staatssecretaris Van Geel:

Ik heb u aangegeven dat ik, als eerstverantwoordelijke binnen het kabinet voor de coördinatie op dit gebied, moeilijk daartegen kan zijn. Ik laat het oordeel over de moties aan de Kamer over. Inhoudelijk kan ik er niet tegen zijn, maar ik heb even de context geschetst van de verhoudingen en de verantwoordelijkheden en ik heb aangegeven wat de positie van het platform is in relatie tot het openbaar bestuur en de politiek in het bijzonder.

De motie van mevrouw Van Velzen op stuk nr. 37 gaat over het Energie Prestatie Advies (EPA). Ik weet niet wat wij ons met deze motie op de hals halen. Ik sta er sympathiek tegenover, maar ik stel mevrouw Van Velzen voor dat wij hierover verder discussiëren wanneer wij het hebben over gezondheid en milieu en de voortgangsrapportage, inclusief de maatregelen die ik daarin voorstel. Ik beloof dat ik deze discussie zal voorbereiden. Op dit moment moet ik het aannemen van de motie ontraden, terwijl ik daar later misschien spijt van heb.

De motie-De Krom/Spies op stuk nr. 40 gaat over post-Kyoto en de rollen daarin. Ik heb begrepen dat de Kamer voornemens is een commissie in te stellen die zich juist met het post-Kyotobeleid bezig houdt. Het is misschien nog niet formeel, maar ik las het in een van de avondkranten. Ik kan mij voorstellen dat de heer De Krom wil weten waar wij straks aan beginnen, overigens niet negatief vanuit een vooringenomen standpunt over wat niet kan en mag. Ik denk dat dit een onderdeel is van het werk van de commissie. Misschien kunnen wij dit combineren met het formuleren van onderzoek en de wijze waarop wij dit zouden kunnen doen. Ik zou het niet uitsluitend willen toespitsen op 30%, want ook in mijn eerste termijn heb ik aangegeven dat er meerdere strategische lijnen zijn om het doel te bereiken, die ook effect hebben. Het lijkt mij heel verstandig om het verzoek te verbreden in de zin dat wij ook bezien wat de effecten zijn van de andere strategische lijnen. In het interruptiedebatje met anderen heeft de heer De Krom al gezegd dat het een beleidsneutraal onderzoek is. In het derde kwartaal volgend jaar zal de studie over de kosteneffectiviteit aan de orde zijn. Het moet mogelijk zijn om hetgeen dan gebeurt in verband te brengen met de discussies over de verschillende alternatieven voor post-Kyoto en de maatschappelijke en financiële effecten daarvan. Ik kan leven met de wijze waarop de motie geformuleerd is, met de kanttekeningen en interpretaties die ik erbij heb gegeven.

Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 45 van de heer Van der Ham. Ik moet aanneming van deze motie om twee redenen ontraden. Ten eerste bestaat de milieudrukcompensatie als mechanisme nog steeds. Het is niet opgeheven. Ik heb aangegeven dat er om politieke redenen in het kader van de bezuinigingen een budgetkorting is toegepast, maar het mechanisme is niet ten grave gedragen. Ik vind dus ook niet dat wij het opnieuw moeten discussiëren. Het vereiste monitoren gebeurt al. Wij monitoren ons rot, u krijgt elk half jaar rapportages zoals de natuurbalans en de milieubalans. Ik zie geen meerwaarde en als u mij dwingt tot een scherpere formulering, dan krijg ik daar onparlementair gezegd alleen gelazer mee. Ik vind deze motie overbodig.

De heer Van der Ham (D66):

In de afgelopen weken heeft zich de fractie van D66, zeker na het CBS-rapport, afgevraagd of er wel goed beleid op gelegd wordt. U hebt zelf gezegd dat u met de minister van Financiën in discussie moet om wellicht de milieudruk te kunnen compenseren. Ik zou graag een uitspraak van de Kamer hebben om u daarin te steunen. Als ik de staatssecretaris in verhouding zie met de grote Zalm, dan wil ik hem graag een handje helpen. Dan is mijn motie toch niet overbodig?

Staatssecretaris Van Geel:

Het is zeer de vraag of je met deze motie een Zalm vangt. Ik denk van niet, omdat de motie iets vraagt dat wij mijns inziens niet ter discussie moeten stellen. De milieudrukcompensatie is in principe nog steeds aan de orde. Waarom zouden wij daar nu een grote discussie over beginnen? Laat het ons in andere, financieel betere tijden overkomen. Ik zie geen nut en noodzaak om deze discussie nu te voeren, mede gelet op de twee scenario's die ik u in eerste termijn heb geprobeerd te schetsen van wat er gebeurt als de milieudruk als gevolg van bezuinigingen of mogelijkerwijs extra groei anders wordt dan wij nu veronderstellen.

De heer Samsom (PvdA):

U hebt de avondkrant gelezen. Op de voorpagina staat: groei Nederlandse economie weer terug. Wanneer gaat u bellen met Zalm?

Staatssecretaris Van Geel:

Wanneer de milieudruk toeneemt. Ik heb al aangegeven dat de monitoring daarvoor bij de groene Rekenkamer in goede handen is. Laat ik de desbetreffende motie direct meenemen, ik dacht dat zij van de heer Duyvendak was. Ik steun zijn motie volledig. Wij willen immers ook dat de informatieverstrekking van de kant van het CBS op niveau blijft.

Een motie van de heer Van der Ham die medeondertekend is door de heer Duyvendak betreft de EPC. Ik acht het volstrekt onredelijk en ondenkbaar om die norm per januari 2004 – dat is zegge en schrijve over anderhalve maand – op dat niveau te brengen. Het is niet verstandig, het kan niet en zo hebben wij dat ook gecommuniceerd naar de buitenwereld. Ik heb al vorige week in het debat over de evaluatie van de glastuinbouw aangegeven dat er een onderzoek loopt naar de effectiviteit van het energiebesparingsonderzoek in de bebouwde omgeving. Dat onderzoek komt volgend jaar klaar, dan kunnen wij praten over de vraag wat kan, wat niet kan, wat kosteneffectief is en wat mogelijk aanvullende instrumenten zouden zijn. Ik vind het een uitstekende gedachte om dan de definitieve discussie over de langere termijn te houden. De heer Van der Ham zou, mede gelet op zijn bijdrage in eerste termijn, nu al kunnen zeggen dat er een stap vooruit gezet wordt, ondanks het feit dat de evaluatie er nog niet is. Ten eerste is dus het aanscherpen van de norm tot 0,8 een forse stap en ten tweede komen wij volgend jaar op basis van de effectiviteit van het instrumentarium met elkaar in gesprek, en dan kunnen wij daar zinnige dingen over zeggen. Dan weet u ook wat wij vragen in relatie tot de kosten van de bouw en alles wat daarmee samenhangt. Ik meen ook gelet op de discussie die u met de minister hebt gevoerd over bouwen, wonen en de kosten daarvan, dat wij dat reëel moeten weten op het moment dat wij die discussie voeren.

De voorzitter:

De heer Van der Ham wil u nog een korte vraag stellen. U mag ook een kort antwoord geven.

De heer Van der Ham (D66):

Er staat "per 2004". U mag dat van mij zo interpreteren dat het ook ergens in de loop van 2004 kan zijn. In het tweede deel van het dictum staat dat het uiteindelijk verder verlaagd moet worden naar 0,6. Kunt u daarop kort ingaan?

Staatssecretaris Van Geel:

Als ik de wens van de voorzitter overzie, dan zeg ik dat ik dat niet verstandig vind. Ik vind dat wij moeten wachten op de evaluatie van de kosteneffectiviteit om verstandige besluiten te nemen over het vervolg na 0,8.

De motie op stuk nr. 47 gaat over Trees for Travel. U bent zelf verantwoordelijk voor het gedeelte van de motie dat betrekking heeft op de Kamer. Wat betreft de ministeries zou ik de discussie graag voeren rondom het Programma Duurzame Ontwikkeling. Daarin komen onder andere het inkoopbeleid en de positie van de ministeries aan de orde. Ik vind dat een beter kader voor het voeren van deze discussie. Het is in elk geval beter dat deze motie hier wordt aangenomen en dat ik vervolgens moet uitzoeken of het mogelijk is om deze uit te voeren.

De motie op stuk nr. 50 gaat over het duurzaam nationaal inkomen. Ik heb al aangegeven dat wij dat overdragen van VROM naar het RIVM. Dat betekent ook dat de motie overbodig is, want wij willen graag dat het RIVM daarmee doorgaat.

De heer Duyvendak (GroenLinks):

Het RIVM vraagt daar wel fte's voor. Zij kunnen het niet binnen hun bestaande formatie doen.

Staatssecretaris Van Geel:

Ik zal overleggen met het RIVM over de vraag hoe dit binnen de prioriteitsstellingen past. Ik zal u hierover informeren voor de motie in stemming komt.

Mevrouw Spies (CDA):

Ik ben wat verrast door dit antwoord, blij verrast overigens. In de beantwoording van de schriftelijke vragen was de teneur over dat duurzaam nationaal inkomen toch een heel stuk negatiever.

Staatssecretaris Van Geel:

Ik zal u laten weten hoe dat in relatie tot het RIVM staat.

De motie op stuk nr. 51 gaat over het actieplan over illegaal hout. De overwegingen die mevrouw Huizinga noemt, zijn inderdaad de overwegingen die in het Europese actieplan aan de orde zijn en worden overwogen. Zij verzoekt ons om te komen tot een Europees invoerverbod. Ik ben het volstrekt eens met de inhoud van deze motie. Zij vraagt niet hoe het moet gebeuren. Zij vraagt om een voortgangsrapportage en zij vraagt ons om de vinger aan de pols te houden. Ik zeg toe dat ik dat zal doen.

De voorzitter:

U bent volgens mij de motie op stuk nr. 49 vergeten.

Staatssecretaris Van Geel:

Ik heb die even tussendoor beantwoord. Wij zullen dit verzoek inbrengen in het kader van de discussie binnen het kabinet. Het is ook onze wens dat die statistieken gehandhaafd blijven.

De heer Duyvendak (GroenLinks):

De moties zijn niet gericht aan staatssecretaris Van Geel, maar aan de regering.

Staatssecretaris Van Geel:

Ik heb dat heel goed begrepen. Als u deze motie aanneemt, zal deze onderwerp van discussie worden in het kabinet.

De voorzitter:

De minister en de staatssecretaris zullen nog enige adviezen op papier zetten. Daarna zullen wij bepalen wanneer de stemmingen zijn. Ik wens u allen wel thuis.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

De minister en de staatssecretaris zullen nog enige adviezen op papier zetten. Daarna zullen we bepalen wanneer er zal worden gestemd.

Ik wens u allen wel thuis.

Sluiting 23.56 uur

Naar boven