Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Marijnissen.

De heer Marijnissen (SP):

Voorzitter. Ik wil de Kamer via u verzoeken mij toe te staan het initiatief te nemen voor een spoeddebat of een interpellatie met de minister-president en minister Nawijn, minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, naar aanleiding van de uitspraken van de laatste tijdens het congres van de LPF afgelopen weekend. Hij heeft daar nogal denigrerende woorden gebruikt in de richting van het parlement.

De voorzitter:

U spreekt over een spoeddebat of een interpellatie?

De heer Marijnissen (SP):

Een spoeddebat lijkt mij het beste, want dan kunnen alle fracties direct in eerste instantie meedoen.

De heer De Graaf (D66):

Ik steun dit voorstel, vooral als het in de vorm van een spoeddebat wordt gegoten.

De heer Teeven (Leefbaar Nederland):

Ik ondersteun het verzoek van harte, want wij moeten onszelf serieus nemen.

De voorzitter:

Ik stel voor, aan het verzoek van de heer Marijnissen te voldoen en het debat vanmiddag onmiddellijk na de stemmingen te houden. Er zijn veel stemmingen, dus zal het debat rond kwart over vier plaatsvinden. Ik stel voor, spreektijden van drie minuten per fractie te hanteren.

Daartoe wordt besloten

De voorzitter:

Het woord is aan de heer De Wit.

De heer De Wit (SP):

Voorzitter. Afgelopen donderdag heeft de vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer een algemeen overleg gevoerd over de milieuwethandhaving en een onderdeel daarvan betrof de asbestproblematiek. Ik verzoek, het verslag van het algemeen overleg op de plenaire agenda van de Kamer te plaatsen.

De voorzitter:

Ik stel voor, aan dit verzoek te voldoen en dit verslag van een algemeen overleg op een nader te bepalen moment, deze of volgende week, op de kameragenda te zetten.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Eerdmans.

De heer Eerdmans (LPF):

Voorzitter. Gisteren ontving de Tweede VoorzitterKamer een nota van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst over de rekrutering van strijders voor de jihad in Nederland. De LPF-fractie is geschokt en verontrust over de feiten in de nota: tientallen moslim-jongeren worden gerekruteerd om in Nederland tegen Nederlandse doelen te vechten. Volgens dit rapport worden jongeren geronseld in gevangenissen, theehuizen en moskeeën. Niet alleen wil de LPF-fractie een antwoord op de vraag hoe de regering de rekrutering van jihad-strijders zo snel mogelijk met strafrechtelijke middelen kan aanpakken, maar zij wil ook zo snel mogelijk plenair in de Kamer debatteren over dit schokkende rapport. Daarom vraagt mijn fractie om een plenair debat over het AIVD-rapport, te houden vóór het kerstreces.

De voorzitter:

De heer Eerdmans had over dit onderwerp mondelinge vragen willen stellen, maar ik heb die vragen niet doorgelaten omdat er morgen een algemeen overleg is met de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over rapporten van de AIVD. Naar aanleiding van het voorstel van de heer Eerdmans stel ik de Kamer voor, tijdens dat algemeen overleg ook te spreken over het door hem genoemde rapport. Als er na het algemeen overleg behoefte bestaat aan een, uiteraard zeer kort, verslag van een algemeen overleg, kunnen wij daarover later beslissen.

De heer Wilders (VVD):

Desondanks wil ik het verzoek van de heer Eerdmans ondersteunen. Dit onderwerp verdient volgens mij een plenaire behandeling en dient niet besproken te worden in een algemeen overleg over een jaarverslag. Plenaire behandeling mag wat mij betreft ook volgende week, zo lang het maar vóór het reces gebeurt.

De voorzitter:

U weet toch dat wij volgende week maar één dag hebben?

De heer Wilders (VVD):

Ja, maar dit is een onderwerp van groot belang.

De voorzitter:

Ik doe geen uitspraken over het belang, maar ik herinner u aan het aantal beschikbare vergaderdagen.

De heer Wilders (VVD):

Ik voeg aan het verzoek van de heer Eerdmans toe dat wij het debat vanwege de internationale component ook willen voeren met de ministers van Buitenlandse Zaken en Justitie. Als de Kamer daartoe zou besluiten, is mijn laatste verzoek om vóór dat debat ook de beantwoording van drie vragenrondes die ik hierover heb gesteld – de invloed van Saoedi-Arabië op de integratie in Nederland – te mogen ontvangen.

De heer Rietkerk (CDA):

Kortheidshalve steun ik het voorstel. Aansluitend op de opmerking van de heer Wilders van de VVD-fractie, vraag ik of bij de schriftelijke beantwoording ook de vragen van de heer Eurlings kunnen worden betrokken.

De voorzitter:

Ter vermijding van misverstanden: u ondersteunt het voorstel van de heer Eerdmans?

De heer Rietkerk (CDA):

Inderdaad.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Het onderwerp is mijns inziens belangrijk genoeg voor een plenair debat. Als wij er een volwaardig plenair debat met een aantal bewindslieden van maken, hecht ik er wel aan dat wij de normale procedures in stand houden en dat er een kabinetsstandpunt wordt geformuleerd. Dat is namelijk de gewoonte. Omdat wij nog geen kabinetsstandpunt hebben en er morgen een gelegenheid is om hierover met het kabinet te spreken, kan ik mij voorstellen dat het onderwerp morgen alvast in het AO wordt behandeld. Daarna kan worden bezien of er behoefte is aan verder overleg. Het voorlopige standpunt dat mij per brief heeft bereikt, maar dat ik nog niet heb kunnen bestuderen, is bij mijn weten nog geen volwaardig kabinetsstandpunt over dit AIVD-rapport.

Mevrouw Van Nieuwenhoven (PvdA):

Voorzitter. Misschien heb ik de brief niet goed gelezen, maar ik was van mening dat er al wel degelijk een brief van de minister bij het rapport is. Wij waren ervan uitgegaan dat in de volgende procedurevergadering, misschien nog deze week, zou worden bekeken of het nog voor het reces kon worden behandeld. Het zou dan gewoon in procedure komen. In die zin ben ik er ook van uitgegaan dat de vragen, hoe sneu ook voor de heer Eerdmans, niet doorgingen.

Er is niets op tegen om een debat te houden. Als de minister nog met een extra standpuntbepaling wil komen, vind ik dat ook prima. Ik zou mij ook kunnen voorstellen dat eerst het algemeen overleg van morgen wordt afgewacht, volgens uw voorstel, voorzitter. Ik kan mij bijna niet voorstellen dat het rapport in dat AO niet aan de orde komt. Na ommekomst van dat AO zal bekeken moeten worden of er nog een apart debat nodig is. Ik meen daarmee in lijn te zijn met het voorstel dat u de Kamer zojuist hebt gedaan.

De heer De Wit (SP):

Ik steun het verzoek van de heer Eerdmans. Het nadeel van het onderbrengen in het algemeen overleg is dat elk AO de laatste weken te kort blijkt te zijn. Als het onderwerp wordt ondergebracht bij de jaarverslagen van de BVD krijgt het niet de aandacht die het verdient.

Ik zou eraan willen toevoegen dat ik gisteren de heer Van Hulst heb horen spreken over een van de oorzaken van het verschijnsel, het ontbreken of falen van de integratie. Daarom stel ik voor, de minister voor integratie bij het debat te betrekken, wie dat de komende week ook moge zijn.

De voorzitter:

Als er een plenair debat plaatsvindt, zullen de spreektijden natuurlijk zeer kort zijn. Wat dat betreft moeten de leden hun afweging nog maar eens maken.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Ik sluit mij graag aan bij de woorden van mevrouw Van Nieuwenhoven. Het onderwerp is buitengewoon belangrijk. De Kamer moet daar goed over debatteren. Ik stel daarom voor, eerst morgen het debat in het AO te voeren. Als er daarna behoefte is om hier plenair te debatteren, doen wij dat graag.

De heer Dittrich (D66):

Kortheidshalve, dit geldt ook voor de fractie van D66. Wij houden morgen eerst het AO en kijken dan hoe wij het verder organiseren.

De heer Van der Staaij (SGP):

Ook de fractie van de SGP pleit ervoor de brief van 3½ bladzijde die de regering over het rapport aan de Kamer heeft geschreven bij het debat te betrekken.

De heer Eerdmans (LPF):

Net als het CDA, de VVD en de SP volharden wij in ons standpunt om een plenair en volwaardig debat te houden. Het onderwerp moet niet achteraf in het algemeen overleg van morgen worden gefietst. Wij willen een volwassen debat in deze zaal, over dit schokkende rapport.

De voorzitter:

Ik constateer dat er een meerderheid is voor het houden van een plenair debat. Toch doe ik een tussenvoorstel. Wij wachten totdat het AO morgen heeft plaatsgevonden. Het plenaire debat zal toch niet eerder dan de volgende week kunnen plaatsvinden. Na het AO kan daarover worden beslist in een regeling van werkzaamheden. Het AO is morgenmiddag. In de regeling van werkzaamheden van donderdag wordt dan een definitief standpunt bepaald.

Mevrouw Van Nieuwenhoven (PvdA):

Natuurlijk kunnen wij daarmee akkoord gaan. Ik heb u in eerste instantie al gesteund. Dit is de regeling van werkzaamheden, maar het moet mij toch van het hart dat ieder debat van de Kamer, ook in een AO, een volwassen debat is. Dat meen ik de heer Eerdmans nu toch te moeten zeggen. Wij zijn hier namelijk om volwassen met elkaar te debatteren. Er is niks tegen om in een algemeen overleg ook een volwassen debat te voeren.

De heer Eerdmans (LPF):

Als mevrouw Van Nieuwenhoven voor zichzelf spreekt, spreek ik ook voor mijzelf.

De voorzitter:

Waarvan akte! Wij gaan hierover nu niet nog een discussie voeren.

Ik stel dus voor morgen het AO te houden, daarna te beslissen in een regeling van werkzaamheden om het debat al of niet de volgende week te houden. De heer Eerdmans zeg ik, dat het in de praktijk helemaal niets uitmaakt of wij nu of donderdag beslissen om een debat te houden.

De heer Eerdmans (LPF):

Mag ik u suggereren om alvast tijd te reserveren in de agenda van de volgende week? Wij willen net als CDA en VVD dat debat hoe dan ook laten plaatsvinden.

De voorzitter:

Bij alles dat hier wordt voorgesteld, wordt door mij en mijn medewerkers tijd gereserveerd. Maakt u zich geen zorgen!

Overeenkomstig het voorstel van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Van Haersma Buma.

De heer Van Haersma Buma (CDA):

De vorige week hebben wij gedebatteerd over de uitvoering van de motie-De Nerée tot Babberich, over de aanleg van de Hanzelijn, de A2 en het terugdringen van de bezuinigingen op het openbaar vervoer. Dat debat is geschorst om de minister de mogelijkheid te geven de Kamer een brief te sturen. Die brief is er inmiddels. Ik wil vragen of dat debat heropend kan worden.

De voorzitter:

Nu de brief er is, stel ik voor aan dit verzoek te voldoen en om daarvoor – hetgeen vanzelf spreekt – een moment te reserveren gedurende de drie vergaderdagen die wij hierna nog hebben. U krijgt een nader voorstel.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer De Graaf.

De heer De Graaf (D66):

Voorzitter. Voor deze week stond op de agenda als hamerstuk, tenzij zich sprekers zouden aanmelden, de behandeling in tweede lezing van het voorstel tot herziening van de Grondwet inzake het correctief referendum. Ik verzoek de Kamer om de behandeling in die zin aan te houden dat ik een plenair debat wil, dus geen hamerstuk. Verder verzoek ik de Kamer om dit debat niet in de laatste anderhalve parlementaire week van deze periode te houden, maar dat na de verkiezingen te doen plaatsvinden.

De voorzitter:

Het gaat om wetsvoorstel 28515. Ik stel de Kamer voor, aan dit verzoek te voldoen.

Daartoe wordt besloten.

De heer Verhagen (CDA):

Voorzitter. De CDA-fractie is bereid dat verzoek te volgen, maar wil het graag verbreden tot kamerstuk 28509, waarin ook een wijziging van de Grondwet voorzien is met betrekking tot de benoeming van de commissaris van de Koningin en de burgemeester. Ik verzoek u beide wetsvoorstellen op dezelfde wijze te behandelen.

De voorzitter:

Ik stel voor, ook aan dit verzoek te voldoen.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Rouvoet.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Voorzitter. Tot onze voldoening is de afgelopen periode een aanzet gegeven voor een debat over waarden en normen. Dat heeft geresulteerd in een eerste brief van de minister-president over dat onderwerp van 4 oktober waarin de lijnen werden aangegeven waarlangs wij in het land het debat over waarden en normen kunnen voeren. Op voorstel van de fractie van de ChristenUnie is indertijd door de Kamer besloten dat belangrijke onderwerp niet te betrekken bij de behandeling van de begroting van Algemene Zaken, maar daaraan een apart plenair debat te wijden. Daar is het tot dusver niet van gekomen, overigens om begrijpelijke redenen zoals volle agenda's. Intussen is over dit onderwerp in de samenleving een discussie ontstaan. Wij vinden dat positief, maar het is ook van belang dat dit onderwerp hier aandacht krijgt en dat hierover een debat wordt gevoerd met de minister-president. Wij vinden het belangrijk genoeg om het niet over de recesperiode en de verkiezingen heen te tillen. Daarom vragen wij om voor dit onderwerp ruimte op de agenda te maken. Hierover zal niet het laatste woord gesproken kunnen worden, maar het is goed om het maatschappelijke debat in de Kamer te voeren.

De voorzitter:

Als de Kamer akkoord gaat met uw voorstel, betekent dit – voor zover ik het nu kan overzien – dat wij daarvoor de reservewoensdag, dus morgen over een week, moeten gebruiken.

De heer Rijpstra (VVD):

Voorzitter. Ik begrijp het verzoek van collega Rouvoet. Natuurlijk wil de VVD-fractie dit debat voeren, maar het stuk dat wij van het kabinet kregen is een eerste aanzet. Er vindt nog meer discussie plaats en wij willen van het kabinet een uitvoeriger notitie over de waarden en normen ontvangen waarna wij een "full-swing" debat kunnen voeren. Nu heb ik het gevoel dat wij dit vlak voor het reces nog even moeten afhandelen en daar vind ik het onderwerp te waardevol voor.

De heer Van der Vlies (SGP):

Uiteraard steunt de SGP-fractie het verzoek van collega Rouvoet. Als dit betekent dat wij onze reservedag daarvoor moeten inzetten, zal dit door de SGP-fractie met een warm applaus worden begroet. De zaak die ter discussie staat en die gelukkig in de samenleving steeds meer opklinkt, is het voluit waard dat daaraan in deze zaal aandacht wordt besteed.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Onze volledige steun aan het verzoek van de heer Rouvoet. In reactie op wat de heer Rijpstra zei, merk ik op dat ik het niet nodig vind dat er een extra brief van het kabinet komt. Ik breng ook graag in herinnering dat de voorzitter zelf in de zomer memoreerde dat het niet altijd noodzakelijk is om op basis van uitgebreide kabinetsstukken te debatteren. Het debat wordt in de samenleving gevoerd, dus ook hier.

De heer De Graaf (D66):

Ik ben het van harte eens met het verzoek van de heer Rouvoet. Tegen de heer Rijpstra merk ik het volgende op. Juist omdat het kabinet heeft nagelaten om met een inhoudelijk standpunt te komen, moet de Kamer hierover discussiëren. Anders blijft het tot in lengte van jaren onduidelijk wat met dat debat wordt bedoeld.

Mevrouw Van Nieuwenhoven (PvdA):

Ook mijn fractie was ervan uitgegaan dat wij dit vóór het reces zouden doen, juist vanwege het feit dat het bij de begroting van Algemene Zaken niet aan de orde kwam en wij er later over zouden debatteren. Ik denk dat het heel goed zou zijn, als de Kamer dit doet. Aangezien mijn fractie daar iedere dag klaar voor is, kunnen wij er ook aanstaande vrijdag over debatteren, maar het is geen enkel probleem om het volgende week woensdag te doen.

De heer Rietkerk (CDA):

Ik ben het eens met het verzoek van collega Rouvoet. Daarbij wil de CDA-fractie graag, nu het debat volgende week woensdag plaatsvindt, beschikken over een korte, nieuwe en actuele brief van het kabinet. Immers, de brief waarover wij hier spreken, is al enige weken oud. Overigens heeft de CDA-fractie bij iedere begrotingsbehandeling het debat over waarden en normen hoog staan. Dit verzoek versterkt het alleen maar; vandaar dat wij dit prima vinden.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Voorzitter. De heer Rijpstra vraagt zich af of de brief van 4 oktober niet wat mager is. Wij hebben indertijd als Kamer in volle breedte gezegd dat het goed zou zijn om juist over die brief een apart debat te voeren. Dat argument staat wat mij betreft nog steeds overeind. Als het toen voldoende was, is het nu ook voldoende om althans een eerste gedachtewisseling met het kabinet te hebben en laten wij die dan ook hebben. Tegelijkertijd zeg ik, zeker in de richting van de heer Rijpstra en mij aansluitend bij de heer Rietkerk, dat ik er uiteraard geen enkel bezwaar tegen heb om aan de minister-president te vragen of er tussentijds dingen te melden zijn die van dienst kunnen zijn bij dit debat. Ik denk bijvoorbeeld aan de adviesaanvrage aan de WRR. Dan kunnen wij het debat daar nog verder mee vullen. Er is evenwel wat ons betreft op dit moment al voldoende om te bediscussiëren. Ik zeg dank voor de steun van de diverse collega's.

De heer Rijpstra (VVD):

Met deze uitleg kan mijn fractie akkoord gaan. Wij hebben derhalve geen bezwaar.

De voorzitter:

Ik stel vast dat de Kamer ermee instemt om volgende week dit debat te houden. Dit zal waarschijnlijk volgende week woensdag worden, maar daar krijgt de Kamer nog een nader voorstel over. Ik denk dat het nuttig is het stenogram van dit deel van de regeling van werkzaamheden door te zenden aan het kabinet, in het bijzonder aan de minister-president, opdat hij en zijn collega's weten wat de achtergrond van dit verzoek is geweest.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Verder stel ik voor, uit te gaan van spreektijden van vijf minuten per fractie.

De heer De Graaf (D66):

Voorzitter. Nu wij een debat gaan houden over normen en waarden, vind ik dat u iets meer speelruimte zou kunnen geven in de spreektijd. Het is een belangwekkend onderwerp en wij moeten niet in de situatie vervallen dat wij met korte oneliners dit onderwerp gaan behandelen.

De voorzitter:

Dan denk ik dat ik naar een voorstel toe moet, waarin ik differentieer naar fracties. Ik doe dit voorstel morgen, want ik moet het even goed bekijken. Het betekent dat wij nu geen discussie voeren over de spreektijden.

Het woord is aan mevrouw Lambrechts.

Mevrouw Lambrechts (D66):

Voorzitter. Ik verzoek u de stemmingen over de moties betreffende het VAO Oudkomers, onder agendapunt 5, uit te stellen tot donderdag of volgende week dinsdag. Ik heb namelijk een gewijzigde motie ingediend en heb er geen helderheid over of iedereen daar kennis van heeft kunnen nemen. Ik heb de indruk dat dit laatste niet het geval is.

De voorzitter:

Ik stel voor, aan dit verzoek te voldoen en deze stemmingen op een later moment te houden.

Daartoe wordt besloten.

Naar boven