Aan de orde is het mondelinge vragenuur, overeenkomstig artikel 136 van het Reglement van orde.

Vragen van het lid Kalsbeek aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de contacten van de Turkse maffia met volksvertegenwoordigers op lokaal en provinciaal niveau.

Mevrouw Kalsbeek (PvdA):

Voorzitter. Gisteren opende de Volkskrant met een verontrustende kop: Turkse maffia actief in politiek. Bij nadere lezing blijkt dit artikel betrekking te hebben op een rapport van september 2002 van het Kernteam Noord- en Noord-Oost-Nederland (KNON) aan het college van procureurs-generaal. Dit rapport bevat geen operationele informatie en dit is ook logisch gezien de ruime verspreiding binnen de politie en het openbaar ministerie. Tegelijkertijd doet een rapport als dit toch zijn werk, zij het wat vertraagd. Ik denk dat dit verloopt langs twee lijnen.

De eerste lijn is de verontrusting die kan worden verwoord met vragen als: wat is hier eigenlijk aan de hand, hoe ernstig is dit en hoe ver reiken de tentakels van de georganiseerde criminaliteit in ons democratisch bestel, in onze gemeenteraden en provinciale staten, in onze democratie?

De andere lijn is: wat betekent dit eigenlijk voor die 113 mensen die actief zijn in de lokale politiek en die van Turkse afkomst zijn? Dit getal wordt genoemd in de krant, maar het zijn er misschien meer als de provinciale staten daarbij worden gerekend. Op hoeveel van hen rust deze verdenking? Het is duidelijk dat ook degenen op wie geen verdenking rust, hierop zullen worden aangesproken. Daarmee hebben ook degenen die volstrekt te goeder trouw zijn een probleem.

De afweging van het Kernteam Noord- en Noord-Oost-Nederland om hiervan wel melding te maken ondanks de negatieve effecten op de mensen die te goeder trouw zijn, kan ik wel billijken, maar die moet wel een vervolg krijgen. Daarom wil ik graag de volgende vragen stellen aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Hoe ernstig is de situatie? Ik lees voor de helderheid de gewraakte passage even voor: "Zo bleek enkele malen dat individuen die actief zijn in dan wel contact hebben met Turkse criminele samenwerkingsverbanden die zich bezighouden met de heroïne- en cocaïnehandel, betrokken zijn bij de Nederlandse lokale en provinciale politiek." Om hoeveel mensen gaat het ongeveer? Is er een patroon in te ontdekken? Speelt dit zich bijvoorbeeld vaker af in de grote steden of is het zo dat er eerder sprake van is als mensen in deelraden zitten?

Naar ik mag aannemen, gaat het niet om mensen die in meer formele zin al als verdachte kunnen worden aangemerkt. De vraag is natuurlijk wel in hoeverre zij in het belang van de opsporing op hun plaats blijven zitten en niet achterdochtig mogen worden doordat er naspeuringen worden gedaan.

Hoe denkt de minister de negatieve effecten te kunnen afdekken voor diegenen die van Turkse afkomst zijn, maar geheel te goeder trouw? Is ons screeningsinstrumentarium eigenlijk wel voldoende? De anonieme individuen in het rapport zijn natuurlijk in concreto wel gewoon personen. Zijn de politieke partijen of de burgemeesters van hun namen op de hoogte gebracht?

In Trouw staat vanmorgen te lezen dat de heer Yesilgöz, een wetenschapper, nog veel verder gaat dan het kernteam. Hij spreekt over 20% en ook over Tweede-Kamerleden. Hij zegt dat hij het van één zeker weet. Wat een wetenschapper zegt voor zijn eigen verantwoordelijkheid moet hij weten, maar hij leunt aan tegen het Kernteam Noord- en Noord-Oost-Nederland waarvan hij zegt dat hij het heeft geadviseerd. Ik vraag de minister of dit waar is en wat er vervolgens is gebeurd met wat hij heeft gezegd.

Minister Remkes:

Voorzitter. Ik wil beginnen met de laatste vraag. Wat mevrouw Kalsbeek vertelt, is mij niet bekend. Ik weet niet waar de betreffende mijnheer zijn wijsheden vandaan haalt en ik kan daarover dan ook geen concrete informatie geven. Ik ben niet gewend om de validiteit van iedere bewering die in de ochtendkranten verschijnt, na te trekken om daarover vervolgens om twee uur in de Kamer vragen te kunnen beantwoorden. Het is alleen wel goed om wat nuances aan te brengen, omdat mij de vette krantenkoppen natuurlijk ook zijn opgevallen.

Er is geen aanleiding om in algemene zin te twijfelen aan de integriteit van volksvertegenwoordigers van Turkse afkomst. Dit is de ene kant van de medaille en in die zin ben ik het met mevrouw Kalsbeek eens dat er geen beeld moet opdoemen van algemene stigmatisering. De zaak moet in het juiste perspectief worden gezet. De andere kant van de medaille is dat wij de ogen niet moeten sluiten voor het signaal dat het Kernteam Noord- en Oost-Nederland afgeeft. In de Criminaliteitsbeeldanalyse signaleert het Kernteam dat in een zeer beperkt aantal gevallen sprake is van ongewenste contacten tussen criminele Turken en de lokale politiek. Het gaat om minder dan tien gevallen.

Er is geen sprake van een verdenking in strafrechtelijke zin. Met andere woorden: er zijn geen verdachten van strafbare feiten. Een opsporingsonderzoek op dit specifieke punt is op dit moment dan ook niet aan de orde. De gegevens waarop het Kernteam Noord- en Oost-Nederland zich baseert in de Criminaliteitsbeeldanalyse, komen voort uit in totaal 39 opsporingsonderzoeken die het Kernteam en regiokorpsen in 2000 en 2001 hebben uitgevoerd op het aandachtsgebied Turkije, een van de aandachtsgebieden van het Kernteam. Op basis daarvan vond het Kernteam het wenselijk aandacht te vragen voor de risico's die ongewenste contacten tussen Turkse criminelen en lokale politici met zich meebrengen.

Mevrouw Kalsbeek vroeg voorts hoe het staat met de screening. Zoals zij weet, ligt hier een belangrijke verantwoordelijkheid bij de politieke partijen zelf. Bij kandidaatstellingsprocedures moeten profielen worden opgesteld waarin ook aandacht is voor het aandachtspunt integriteit. Bij selectiegesprekken moet aandacht worden besteed aan integriteit door het opvragen van cv's, referenties en antecedenten. Ook het verlangen van een verklaring omtrent het gedrag zou normaal moeten zijn. Volgens een brief van voormalig minister van BZK, de heer Dijkstal, ligt deze verantwoordelijkheid uitdrukkelijk bij de politieke partijen zelf.

In bijzondere gevallen kan de AIVD een onderzoek verrichten. Ik zeg er overigens bij dat de AIVD geen aanwijzingen heeft voor het beeld dat is opgeroepen door het Kernteam. Politieke partijen kunnen in uitzonderingsgevallen verzoeken om een onderzoek als er, na de procedure die ik zojuist heb geschetst, binnen de politieke partij nog ernstige twijfel blijft bestaan. Een aanvraag hiervoor kan worden ingediend via de minister en deze zal – zo zeg ik tegen mevrouw Kalsbeek – in voorkomende gevallen bereid zijn door de AIVD na te laten gaan of men in het systeem zit. Volgens de gebruikelijke gang van zaken wordt er in dat geval namelijk geen veldonderzoek verricht.

Is er sprake van een patroon? Dat is mij op dit ogenblik niet bekend en daarover wordt in het rapport van het Kernteam ook niets aangegeven. Waarschijnlijk, maar dit is meer een kansberekening, zal de alertering wat groter moeten zijn in gemeenten met omvangrijke Turkse gemeenschappen en andere gemeenschappen.

Het risico van dit soort publicaties vanuit een criminaliteitsbeeldanalyse is dat er eenzijdig wordt gefocust op het specifieke aandachtspunt en niets wordt gezegd over de relativiteit van het verschijnsel, omdat andere bevolkingsgroepen niet in beeld komen. Er is bijvoorbeeld geen onderzoek gedaan naar autochtone Nederlanders. Het is best mogelijk dat uit een soortgelijke analyse daar ook bepaalde beelden tevoorschijn komen.

Mevrouw Kalsbeek (PvdA):

Ik vind dat de minister op één punt nog geen bevredigend antwoord geeft. Onder verantwoordelijkheid van de overheid is een rapport uitgebracht dat een beeld oproept dat door de minister wordt gerelativeerd. Het is op zichzelf goed dat dit kan. Er wordt zowel een beeld van banden met de criminaliteit gegeven als een beeld dat er met een aantal volksvertegenwoordigers van Turkse afkomst wat mis zou zijn. Als de overheid dat rapport openbaar maakt, rust er ook een verantwoordelijkheid op die overheid om duidelijk te maken waar het precies om gaat. Over welke criminaliteit hebben wij het en wie wordt daartegen gewaarschuwd? Over welke volksvertegenwoordigers gaat het? Ik vraag nu niet om namen en rugnummers, maar ik kan mij voorstellen dat de minister politieke partijen of gemeenten waar dit speelt, waarschuwt.

Minister Remkes:

Dan moeten er dus concrete aanwijzingen zijn in de richting van bepaalde personen. Die aanwijzingen heb ik op dit ogenblik niet.

Mevrouw Kalsbeek (PvdA):

Het Kernteam Noord-Oost-Nederland heeft die natuurlijk wel. Er zijn concrete dossiers geanalyseerd. De aanwijzingen zijn terecht anoniem, maar het kernteam heeft natuurlijk een beeld om wie het gaat.

Minister Remkes:

Ik wil niet verhelen dat de publiciteit bij mij ook vragen heeft doen opkomen. De eerste betreft de presentatie. Hoe springen wij in de toekomst hiermee om? De tweede is wat wij moeten doen met de gegevens in de rapporten. Dit soort analyses wordt alleen gemaakt ter ondersteuning van het stellen van prioriteiten bij politie en opsporing. Dat is op zichzelf goed. Ik zal de komende tijd ongetwijfeld contact opnemen met betrokkenen over de twee vragen.

Mevrouw Kalsbeek (PvdA):

Ik hoop dat wij van u ook weer bericht krijgen hoe u dat gaat doen.

Minister Remkes:

Ik ben best bereid om de Kamer te informeren.

Mevrouw Kalsbeek (PvdA):

Het is belangrijk dat dit onderwerp periodiek terugkomt.

De heer Rietkerk (CDA):

Voorzitter. Het is goed dat er criminaliteitsanalyses worden gemaakt en dat de minister die in hun perspectief plaatst. Ik ben het eens met het verzoek van mevrouw Kalsbeek om een brief van het kabinet. Ik heb twee aanvullende vragen.

Er wordt gesproken over een relatie tussen de maffia en de politiek. Is er ook een relatie met het gevangeniswezen? Dat lezen wij ook. Screening is daar een verantwoordelijkheid van de overheid. Hoe gaat die daarmee om?

Er wordt een criminoloog geciteerd – het is weliswaar een krantenbericht – die zegt dat hij het van één geval zeker weet. Komt daar een nader onderzoek naar? De opmerking is heel duidelijk, maar laat ook weer heel veel onduidelijkheid. De minister heeft daar wel een verantwoordelijkheid.

Minister Remkes:

Op het laatste punt heb ik mevrouw Kalsbeek zojuist al antwoord gegeven. Ik ben niet van zins om iedere bewering in de ochtendkranten na te trekken, om vervolgens hier 's middags te staan om vragen te beantwoorden. Ik laat dit soort beweringen maar even ter zijde.

Als ik het mij goed herinner, was er in één geval sprake van contacten in de sfeer van het gevangeniswezen.

De heer Dittrich (D66):

Mijnheer de voorzitter. Je zult maar Turks zijn, in een gemeenteraad zitten en je best doen om je politieke partij te vertegenwoordigen en dit allemaal in de krant over je heen krijgen. Wat moet je, als je onschuldig bent, allemaal doen om te laten zien dat dit bericht helemaal geen betrekking op jou heeft? Iedereen wordt door zo'n bericht over een onderzoeksrapport in een verdachtenbankje gezet.

Minister Remkes:

Daarom is het misschien wel goed dat ik hier sta om de relativering te onderstrepen. Verder ben ik niet verantwoordelijk voor het schrijven van krantenberichten. De pers zou zich wel kunnen realiseren welke verantwoordelijkheid men hier zelf heeft.

De heer Dittrich (D66):

Wat kunnen Turkse gemeenteraadsleden verwachten van de overheid? Iedereen vraagt of zij daarbij horen. Die mensen staan met de rug tegen de muur en zij moeten hun onschuld als het ware bewijzen. Wij hebben dan toch de verantwoordelijkheid om te zeggen dat dit belachelijk is? Wij moeten duidelijke gegevens leveren zodat iedereen weet waar het precies over gaat. Dit is toch een nationaal belang?

Minister Remkes:

Wat moet ik hier verder over zeggen? Men heeft primair de verantwoordelijkheid om zich integer te gedragen. Ik heb aangegeven in welk perspectief het rapport gezien moet worden en waar het globaal en kwantitatief wel en niet over gaat. Laat de cijfers maar spreken en laat men die cijfers binnen en buiten de eigen kring uitdragen.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Ik wil hier nog op ingaan. Het gaat waarschijnlijk om tien mensen, zoals u zei. Men wilde een signaal afgeven, maar tientallen Turkse politici hebben zitting in gemeenteraden en provinciale staten. Die tientallen die geen blaam treft, worden wel als schuldigen gezien zolang men geen man en paard noemt. De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties moet duidelijkheid geven. Hij kan dat niet afdoen met de opmerking dat een signaal is afgegeven en dat hij het daarbij laat. De politie van Noord- en Oost-Nederland is bij dit rapport betrokken. Het gaat niet zomaar over iets. De minister is hier toch verantwoordelijk voor?

Minister Remkes:

Het rapport is afgehandeld via het college van procureurs-generaal. Dit valt in de eerste plaats onder de collega van Justitie.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Het gaat om tientallen Turkse politici die hier helemaal niets mee te maken hebben, maar nu toch in de verdachtenbank terechtkomen. Als het gaat om tien mensen die banden hebben die niet deugen, dan moet dit tot op de bodem worden uitgezocht, maar je kunt hier niet tientallen anderen voor laten bloeden. Ik vind dat u dit te gemakkelijk afschuift en daar geen verantwoordelijkheid voor neemt.

Minister Remkes:

Ik ben hierover, toen ik tot mevrouw Kalsbeek sprak, duidelijk geweest.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Ik wil hierover nog een vraag aan de heer Rietkerk stellen. Volgens een ANP-bericht zegt hij: de situatie is ernstiger dan nu uit het KNON-rapport blijkt. Ik vraag de heer Rietkerk waarop hij dit baseert. Kan hij feiten, aantallen en namen noemen? Anders draagt hij bij aan het verdacht maken van een hele groep, terwijl het waarschijnlijk om een beperkte groep gaat die een probleem heeft.

De heer Rietkerk (CDA):

Ik geef hier graag antwoord op want dan kan ik het citaat rechtzetten. Ik heb tegen de journalisten gisteren gezegd dat ik niet wil reageren op losse flodders. Het gaat niet alleen om politici, maar ook om mensen uit het gevangeniswezen; waarschijnlijk een of twee en daarom reageer ik nu niet. Het is dus breder dan in de ochtendkranten stond. Verder heb ik het rapport niet genoemd. Dat is dus hiermee rechtgezet.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Dan was...

De voorzitter:

U hebt uw vraag gesteld en van de heer Rietkerk antwoord gekregen.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Nee, dat heb ik niet gekregen. De heer Rietkerk zegt dat het breder is dan werd gezegd. Hij moet dan wel aangeven ...

De voorzitter:

Naar de definitie van het woord "antwoord" hebt u een antwoord gekregen.

Naar boven