Aan de orde is het mondelinge vragenuur, overeenkomstig artikel 136 van het Reglement van orde.

Vragen van het lid Dittrich aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over het advies van de politie om onder te duiken in geval van bedreigingen in relatie tot het grondwettelijk recht van de vrijheid van meningsuiting.

De heer Dittrich (D66):

Voorzitter. Het afgelopen half jaar staat de vrijheid van meningsuiting in Nederland gigantisch onder druk. Het dieptepunt is natuurlijk de moordaanslag op Pim Fortuyn in mei, maar daarna zijn ook andere politici en kamerleden ernstig bedreigd vanwege de opvattingen die zij in het openbaar hebben geuit. Het is niet alleen bij politici gebleven; ook bijvoorbeeld voetbaltrainers hebben kogelbrieven ontvangen.

Het meest recente voorbeeld in deze afschuwelijke reeks is de doodsbedreiging die Ayaan Hirsi Ali, medewerkster van de Wiardi Beckmanstichting die bij de PvdA hoort, ontvangen heeft. Zij sprak zich uit over de positie van moslimvrouwen en kennelijk was een bepaalde groep het daarmee niet eens. De fractie van D66 vindt het vreselijk dat in Nederland mensen met de dood worden bedreigd vanwege hun mening als zij iets zeggen wat een bepaalde groep niet bevalt. Ik ben daarom blij dat de vice-premier, de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, in ons midden is. Ik wil hem de volgende vragen stellen.

Is de vice-premier bereid, hier in de Kamer luid en duidelijk afstand te nemen van deze aantastingen van de vrijheid van meningsuiting? Ik zeg dit omdat het de fractie van D66 is opgevallen dat de regering nogal stil was op dit punt. Waarom is het, ook de laatste dagen, zo stil gebleven? Het is toch een van de belangrijkste waarden in onze samenleving dat wij vrij en open met elkaar van gedachten kunnen wisselen, juist ook over onderwerpen waarover wij het niet eens zijn.

Daarnaast is gebleken dat de politie aan mensen die worden bedreigd regelmatig het advies geeft om onder te duiken, zich gedeisd te houden en niets te zeggen. Ik wil op zichzelf niets afdoen aan zo'n advies. De politie maakt natuurlijk een belangrijke inschatting van de veiligheid van de bedreigde persoon. Het kan evenwel niet bij zo'n advies blijven. Er moet toch iets tegenoverstaan? Heeft de minister in dit kader op een structurele manier contact met de AIVD? Bekijkt de politie dit in alle regio's van Nederland op een structurele manier, zodat er iets tegen dit soort bedreigingen kan worden gedaan? Wij moeten toch niet hebben dat elke week iemand anders een bedreiging ontvangt en dat telkens het advies is: onderduiken? Dit zijn de vragen die ik graag aan de vice-premier wil stellen. Dank u wel.

De voorzitter:

Het woord is aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Minister Remkes:

Voorzitter. In dit verband lijkt mij dat een betere aanduiding, als ik zo vrij mag zijn. Ik begin met te zeggen dat ik bij dit onderwerp lichtelijk gehandicapt ben. Ten aanzien van de circulaire over persoonsbeveiliging zijn collega Donner en ondergetekende namelijk gezamenlijk verantwoordelijk voor het nemen van een toepassingsbesluit. Verder berust de uitvoering van de persoonsbeveiliging primair bij de minister van Justitie.

De heer Dittrich stelde mij allereerst een andere vraag. Ik wil er geen enkel misverstand over laten bestaan dat binnen de grondwettelijke grenzen de vrijheid van meningsuiting het uitgangspunt is. Ook ik heb afgelopen zondag gekeken naar Buitenhof. Het dilemma dat werd verwoord door de burgemeester van Amsterdam, bestaat wat mij betreft niet. De vrijheid van meningsuiting dient in dit land te worden gerespecteerd en moet in volle vrijheid kunnen worden uitgeoefend. Ik kom daarmee in lijn met hetgeen de heer Dittrich mij vraagt. Als het zo zou zijn geweest – laat ik dat voorbeeld eraan toevoegen – dat mevrouw Hirsi Ali had besloten om haar mening afgelopen zondag in Paradiso uit te dragen, had de lokale driehoek die veiligheid ongetwijfeld zoveel mogelijk gegarandeerd; zo hoort het in onze samenleving ook te werken. Waarom was het kabinet zo stil? Afgelopen zaterdag heb ik daarover in de media nog iets gezegd, in deze zelfde lijn.

De tweede vraag van de heer Dittrich had betrekking op contacten met de AIVD en de politie. Deze contacten zijn er vanaf donderdag. In het licht van de verdeling van verantwoordelijkheden hebben mensen natuurlijk zelf altijd in enige mate een eigen verantwoordelijkheid. Bij bedreiging bestaat die bijvoorbeeld uit het doen van aangifte. Verder is er sprake van een verantwoordelijkheid van de werkgever, die in dit geval ook is genomen. Uiteindelijk heeft de overheid een zeer nadrukkelijk verantwoordelijkheid. De contacten waarnaar is gevraagd, zijn er dus allemaal. In dat verband heeft de lokale driehoek ook maatregelen genomen. Naast deze schets van de situatie kan ik nog melden dat ik op dit moment met collega Donner in gesprek ben over de circulaire en over de vraag of in het licht van de gegroeide situatie gedurende het afgelopen jaar – laat ik het zo maar formuleren – aanleiding bestaat om er nog eens goed naar te kijken. De nieuwe ontwikkelingen hebben ook gevolgen voor zaken als objectbeveiliging en persoonsbeveiliging, die erom vragen om nader doordacht te worden.

De heer Dittrich (D66):

Voorzitter. Allereerst bedank ik de vice-premier voor zijn beantwoording. Ik wil meteen met zijn laatste punt beginnen. Als een soort sluitstuk wordt nu naar voren gebracht dat vanwege de nieuwe ontwikkelingen, vanwege de grote reeks van bedreigingen, opnieuw naar de circulaire wordt gekeken. Dat klinkt enorm instrumenteel. Het gaat de D66-fractie er in ieder geval om dat als mensen in het openbaar debat hun mening uiten – juist op onderwerpen die gevoelig liggen en misschien op weerstand stuiten – zij dat vrij en onbevangen kunnen doen. De afgelopen tijd zijn herhaaldelijk dreigementen geuit, waarop werd gereageerd met het advies om onder te duiken en even de mond dicht te houden totdat het overwaait. In dat licht is een structurele aanpak vereist. Ik heb de vice-premier horen zeggen dat hij samen met de minister van Justitie, de heer Donner, hier verder over praat. Zij zullen onderling de taakverdeling bij persoonsbeveiliging en dergelijke nog eens tegen het licht houden. Dat is allemaal mooi en aardig, maar mij gaat het erom dat wij van de sfeer die nu in Nederland heerst, waarin je als je iets zegt dat weerstand oproept met de dood bedreigd kunt worden, af moeten.

Ik besef dat dit heel moeilijk is. Ik kan natuurlijk niet heel concreet aan minister Remkes vragen om te zorgen dat het meteen afgelopen is. Ik vind wel dat regering en Tweede Kamer hier echt een punt van moeten maken. Dit accepteren wij niet en kan zo niet doorgaan. Vandaar dat ik als ik hoor dat de circulaire nog eens tegen het licht wordt gehouden echt vind dat er goed naar gekeken moet worden. Ik hoorde de minister spreken over de regionale politie en de lokale driehoek in Amsterdam. Het moet echt landelijk geregeld worden. Alle regio's van de politie zouden één lijn moeten hebben. Ik hoor graag nog de gedachten van minister Remkes daarover.

Minister Remkes:

Over de mogelijkheid om vrij en onbevangen je mening te kunnen uiten ben ik het volslagen eens met de heer Dittrich. Ik kan de heer Dittrich aangeven dat de sfeer mij ook niet bevalt. Ik vind wat in een aantal situaties is gebeurd buitengewoon ernstig. Daarbij hoort de onderhavige situatie, zoals die is gegroeid. Het is precies de reden waarom collega Donner en ik er nog eens heel goed naar kijken. Zijn er nog structureel witte vlekken in ons systeem? Is de sluitende aanpak waarvoor de heer Dittrich pleit wel mogelijk? Met inachtneming van de regionale bevoegdheden vraagt dit vanzelfsprekend primair om een landelijke aanpak.

De heer Dittrich (D66):

Werken de regionale politiekorpsen samen met de AIVD, de vroeger BVD, om een structurele aanpak mogelijk te maken?

Minister Remkes:

Er zijn, ook in dit specifieke geval, contacten geweest tussen de AIVD en de regionale politie.

De heer Wolfsen (PvdA):

Voorzitter. De heer Dittrich zei al dat mevrouw Hirsi Ali lid is van het wetenschappelijk bureau van de Partij van de Arbeid. U mag daarom aannemen dat wij extra met haar meeleven. Wat is gebeurd is zeer, zeer ernstig, zeker omdat het een aantasting is van iemands grondrechten en vrijheid van meningsuiting.

Tegelijkertijd komen wij met een zekere schroom naar voren om aanvullende vragen te stellen. Wij zitten in een dilemma. Aan de ene kant moet er royale aandacht aan worden besteed. Aan de andere kant zei de heer Beuving, de voorzitter van de raad van hoofdcommissarissen, in het afgelopen weekend dat het juist verstandig is om er zo min mogelijk aandacht aan te besteden, omdat dit weer extra bedreigingen uitlokt. Graag vraag ik de regering wat bij dit soort kwesties de verstandigste lijn van handelen is.

Minister Remkes:

Voorzitter. Het dilemma tussen aan de ene kant spreken en optreden als dat nodig is en aan de andere kant iedere keer in het achterhoofd houden dat dit met een zekere terughoudendheid dient te gebeuren, om het aantrekken van nieuwe ellende te voorkomen, is er zeker. Van keer op keer moet daar op een heel verstandige wijze mee omgesprongen worden. Mijns inziens heeft de heer Beuving terecht de andere kant van de medaille laten zien.

Ook naar mijn opvatting vraagt de onderhavige situatie om uitspraken. Duidelijk moet worden gemaakt wat in onze samenleving wel kan en wat niet. Ik heb al aangegeven dat ik dat eens ben met de heer Dittrich. Wij mogen niet berusten in een sfeer waarin de vrijheid van meningsuiting ernstig in het gedrang komt.

Naar boven