Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 13 november 2002 over het sportbeleid.

De voorzitter:

Ik nodig mevrouw Verbeet uit voor het houden van haar maidenspeech bij de behandeling van dit belangrijke onderwerp. Het is mij een genoegen hierbij als voorzitter te mogen fungeren.

Mevrouw Verbeet (PvdA):

Voorzitter. Onlangs heeft de Kamer een algemeen overleg met staatssecretaris Ross-van Dorp over sport gehouden. In dit overleg is door de Partij van de Arbeid een lans gebroken voor sportverenigingen en vrijwilligers vanwege de grote bijdrage die zij leveren aan de kwaliteit van de samenleving. Sport en sportverenigingen zijn belangrijk voor de overdracht van normen en waarden. Zij leren kinderen en jonge mensen omgaan met winnen en verliezen en om respect voor de scheidsrechter en elkaar te hebben.

Sportverenigingen kampen echter met een groot tekort aan vrijwilligers, met name aan scheidsrechters voor wedstrijden van de jeugd. De PvdA meent dat het goed is dat de samenleving haar waardering voor het werk van verenigingen en vrijwilligers laat merken. In het AO heeft de Partij van de Arbeid een aantal voorstellen gedaan. Wij willen thans de Kamer graag een aantal moties voorleggen om de urgentie aan te geven van een extra impuls aan het vrijwilligerswerk.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat vrijwilligerswerk een onmisbare bijdrage levert aan de kwaliteit van de samenleving;

constaterende dat verenigingen kampen met een groot tekort aan vrijwilligers;

van oordeel dat de samenleving haar waardering voor mensen die vrijwilligerswerk verrichten, moet tonen;

verzoekt de regering, het mogelijk te maken dat afgestudeerden hun studieschuld kunnen aflossen door het verrichten van een duidelijk omschreven hoeveelheid vrijwilligerswerk, en de Kamer daarover uiterlijk bij de begroting van 2004 te rapporteren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Verbeet en Th.C. de Graaf. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 31(28600 XVI).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat sport en sportverenigingen een grote bijdrage leveren aan de kwaliteit van onze samenleving;

constaterende dat sportverenigingen kampen met een groot tekort aan vrijwilligers;

overwegende dat voor jongeren het verrichten van vrijwilligerswerk een zinvolle voorbereiding kan zijn op vervolgstudie en werk;

verzoekt de regering, te onderzoeken onder welke voorwaarden jongeren het recht kunnen krijgen op een jaar vrijwilligerswerk in de sport, een experiment mogelijk te maken en de Kamer daarover uiterlijk bij de begroting van 2004 te rapporteren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Verbeet, Wiersma en Th.C. de Graaf. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 32(28600 XVI).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het optreden als scheidsrechter een belangrijke bijdrage kan leveren aan de vorming van leerlingen en studenten;

overwegende dat sportverenigingen een groot tekort hebben aan scheidsrechters;

verzoekt de regering, te bevorderen dat leerlingen van het voortgezet onderwijs van 16 jaar en ouder en studenten van relevante opleidingen in het kader van hun opleiding de mogelijkheid wordt geboden, een scheidsrechtersdiploma te behalen en hen voor het verwerven daarvan en voor het fluiten van een nader te bepalen aantal wedstrijden studielasturen toe te kennen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Verbeet en Rijpstra. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 33(28600 XVI).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er onduidelijkheid bestaat over de voortzetting van de specifieke uitkering voor gemeenten, de zogenaamde vangnetregeling, voor het bevorderen van het zwemmen;

overwegende dat voor kinderen kunnen zwemmen van levensbelang is;

overwegende dat de huidige regeling slechts geldt voor 36 gemeenten;

verzoekt de regering, deze regeling vanaf 2004 structureel te maken en te laten gelden voor alle gemeenten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Verbeet, Th.C. de Graaf, Kant en Rosenmöller. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nummer 34 (28600 XVI).

Ik feliciteer u hartelijk met uw maidenspeech.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De heer Rijpstra (VVD):

Voorzitter. Vanaf deze plaats wil ik mevrouw Verbeet heel hartelijk feliciteren met haar maidenspeech. Zij begeeft zich in het illustere gezelschap van Joop Worrell, Mieke Sterk en Bert Middel, die allemaal sportwoordvoerder zijn geweest en ertoe hebben bijgedragen dat sport een prominente plaats op de politieke agenda heeft gekregen in de afgelopen jaren. Ik hoop dat zij die lijn voor haar fractie zal kunnen voortzetten.

Mensen met een handicap die willen sporten, moeten vaak een hogere drempel over om aan sport te doen: aangepaste accommodaties, aangepaste materialen en vaak ook de hulpmiddelen om te sporten. Er zouden ook meer mensen met een handicap aan sport moeten doen. De Wet voorzieningen gehandicapten kan hierin ondersteuning geven, maar dat gebeurt niet altijd. Daarom dien ik namens mevrouw Verbeet de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de verstrekking van sporthulpmiddelen aan mensen met een handicap niet landelijk wordt gefaciliteerd;

constaterende dat dit niet alleen sportrolstoelen, maar ook aangepaste prothesen voor beengeamputeerden betreft;

verzoekt de regering, in het convenant met de VNG over een landelijk basispakket voor de WVG de verstrekking van sporthulpmiddelen, inclusief voor beengeamputeerden, op te nemen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Rijpstra en Verbeet. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 35(28600 XVI).

De heer Rijpstra (VVD):

Ik vraag de staatssecretaris om speciale aandacht voor doven en slechthorenden. Het streven is erop gericht in 2010 alle televisieprogramma's ondertiteld te krijgen. Ik vraag de staatssecretaris om tijdens haar werkbezoeken, aan de NOS en misschien aan de commerciële omroepen, ervoor te pleiten, bijvoorbeeld ook bij voetbalwedstrijden ondertiteling mogelijk te maken. Bij de doelgroep doven en slechthorenden is daar heel veel vraag naar. Zij vinden het erg jammer om alleen de beelden te zien.

In het algemeen overleg hebben wij gesproken over het zicht op de sportinfrastructuur in Nederland, maar ook over de mist die er soms hangt. Wij hebben gesproken over de verschillende geldstromen naar de sportbonden en de koepelorganisaties. Om hierin nog een stapje verder te gaan, dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er momenteel een onderzoek gaande is naar de geldstromen in de sport;

verzoekt de regering, tevens in kaart te brengen welke taken en verantwoordelijkheden de onderscheiden sportkoepels in Nederland ten opzichte van elkaar, ten opzichte van de sportbonden en ten opzichte van de overheid hebben,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Rijpstra en Atsma. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 36(28600 XVI).

De heer Atsma (CDA):

Voorzitter. Ik sluit mij aan bij de felicitaties van de heer Rijpstra voor mevrouw Verbeet. Het verheugt mij buitengewoon dat wij opnieuw een sportwoordvoerder in de Kamer mogen verwelkomen die haar maidenspeech houdt over thema's die de sport raken. Ook dat onderstreept het belang van sport. Ik nodig alle andere fracties uit dit voorbeeld te volgen.

Namens mijn fractie dien ik twee moties in, naar aanleiding van het overleg dat wij anderhalve week geleden hebben gevoerd. De eerste motie, betreffende de wet- en regelgeving in de sport, luidt als volgt.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat sinds kort in Nederland sprake is van een subsidieregeling voor topsportevenementen en topsportaccommodaties;

overwegende dat aansprekende wedstrijden en toernooien een grote uitstraling hebben voor de top- en breedtesport in het algemeen en de betreffende takken van sport in het bijzonder;

stelt vast dat sportorganisaties als de UEFA en de FIFA, sportteams en individuele sporters regelmatig signalen afgeven dat er fiscale belemmeringen zijn voor de sportbeoefening in Nederland;

verzoekt de regering, samen met sport- en spelorganisaties te inventariseren wat de knelpunten zijn, en te komen met een plan van aanpak teneinde de knelpunten weg te nemen;

verzoekt de regering, de Kamer hierover binnen drie maanden te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Atsma, Rijpstra en Wiersma. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 37(28600 XVI).

De heer Atsma (CDA):

De tweede motie heeft direct te maken met een gedachtewisseling in het desbetreffende algemeen overleg over de sport. Wij hebben daar vooral gesproken over breedtesport en dopinggebruik. Wij waren blij met de uitkomsten van een diepgaand onderzoek, waaruit naar voren is gekomen dat het gebruik van dopinggeduide middelen in de breedtesport alleszins meevalt. Het had veel erger gekund. Tegelijkertijd hebben wij aandacht gevraagd voor een ander aspect van de dopingproblematiek. Daarover gaat de tweede motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het gebruik van dopinggeduide middelen in de sport voorkomen en bestreden moet worden;

stelt vast dat de mogelijkheden van genetische doping de komende jaren een belangrijk onderwerp van discussie zullen worden;

stelt vast dat aanpassing van het genetisch materiaal van de mens om tot een betere sportprestatie te kunnen komen, met kracht moet worden bestreden;

roept de regering op, samen met sportkoepels, bonden en andere betrokkenen de genetische doping als maatschappelijk vraagstuk op de agenda te plaatsen en te komen tot een gezamenlijk plan van aanpak,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Atsma, Wiersma en Rijpstra. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 38(28600 XVI).

Staatssecretaris Ross-van Dorp:

Voorzitter. Ook ik wil mevrouw Verbeet graag van harte gelukwensen met haar maidenspeech. Als het ons beiden gegeven is, zal ik graag de degens met haar blijven kruisen. Ik hoop dat wij samen tot zeer goede debatten zullen komen, waarbij wederzijdse inspanningen zullen leiden tot overeenstemming over de richting waarin wij gaan koersen. Ik feliciteer haar van harte.

Voorzitter. Ik wil meteen ingaan op de moties die door mevrouw Verbeet zijn ingediend. Wij hebben in het algemeen overleg dat wij hadden over sport, reeds gedebatteerd over de onderwerpen die hier aan de orde zijn en waarover de moties zijn ingediend. Daarbij is van mijn kant een aantal toezeggingen gedaan. Ik zie een aantal van de ingediende moties dan ook als een ondersteuning van de koers die ik heb gezegd te willen inslaan. De beleidskeuzes die ik zou willen maken, worden daardoor onderstreept.

Ik kan de drie moties van mevrouw Verbeet op de stuk nr. 31, 32 en 33 samen nemen. Deze drie moties horen bij elkaar. Zij gaan over vrijwilligerswerk in de sport en over het verrichten van scheidsrechtersactiviteiten door scholieren die daartoe worden geëquipeerd door het halen van diploma's. Ik vind de moties op zich sympathiek. Ik heb dat ook al in het overleg gezegd. Ik kan mij voorstellen dat er in het onderwijs meer ruimte komt om maatschappelijke activiteiten te stimuleren. Het zou echter jammer zijn als u de moties in stemming wilt laten brengen, voordat de minister van Onderwijs en ikzelf naar de Kamer zijn gekomen met de brief over de wijze waarop wij zelf denken de maatschappelijke stage uit te werken. Die brief zal de Kamer binnen een week of twee bereiken. Ik kan mij voorstellen dat de Kamer naar aanleiding van die brief behoefte zou hebben aan nader overleg met de minister van Onderwijs en mijzelf. Het zou daarom wenselijk kunnen zijn om de moties aan te houden tot na dat debat. Ik moet de moties zoals ze voorliggen dus ontraden, omdat wij nog bezig zijn met het maken van de brief en het voorbereiden van ons standpunt. Ik kan dus niet toezeggen dat datgene wat in de moties staat, ook de uitkomst zal zijn van ons beider overleg. Het aanhouden van de moties zou een mogelijkheid bieden om in het overleg nog op deze voorstellen terug te komen.

Mevrouw Verbeet heeft ook een motie ingediend op stuk nr. 34 over het zwemmen. Ik wil die motie graag ontraden. We willen evalueren hoe de vangnetregeling werkt, waarbij we ook willen kijken wat de beste werkwijze is. Het moment waarop we over verlenging zullen praten, komt pas in 2004. Dan kunnen wij ook kijken of toepassing in kleinere gemeenten tot aangepast beleid moet leiden. Ik ontraad de Kamer de aanvaarding van deze motie in verband met het feit dat het lopend beleid erop toeziet dat geëvalueerd zal worden. Wij willen daar graag onze conclusies uit trekken. Overigens ligt de verantwoordelijkheid voor de tijdelijke regeling zwemvangnetten bij het ministerie van OCW, maar ik ben wel bij de evaluatie betrokken.Ross-van Dorp

De heer Rijpstra verzoekt de regering in zijn motie nr. 35 om de verstrekking van sporthulpmiddelen in het convenant met de VNG over een landelijk basispakket voor de WVG op te nemen. Dat kan ik hem niet toezeggen. Ik kan hem wél toezeggen dat ik het aan de orde stel op het moment dat wij met de VNG over het landelijk basispakket spreken. Ik kan niet toezeggen dat ik dat gesprek in ga met het dwingend verzoek om dit meteen te regelen. Het ligt meer voor de hand om eerst het gesprek hierover aan te gaan.

De heer Rijpstra maakte voorts een opmerking over doven en slechthorenden. Daaruit volgde geen motie, maar ik wil er toch op reageren. Ik heb binnenkort een gesprek met onder andere de NOS en acht het zeker zinvol, de opmerking van de heer Rijpstra daar aan de orde te stellen en te kijken of het mogelijk is om ook de uitzending van sportwedstrijden op televisie te laten ondertitelen. Over dat gesprek kan ik de Kamer later berichten. Ik zal het in ieder geval met hen bespreken. Ook hier zeg ik niet dat het allemaal morgen al moet, maar ik vind het goed dat het onderwerp van gesprek is.

Over de motie op stuk nr. 36 ten aanzien van geldstromen in de sport hebben wij al het nodige gewisseld tijdens het algemeen overleg. Ik vat deze motie op als ondersteuning van beleid. Wij gaan ons bezighouden met een onderzoek naar geldstromen in de sport. De taakstelling die wij onszelf hebben opgelegd, is aangepast naar aanleiding van hetgeen in het algemeen overleg gewisseld is. Daar sluit deze motie mijns inziens uitstekend op aan.

De heer Atsma verzoekt de regering in zijn motie op stuk nr. 37 om fiscale belemmeringen te inventariseren en een plan van aanpak te maken. Ik zie deze motie als een ondersteuning van het beleid. Ik heb in het algemeen overleg reeds toegezegd dat ik hierover contact zal opnemen met mijn collega Van Eijck en dat wij zullen inventariseren hoe een en ander precies zit. Ik zeg de Kamer derhalve toe dat dit gebeurt.

De heer Atsma heeft voorts een motie ingediend over het gebruik van dopinggeduide middelden en genetische doping, waarin wordt gevraagd om tot een gezamenlijk plan van aanpak te komen met degenen die hier het nauwst bij betrokken zijn. Ook dat kan ik toezeggen. Wij willen dat heel graag ook op de internationale agenda een goede plek geven. Ik zie de motie op stuk nr. 38 dus ook als een ondersteuning van het beleid.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, aanstaande dinsdag over de ingediende moties te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

De vergadering wordt van 17.25 uur tot 19.00 uur geschorst.

Voorzitter: Weisglas

Naar boven