Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 7 november 2002 over de interne verzelfstandiging van de Rijksdienst voor de keuring van vee en vlees.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Ormel, die zijn maidenspeech zal houden.

De heer Ormel (CDA):

Voorzitter. De zorg voor voedselveiligheid, volksgezondheid, diergezondheid, dierenwelzijn en de georganiseerde dierziektebestrijding behoort tot de taken van de RVV. Als praktiserend dierenarts heb ik mij gedurende 20 jaar eveneens ingezet voor diergezondheid, dierenwelzijn en volksgezondheid. De vaak respectloze manier waarop onder Paars met boeren en met dieren – denkt u aan de massale ruimingen van gezonde dieren – is omgegaan, was voor mij een heel belangrijke drijfveer om mijn prachtige vak in te ruilen voor een onzeker bestaan als politicus.

De huidige minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij heeft in ieder geval in de korte tijd waarin hij minister is een belangrijke bijdrage geleverd aan herstel van respect voor en van boeren. Ik hoop van ganser harte dat hij na de verkiezingen zijn werk kan voortzetten.

De minister heeft tijdens het algemeen overleg over de RVV een overzicht van keuringstarieven uitgereikt. Navraag leert dat er in Nederland geen slachthuis te vinden is dat bijvoorbeeld € 2 per rund of 22 eurocent per schaap betaalt. De werkelijke tarieven liggen gemiddeld 350 tot 900% hoger dan de minister ons heeft medegedeeld. De CDA-fractie verzoekt de minister nog eens serieus te kijken naar de uitwerking van de RVV-tarievenstructuur voor de praktijk en is bezorgd dat een verzelfstandigde RVV door tariefstijgingen haar tekort zal afwentelen op de cliënten.

Wij hebben een blijvende behoefte aan overleg over de ontwikkeling van de RVV-tarieven en dienen daartoe de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de RVV (Rijksdienst voor Vee en Vlees) verzelfstandigt per 1 januari 2003;

constaterende dat de RVV dan deel gaat uitmaken van de Voedsel en Waren Autoriteit en beheersmatig onder het ministerie van VWS zal gaan vallen;

stelt vast dat wordt gestreefd naar kostendekkende tarieven, waarvan kan worden afgeweken voor zover niet strijdig met de EU-tariferingsrichtlijn, als het niet wenselijk is de kosten volledig in tarieven door te berekenen;

stelt vast dat de LNV-tarieven bij ministeriële regeling worden vastgesteld;

verzoekt de regering, voorafgaand aan de ministeriële regeling overleg te voeren met de Kamer,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Ormel, Van den Brink, Van Dijke, Van den Brand en Teeven.

Zij krijgt nr. 3(28474).

De heer Ormel (CDA):

Voorzitter. Wij zijn ook bezorgd over de paraatheid van de RVV bij een dierziekte-uitbraak. Zullen de commandolijnen van de verantwoordelijke minister naar zijn RVV-troepen bestand zijn tegen voortgaande bezuinigingen? Wij weten dit niet zo zeker en dienen daartoe de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de aansturingsrelatie tussen LNV en de VWA met betrekking tot dierziektebestrijding nog nader moet worden uitgewerkt;

stelt vast dat de minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij verantwoordelijk is voor de georganiseerde dierziektebestrijding;

verzoekt de regering om de mate van paraatheid voor een dierziekte-uitbraak van de veterinaire infrastructuur, bestaande uit RVV, het Centraal Instituut voor Dierziektecontrole Lelystad (CIDC-Lelystad), Gezondheidsdienst voor Dieren en zelfstandige, praktiserende dierenartsen, jaarlijks met behulp van een praktijkoefening te toetsen en de evaluatie van deze jaarlijkse oefening aan de Kamer te overleggen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Ormel, Van den Brink, Van den Brand en Van Heteren. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 4(28474).

De heer Ormel (CDA):

Voorzitter. Ik vind het een grote eer om mijn maidenspeech te mogen afsluiten met het motto van de Nederlandse dierenarts. Ik hoop dat dit motto ook voor de verzelfstandigde RVV zal gelden. Dat motto is: hominum animaliumque saluti, tot heil van mens en dier.

De voorzitter:

Ik feliciteer u van harte met uw maidenspeech. Ik heb u op werkbezoeken in het oosten van het land, waar wij beiden vandaan komen, al leren kennen als een zeer betrokken kamerlid. Ik hoop u nog vaak in deze zaal te mogen aanhoren en misschien zelfs met u in debat te gaan. Dat doe ik nu niet, want ik mag nu deze vergadering voorzitten. Het spijt mij ook, te moeten zeggen dat er verder geen sprekers meer zijn die u kunnen complimenteren met uw maidenspeech.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Minister Veerman:

Mijnheer de voorzitter. Ik complimenteer de geachte afgevaardigde Ormel met zijn maidenspeech. De betrokkenheid die hij hier aan de dag heeft gelegd, spreekt ons allen zeer aan. Ik ben ook van mening dat hij dit op een heel knappe wijze tot uitdrukking heeft gebracht in zowel woord als daad door het indienen van beide moties.

De eerste motie heeft betrekking op de tarieven. In principe is er geen aanleiding om de tariefprocedure te wijzigen. Het vorige kabinet heeft nog een beslissing genomen over het principe van de kostendekkendheid. Dat is in de wet- en regelgeving uitgewerkt; in de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren is dit opgenomen.

Ik denk ook niet dat de kostendekkendheid ter discussie staat, maar dat het gaat om de vraag in hoeverre de Kamer bij de beoordeling van de gerechtvaardigdheid van de kostendekkendheid betrokken kan zijn. Ik zou daarbij graag een onderscheid willen maken tussen enerzijds technische verhogingen van het tarief die voortvloeien uit cao-onderhandelingen en inflatie – dat zijn onontkoombare tariefsaanpassingen – en anderzijds de beleidsmatige wijzigingen in de tarieven die aan de orde zijn. Ik denk dat de motie met name op deze laatste soort tariefswijzigingen ziet. Ik wil als commentaar op de motie uitspreken dat ik graag bereid ben om het overleg met de Kamer te hebben waar in de motie om wordt gevraagd. Ik zal daarvoor als voertuig kiezen een brief waarin ik deze tariefsverhogingen aan de Kamer meedeel, waarna er overleg kan worden gevoerd met de Kamer omtrent het gerechtvaardigd zijn ervan.

Daarbij moet wel opgemerkt worden – dat is iets waar wij erg in moeten hebben – dat het traject dat wij dan met elkaar hebben, Kamer en regering, enige tijd vergt. Het betekent dat wij van onze kant al vroeg in het jaar, op basis van voorcalculatie van de ontwikkelingen in de bedrijfshuishouding van de RVV, tot een melding aan de Kamer zullen komen met betrekking tot voorgenomen tariefsstijgingen voor het volgend jaar, zodat de Kamer de gelegenheid heeft om daar haar opvattingen over te geven en zij dan ook feitelijk kunnen ingaan op 1 januari van het jaar daaraanvolgend. Zou dat niet het geval zijn, dan betekent het dat een eventueel tekort zou moeten worden gedragen door mijn departement, terwijl een overschot, wanneer de tarieven méér dan kostendekkend zijn, krachtens de regelingen automatisch toevalt aan het bedrijfsleven, hetgeen terecht is want er is dan eenvoudigweg te veel berekend. Wanneer dus, onverhoopt en niet gewild, de tarieven te hoog zouden zijn vastgesteld, kan achteraf de correctie van hetgeen te veel is betaald, worden teruggesluisd naar het bedrijfsleven. Het betekent dat het bedrijfsleven niet op voorhand bang hoeft te zijn dat er met te hoge tarieven gewerkt zou worden. Het omgekeerde is echter evenzeer te vermijden, namelijk dat het departement door een te lage tariefstelling voor de kosten zou opdraaien. Dat zou bij het bedrijfsleven geen commotie verwekken maar wel aan de kant waar ik verantwoordelijkheid draag. Ik zie deze evenwel motie als een ondersteuning van mijn beleid.

De opmerking die gemaakt is over de tarieven, is juist. Ik denk dat het heel lastig is om de tarieven in de Europese landen te vergelijken. Ik heb bij de aanbieding van de tabel in het algemeen overleg gezegd dat wij met enige voorzichtigheid die cijfers moeten bezien. De heer Ormel heeft er terecht de vinger bij gelegd dat niet enige maar véél voorzichtigheid noodzakelijk is in het hanteren van de tariefsgegevens. Ik zal mijn best doen om te kijken of wij nog tot nauwkeuriger cijfers kunnen komen die de vergelijking tussen de kosten van keuringen in ons land en andere landen wat scherper in beeld kunnen brengen. Ik kan geen termijn noemen waarop de Kamer die gegevens tegemoet kan zien, maar de Kamer kan ervan verzekerd zijn dat wij zullen trachten dit te doen.

Over de tweede motie, met betrekking tot "de paraatheid van de troepen" bij een dierziekte-uitbraak, merk ik het volgende op. In de regeling betreffende de verzelfstandiging van de RVV is opgenomen dat bij een dierziekte-uitbraak de capaciteit en de kennis van de RVV onverwijld ter beschikking staan van de minister van LNV. Daar zijn in de protocollen de nodige afspraken over gemaakt. Ik ben met de indiener van de motie van oordeel dat het buitengewoon belangrijk is dat wij de paraatheid van de troepen op peil houden. Ik wijs erop dat wij ruimte en geld hebben vrijgemaakt in 2003 om dit te doen. Ook in de opleiding van het personeel van de RVV wordt er veel aandacht aan besteed.

Ik denk dat het voor iedereen duidelijk is dat in geval van crisis de aansturing van de RVV geschiedt vanuit LNV. Daar is niet de minste twijfel over. Ik zie deze motie dan ook als een ondersteuning van mijn beleid en zelfs als een aansporing voor het goed vorm geven van de uitvoering. De uitbraken van dierziekten in de afgelopen jaren leren ons dat het van eminent belang is dat er een zeer alert en capabel crisismanagement is. Een uitvoerende dienst als de RVV vervult daarbij een sleutelrol. Ik wil deze motie dan ook – ik meen dat het niet een goede parlementaire term is – omarmen. In ieder geval classificeer ik haar als een ondersteuning van mijn beleid.

De voorzitter:

Wij begrijpen in ieder geval wat u bedoelt met omarmen.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, volgende week te stemmen over de ingediende moties.

Daartoe wordt besloten.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven