Vragen van het lid Schreijer-Pierik aan de minister van Economische Zaken over de voorgenomen sluiting van het bedrijf Wärtsilä bij Zwolle.

Mevrouw Schreijer-Pierik (CDA):

Mevrouw de voorzitter. Met zorg heeft de CDA-fractie kennisgenomen van de voorgenomen sluiting, hopelijk de voorgenomen sluiting, van de Zwolse dieselmotorenfabriek Wärtsilä. Dit betekent het ontslag van 860 werknemers, maar in de gehele regio van 2000 tot 3000 mensen. Die sluiting zal ook haar weerslag hebben op de werkgelegenheid bij andere bedrijven, zoals ik zojuist aangaf. Daarom heb ik de volgende vragen.

1.Wanneer heeft de minister kennisgenomen van het voornemen tot sluiting van de vestiging van Wärtsilä in Zwolle? Heeft het ministerie contacten met het bedrijf over deze kwestie? Zo ja, sinds wanneer en wat is de strekking van deze contacten?

2. Vindt de minister dat de noodzaak van sluiting van de Zwolse vestiging economisch voldoende is gemotiveerd door het moederbedrijf?

3. Is de minister bereid te laten nagaan of de berichten juist zijn dat de Italiaanse overheid de vestiging van Wärtsilä in Triëst in Italië in strijd met de Europese regels zou hebben bevoordeeld door het maken van afspraken over behoud van de werkgelegenheid met het Finse moederbedrijf?

4. Hoeveel overheidsmiddelen zijn ten behoeve van de Zwolse vestiging geïnvesteerd in verbetering van de infrastructuur, de overslagcapaciteit van de Katwolderhaven en het uitbreiden van de transportmogelijkheden via water en viaduct? Het zijn gigantische investeringen. Zijn er subsidies verleend aan het bedrijf? Zo ja, welke en onder welke voorwaarden zijn dan deze subsidies verstrekt?

5. Welke pogingen heeft de minister ondernomen en gaat zij ondernemen om de gang van zaken rond de voorgenomen sluiting te onderzoeken en werkgelegenheid voor Zwolle en geheel Oost-Nederland te behouden?

Minister Jorritsma-Lebbink:

Mevrouw de voorzitter. Vorige week donderdag begon het gerucht rond te gaan dat Wärtsilä het voornemen zou hebben om de fabriek in Zwolle te sluiten. Wij hebben toen onmiddellijk contact opgenomen met het bedrijf. Op dat moment kon men ons niet vertellen dat dit ook feitelijk zo was. Op dat moment meende men in Zwolle nog dat het mogelijk zover zou komen, maar dat dit nog even zou duren en het was ook nog niet zeker. Vrijdagochtend bleek plotseling dat er wel degelijk sprake was van een voorgenomen sluiting en werd het bericht officieel bekendgemaakt. Toen is er weer contact geweest; eerst met de Nederlandse directie die zelf ook buitengewoon verbaasd was over het voornemen van de concerndirectie. Daarna is er ook contact geweest met de concerndirectie, die als motivering geeft dat er 30% overcapaciteit is op deze scheeps- en krachtmotorenmarkt en dat zij daardoor het aantal productielocaties in Europa moet terugbrengen. Dit hebben wij dus allemaal vrijdag gehoord. De vakbonden zijn gisteren op bezoek geweest bij ambtenaren op mijn ministerie en hebben ook hun zorg uitgesproken. Ik heb tot nu toe wel heel veel vragen, maar nog lang niet alle antwoorden.

Ik heb dan ook besloten, de concerndirectie te vragen, zich bij mij te vervoegen om dit onderwerp nader te bespreken. Dit is niet helemaal voor niets, want wij hebben als rijksoverheid technologische ontwikkelingskredieten (TOK's) verleend, die nog lang niet allemaal afgelost zijn. Ik moet op dit moment het antwoord schuldig blijven op de vraag hoeveel geld er in de verbetering van infrastructuur specifiek voor Wärtsilä is gestoken. Ik vermoed dat het vooral gemeentelijke en provinciale gelden zijn geweest. Ik dank mevrouw Schreijer voor het stellen van die vraag, want nu zal ik de informatie zeker opvragen omdat ik vind dat deze in het gesprek aan de orde moet komen.

Voorzover ik in verband met subsidies heb kunnen nagaan, zijn dus die TOK's verleend. Op dit moment staat er 43 mln gulden uit. Er is 17 mln gulden kwijtgescholden in het recente verleden, wat overigens te maken had met een krediet dat in 1983 aan Stork Werkspoor is verleend. Dit is gewoon volgens de hiervoor geldende regels kwijtgescholden, namelijk omdat op dit moment geen omzet meer wordt gemaakt met het product waarvoor dit krediet is verstrekt.

In de contracten die voor de nog bestaande kredieten gelden, staat dat er toestemming aan de minister moet worden gevraagd als de productie verdwijnt. In het verleden stond erin dat het krediet dan teruggeëist kon worden, maar dit bleek een papieren regel te zijn geworden omdat dit in het kader van Europa in het geheel niet meer mag. Wij mogen geen productie koppelen aan het Nederlandse grondgebied. Het is echter wel bizar dat het bedrijf nu toestemming aan mij moet vragen. Ik was niet plan, deze toestemming te geven, maar ik weet niet wat de consequentie zal zijn. In ieder geval hebben wij hiermee wel een titel om verder iets te doen. Mij is tot nu toe gebleken dat het in de praktijk moeilijk is, dit soort kredieten op zo'n moment opeisbaar te maken. Ik ga dit natuurlijk wel aan de orde stellen bij de directie.

Wat ons is verteld, is dat men in Italië flexibeler kan opereren. Ik weet niet wat dit is. Het roept dan ook meer vragen bij mij op dan het een antwoord geeft. Ik wil graag weten wat men hieronder verstaat en of er in Italië andere voorwaarden gelden dan in Nederland. Het is mogelijk dat de Italiaanse wetgeving anders is dan de onze. Ik weet echter niet of het iets met wetgeving te maken heeft. In elk geval wil ik een poging wagen om na te gaan waarom men wil sluiten en of de directie ertoe over te halen is om dit niet te doen. Ik ben ervan overtuigd dat onze algemene randvoorwaarden goed zijn. Wij hebben een goed vestigingsklimaat en in algemene zin kunnen wij bepaald concurreren met andere plekken.

Het gaat om een buitengewoon moderne, nieuwe fabriek, waarin veel geïnvesteerd is. Omdat men verwachtte dat deze het komende jaar voor het eerst in de zwarte cijfers zou komen, ben ik er erg verbaasd over dat men het voornemen uitspreekt, zo'n moderne fabriek te sluiten. Ik ben dus van plan, op korte termijn dat gesprek te voeren en te bezien wat wij kunnen doen.

Mevrouw Schreijer-Pierik (CDA):

Ik ben blij met uw antwoorden. Het is duidelijk dat u niets hebt geweten toen u bij Wärtsilä op bezoek was. Dit werd in twijfel getrokken.

Minister Jorritsma-Lebbink:

Sterker nog, ik heb de indruk dat ook de directie van Wärtsilä Nederland er op dat moment geen idee van had dat het zover zou komen.

Mevrouw Schreijer-Pierik (CDA):

Maar ik spreek u nu aan als minister van Economische Zaken, die toch vaak heel goed in de gaten heeft wat er in het land leeft, zeker als het gaat om de werkgelegenheid. U geeft duidelijk aan dat u aan het werk gaat en dat wij schriftelijk antwoord op de vragen krijgen. Ik vraag u ook in gesprek te gaan met de ondernemingsraad. Daar kan men namelijk goede signalen opvangen en vernemen hoe het hele verhaal luidt. Voorzitter. Wij wachten de brief af.

De voorzitter:

Ik zie vier collega's staan die aanvullende vragen willen stellen. Ik zal ze alle vier daartoe heel kort de gelegenheid geven, maar vraag ze wel in gedachten te houden dat op verzoek van mevrouw Schreijer is afgesproken dat de Kamer een nadere brief over de bevindingen van de minister krijgt. Het kan nu dus hooguit gaan om toevoegingen.

De heer Hindriks (PvdA):

Voorzitter. Ik ben blij dat de minister bereid is om, voorzover contractueel overeengekomen, toestemming te weigeren. Ik roep haar op dat ook te doen. Wij zijn zeer verontrust vanwege de gang van zaken in de Nederlandse maakindustrie in het algemeen en in het bijzonder in het onderhavige geval. Misschien kan de minister in haar antwoorden in de brief zeggen hoe het met deze industrie staat, wat er aan de hand is en welk beleid zij denkt te voeren. Worden we straks een land waar alleen nog fiscale trapezewerkers geld kunnen verdienen? Of is de maakindustrie en ook dit bedrijf zo belangrijk dat wij ons voor het behoud ervan willen inspannen? Naar aanleiding van de opmerking van de minister wil ik nadere informatie over de kostprijs. Hoe zit het daarmee? Is het waar dat je met de motoren die geproduceerd worden, nu winst kunt maken en dat er dus sprake is van een winstgevend bedrijf? Wat zijn in dat geval de overwegingen? Blijkbaar wordt in Italië een relatie gelegd met de commerciële belangen van Wärtsilä. Denk maar aan een aantal werven daar en de productie in dat land. Hoe zit dat in Nederland? Hebben wij vergelijkbare mogelijkheden? Kortom, hoe wordt het spel in Europa eigenlijk gespeeld? Graag wil ik van de minister horen hoe zij er op Europees niveau voor denkt te kunnen zorgen dat de Nederlandse bedrijven een eerlijke kans krijgen.

De heer Van Dijke (ChristenUnie):

Met de minister ben ik verbaasd dat het tot deze berichtgeving heeft kunnen komen. Daarnaast ben ik verontwaardigd. Ik vraag mij af of de minister, gelet op de gang van zaken, mijn verontwaardiging kan delen.

De tijd waarin de minister kennis draagt van wat er met het bedrijf gebeurt, is kort. Heeft zij zich al een beeld gevormd van haar mogelijkheden om in deze crisis te interveniëren?

De heer De Wit (SP):

Voorzitter. Drie weken geleden spraken wij in het mondelinge vragenuur over KPN. Wat mij toen opviel was dat het kabinet onmiddellijk een werkgroep instelde. Die werkgroep ging als het ware boven op de zaak zitten en zij hield nauwgezet in de gaten wat de gevolgen zouden zijn voor de werkgelegenheid. Er was zelfs sprake van een een-op-eengesprek bij het helpen van mensen in het geval ontslagen het gevolg zouden zijn. Is dit ook bij het dreigende ontslag bij Wärtsilä aan de orde?

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Voorzitter. Ik kan mij voorstellen dat als op donderdag, als je om informatie vraagt, de zaak wordt gesust en op vrijdag van alles aan de hand is, je als minister nog eens een pittig gesprek aangaat met de vertegenwoordigers van het bedrijf. Ik heb een vraag over de subsidievoorwaarden en over de subsidies die in de loop der jaren aan het bedrijf zijn verstrekt. Wij zijn niet tegen subsidies, maar wel voor goede subsidievoorwaarden. Ook willen wij weten wat er met subsidies gebeurt en wat zij betekenen voor de werkgelegenheid en het voortbestaan van het bedrijf in de regio.

Voor Oost-Nederland en dit bedrijf dreigt, wat de werkgelegenheid betreft, een zeer dramatische situatie te ontstaan. Hopelijk komt het niet zo ver. Het gaat mij echter om de uitstraling die de kwestie voor de rest van Oost-Nederland kan hebben. Ik vraag de minister hierop in haar brief nauwkeurig in te gaan, want dan kunnen wij daarop eventueel inspelen, zoals de heer De Wit aangaf. Ik hoop evenwel dat dat niet nodig is.

Minister Jorritsma-Lebbink:

Voorzitter. De beantwoording van een aantal vragen wil ik graag schriftelijk doen. Ik denk hierbij aan de opmerkingen over onder andere de kostprijs. Ik meen dat wij daarover in het overleg meer duidelijkheid moeten krijgen. Ik vind overigens wel dat van een modern bedrijf gevraagd mag worden op een fatsoenlijke manier met de eigen werknemers te communiceren. Ik heb het gevoel dat dat niet altijd optimaal is gebeurd. Dat is zeer te betreuren. Het is heel raar dat er voor mensen nog steeds onduidelijkheden zijn. Dat is een onderwerp waarover ik in het gesprek dat ik hoop te voeren, opmerkingen zal maken. Daarvan kan men uitgaan. Ik pleeg nogal duidelijk te zijn.

De heer De Wit herinnerde aan het instellen van een werkgroep in verband met de gang van zaken bij KPN. Ik weet niet of het bij Wärtsilä tot sluiting komt. Voorzover mijn informatie strekt, speelt die mogelijkheid over een jaar. Ik vind zeker dat wat wij KPN hebben aangeboden, wij hier ook moeten aanbieden. Het zou bizar zijn wel iets te doen bij een oud staatsbedrijf en niet bij een normaal ander bedrijf. Dit geldt vooral omdat bij dit bedrijf de werkgelegenheidsconsequenties zeer groot zijn. Het gaat niet alleen om Wärtsilä zelf, maar ook om de toeleveranciers. Ik heb al even contact gehad met de collega van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Hij is eveneens graag bereid hier de formule te hanteren die wij ook bij KPN hebben toegepast. Ik hoop dat het nog niet nodig zal blijken te zijn, al was het maar omdat ik de indruk heb dat het een heel moderne fabriek is. Het moet wel duidelijk zijn dat ik er niet over ga. Als men het bedrijf toch wil sluiten, kan ik dat niet tegenhouden. Dat is het lastige ervan. Ik heb geen instrumenten om dat te verbieden. Ik kan natuurlijk wel melden wat de consequenties daarvan kunnen zijn.

Dergelijke steun mag niet en moet aangepakt worden. Als ik er ook maar iets van ruik, zal ik dat graag melden bij de Europese Commissie, want dan is er sprake van valse concurrentie. Dat betekent dat men ongeoorloofd staatssteun verleent. Wat wij niet mogen verlenen, mag in elk geval ook een Italiaan niet verlenen. Laten wij het daarover eens zijn. Ook dit bedrijf hoort een eerlijke kans te krijgen.

In de richting van de heer Van Dijke zeg ik nog dat ik niet geheel tevreden was, to put it mildly, over de manier waarop het tot mij is gekomen.

Kortom, ik denk dat er alle reden is om dat gesprek aan te gaan. Natuurlijk zal ik daarin een poging doen om de concerndirectie ervan te overtuigen dat Nederland een prima plek is en dat het heel verstandig is om hier te blijven. Ik kan u niet garanderen dat de uitkomst van dat gesprek altijd positief zal zijn. Uiteindelijk beslist de concerndirectie van Wärtsilä, maar dan moet men ook goed weten wat de consequenties van dat besluit zijn.

Naar boven