Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2000-2001 | nr. 49, pagina 3720-3725 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2000-2001 | nr. 49, pagina 3720-3725 |
Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 7 februari 2001 over het rapport "Asielzoekers crimineler?".
De heer Wijn (CDA):
Voorzitter! Wij bespraken vorige week het Groningse rapport "Asielzoekers crimineler?". De vraag of asielzoekers crimineler zijn dan de gemiddelde Nederlander kan op basis van dit rapport niet worden beantwoord. Die vraag is ook niet relevant. De inhoud van het rapport is echter wel verontrustend. De criminaliteit waarvan sprake is, is te fors. Asielzoekers komen hier om bescherming te krijgen. Wij bieden die bescherming ook op basis van solidariteit en gastvrijheid. Daar staat tegenover dat wij van een asielzoeker mogen verwachten dat hij of zij zich fatsoenlijk gedraagt. Dat is een kwestie van rechten en plichten. Crimineel gedrag is misbruik maken van die gastvrijheid. Iemand wekt daar niet de schijn mee dat hij hier voor bescherming is gekomen. We moeten crimineel gedrag binnen het kader van onze internationale verplichtingen keihard aanpakken.
Het CDA vroeg in april 1999 reeds om een voor Nederland representatief, wetenschappelijk verantwoord onderzoek. De vraag is niet in hoeverre asielzoekers crimineler zijn dan Nederlanders. De aard en de omvang van de overlast en de criminaliteit, veroorzaakt door asielzoekers die in procedure zijn, moeten onderzocht worden.
De voorzitter:
Ik neem aan dat u dit debat heeft aangevraagd om een motie in te dienen. Ik herinner u eraan dat dit binnen twee minuten moet gebeuren.
De heer Wijn (CDA):
Destijds werd het CDA door geen enkele andere partij gesteund. Nu is er meer steun. Ik hoop dat ook de PvdA-fractie haar steun wil geven. Wij voorspellen dat, als een dergelijk onderzoek opnieuw wordt afgewezen, aan het draagvlak voor opvang van asielzoekers geen goed wordt gedaan. Dat zou het CDA spijten. Hetzelfde geldt voor VluchtelingenWerk Nederland. De discussie zal namelijk blijven terugkomen.
De voorzitter:
Ik zou nu echt die motie indienen, als ik u was.
De heer Wijn (CDA):
Voorzitter! Het zou stigmatiserend zijn, als deze groep asielzoekers niet mag worden onderzocht.
De voorzitter:
Wilt u nu dat ik zeg dat u al over de twee minuten spreektijd heen bent en de motie niet meer in kunt dienen? Ik heb nu drie keer gezegd dat u binnen twee minuten de motie in moet dienen.
De heer Wijn (CDA):
Excuses, voorzitter!
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de gang van zaken rond het Groningse rapport "Asielzoekers crimineler?" het draagvlak voor de opvang van asielzoekers schade heeft toegebracht;
overwegende dat een wetenschappelijk onderzoek naar aard en omvang van de criminaliteit onder asielzoekers kan bijdragen aan het vergroten van het draagvlak, het bestrijden van vooroordelen en het voeren van gericht beleid;
verzoekt de regering, een dergelijk onderzoek te laten verrichten,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Wijn en Van der Staaij. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 560 (19637).
De heer Kamp (VVD):
Voorzitter! In de provincie Groningen is de politie gaan tellen. Hoeveel aanhoudingen zijn er in een jaar tijd? Bij hoeveel aanhoudingen is er sprake van asielzoekers die als adres een opvangcentrum opgeven? Hoeveel asielzoekers zijn er in totaliteit? De conclusie was dat een op de twintig asielzoekers in Groningen in een jaar tijd is aangehouden op verdenking van een misdrijf. Sommigen van de aangehouden asielzoekers werden meerdere malen in een jaar aangehouden. Een asielzoeker werd zelfs acht keer aangehouden en ging iedere keer weer terug naar het centrum. Er was ook iemand die in enkele jaren tijd 25 keer werd aangehouden en iedere keer weer terugging naar het centrum. Volgens de toelichting van de burgemeester van Groningen was er ook iemand die een gevangenisstraf kreeg van een jaar en vervolgens doorging met zijn asielprocedure.
Het verschil tussen Groningen en de rest van het land is dat men in Groningen heeft geteld. De VVD-fractie wil weten hoe het elders in het land zit. Daarvoor is onderzoek nodig. Dit onderzoek had overigens inmiddels ruimschoots afgerond kunnen zijn. Wij zullen de motie van de heren Wijn en Van der Staaij dan ook steunen, omdat wij met het dictum kunnen instemmen.
Uit het overleg dat vorige week is gevoerd, concludeert de VVD-fractie dat niet consequent en niet adequaat op crimineel gedrag van asielzoekers wordt gereageerd. In het overleg met de staatssecretaris heb ik aangegeven hoe het volgens de VVD-fractie wel zou moeten en daar heeft zij weer niet positief op gereageerd. Dat heeft mij ertoe gebracht om onze lijn vast te leggen in de volgende uitspraak die ik aan de Kamer voorleg.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat volgens het rapport "Asielzoekers crimineler?" in een jaar tijd een op de twintig asielzoekers in de Groningse opvangcentra één of meermalen is aangehouden op verdenking van het plegen van één of meer misdrijven;
verzoekt de regering, er zorg voor te dragen:
- dat de strafrechtelijke vervolging van criminele asielzoekers in Groningen en elders in het land met voorrang en op de kortst mogelijke termijn wordt afgewikkeld;
- dat hun asielaanvragen eveneens met voorrang en op de kortst mogelijke termijn worden afgehandeld;
- dat in de opvang passende maatregelen worden genomen;
- dat zij direct na afwijzing het land worden uitgezet,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Kamp. Naar mij blijkt wordt zij voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 561 (19637).
De heer Middel (PvdA):
Mevrouw de voorzitter! Wij weten dat ons asielbeleid boordevol dilemma's en paradoxen zit, maar daar hebben wij mee leren leven. Wat er nog bij komt, is dat er nogal wat bureaucratie betrokken is bij de uitvoering van dat beleid: IND, COA en Vreemdelingendienst. Wij hebben als Kamer vorig jaar bepaald dat het hoog tijd wordt om tot maatwerk te komen bij de vestiging van asielzoekerscentra, vooral vanwege het maatschappelijke draagvlak ter plaatse. Dat was medio oktober en de regering heeft toen gezegd dat dit beleid zou worden uitgevoerd. Tot op heden heeft het Centraal orgaan opvang asielzoekers nog niets gehoord van de regering en blijft het beleid in de verschillende plaatsen waar sprake is van de vestiging van AZC's dat de ondergrens 400 tot 450 mensen is in plaats van 200.
Dat kan dus niet. Als wij iets afspreken en de regering zegt toe dat het gebeurt, dan moet het ook gebeuren. Een van de weinige signalen uit het Groninger politierapport waar wij iets mee kunnen doen, is dat er in grotere centra meer aanleiding is tot geweldpleging en afwijkend gedrag dan in kleinere centra. Daarom dien ik de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat Kamer en kabinet geruime tijd geleden overeenkwamen om ter wille van het maatschappelijk draagvlak ter plaatse bij de vestiging van asielzoekerscentra de nadruk te leggen op maatwerk, hetgeen onder meer betekende dat in het vervolg een ondergrens van 200 personen gehanteerd gaat worden;
overwegende dat de leefomstandigheden binnen kleinere asielzoekerscentra minder aanleiding geven tot afwijkend gedrag dan die in de grotere;
overwegende dat het MiddelCentraal Orgaan Opvang Asielzoekers als uitvoerder van het rijksbeleid terzake tot op heden blijkbaar geen instructies van het kabinet met betrekking tot deze beleidswijziging heeft ontvangen;
verzoekt de regering, op de kortst mogelijke termijn de met de Kamer gemaakte afspraken inzake maatwerk bij de vestiging van asielzoekerscentra metterdaad uit te voeren en de Kamer over de resultaten daarvan binnen drie maanden te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Middel. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 562 (19637).
De heer Rouvoet (RPF/GPV):
Mevrouw de voorzitter! De fracties van RPF en GPV hebben zich er vorige week geen voorstander van betoond om op basis van een ondeugdelijk rapport in Groningen tot een grootschalig landelijk onderzoek over te gaan. Dat is niet omdat het onderwerp taboe zou zijn. Het is geen allergische reactie omdat het over asielzoekers gaat, maar omdat de vraagstelling of asielzoekers crimineler zijn dan anderen alleen al voor een wetenschappelijk onderzoek een onzinnige, om niet te zeggen, onzindelijke vraagstelling is. Wij beschikken al over de nodige informatie, zoals de staatssecretaris heeft aangegeven. Daar komt bij dat uit onderzoek blijkt dat er geen wijzigingen in het asielbeleid kunnen plaatsvinden. Ook in het strafrecht ligt niet de eerst aangewezen reactie.
Criminaliteit onder asielzoekers komt voor, zoals het ook elders voorkomt, en verdient stevige bestrijding. Wij hebben daar geen misverstand over laten bestaan. In dat verband wachten wij met spanning op de notitie die de staatssecretaris heeft toegezegd, waarin ook de vraag wat het voor effect kan hebben op de procedure aan de orde komt. Ondertussen moet de energie wat ons betreft niet gestoken worden in het genereren van meer cijfers, maar in een daadwerkelijke aanpak van de oorzaken van ongewenst en crimineel gedrag, het tegengaan van de leegloop en het werken aan kleinere AZC's. Daarom komt de motie die de heer Middel zojuist heeft ingediend ons zeer sympathiek voor.
Mevrouw Halsema (GroenLinks):
Voorzitter! Afsluitend kunnen wij zeggen, dat de hype die is ontstaan naar aanleiding van het Groningse rapport veel kwaad heeft gedaan en geen aanwijzingen heeft opgeleverd dat er iets aan de hand is. Wij steunen de lijn van de staatssecretaris, net als wij dat in het debat hebben gedaan. Voor ons kan enkel het kwaadspreken nooit aanleiding zijn voor een grootschalig landelijk onderzoek.
Als er sociale problemen zijn onder asielzoekers of er sprake is van afwijkend gedrag en eventueel criminaliteit, dan moet er naast de bestraffing van de criminaliteit aandacht zijn voor de oorzaken. De staatssecretaris gaf aan dat daarvoor geen onderzoek nodig is. Die oorzaken kennen we: gebrek aan privacy, massale centra, duur van de procedure en armoedige leefomstandigheden. Daar moet wat aan gedaan worden. Dan doe je namelijk werkelijk iets aan het probleem. De staatssecretaris gaf ook aan dat dit haaks staat op verdere versobering van de opvang. Ik wil daarbij zeggen, dat het mij is opgevallen dat diegenen die naar aanleiding van het Groningse rapport het hardst roepen om harde maatregelen, ook diegenen zijn die altijd pleiten voor versobering van de opvang. Dat lijkt mij haaks op elkaar te staan. Hier moeten politieke keuzes worden gemaakt. Mijn vraag aan de staatssecretaris is, wanneer zij de opvang zal gaan herijken. Zij heeft dat in de tweede termijn van het debat aangekondigd. Wat zal dit impliceren? Ik vraag dit ook in het licht van de uitspraak van premier Kok van vrijdag jl. dat wij geleidelijk aan in een noodsituatie terechtkomen wat de opvang betreft. Dat pleit, denk ik, voor extra structurele investeringen.
Staatssecretaris Kalsbeek:
Voorzitter! Ik ben het eens met veel van wat de heer Wijn zei, zoals dat crimineel gedrag niet kan en dat dit natuurlijk ook geldt als het crimineel gedrag betreft van asielzoekers. Ik heb in het algemeen overleg al uiteengezet, dat de hoofdlijn steeds moet zijn dat wij zowel strafrechtelijk als vreemdelingrechtelijk adequaat reageren als er strafbaar gedrag voorkomt bij asielzoekers.
Ik heb er in het algemeen overleg uitgebreid verslag van gedaan dat een hernieuwde check heeft bevestigd wat wij al wisten, namelijk dat er is geen sprake is van een situatie die in kwantitatieve of in kwalitatieve zin verontrustend is. Dat heeft mij gebracht tot de conclusie dat ik geen behoefte heb aan wetenschappelijk onderzoek in dezen. De heer Wijn heeft bij zijn pleidooi voor zo'n onderzoek gewezen op het draagvlak. Ik denk dat voor het draagvlak het allerbelangrijkste is dat alle burgers in dit land, autochtoon of allochtoon, zien dat strafbaar gedrag van een adequate reactie wordt voorzien. Ik zou daarop alle aandacht willen richten. Ik heb daarvoor in concreto een aantal voorstellen gedaan. Er liep al een procedure en op een aantal punten zullen verdere aanscherping en uitwerking plaatsvinden. Ik moet de motie dus ontraden.
De heer Wijn (CDA):
Voorzitter! Over het ondersteunen van het draagvlak verschillen de staatssecretaris en ik echt fundamenteel van mening. Vooroordelen kunnen volgens mij alleen met feiten worden bestreden en niet met sussende woorden.
Er zijn in het rapport ook beleidsaanbevelingen gedaan die door de staatssecretaris geheim gehouden zijn. Die zijn namelijk zwart gemaakt. Daarin schuilt ook een deel van de relevantie van het onderzoek. Er zijn beleidsaanbevelingen gedaan met betrekking tot de grootte van centra, de politiesterkte, het bepalen van aard en omvang van de criminaliteit, het vaststellen van de profielen daarvan en het vaststellen van de manier waarop die criminaliteit kan worden voorkomen. Als de staatssecretaris die aanbevelingen geheim houdt en vervolgens uit dit onderzoek blijkt, dat de politie wel degelijk punten voor verbetering ziet en dat er echt wat aan de hand is, waarom wil de staatssecretaris dan niet alleen al om die reden zo'n onderzoek doen?
Staatssecretaris Kalsbeek:
Ik zou het jammer vinden als er een misverstand zou ontstaan over die beleidsaanbevelingen. Dat zwart maken is geen kwestie van geheim willen houden. Op basis van de Wet openbaarheid van bestuur ben ik gehouden juist die passages eruit te laten. Ik begrijp dat dit onbevredigend is, maar daaraan kan ik niets toe- of afdoen.
Ik neem aan dat u speculeert over wat er in die beleidsaanbevelingen staat. Ik weet in ieder geval wel dat de burgemeester van Groningen, de korpsbeheerder onder wiens verantwoordelijkheid het rapport tot stand is gekomen, zelf heeft gezegd: wij hebben in het rapport geen aanleiding gezien om ons beleid te wijzigen. Dat verbaast in zekere zin niet, want het beeld dat daaruit naar voren komt, is ook in andere regio's bekend. Men heeft op basis van dat beeld passende maatregelen genomen. Zoals gezegd, zijn er kwantitatief noch kwalitatief aanwijzingen, dat er sprake is van een problematiek die wij alleen al daarom wetenschappelijk zouden moeten onderzoeken.
De heer Wijn (CDA):
Voorzitter! Hoe kan de staatssecretaris dit nu zeggen? Uit het rapport blijkt bijvoorbeeld, dat mensen die meerdere malen in aanraking komen met de politie en recidiverend zijn op het terrein van overtredingen en misdrijven, toch nog in de asielprocedure zitten. Zegt de staatssecretaris dan nu, dat de politie uit dat rapport blijkbaar niet de conclusie heeft getrokken dat er iets aan gedaan moet worden en dat niet in de beleidsaanbevelingen stond dat het niet langer mogelijk zou moeten zijn dat criminele asielzoekers in de AZC's terugkeren?
Staatssecretaris Kalsbeek:
Neen, de politie heeft er natuurlijk wel consequenties uit getrokken, maar er volgens de korpsbeheerder – die citeerde ik ook – geen aanleiding in gezien voor meer of een andersoortige inzet.
Ik moet eerlijk zeggen dat ik het met het grootste deel van de motie van de heer Kamp zonder meer eens ben. Hij begon zijn inbreng met de opmerking dat hij in het algemeen overleg heeft geconstateerd dat hij en ik van mening verschilden en dat hij daarom met deze motie komt waarin de Kamer om een uitspraak over die meningsverschillen wordt gevraagd. Het is waar dat wij in het algemeen overleg op een enkel punt inderdaad van mening verschilden, maar niet op de punten die hij in zijn motie heeft opgenomen. Ik ben ervoor om als asielzoekers strafbare feiten plegen die zo snel mogelijk strafrechtelijk af te doen, ik ben het ermee eens dat daaraan dan ook zo snel mogelijk de vreemdelingrechtelijke consequenties moeten worden verbonden opdat degene die strafbaar gedrag heeft vertoond, daarvoor veroordeeld is en dus geen status zal krijgen ook zo snel mogelijk het land kan verlaten.
Wel kan er voor mij een nogal omfloerste formulering zitten in het type opvang waarop hij duidt. In het algemeen overleg hebben wij daar ook over gesproken. Hij suggereerde toen om degenen die strafbare feiten hebben gepleegd te concentreren in een of twee opvangcentra. Ik heb daarvan toen gezegd dat mij dat niet wenselijk leek vanwege de beheersmatige problemen die dat met zich zou brengen. Als asielzoekers in centra moeilijkheden veroorzaken, hebben wij nu sanctiemogelijkheden, zoals de AMOG-regeling. Ik weet dus niet precies wat de heer Kamp hiermee bedoelt. Bedoelt hij iets anders dan er staat, hoor ik dat graag, maar als hij bedoelt wat ik eruit begrijp en weergeef, heb ik geen enkel bezwaar tegen deze motie.
De heer Wijn (CDA):
Zegt de staatssecretaris nu dat deze motie van de VVD haar beleid ondersteunt en dat zij daarom overbodig is en eigenlijk een fopspeen is?
Staatssecretaris Kalsbeek:
Dat hebt u mij niet horen zeggen, maar de heer Kamp begon met de opmerking dat hij en ik in het algemeen overleg van mening verschilden. Inderdaad was dat op een aantal punten het geval, maar niet op de punten die in deze motie staan. Daarom heb ik ook gezegd dat ik het best met deze motie eens kan zijn. Het enige waarover ik wat onzeker ben is de passage over in de opvang passende maatregelen. Die zijn er nu. Als hij iets anders bedoelt, hoor ik het graag, anders heb ik geen enkele probleem met die motie.
De heer Wijn (CDA):
Vindt u de motie dus eigelijk overbodig!
Staatssecretaris Kalsbeek:
Dat is volgens mij niet aan mij ter beoordeling, maar aan de Kamer!
Voorzitter! Ik kom op de motie van de heer Middel over de kleinere opvangcentra. Die motie zie ik als een ondersteuning van mijn beleid. Ik ben het uiteraard met de vorige staatssecretaris eens – er is nu eenmaal eenheid van de Kroon, ook in de tijd – dat die kleinere centra er moeten komen. Wel teken is er nog bij aan dat wij thans bij het COA met een capaciteitsprobleem zitten. Het COA is meer dan 100% overbezet! Wij kunnen het ons op dit moment niet permitteren om grotere centra te sluiten en te vervangen door kleinere. Dat zal dus een proces van geleidelijkheid moeten zijn, maar er wordt nu wel voluit aan gewerkt. Ik kan mij herinneren dat de heer Middel in het algemeen overleg de indruk uitsprak dat het COA hieraan niet loyaal en voluit zou meewerken, maar dat is geenszins mijn beeld. Men wil het graag, maar door de capaciteitsproblemen zal dat toch enige tijd vragen.
De heer Middel (PvdA):
De Kamer heeft er verleden jaar tweemaal over gesproken. In oktober heeft zij met uitzondering van de VVD-fractie uitgesproken dat die kleinere centra er zouden moeten komen. De toenmalige staatssecretaris heeft dat toen toegezegd, maar is het deze staatssecretaris bekend dat er sindsdien in de richting van het COA niets is gedaan? Ik ben dat nagegaan en mij is gebleken dat er niets gebeurd is en dat de mensen van de COA – die overigens nog steeds in de modder staan in de discussies over draagvlak – nog steeds moeten uitgaan van 400. Dat kan toch niet?
Staatssecretaris Kalsbeek:
Het is mogelijk dat dit beeld bij u is ontstaan omdat er contacten zijn met gemeenten over tijdelijke centra van 400 of zelfs nog meer. Die contacten zijn natuurlijk niet allemaal afgebroken. Gemeenten vinden dat soms natuurlijk wel lastig, want die zullen ongetwijfeld denken dat het wel meegenomen is als zij er maar 200 zouden hoeven te plaatsen in plaats van 400 of misschien nog meer. Dus dat proces is er wel, maar dat is toch echt wat anders dan het idee dat de COA op de één of andere manier niet zou willen meewerken aan het beleid om kleinere asielzoekerscentra te creëren. In maart wil ik daarover rapporteren, dus misschien kunnen wij er dan nader over spreken. Ik concludeer dat de motie van de heer Middel een ondersteuning van mijn beleid is.
De heer Rouvoet heeft zelf geen motie ingediend, maar hij heeft de motie van de heer Middel medeondertekend. Mevrouw Halsema wees erop dat wij in het algemeen overleg gesproken hebben over de oorzaken die zouden kunnen leiden tot bepaalde vormen van strafbaar gedrag. Die oorzaken zijn zo ongeveer wel bekend. Wij kunnen erover filosoferen hoe die oorzaken weggenomen kunnen worden. In het algemeen overleg heb ik uitgelegd dat hier allerlei consequenties aan verbonden zijn, waarvan de eerlijkheid gebiedt te zeggen dat wij die vaak niet voor onze rekening willen nemen. Er is nu een soort evenwicht, waarmee wij het voorlopig moeten doen. Mevrouw Halsema meende dat ik gezegd heb dat er een ijkpunt zou moeten zijn. Ik heb niet gedoeld op een datum. Ik vind wel dat er sprake is van een proces, waarin wij voortdurend alert moeten zijn. Zijn er ontwikkelingen gaande, die ons ertoe nopen om het beleid bij te stellen in verband met criminaliteit, leefbaarheid enz.? Maar ik heb daarbij geen datum in mijn hoofd.
Mevrouw Halsema (GroenLinks):
Dat had ik ook wel begrepen. Maar dat ijkpunt dient zich vanzelf aan, gelet op de woorden van de premier van afgelopen vrijdag. Hij zei namelijk dat er een noodsituatie dreigt in de opvang, omdat die nu al meer dan een jaar voor meer dan 100% bezet is. Als wij constateren dat overvolle opvang en langdurige procedures wel eens de oorzaken zouden kunnen zijn van afwijkend gedrag en eventueel van criminaliteit, dient dat ijkpunt zich aan met de uitspraken van de premier. En dan vraag ik wanneer u gaat herijken.
Staatssecretaris Kalsbeek:
Ik meen dat de opvatting van de premier verschilt van uw opvatting. Hij heeft primair gesproken over een kwantitatief probleem. Natuurlijk besef ik ook wel dat overvolle centra tevens invloed hebben op de kwaliteit van de opvang, maar ik heb begrepen dat de premier alleen sprak over de kwantitatieve overbezetting van de asielzoekerscentra. Daar moet natuurlijk iets aan gedaan worden en daar wordt ook heel veel aan gedaan op het ogenblik. Maar dit aspect is iets anders dan het kwalitatieve aspect. De kwaliteit heeft niet alleen te maken met de grootte van de asielzoekerscentra, maar bijvoorbeeld ook met de mate waarin wij mensen toestaan om te werken en met de financiële toelage die zij krijgen. Ik vind dat dus twee verschillende aspecten. Kortom, ik heb geen datum in mijn hoofd, maar ik ben wel voortdurend alert op de ontwikkelingen op dit vlak.
Mevrouw Halsema (GroenLinks):
Ik heb nog een andere vraag. Er ontstond een interessante situatie, doordat de staatssecretaris de motie van de heer Kamp als ondersteuning van haar beleid definieerde. Zoals zij de motie uitlegde, kon ik er zelfs mee leven. Ik dacht dat ik wellicht zelfs eens voor een motie van de heer Kamp kon stemmen. Maar ik vraag mij af of de heer Kamp de uitleg van de staatssecretaris overneemt. Immers, de uitleg van de indiener van de motie is altijd geldend.
De heer Kamp (VVD):
Het is misschien goed om uit te leggen hoe de VVD-fractie tegen het onderdeel "opvang" van de motie aankijkt. Wij willen hiermee twee dingen bereiken. In de eerste plaats willen wij een onderscheid maken tussen degenen die zich normaal gedragen en degenen die zich abnormaal gedragen, zodat de eerste groep niet hoeft te lijden onder het gedrag van de tweede groep. In de tweede plaats willen wij bereiken dat de inzet van politie en bewaking geconcentreerd kan worden op de minderheid van de asielzoekers, waarbij dat nodig is. Ik heb vorige week tijdens het overleg mijn gedachten gegeven over de vorm waarin dit gegoten kan worden. Hier bestaan mogelijk andere gedachten over, dus wij moeten eens bekijken welke vorm het beste is.
Staatssecretaris Kalsbeek:
Ik wil toch een wedervraag aan de heer Kamp stellen. Hij geeft nu een interpretatie die ik niet deel. Hij vraagt om "in de opvang passende maatregelen", maar er zijn al passende maatregelen. Wellicht heeft de heer Kamp een geheime agenda met passende maatregelen die hij zou wensen, maar daar kan ik niet op reageren, omdat ik die agenda niet ken. Er zijn nu passende maatregelen, dus ik zie de motie als een ondersteuning. Wat de concentratie van de inzet van politie op bepaalde opvangcentra betreft, lijkt hij erop te doelen alle mensen die strafbaar gedrag hebben vertoond, in één of twee opvangcentra te plaatsen. Dat bepleit ik dus niet. Ik denk dat daar meer nadelen dan voordelen aan verbonden zijn, met name beheersmatige nadelen. KalsbeekOverigens hebben wij al een aantal middelen om de medebewoners van een AZC niet te belasten. Ik denk dat de heer Kamp daarover wat meer duidelijkheid moet geven. Anders kan ik daarover geen goed oordeel geven.
De heer Kamp (VVD):
De staatssecretaris en ik kennen elkaar nog niet zo goed. Als dat wel het geval is, zou zij weten, dat ik nooit geheime agenda's heb. Ik zeg wat ik meen. De fractie van de VVD maakt zich zorgen over de criminaliteit die blijkbaar voorkomt in Groningen onder asielzoekers. Wij zijn bang dat die zich elders in het land in dezelfde mate voordoet. Wij menen dat er adequaat op gereageerd moet worden. In de motie hebben wij aangegeven hoe dat vorm moet krijgen. Als het gaat over aparte opvang en speciale maatregelen in de opvang, heb ik aan willen geven welke oogmerken wij daarbij hebben. Tijdens het AO heb ik aangegeven welke vorm dat moet krijgen. Wij kunnen ons voorstellen dat over die vorm andere gedachten heersen. Wij willen er graag verder over spreken.
Staatssecretaris Kalsbeek:
Met deze ruimte zie ik de motie als een ondersteuning van mijn beleid.
De heer Wijn (CDA):
Wat wil de heer Kamp concreet veranderen? Als hij geen goed antwoord geeft, is het een fopspeenmotie.
De heer Kamp (VVD):
Als het gaat over het beleid ten opzichte van asielzoekers die zich crimineel gedragen, wil ik een viertal punten bereiken. Een ervan betreft passende maatregelen in de opvang. Ik heb tot twee keer gezegd hoe wij dat zien. Ik zou het voor de derde keer kunnen zeggen, maar dat zou een belediging aan uw adres zijn.
Mevrouw Halsema (GroenLinks):
Vormen die passende maatregelen al beleid? Of wil de VVD andere maatregelen?
De heer Kamp (VVD):
Ook mevrouw Halsema en ik kennen elkaar blijkbaar nog niet zo goed. Het heeft geen zin om een motie in te dienen over dingen die al beleid zijn. Als wij in een rapport uit Groningen lezen dat iemand 25 keer in een paar jaar wordt aangehouden en iedere keer weer vrolijk het adres van hetzelfde asielzoekerscentrum opgeeft, dan concludeert de fractie van de VVD dat het kennelijk niet zo is dat op de kortst mogelijke termijn de strafrechtelijke procedure voor die mijnheer is afgehandeld. Kennelijk wordt ook de asielprocedure niet op de kortst mogelijke termijn afgehandeld. Vandaar dat wij met een motie komen waarin wij zeggen dat dit in het vervolg wel moet gebeuren. Als het gaat over de opvang, kan ik het voor de derde keer uitleggen. Dat draagt echter niets positiefs aan de discussie bij.
Staatssecretaris Kalsbeek:
Ik kan het eens zijn met de heer Kamp, als het gaat over het strafrechtelijk zo snel mogelijk afdoen. Iemand die hier niet mag blijven moet het land verlaten. Dat wil niet zeggen dat het altijd zo gaat. Er zullen heus wel eens dingen mislopen. In het kader van de VRIS-rapportage zijn er nog verbeteringen mogelijk bij de aansluiting van de keten, politie en vreemdelingendienst. De intentie die wij gemeen hebben, kan dat dichterbij halen. Ik heb geen problemen met deze motie.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Op een later tijdstip zal over de ingediende moties worden gestemd.
Van de vijf woordvoerders hadden er zich maar twee ingeschreven. Er komt een dag dat het niet meer gaat. Als het een week van tevoren bekend is, wordt er tot dinsdagmiddag ingeschreven en daarna niet meer.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20002001-3720-3725.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.