Vragen van het lid Noorman-den Uyl aan de minister voor het Grote Steden- en Integratiebeleid over het verzorgen van inburgeringscursussen door de TNT-groep (post).

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

Mevrouw de voorzitter! De Partij van de Arbeid stelt eisen aan de kwaliteit van inburgeren van nieuwkomers. Het combineren van taal leren en werken kan nieuwe kansen bieden, dat is zeker, maar dan moeten er wel kwaliteitseisen gesteld worden.

De TNT-postgroep zegt in de krant dat men met 48 uur taalles het inburgeren kan verzorgen, terwijl dat volgens de WIN gemiddeld 600 uren moeten zijn. Hoezeer ik ook de inspanningen van het bedrijfsleven waardeer als het zich medeverantwoordelijk voelt voor het bieden van werkgelegenheid alsook voor taalonderwijs, zo kan het natuurlijk niet!

Ik wil graag opheldering van de minister over de volgende vragen. Is het een serieuze zaak? Gaat het echt om de uitvoering van de WIN of alleen maar over het bijscholen van oudkomers? Dat laatste is ook een goede zaak maar dan heeft het een andere invalshoek. Als derden taalprogramma's gaan uitvoeren welke waarborgen zijn er dat kwaliteit geleverd wordt en dat de maatschappelijke oriëntatie wordt ingevuld?

Zullen de gemeenten rechtstreeks – buiten de ROC's om – gaan contracteren? Daarover zal de minister toch eerst even met de Kamer moeten overleggen. Wanneer denkt de minister ons daarover te informeren? Ik ga ervan uit dat ook de minister wil dat inburgeren kwalitatief goed en effectief gebeurt.

Minister Van Boxtel:

Voorzitter! Volgens mij overkomt het bewindslieden niet vaak dat zij naar het vragenuurtje in de Kamer mogen komen om echt goed nieuws te vertellen en dat wilde ik vandaag toch maar doen.

Zoals mevrouw Noorman en ook andere woordvoerders op dit onderwerp weten, hebben wij op 2 oktober een uitgebreid debat gehad over de inburgering. Begin januari is dat vervolgd. Ik heb u toen deelgenoot gemaakt van de inzet van het kabinet om alle wegen te bewandelen om zoveel mogelijk mensen in een kwalitatief goed en effectief inburgeringsprogramma te brengen. Op 2 oktober heb ik gezegd, dat mij daarbij onder andere duale trajecten voor ogen staan: leren en werken.

Er is op dit moment sprake van een geweldige spanning op de arbeidsmarkt. Iedereen schreeuwt om mensen. Ik zie in de praktijk echter te vaak gebeuren dat allerlei mensen die moeten inburgeren, weggekaapt worden door de arbeidsmarkt, daar soms slechts tijdelijk een baantje hebben en dan weer op straat staan. Zij hebben dan én geen inburgering gehad én zij hebben geen baan!

Collega Vermeend en ik hebben inmiddels 15 deelcontracten gesloten met grote ondernemingen over interculturalisatie van het personeelsbeleid en over meer mensen uit minderheden aan het werk helpen. De TNT-postgroep heeft zich bij ons gemeld. Die wil dolgraag een steentje bijdragen. Daar schreeuwt men ook om mensen en wil men graag nieuwkomers in house een inburgeringsprogramma aanbieden. Wij meenden dat wij wel gek waren als wij die handschoen niet zouden oppakken. Wij hebben gezegd, laten wij erover praten en kijken of wij een convenant kunnen afsluiten. Zoals u weet zijn er ook al twee andere proefprojecten: een met ORBIS en een met ITTA. De Kamer is daarover geïnformeerd. Met ITTA gaat het om een pilotproject duale trajecten en bij ORBIS om het vinden van stage- en werkervaringsplaatsen in relatie tot inburgering.

Nu gaat het om een nieuwe variant. De eerste vraag was, of het serieus is. Het antwoord daarop is "ja". Collega Vermeend en ik hebben inmiddels een convenant met de TNT-groep (post) ondertekend.

De tweede vraag was of het over de WIN gaat. Het antwoord daarop is: ja, het gaat ook over de WIN.

De derde vraag betreft de waarborgen en dat is natuurlijk een cruciale vraag. Wij hebben gezegd dat het in house inburgeringsprogramma's mogen zijn als zij voldoen aan de kwaliteitseisen van de WIN. Met andere woorden: NT 2 en maatschappij- en beroepenoriëntatie zijn cruciale elementen in het hele pakket van inburgering. Verder zal het niet verbazen, dat je bij beroepenoriëntatie met de TNT-groep kunt gaan modelleren, omdat in dit geval de inspanningen gekoppeld zijn aan het verkrijgen van een baan. Over de uitwerking van het convenant zal overleg gevoerd moeten worden tussen TNT, de betrokken gemeenten en de ROC's. TNT wil dit project op zes locaties starten. De betrokken partijen zullen gezamenlijk en op grond van het convenant nader moeten uitwerken op welke manier de doelstellingen van de WIN met het programma dat door de TNT-groep inhouse gegeven zal worden, kunnen worden gerealiseerd.

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

Voorzitter! Maar diezelfde groep zegt in de krant ervaring te hebben met het zestien weken lang drie uur per week taalonderwijs geven. Op die manier denkt men de WIN te kunnen uitvoeren. Ik mag de minister eraan herinneren, dat voor taalonderwijs gemiddeld 600 uur staat en dat die in een half jaar gegeven moeten worden. Daarom vraag ik of deze randvoorwaarde en die van de maatschappelijke oriëntatie onderdeel zijn van de overeenkomst die de minister wil gaan sluiten, opdat deze criteria worden gehandhaafd.

Minister Van Boxtel:

Voorzitter! Net als mevrouw Noorman lees ik heel vaak de krant. De uitspraak waaraan zij refereert zegt mij niets. Ik kan die ook niet in verband brengen met het convenant dat we gesloten hebben en waarmee de intentie van onze plannen wordt weergegeven. Mijn antwoord is dan ook kort en bondig: ja, de WIN moet gewoon uitgevoerd worden. Wat die 600 uur betreft: dat is een gemiddelde en dat aantal wordt verdeeld over de categorieën taal, beroepen- en maatschappijoriëntatie. Ik meen dat er bij de uitwerking van de plannen in het overleg tussen de gemeente, het ROC en de TNT-groep ruimte moet zijn om een nadere modellering af te spreken. Echter, daarbij moet de kwaliteit gehandhaafd worden en met name de arbeidsoriëntatie aandacht hebben. Ik juich het zeer toe, dat een grote ondernemer nu interesse heeft getoond. Er hebben zich inmiddels meerdere grote bedrijven bij ons gemeld, bijvoorbeeld een van de grote uitzendorganisaties. Al die bedrijven hebben gezegd: gelet op de behoefte aan arbeidskrachten en gelet op uw politiek breed gedragen wens om mensen goed in te burgeren, is niets mooier dan dat te doen met een combinatie van leren en werken. Vanmiddag hebben collega Vermeend en ik overleg met de Stichting van de arbeid. In dat overleg wil ik het ook hebben over het verdere verloop van deze duale aanpak. Ik hoop dat de betrokken mensen met deze aanpak gediend zijn, dus dat zij en de taal leren spreken en perspectief hebben op een baan, want daar gaat het om.

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

Mevrouw de voorzitter! Er is niets mis met het inschakelen van het bedrijfsleven. Het is zelfs prachtig dat dit gebeurt. Waarom het gaat is, dat er daadwerkelijk zodanige inburgerings- en scholingsprogramma's zijn, dat de betrokkenen kunnen voldoen aan de randvoorwaarden. Daarom vraag ik de minister per omgaande de convenanten die hij in dit verband heeft gesloten de Kamer toe te zenden, zodat zij daarover met hem van gedachten kan wisselen. Als het namelijk iets is wat wij van de afgelopen jaren geleerd moeten hebben, dan is het wel dat de kwaliteit van de inburgering aanzienlijk verbeterd moet worden. Die verbetering begint met het afsluiten van goede overeenkomsten met het bedrijfsleven.

Minister Van Boxtel:

Voorzitter! Mevrouw Noorman weet als geen ander hoe ik mij inspan. De heer Vermeend heeft wel eens over een koppijndossier gesproken. Welnu, voor mij was dat het dossier van de inburgering. Nu is echter een aspirientje gevonden. Ik ben ontzettend blij, dat het bedrijfsleven ook zijn nek wil uitsteken en wil proberen deze programma's van de grond te trekken. Wij hebben het bedrijfsleven bikkelhard nodig. Het gaat echter om het eindresultaat. Dat moet goed zijn. Bij de beoordeling daarvan moeten we echter niet op het uur nauwkeurig sturen, want dat doen wij bij het reguliere traject op grond van de WIN ook niet. De ene inburgeraar is nu eenmaal sneller klaar dan de andere. Er is dan ook sprake van maatwerk. Mevrouw Noorman wordt echter op haar wenken bediend: ik zal haar zo spoedig mogelijk het convenant toesturen. Ik neem aan dat zij, als zij over een paar weken weer een rapportage over de inburgering krijgt, in het debat dat daarover dan gevoerd zal worden dit element aan de orde kan stellen.

Mevrouw Verburg (CDA):

Voorzitter! Ik vind dat nu voor de inburgering door TNT een voortreffelijke stap is gezet. De drie hierbij betrokken bewindspersonen wil ik met deze ontwikkeling feliciteren. Ik hoop dat het project voortgang vindt. Thans heb ik nog drie vragen aan de minister. Betekent dit dat andere bedrijven ook een convenant voor de inburgering kunnen sluiten? Kan de minister enigszins aangegeven hoeveel bedrijven dit soort voortreffelijke initiatieven zullen nemen?

De minister zal toezien op een succesvolle afronding van de inburgering. Wie heeft hiervoor de eindverantwoordelijkheid? Hebben de bedrijven die en zijn die aanspreekbaar op het resultaat? Of hebben de gemeenten de eindverantwoordelijkheid?

Stel dat andere bedrijven deze inburgering ook willen verzorgen, maar dat zij zeggen zelf een docent te hebben die op de een of andere manier de nodige lessen kan geven. Behoort het inschakelen van die docenten ook tot de mogelijkheden?

Minister Van Boxtel:

Voorzitter! Ik heb al gezegd dat dit het vijftiende deelconvenant is dat collega Vermeend en ik gesloten hebben met een aantal grote ondernemingen. Ons beider ambitie is om die groep onmiddellijk groter te maken. Een week of twee terug hebben wij weer met die bedrijven om de tafel gezeten. Toen hebben zich spontaan een paar gegadigden gemeld om ook iets in de zin van het convenant met TPG te doen. Zij vinden noch bij Sociale Zaken noch bij mij een gesloten deur en wij zullen dus verder met hen in gesprek treden.

De vraag van mevrouw Verburg wie verantwoordelijk is voor de kwaliteit en of er een garantie gegeven kan worden dat de opleiding succesvol afgerond zal worden, is een heel legitieme vraag. Ik heb al gezegd dat de convenanten terzake onder de Wet inburgering nieuwkomers vallen. Het kabinet is verantwoordelijk voor de kwaliteit van de WIN. In de nadere uitwerking van de programma's zal de verantwoordelijkheidsverdeling tussen TPG, gemeenten en ROC's helder moeten worden.

De vraag of bedrijven die zelf mensen hebben die een opleiding kunnen verzorgen, deze ook kunnen inzetten, betreft de uitwerking van een en ander. Er moet flexibel maatwerk geleverd kunnen worden. Als bedrijven die mensen hebben en zij volgens de ROC's ook goede kwaliteit leveren, dan moet dat binnen de kaders van de WIN. Vijftien jaar geleden hebben bijna alle grote bedrijven hun bedrijfsscholen opgedoekt, maar nu komen die weer terug. Sommige bedrijven hadden nog zo'n bedrijfsschool en die doen eigenlijk al wat TPG nu wat meer gericht onder de WIN wil gaan doen. Als de rijksoverheid haar verantwoordelijkheid neemt voor de kwaliteit van de wet en gemeenten, ROC's en bedrijven gezamenlijk uitvoering willen geven aan dit soort opleidingen, dan komen wij heel dicht bij de doelstellingen die wij met elkaar willen bereiken.

Naar boven