Aan de orde is de behandeling van:

het verslag van een algemeen overleg over het kunstvakonderwijs (25802, nr. 24).

De beraadslaging wordt geopend.

De heer Nicolaï (VVD):

Voorzitter! De discussie die de Kamer met de staatssecretaris voert over de bezuinigingen op het kunstvakonderwijs is een slepende. De motie die nu wordt ingediend, is de vierde in een reeks om de staatssecretaris op dit punt in de goede richting te krijgen. In het laatste algemeen overleg dat wij hierover hadden, constateerde een ruime meerderheid in de Kamer dat de sector van het kunstvakonderwijs moeite heeft met het rond krijgen van de exploitatie van de instellingen. Wij vonden het geen goed idee als de staatssecretaris zijn eigen beleidsinitiatieven zou financieren uit het budget dat voor die instellingen bestemd was. Bovendien kunnen die instellingen zelf ook wel uitmaken wat goed is.

In het algemeen overleg kwam de staatssecretaris met nieuwe financiële gegevens. Daarom hebben wij toen niet de stap genomen om een motie in te dienen. Onze vrees dat wij die informatie toen opeens kregen omdat de motie voorkomen moest worden, hebben wij min of meer bevestigd gezien in de stukken die wij ondertussen hebben gekregen. Wij zijn daardoor onvoldoende overtuigd en willen nu alsnog een motie indienen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat de bezuinigingen op het kunstonderwijs de exploitatieproblemen in die sector vergroten;

overwegende, dat het afzonderen van gelden binnen het reguliere exploitatiebudget van de hogescholen de financiële beleidsruimte van het kunstonderwijs verder verkleint;

van oordeel, dat de hogescholen voldoende financiële armslag dienen te hebben om de herstructureringsplannen te realiseren en de exploitatie van het kunstonderwijs sluitend te maken;

verzoekt de regering de middelen, in totaal ƒ 5 mln., voor de maatregelen onder de noemer van kwaliteit genoemd in hoofdstuk 1.0 van de nota "Meer zicht op kwaliteit", te weten "beurzen voor studeren in het buitenland", "subsidie voor ECHO", de "Kees van Dongenprijs" en "webstrijden", niet af te zonderen binnen het bestaande budget en niet ten koste te laten gaan van het reguliere exploitatiebudget voor het kunstonderwijs,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Nicolaï, Belinfante, Lambrechts en Visser-van Doorn. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 26 (25802).

Staatssecretaris Van der Ploeg:

Voorzitter! De Kamer kent mijn mening. Ik heb geen behoefte aan deze motie. Ik zie dat er een ruimte Kamermeerderheid is voorzien. Ik vind het een zeer onverstandige motie. Bij de behandeling van de rijksbegroting 2001 is niet gesproken over een mogelijk amendement dat hiervoor wordt gesuggereerd. Er komt nu na de rijksbegroting een motie, terwijl een amendement tijdens de rijksbegroting 2001 het instrument daarvoor was geweest.

Ik heb in mijn brief van 25 september jl. en ook in de brief daarna aangegeven dat de financiële taakstelling die ik heb geërfd bij mijn aantreden, grotendeels is weggenomen. De argumentatie in de motie is dat de bezuinigingen op het kunstonderwijs de exploitatieproblemen in deze sector vergroten. Die overweging klopt niet, zoals ik heb aangegeven in mijn brief. Eigenlijk wordt de suggestie gedaan dat misschien niet precies duidelijk is welke gelden voor het kunstonderwijs beschikbaar komen. Ik heb geprobeerd dat aan te geven: 25,5 mln. min een niet-generieke verdeling niet-EU-studenten van 3 mln. is 22,5 mln. Uit de middelen die beschikbaar komen, is het volstrekt mogelijk om 5 mln. voor kwaliteitsimpulsen te financieren. De motie zegt in feite dat er, omdat er bezuinigd wordt op de sector, 5 mln. bij de kwaliteitsimpulsen weggehaald moet worden om bezuinigingen te schrappen. Op zichzelf is het pleidooi van de heer Nicolaï om kwaliteitsimpulsen te schrappen heel interessant, maar het is voor mij ook onverwacht. Feitelijk is dat echter onjuist. Ik weet dus niet precies wat ik met deze motie aan moet. Als zij aangenomen wordt, zal ik haar wel bestuderen en ook bespreken in het kabinet. Vanwege de overweging is mij evenwel niet precies duidelijk hoe men tot die motie is gekomen. Dat is dus een inhoudelijk probleem. Wij hebben diverse malen gesproken over de nota's Zicht op kwaliteit en Meer zicht op kwaliteit. Daar horen de kwaliteitsimpulsen bij. Verder is het de vraag of je, als je de kwaliteitsimpulsen wilt schrappen, dat doet om het algemene budget voor het kunstvakonderwijs direct te vergroten of om een bezuiniging te schrappen. Het laatste is niet juist.

Ik kan mij voorstellen dat er hier en daar wat onduidelijkheid bestaat over het financiële kader voor het kunstvakonderwijs. Dat heeft te maken met het feit dat de bekostiging in de eerste plaats gerelateerd is aan de prestaties die hogescholen leveren. Anders dan in de cultuursector is bij het kunstvakonderwijs geen sprake van aanbodfinanciering. Dat heeft te maken met het in stand houden van een functie met meerjarige financiële helderheden en zekerheden. Hogescholen ontvangen in Nederland een vraaggestuurd budget, waarbij conform de afspraken met minister Hermans over het HOOP 2000 flexibiliteit voor studenten een belangrijk gegeven is. Verder bepaalt elke school zelf de inzet van middelen over de opleidingen, ongeacht het verdeelmodel van de overheid. Dat betekent overigens vaak dat een kunstopleiding meer geld krijgt dan op basis van het verdeelmodel de uitkomst zou zijn. Daarom is het volgens mij niet mogelijk om in dit kader nog preciezer te zijn over het financiële perspectief voor kunstinstellingen dan ik al ben geweest. De conclusie die uit de motie volgt, kan ik niet delen. Ik ontraad dan ook de aanvaarding ervan.

De heer Nicolaï (VVD):

Voorzitter! De staatssecretaris maakt het ingewikkeld en vervolgens zegt hij dat hij het zo ingewikkeld vindt. Daarom wil ik het nog een keer als volgt vragen. Misschien krijg ik hier dan nog een duidelijk antwoord op. De staatssecretaris heeft voor 5 mln. eigen beleidsinitiatieven staan. De Kamer vraagt hem nu om die 5 mln. niet te betalen uit de middelen die voor de reguliere exploitatie van de instellingen bestemd zijn. Ik hoor hier alsnog graag een duidelijk reactie op.

Staatssecretaris Van der Ploeg:

Voorzitter! Er zijn middelen beschikbaar voor het hoger beroepsonderwijs. Ik heb in verschillende nota's aan de Kamer laten weten dat er 5 mln. aan kwaliteitsimpulsen is. Die doelstelling zou ook de VVD-fractie zeer na aan het hart moeten liggen. Tegelijkertijd heeft de Kamer mij gevraagd om ervoor te zorgen dat de taakstelling van 25 mln. waarvan al onder mijn voorganger sprake was, zoveel mogelijk ongedaan gemaakt wordt. Welnu, dat is gebeurd. Ik heb dat in twee brieven aan de Kamer uitgelegd. Daardoor is er binnen het macrobudget voor het hoger beroepsonderwijs ook ruimte ontstaan om die 5 mln. aan kwaliteitsimpulsen mogelijk te maken. Op grond daarvan zie ik geen koppeling tussen die twee dossiers.

De heer Nicolaï (VVD):

Voorzitter! Dat is nog steeds geen antwoord op mijn vraag. Er ligt 5 mln. aan beleidsinitiatieven van de kant van de staatssecretaris. De Kamer zegt bijna Kamerbreed dat dit niet betaald moet worden uit de budgetten die naar de instellingen moeten gaan, omdat zij dit zelf wel kunnen uitmaken. De staatssecretaris komt hier vervolgens met een ingewikkelde redenering, maar hij geeft nog steeds geen antwoord op de vraag of hij, als de motie wordt aangenomen – gezien de ondertekening, is dat waarschijnlijk het geval – haar ook zal uitvoeren.

Staatssecretaris Van der Ploeg:

Voorzitter! Het enige wat ik zeg, is dat ik de motie zeer onverstandig vind, omdat zij 5 mln. aan kwaliteitsimpulsen schrapt. Daar komt bij dat ik de motie overbodig vind. Als de motie wordt aangenomen, zal ik haar bespreken in het kabinet. Ik zal mij dan moeten beraden op de uitvoering ervan. Het is in ieder geval niet zo dat er dan opeens ergens anders een potje van 5 mln. is waarmee die kwaliteitsimpulsen dan wel gefinancierd kunnen worden. De VVD-fractie en degenen die de motie ondersteunen, geven duidelijk aan dat zij geen behoefte hebben aan 5 mln. aan kwaliteitsimpulsen voor het hoger beroepsonderwijs, terwijl zij de doelstelling van meer zicht op kwaliteit wel ondersteunen. Het is echter wel van tweeën één. Je kunt de kwaliteitsimpulsen niet schrappen en de 5 mln. direct aan de instellingen geven en tegelijkertijd verwachten dat er ergens nog eens 5 mln. aan een boom groeit voor kwaliteitsimpulsen. De motie vraagt mij dus een heel specifieke keuze te overwegen. Als de Kamer dat wil, dan zal ik hier natuurlijk naar kijken, maar het staat niet op mijn lijstje van prioriteiten om het zo te doen. Daar komt bij dat ik al uitgelegd heb dat de bezuiniging op het kunstvakonderwijs in feite al ongedaan gemaakt is.

De voorzitter:

Ik mag toch aannemen dat dit allemaal onderwerp van discussie in het algemeen overleg is geweest. Dit is een afronding. De staatssecretaris moet daarom geen interrupties uitlokken. Als een motie wordt aangenomen – dat is nog niet gebeurd – gaat de Kamer ervan uit dat die motie wordt uitgevoerd. Als dat om wat voor reden dan ook – ik kan mij er bijna geen een voorstellen – niet het geval is, horen wij dat inderdaad, zoals de staatssecretaris zegt, daarna. Is het nodig dat daarover nog verder wordt geïnterrumpeerd?

Mevrouw Lambrechts (D66):

Is de staatssecretaris zich ervan bewust dat dit natuurlijk niet alleen een motie van de heer Nicolaï is, zoals hij suggereert, en dat het niet uitgeven van die 5 mln. moet worden toegevoegd aan de herstructureringsbudgetten voor de hogescholen?

Mevrouw Belinfante (PvdA):

Het kan natuurlijk nooit de bedoeling zijn van de Kamer dat het niet om kwaliteit gaat. Wij zijn van oordeel dat de instellingen zelf heel goed in staat zijn om de kwaliteit te bevorderen. Het is mooi dat van de oorspronkelijke 10 mln. nu nog de helft over is, maar dat neemt niet weg dat de instellingen het geld nodig hebben, binnen hun eigen kwaliteitsnormen.

Staatssecretaris Van der Ploeg:

Nogmaals, ik ben het er volstrekt mee oneens dat de instellingen dit nodig hebben op grond van het weghalen van de bezuinigingstaakstelling. Daarvoor zijn middelen ter beschikking gekomen. Ik hoor wel het vrij Kamerbrede signaal van de Kamer dat zij geen behoefte heeft aan een kwaliteitsimpuls die instellingsbreed is, en waarop instellingen kunnen inschrijven. De Kamer heeft liever dat het geld aan de instellingen zelf wordt gegeven. Dat is een duidelijk signaal van de Kamer. Waarmee ik het niet eens ben, is dat als argumentatie voor de 5 mln. die wordt weggehaald bij de kwaliteitsimpuls en wordt teruggegeven aan de instellingen wordt genoemd het ongedaan maken van de bezuinigingsdoelstelling van 25 mln. die al vele jaren geldt. Want die is al weggehaald. In feite is de beweegreden van de Kamer dat zij geen behoefte heeft aan een kwaliteitsimpuls.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, donderdag over de motie te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

Naar boven