Aan de orde is het mondelinge vragenuur, overeenkomstig artikel 136 van het Reglement van orde.

Vragen van het lid Rosenmöller aan de minister-president, over de mogelijke beschikbaarheid van de staatssecretaris van Justitie voor het burgermeesterschap van Amsterdam.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Mevrouw de voorzitter! Het is altijd prettig na zo'n weekendje televisie de minister-president weer in ons midden te hebben, maar dit terzijde. Ook na Nice zijn er enkele leftovers en die gaan over andere zaken dan de Europese.

Aanstaande vrijdag is naar alle waarschijnlijkheid het moment aangebroken waarop het kabinet een besluit neemt in verband met de benoeming van de nieuwe burgemeester van Amsterdam. Dat is allemaal tot daar aan toe, maar nu is er één naam die aan alle kanten circuleert als de meest kansrijke kandidaat voor het burgemeesterschap van Amsterdam. Dat is ook iets van alle tijden, want de namen van kandidaten lekken bij deze ouderwetse, archaïsche procedure waaraan geen kiezer te pas komt, uit. Oké, maar wat wil nou de kwestie: die ene, veel genoemde kandidaat is lid van het kabinet-Kok. Dat maakt de zaak politiek iets interessanter. Het gaat hierbij niet om zomaar een lid van het kabinet, maar om het lid dat de hoofdpijnportefeuille heeft: de staatssecretaris van asielzaken. Zo typeerde hij de functie ooit zelf.

Mevrouw de voorzitter! De fractie van GroenLinks vindt de huidige gang van zaken een weinig fraaie vertoning. We wisten natuurlijk allemaal, ook de leden die in 1998 tot dit kabinet toetraden, dat ergens in 2001 de post van burgemeester van Amsterdam vrijkwam. Dan moet je kiezen. Dat hoort bij de politiek. Van twee walletjes eten is niet het meest fraaie dat in ons bedrijf voorkomt en dat door mensen met onze functies wordt gedaan. Tegen die achtergrond heb ik een aantal vragen. Die vragen gaan niet over de vertrouwenscommissie in Amsterdam en al helemaal niet over de persoon Job Cohen. Zij luiden als volgt.

Allereerst wil ik de minister-president vragen of hij het eens is met de stelling dat de hoofdregel is, hoort te zijn en hoort te blijven, dat bewindslieden voor vier jaar in een kabinet worden gekozen en dat zij slechts bij hoge uitzondering van die regel kunnen afwijken en een functie elders kunnen aanvaarden.

Mijn tweede vraag is: waarom heeft de minister-president tot nu toe over de mogelijke benoeming gezwegen? Bij de kandidatuur van de heer Pronk voor Hoge commissaris voor de vluchtelingen deed zich eenzelfde situatie voor. De kandidatuur lekte uit, maar dat was niet de bedoeling. De minister-president heeft toen omstandig uitgelegd waarom het acceptabel zou zijn als die minister het kabinet zou verlaten. Waarom gebeurt dat nu niet? Wat is eigenlijk het beleid van het kabinet en van de minister-president in eerste instantie als het gaat om situaties waarin bewindslieden, al dan niet op eigen verzoek, het kabinet verlaten vanwege de beschikbaarheid voor functies elders? Welke beleidslijn wordt daarbij gevolgd? Is er wel een lijn of wordt de situatie individueel bekeken? Heeft de minister-president over deze specifieke situatie met de heer Cohen gesproken? Kan hij bevestigen of ontkennen, dat sprake is van beschikbaarheid van een lid van het kabinet voor de burgemeestersvacature in Amsterdam?

Ten slotte, mevrouw de voorzitter, merk ik nog het volgende op. Uit de reacties van de afgelopen dagen is wel gebleken dat door de fracties van de VVD, D66, het CDA, GroenLinks en de SP nogal kritische kanttekeningen over deze zaak zijn gemaakt. Wij kennen onze positie als Kamer. Het gaat hierbij om een benoeming door de Kroon, maar de vraag is of het kabinet de mening van de meerderheid van de Kamer betrekt bij zijn uiteindelijk afweging aanstaande vrijdag.

Minister Kok:

Voorzitter! Ik dank u voor de gelegenheid om ook in dit vragenuur aanwezig te mogen zijn. Helaas betreft het ook thans een onderwerp waarover met het oog op de toekomst nog zo weinig te zeggen is. Ik heb uiteraard in Nice al kennisgenomen van het voornemen dat tijdens het vragenuur hierover zal worden gesproken en heb mij koortsachtig afgevraagd waarop die vragen betrekking konden hebben. Gelukkig heeft de heer Rosenmöller al duidelijk gemaakt dat hij hier niet wil treden in de afwegingen van de vertrouwenscommissie, want die zijn immers naar hun aard vertrouwelijk. Wij hebben nog geen wet die een openbare aanbeveling regelt; die nieuwe wet ligt nog in de Eerste Kamer. De heer Rosenmöller heeft ook niet in twijfel getrokken dat in het kabinet nog hierover moet worden gesproken. Hij heeft melding gemaakt van het voornemen – ik heb dat vorige week ook gezegd vanuit Nice – om komende vrijdag hierover te spreken. Dat maakt mijn positie niet zo gemakkelijk, want ik moet nu heel informeel uitleggen waarom ik heel formeel moet zijn op dit punt.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Probeer het!

Minister Kok:

Ik zal het eens proberen. Ik kan niet vooruitlopen op de ministerraad. Die moet hierover een besluit nemen voordat er sprake kan zijn van een voordracht. Ondanks de lekkages die in de media zijn opgetreden, kan ik nu niet reeds mededelingen doen over datgene wat via de vertrouwenscommissie en de commissaris van de koningin richting Den Haag is gegaan.

Na deze vaststelling kan ik proberen de vragen te beantwoorden met meer of minder overtuigingskracht. De eerste vraag is of het een hoofdregel is dat bewindslieden voor vier jaar in hun ambt zijn en dat slechts bij hoge uitzondering daarvan wordt afgeweken. Ja, er moeten zeer uitzonderlijke omstandigheden zijn die het aannemelijk of verantwoord maken om daarvan af te zien. Het is natuurlijk een andere situatie, als er een breuk in de vertrouwensrelatie ontstaat met de Kamer of als de betrokkenen om andere redenen menen niet verder te kunnen gaan.

De tweede vraag had niet zozeer betrekking op Amsterdam, maar de heer Rosenmöller maakte gebruik van Amsterdam om uitleg te vragen waarom er in het geval van de UNHCR door de minister-president zo duidelijk is aangegeven dat en waarom minister Pronk daarvoor beschikbaar was. Die uitleg was nodig, gegeven de werkwijze die in de VN werd gevolgd. Er was in de VN sprake van een beslissing die op enig moment door de secretaris-generaal zou worden genomen. Er is maar een manier om op enig moment de aandacht te vestigen op de beschikbaarheid van eventuele gegadigden, namelijk door dat kenbaar te maken. Daarvoor geldt niet de procedure van vertrouwelijkheid en geheimhouding die wel geldt in de vertrouwenscommissies en de gemeenteraden. Daardoor is die toelichting gegeven op de beschikbaarheid van de heer Pronk.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

U zult het toch op dit punt met mij eens zijn dat die toelichting alleen is gegeven, omdat de kandidatuur van Pronk uitlekte, zoals nu ook de kandidatuur van een lid van uw kabinet uitlekt? Daar gaat het mij om in de parallel.

Minister Kok:

Ik geef wel toe dat het uitlekken een bijzondere aanleiding is geweest om daarin actiever te worden, maar het uitlekken als zodanig is niet de redengeving om met voorbijgaan aan de vertrouwelijkheid van procedures te zeggen: er is toch gelekt, dus ik kan nu in het openbaar uitleg geven.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Dat zou dan iets te toevallig zijn geweest. Op het moment dat de naam van Pronk uitlekte, was dat voor Pronk de reden om zijn kandidatuur te bevestigen en voor u de reden om aan te geven hoe belangrijk die functie was en dat het ook redelijk was – daarmee zijn wij het overigens eens in die bijzondere omstandigheid – dat aanvaarding van die functie had kunnen betekenen dat je het kabinet verlaat. Daarmee gaat de parallel in deze situatie op. De VN en de gemeenteraad van Amsterdam zijn volstrekt onvergelijkbaar, maar het gaat om het uitlekken van iets wat raakt aan een lid van uw kabinet. Dan is toch de vraag naar de beschikbaarheid heel cruciaal. Die zult u toch moeten beantwoorden.

Minister Kok:

Voorzitter! De vraagstelling van de heer Rosenmöller heeft betrekking op de gang van zaken toen. Ik heb er van het begin af aan rekening mee gehouden dat, op het moment dat Jan Pronk mij belde en ik daarover met minister Van Aartsen en minister Herfkens had gesproken, dit op een bepaald moment in die procedure publiekelijk bekend zou worden. Als je juist ook internationaal aandacht wilt vestigen op de beschikbaarheid van die Nederlandse kandidaat, kun je vervolgens natuurlijk niet ingewikkeld gaan doen en daarna het zwijgen ertoe doen vanwege het feit dat het een lid van de ministerraad is. De gang van zaken bij de vervulling van een burgemeesterspost is echter een gans andere, niet alleen qua werkwijze, maar ook qua geheimhouding en vertrouwelijkheid van de vertrouwenscommissie. Speculaties in de media over de eventuele beschikbaarheid hiervoor van een lid van het kabinet mag volgens mij geen aanleiding zijn om de vertrouwelijkheid van de vertrouwenscommissie te doorbreken en vooruit te lopen op de meningsvorming in de ministerraad hierover.

De derde vraag betrof het beleid met betrekking tot beschikbaarheid elders en de manier waarop het kabinet daarmee omgaat. Uit het tweede deel van de vraag maak ik op dat de heer Rosenmöller uiteraard begrijpt dat ik in dit verband opnieuw niet over de heer Cohen spreek. Daar gaat het namelijk ook niet om. De algemene lijn is dat er als hoofdregel de grootst mogelijke terughoudendheid wordt betracht. Er komen echter situaties voor. Ik herinner mij bijvoorbeeld dat in het derde kabinet-Lubbers op enig moment de kwestie van de EU-commissaris, de heer Van den Broek, aan de orde was. Ook op andere momenten was, zonder dat er een politieke reden was waarom een bewindspersoon met zijn werk moest stoppen, de beschikbaarheid van een zware politieke functie elders aanleiding om die stap tijdens een kabinetsperiode te zetten.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

In dit geval is het de kernvraag – ik heb die vraag ook gesteld – of het burgemeesterschap van Amsterdam wel die zware politieke functie is of kan zijn die de minister-president tot de stelling brengt dat het daarmee aanvaardbaar is dat een lid van het kabinet, in dit geval het lid met de hoofdpijnportefeuille, beschikbaar is voor die functie. Of zou het vanwege de omstandigheden – ik kan deze zo nog toelichten in een vraag aan de minister-president – misschien toch beter zijn om vier jaar op je post te blijven en je bezig te houden met de uitvoering van de asielwetgeving? De staatssecretaris heeft hier de afgelopen periode ook heel zware politieke termen over gesproken.

Minister Kok:

Ik kan mij heel goed voorstellen dat de heer Rosenmöller zich afvraagt of in de omstandigheid waarop hij duidt, zo'n zorgvuldige afweging wordt gemaakt Ik hoop dat hij begrijpt dat het beantwoorden van de vraag, zoals hij die nu heeft geconstrueerd, betekent dat ik langs een bochtje toch inga op de feitelijke vraag hoe het over een paar dagen met Amsterdam zit. Ik kan dat evenwel niet doen om de twee redenen die ik al heb aangegeven. De heer Rosenmöller zal evenwel begrijpen dat de minister-president op alle momenten waarop dat wel kan, aanspreekbaar is en beschikbaar is om antwoord te geven.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Ik begrijp dat niet. Wat ik begrijp, is het argument van de vertrouwenscommissie. Daar heb ik het echter niet over willen hebben. Wat ik ook begrijp, is het aspect van de benoeming. Dat gebeurt aanstaande vrijdag. Het gaat hier evenwel om het aspect van de beschikbaarheid. Ik kan mij herinneren dat u zelf, via welke weg dan ook, ooit bent gevraagd als voorzitter van de Europese Commissie. Daar hebt u toen naar buiten toe ook wel uitspraken over gedaan. U hebt toen gezegd: ik ben hier voor vier jaar benoemd; mijn werk is nog niet af. Mijn vraag is daarom of het werk van de staatssecretaris van Justitie wel af is. Neen, is mijn stelling. Is hij voor vier jaar benoemd? Ja, is mijn stelling. Zijn die jaren voorbij? Neen, is mijn stelling. Kunt u daar eens op reageren?

Minister Kok:

Het enige wat ik kan zeggen, is datgene wat ik in antwoord op uw eerste vraag heb gezegd. Toen heb ik gezegd dat er uitzonderlijke omstandigheden kunnen zijn die aanleiding geven om van de hoofdregel af te wijken. Of in het voorkomende geval van die hoofdregel is of wordt afgeweken, zal moeten blijken. Daar kan ik niet op vooruitlopen.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

U zegt dat niet op dinsdag, omdat het in uw optiek gaat om een iets te veel op de persoon toegesneden kwestie. Wij horen dat evenwel vrijdagavond van u. Dan gaat u in Den Haag vandaag uitgebreid toelichten hoe zwaar deze functie in Amsterdam is en hoe graag de Amsterdammers het wilden. En dat is voor u dan de legitimatie om te veronderstellen dat het misschien toch wel goed is dat de staatssecretaris van Justitie zijn op zichzelf belangrijke beleidsterrein helaas node gaat verlaten om die enorme uitdaging in Amsterdam te aanvaarden. Moet ik mij zoiets voorstellen voor vrijdagavond?

Minister Kok:

Ik stel het inlevingsvermogen van de heer Rosenmöller zeer op prijs.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Ach, je probeert af en toe eens wat!

Minister Kok:

Op weg hier naartoe heb ik vanmiddag natuurlijk ook gedacht: wat zou de heer Rosenmöller als hij op deze plaats staat, antwoorden?

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Zo ongeveer, dus. Als u mij die vraag zou stellen, zou ik hier op dinsdag hebben gezegd: je hebt een kabinet waarin mensen voor vier jaar worden benoemd en slechts in hoge uitzondering mag daarvan worden afgeweken. Ik vind Pronk zo'n geval. Maar het zou toch te gek voor woorden zijn als het land alleen maar met deze staatssecretaris op deze gevoelige portefeuille uit de voeten kan met betrekking tot het burgemeesterschap van Amsterdam?

De voorzitter:

Met de tijd ben ik altijd wat strenger voor bewindspersonen. Dit was een vraag aan u, zodat u een beetje op de tijd moet letten.

Minister Kok:

De heer Rosenmöller weet als geen ander hoe moeilijk het soms kan zijn om goede kandidaten voor burgemeestersposten te vinden.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Dat die opmerking nu pas komt, verbaast me eerlijk gezegd. Ik had haar verwacht in het begin van uw antwoord!

Minister Kok:

Voor het overige begint de heer Rosenmöller voor zijn kersttentamen te slagen! Alle gekheid op een stokje. Mijn serieuze antwoord is dat de hoge uitzondering die moet worden gehanteerd bij het loslaten van de hoofdregel dat vervulling van een ambt niet voor de volle periode van vier jaar plaatsvindt, niet uitsluitend betrekking heeft op internationale posten. Ik heb zelf de heer Van den Broek genoemd, en de heer Rosenmöller noemde een aantal andere voorbeelden voor wat deze waard zijn. Het kan ook op zware binnenlandse posities betrekking hebben. Ik ben niet in een positie om op de raad van vrijdag vooruit te lopen en door de vertrouwelijkheid van de vertrouwenscommissie heen te gaan, ondanks de publiciteit die is ontstaan. Ik ben nadat de ministerraad een besluit heeft genomen op ieder moment, zowel tegenover de media als tegenover de Kamer, beschikbaar voor het geven van informatie respectievelijk om over alles wat dan bekend is verantwoording af te leggen. De minister-president is immers verantwoordelijk voor het geheel, ook als dat door de loop der dingen na een besluit aan de orde is.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Als de minister-president zich uitspreekt over de beschikbaarheid van een lid van zijn kabinet voor een bestuurlijke functie van in dit geval burgemeester van de hoofdstad, is op geen enkele wijze sprake van spanning met de vertrouwelijkheid in de vertrouwenscommissie van Amsterdam. Dat werp ik verre van mij. Is het, op het moment dat die staatssecretaris aan de overzijde bij de behandeling van de Vreemdelingenwet zijn politieke lot verbindt aan het per 1 april 2001 wegwerken van de wachtlijsten die er zijn bij de uitvoeringsorganisatie die betrekking heeft op het asielbeleid – de IND – niet zwak om dan mogelijkerwijs per 1 januari 2001 een functie elders in het bestuur te accepteren?

Moet een en ander ook niet worden geplaatst tegen de achtergrond van wat in het kabinet al is gebeurd? Apotheker is weg, Peper is weg, Borst heeft gedreigd weg te gaan, Pronk wilde weg en Cohen gaat weg. Alleen het paarse kabinet is nog niet weg! Dat is in dit geval voor ons de zure appel. Wil de minister-president daarop reageren? Ik heb uiteraard nog een vraag aan de heer Dijkstal. Mag ik hem vragen, zolang de voorzitter dat toestaat, uitgebreid de bezwaren die hij de afgelopen week heeft geventileerd over dit punt en de zorgen in de richting van het kabinet, hier uitgebreid toe te lichten, opdat de minister-president ook dat kan meenemen naar de Treveszaal voor aanstaande vrijdag? De heer Melkert vraag ik, waarom hij eigenlijk de fractievoorzitter is van de enige partij die Cohen nog niet wil beletten te vertrekken.

Minister Kok:

Het doet mij natuurlijk bijzonder genoegen dat de aandacht van de heer Rosenmöller geleidelijk aan van mij naar de heren Dijkstal en Melkert wordt verplaatst.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Geleidelijk, hè.

Minister Kok:

Met een zekere geleidelijkheid, maar toch duidelijk registreerbaar. Ik heb twee argumenten gegeven, waarom ik niet kan vooruitlopen op de feitelijkheden. In de eerste plaats wil ik de vertrouwelijkheid van datgene wat de vertrouwenscommissie heeft gedaan, niet doorbreken. In de tweede plaats kan en wil ik niet vooruitlopen op het besluit van de minister, waarvoor aanstaande vrijdag in het kabinet door de minister van BZK aandacht wordt gevraagd.

De heer Rosenmöller verwees ook nog naar het debat in de Eerste Kamer. Dan kom je voor hetzelfde probleem te staan. Het is overigens mijn probleem. Misschien is dat voor de heer Rosenmöller een strohalmpje, een aanknopingspunt voor het vervolg van het debat. Ik kan echter niet preluderen op de vraag wie straks de nieuwe burgemeester van Amsterdam kan zijn. Dat kan ik hier niet doen. Als in de Tweede of de Eerste Kamer door een lid van het kabinet, wie dan ook, mededelingen worden gedaan van een zware politieke duiding, verband houdend met waar men wel of niet voor tekent, waar men wel of niet voor staat, dan heeft men dat namens het kabinet gedaan. Daar is het kabinet ook aan gehouden. Als een bewindspersoon morgen een dergelijke uitspraak doet en overmorgen onder de tram loopt, dan is de staatsrechtelijke verantwoordelijkheid, de politieke verantwoordelijkheid van het kabinet daarvoor niet verdwenen.

De heer Rosenmöller zal ten slotte wel willen begrijpen – het is bijna Kerstmis, dus wij krijgen een beetje de neiging appels en peren met elkaar te vergelijken – dat de wisselingen in het kabinet van nogal uiteenlopende aard waren. Het is jammer voor hem dat Paars er nog steeds is, al zijn er inmiddels wel wat veranderingen opgetreden.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Bijna de helft.

Minister Kok:

Ik zie de heer Rosenmöller steeds opgewekter kijken. Laat hij zijn zegeningen dus maar tellen. De wijzigingen die zijn opgetreden, zullen wij gewoon verwerken in ons team, op een manier, ook gelet op de kwaliteit van ons werk, die...

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

...goed blijft.

Minister Kok:

Ik denk dat de heer Rosenmöller daar nog even bang voor moet zijn. Het blijft inderdaad goed.

De voorzitter:

Wil de heer Dijkstal ingaan op de vraag van de heer Rosenmöller?

De heer Dijkstal (VVD):

Voorzitter! Ik aarzel daarover. De heer Rosenmöller zei dat ik dit moest doen, opdat de minister-president zou weten wat ik ervan vind. Volgens mij weet hij dat al.

Ik heb er op zichzelf helemaal geen bezwaar tegen om, bijvoorbeeld voor de heer Rosenmöller en anderen, te herhalen wat mijn overwegingen zijn geweest om die uitspraken te doen. De eerste is dat ik het betrekkelijk snel vind als een bewindsman na nog geen tweeënhalf jaar het kabinet weer zou verlaten. Dat is een meer staatsrechtelijke notie. Het belangrijkste argument is dat het gaat over een portefeuille die van groot belang is en waar wij grote zorgen over hebben. Iedereen weet dat wij de nieuwe wetgeving met enige moeite tot stand hebben gebracht. De inkt op het Staatsblad is bijna droog. Wij weten dat wij staan voor lastige implementatievragen. Daarvan was al sprake bij de oude wetgeving, maar daar komt dit als het ware nog bovenop. Als deze staatssecretaris tussentijds zou weggaan en er dus een ander komt, dan heeft die weer inwerktijd nodig. Dan gaat er kostbare tijd verloren. Die hebben wij hard nodig om de wetgeving te implementeren.

De voorzitter:

Wil de heer Melkert ingaan op de vraag van de heer Rosenmöller?

De heer Melkert (PvdA):

Voorzitter! Ik ben geroerd door de wijze waarop er zonder weerga wordt getrokken aan een sociaal-democraat, door liberalen hier in de Kamer – zij willen hem graag hier houden – en door liberalen in Amsterdam die hem graag in Amsterdam willen hebben. Hoe Job Cohen uit dit verscheurende dilemma komt, dat zullen wij ongetwijfeld vrijdag horen.

De vraag van de heer Rosenmöller valt uiteen in twee delen. De eerste vraag is waarom ik fractievoorzitter ben. Ik vraag mij inderdaad iedere dag weer af waarom dat het geval is, maar ook vanochtend is het weer gelukt.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Het zegt wel heel veel over die positie dat de heer Melkert die vraag zo heeft geïnterpreteerd.

De heer Melkert (PvdA):

Ja, dat is democratie. Iedere dag weer leg je je lot in handen van degenen die je op al die andere dagen mag leiden. Bij GroenLinks gaat het misschien niet zo – dat snap ik wel – maar bij ons gaat het wel zo.

De tweede vraag was waarom ik mij nog niet heb uitgelaten over heer Cohen. Dat is de feitelijke situatie. Ik behoor tot die inmiddels wel zeer kleine groep van Nederlanders die meent dat de vertrouwensprocedure rondom deze benoeming een serieuze aangelegenheid is. Vanaf een eventuele benoeming door het kabinet van wie dan ook als burgemeester van Amsterdam zal ik graag ingaan op elke vraag die in dit verband opkomt.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Voorzitter De enige opmerking die ik mij nog permitteer is dat, hoe meer er wordt verwezen naar een onderwerp waar ik de vragen niet over wilde stellen, hoe zwakker de argumentatie is. Als er steeds wordt verwezen naar de vertrouwenscommissie in Amsterdam, dan gaat wij voorbij aan de eigen bevoegdheid van het kabinet, de minister-president in het bijzonder, om iets te zeggen over de beschikbaarheid van de bewindslieden.

De heer Melkert (PvdA):

De heer Rosenmöller heeft zelf gevraagd naar de uitzonderingsituatie en hij heeft aangegeven dat een en ander in uitzonderingsgevallen mogelijk is. De discussie over wat die uitzonderingsgevallen inhouden, moet volgens mij gevoerd worden op het moment dat er aanleiding toe is. Ik vind het de normaalste zaak van de wereld dat eerst het kabinet aan zet is bij het beslissen over de benoeming. Daarna is het vanzelfsprekend dat iedereen er commentaar op kan geven, inclusief de heer Dijkstal. Hij heeft nu voor zijn beurt een heleboel dingen geroepen, maar, naar ik aanneem, ook in de richting van de VVD in Amsterdam. Hij mag vervolgens vragen wat het vertrek van iemand uit het kabinet betekent voor het beleid. Het is logisch dat die vraag wordt gesteld aan degenen die dan verantwoordelijkheid hebben en wat mij betreft ook zullen nemen, en dat de continuering van het beleid op de wijze waarop wij dat gewend zijn, gegarandeerd is. Naar mijn mening is dit echter pas vanaf vrijdag aan de orde.

De heer De Graaf (D66):

Voorzitter! De heer Rosenmöller heeft zojuist gesproken over een ouderwetse, archaïsche procedure waar geen kiezer aan te pas komt. Ik begrijp daaruit dat ook GroenLinks nu weer pleit voor de rechtstreeks gekozen burgemeester. Terecht, denk ik.

Ik begrijp de aanleiding van de vragen van de heer Rosenmöller. Hoewel er nog geen formele aanleiding is, is het volgende week misschien wat laat en bovendien is dan het reces aangebroken. Ik ben zelf ook van mening dat het kabinet geen duiventil kan zijn en dat er behalve gebrek aan politieke steun of een persoonlijk feit van bijzonder belang eigenlijk geen reden zou moeten zijn voor ministers en staatssecretarissen, voortijdig het kabinet te verlaten. Ik meen ook dat het een verantwoordelijkheid van de minister-president is om dat zoveel mogelijk te voorkomen en om in beginsel te kiezen voor het binnenboord houden van de eigen ministers en staatssecretarissen. Als Amsterdammers graag een burgemeester willen hebben, kan de Kamer dat niet tegenhouden. Mijn bezwaar is dat het in deze procedure de Amsterdammers niet met zoveel woorden is gevraagd.

Nu wij van de heer Dijkstal vernomen hebben dat hij bezorgd is over de continuïteit van een belangrijke portefeuille, doe ik hem de volgende suggestie. Mocht het zover komen dat de staatssecretaris van Justitie na vrijdag geen staatssecretaris meer is en er een vacature ontstaat, kan wellicht de minister van Justitie, zijnde de eerstverantwoordelijke in politiek opzicht, zelf deze belangrijke portefeuille behartigen.

Minister Kok:

Voorzitter! Ik onderschrijf dat de ministerraad geen duiventil is en mag zijn. Verder herhaal ik dat indien in een voorkomend geval vanwege bijzondere omstandigheden van de hoofdregel moet worden afgeweken, er een uiterst zorgvuldige afweging plaatsvindt. Er wordt in dat geval bekeken op welke wijze het vasthouden aan de hoofdregel zich verhoudt tot de bijzondere omstandigheden die in het voorkomende geval gelden. Ik moet het hierbij laten, want bij iedere verdere toelichting zou ik de door mijzelf aangegeven grens overschrijden. De ministerraad is vrijdag aan zet en de gang van zaken in Amsterdam is, ondanks de lekkage, als vertrouwelijk te beschouwen.

De voorzitter:

De heer De Graaf deed de heer Dijkstal een suggestie. Hij stelde geen vraag. Ik weet niet of de heer Dijkstal er behoefte aan heeft om te reageren, maar ik wil hem dat in ieder geval niet beletten.

De heer Dijkstal (VVD):

Mevrouw de voorzitter! In het algemeen kan inderdaad gesteld worden dat de VVD-bewindslieden nog meer aan kunnen dan nu al het geval is.

Naar boven