Aan de orde is het mondelinge vragenuur, overeenkomstig artikel 136 van het Reglement van orde.

Vragen van het lid Smits aan staatssecretaris Hoogervorst van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, over het hoge aandeel (van 20% naar 40%) werknemers dat na een vol jaar wachttijd geen WAO-beoordeling heeft gekregen.

Mevrouw Smits (PvdA):

Mevrouw de voorzitter! 40% van de werknemers die een WAO-uitkering aanvragen, krijgen niet op tijd een WAO-beoordeling, zo lazen wij vorige week in de Volkskrant. Van de zelfstandig ondernemers betreft het zelfs 80% van de aanvragers. Mijn fractie is ongerust en verbaasd. Het was altijd 20% en dat was al veel. De gevolgen zijn groot. Immers, het reïntegratieproces is afhankelijk van een snelle beoordeling, liefst al voor het WAO-jaar ingaat. Het duidt onzes inziens op een ernstig falen van de uitvoeringsorganisatie in het eerste ziektejaar en daarna. De gevolgen voor werknemers zijn ook niet gering. Zij krijgen in alle gevallen een voorschot, dat later eventueel verrekend moet worden, zelfs als er geen recht bestaat op een WAO- of WW-uitkering.

Deelt de staatssecretaris onze zorgen over het reïntegratieproces? Deelt hij onze mening dat ook de volumeontwikkeling in de WAO hierdoor nadelig wordt beïnvloed? Is hij bereid de gegevens van het LISV zo snel mogelijk naar de Kamer te sturen, gevolgd door een analyse en een aanpak?

Staatssecretaris Hoogervorst:

Voorzitter! Ik heb de gegevens van het LISV nog niet ontvangen. Het gaat om een conceptrapportage. Het LISV is er ook zelf onzeker over en gaat na of de cijfers werkelijk kloppen. Het is pas per 1 april 1999 dat het LISV deze cijfers centraal verzamelt en het is dus ook voor het eerst dat er een betrouwbare statistiek aan het ontstaan is. De cijfers die wij in het verleden kregen, kwamen uit steekproeven die waarschijnlijk een overschatting van de tijdigheid aangaven. Ik ben er dus nog niet van overtuigd dat er sprake is van een verslechtering. Maar dat het slecht gaat, ben ik geheel met mevrouw Smits eens.

Ik breng er enige nuance in aan. Er is een uitvoeringsinstelling die heel slecht scoort op het gebied van tijdigheid, maar waarvan de kwaliteit van de beoordelingen wel weer heel erg goed is, hetgeen leidt tot minder volledige afkeuringen en betere reïntegratie.

Het te laat keuren leidt inderdaad tot een opwaartse vertekening van het volume van zo'n 5000 tot 7000 personen, zo schat ik in. Ik ben het geheel met mevrouw Smits eens dat dit tijdige reïntegratie kan verhinderen.

Het is belangrijk dat er wat gaat gebeuren. Daar zijn wij ook al mee bezig. Zodra er betrouwbare cijfers van het LISV zijn, zal ik deze de Kamer graag doen toekomen. Wij bekijken hoe wij tot een efficiëntere inzet van de bestaande capaciteit kunnen komen door betere administratieve en wetstechnische ondersteuning van de arbeidsdeskundigen en artsen. Ook ben ik bereid om te bekijken of door inzet van meer financiële middelen de capaciteit kan worden verhoogd. Dan moet die inzet van meer middelen echter wel zinvol zijn. Die mag er niet alleen toe leiden dat er prijsopdrijving gaat plaatsvinden op de markt voor verzekeringsartsen.

Mevrouw Smits (PvdA):

De staatssecretaris heeft geantwoord dat er zijns inziens niet noodzakelijkerwijze sprake behoeft te zijn van verslechtering. Dat hij verder zei dat wij nu voor het eerst betrouwbare informatie hebben, stemt mij eigenlijk nog ongeruster. Dat betekent namelijk dat wij altijd al 40% te late WAO-beoordelingen hebben gehad en dat de uitvoeringspraktijk, wat dat betreft, dus altijd al slecht is geweest. De staatssecretaris zei dat hij gegevens aan ons zal doen toekomen, zodra zij betrouwbaar zijn. Ik wil hem vragen om de gegevens zoals zij nu beschikbaar zijn, aan de Kamer te zenden. Op grond daarvan kunnen wij dan bezien wat er verder aan verbeterd zou moeten worden.

De toezegging dat er meer financiële ondersteuning komt, is mij nog niet helemaal duidelijk. Wat gebeurt er dan met die financiële ondersteuning? Verder wil ik weten wat er volgens de staatssecretaris bij de aanlevering van langdurige ziektegevallen in het eerste ziektejaar op korte termijn kan verbeteren.

Staatssecretaris Hoogervorst:

Voorzitter! Ik ben het met mevrouw Smits eens dat, als deze cijfers betekenen dat het altijd al slecht gegaan is met de tijdigheid en dat het dus nog slechter gaat dan wij altijd al gedacht hadden, dit geen reden tot vreugde is. Hooguit is het enigszins "geruststellend" dat het nog niet verder aan het verslechteren zou zijn. Daar heb ik op dit moment evenwel geen inzicht in. De bruto-instroom in de WAO is de laatste jaren gestegen van ongeveer 80.000 naar meer dan 100.000 nu. Het is dan ook vrij duidelijk dat de uitvoering voor grote problemen staat.

Mevrouw Smits heeft gevraagd om gegevens, zoals die nu beschikbaar zijn, direct aan de Kamer te doen toekomen. Ik heb echter nog geen rapport van het LISV gehad. Het was een conceptrapport van het LISV-bestuur dat de volgende dag in de krant stond. Mij heeft echter nog niets bereikt. Ik ga de Kamer ook zeker geen conceptrapporten sturen, zelfs al zou ik die hebben. Ik wil eerst een betrouwbaar rapport hebben.

Waar het gaat om die financiële ondersteuning, overweeg ik nog of het zin heeft om de UVI's wat meer financiële armslag te geven, zodat zij eventueel meer verzekeringsartsen kunnen aannemen, zij het op tijdelijke basis. Dat moet dan echter wel zinnig zijn. Het kan ook best zo zijn dat de arbeidsmarkt voor verzekeringsartsen zo gespannen is dat dit niet veel zal uitmaken.

Ik ben voornemens om de Kamer binnenkort een nieuwe brief te sturen met mijn gedachten over het poortwachtersmodel. Wij zijn nu immers in grote lijnen klaar met de nieuwe versie van de SUWI-plannen. In die brief zal ik ook aandacht besteden aan het aanleveren van informatie in het eerste ziektejaar.

De heer Harrewijn (GroenLinks):

Voorzitter! De staatssecretaris zegt dat hij betere gegevens nodig heeft. In de praktijk valt echter al langer te horen dat er een tekort is aan keuringsartsen en dat er problemen zijn bij de keuringen. Ik waardeer de inzet van de staatssecretaris om efficiënter te werk te gaan en eventueel meer middelen in te zetten. Nu heeft het LISV gesuggereerd om ook Arbo-artsen in te zetten. Wat vindt de staatssecretaris daarvan? Krijgen die artsen dan geen dubbele pet, omdat zij ook in dienst zijn van de werkgever? Kunnen wij overigens niet op een punt komen dat er keuzes gemaakt moeten worden bij de keuring? Zal er dan niet alles gedaan worden om mensen te laten reïntegreren en te voorkomen dat mensen instromen in de WAO? Een en ander zou wellicht ten koste kunnen gaan van herkeuringen van bijvoorbeeld de oudere groep in het kader van de terugdringing van het beroep op de arbeidsongeschiktheidswetten, omdat daar minder kans is op uitstroom. Acht de staatssecretaris het gerechtvaardigd dat dergelijke keuzes op een gegeven moment gemaakt worden in de praktijk?

Staatssecretaris Hoogervorst:

Voorzitter! De heer Harrewijn refereert nu aan voorstellen die ik ook met veel belangstelling in de krant heb gelezen. Ik heb echter nog geen enkel voorstel op papier gezien van het LISV. Ik heb daar dus ook nog geen oordeel over kunnen vormen. Het lijkt mij dan ook niet verstandig dat ik daar nu op reageer. Ik wil een en ander echt in de hele context kunnen bezien en dat kan ik op dit moment niet. Ik vind het natuurlijk wel uiterst vervelend dat dit soort verhalen nu overal worden besproken, maar dat ik hier eigenlijk niet met de Kamer over kan spreken, terwijl hier uiteindelijk de beslissingen genomen moeten worden.

De heer Wilders (VVD):

Voorzitter! Iedereen weet dat het slecht gaat met de WAO. Ik heb onlangs samen met collega Bijleveld-Schouten schriftelijke vragen gesteld over de verdere toename van het aantal WAO'ers. Kan de staatssecretaris nu al een tipje van de sluier oplichten en aangeven door welke groepen de extra instroom gevormd wordt?

Als de gegevens van het LISV juist zijn, wordt niet 20% maar 40% van de betrokkenen te laat gekeurd. Dat is stuitend. Hoe is het trouwens mogelijk dat wij nog niet beschikken over de kerngegevens, zodat wij nog geen beleid kunnen formuleren om ervoor te zorgen dat mensen op tijd worden gekeurd om vast te stellen of zij al dan niet – hopelijk niet – een uitkering krijgen? Wij beschikken immers over veel organen die zich met het verzamelen van deze gegevens bezig kunnen houden, zoals het LISV, het CTSV en het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid met zijn duizenden ambtenaren.

Staatssecretaris Hoogervorst:

Het is de verdienste van het LISV dat dit soort gegevens nu centraal boven tafel te krijgen is. Het is overigens nog niet bekend hoe betrouwbaar de cijfers zijn. In het verleden zijn deze gegevens nooit op centraal niveau bijeengebracht. De uitkomsten stemmen niet tot vreugde, maar op zichzelf is het een verbetering.

Ik moet de schriftelijke vragen over de volumeontwikkeling nog beantwoorden. Ik zal later dit jaar een sectorprestatievergelijking uitbrengen, waaruit duidelijk blijkt welke sectoren goed presteren op het gebied van de WAO en welke slecht. Ik aarzel om daar nu al te veel over te zeggen. Het is overigens opvallend dat er in het uitzendwezen – waar er weinig binding is tussen werkgever en werknemer – en bij de gesubsidieerde arbeid sprake is van een hoge uitstroom naar de WAO.

Mevrouw Schimmel (D66):

Voorzitter! De ontwikkelingen in verband met de WAO zijn in alle opzichten zeer slecht. De cliënten hebben er ook veel last van. Zij kunnen nu een voorschot krijgen dat later eventueel teruggevorderd wordt. Kan de staatssecretaris daar in zijn plan van aanpak aandacht aan besteden?

Staatssecretaris Hoogervorst:

Voorzitter! Als een cliënt een voorschot krijgt, wordt hem keurig gemeld dat pas na keuring wordt vastgesteld of hij recht heeft op een uitkering. Als betrokkene niet wordt toegelaten tot de WAO wordt het voorschot teruggevorderd. Hoe onwenselijk dit ook is, in de praktijk leidt dit niet tot problemen. Als men niet wordt toegelaten tot de WAO, krijgt men veelal een WW-uitkering. Binnen de desbetreffende UVI vindt er dan een verrekening plaats. Wij krijgen geen signalen dat mensen op grote schaal hierdoor benadeeld worden. Wij streven er wel naar dit verschijnsel zo snel mogelijk terug te dringen.

De heer Kamp (VVD):

Mevrouw de voorzitter! De flexwerkers blijken in onevenredige mate door te stromen naar de WAO. De staatssecretaris heeft wetgeving aangekondigd om ervoor te zorgen dat de flexwerkers uit het vangnet van de Ziektewet worden gehaald. Hoe staat het daarmee?

Staatssecretaris Hoogervorst:

Voorzitter! Daar studeer ik nog steeds serieus op. Ik heb overigens het gevoel dat op de huidige gespannen arbeidsmarkt de uitzendbureaus een beroep moeten doen op arbeidskrachten die er vroeger niet aan te pas kwamen. Dat zijn vaak mensen die problemen hebben met de gezondheid of met regulier werk. Als gevolg daarvan treedt een verhoogd ziekteverzuim op. Hetzelfde geldt voor de gesubsidieerde arbeid. Ook daarbij gaat het vaak om mensen met een zwakkere positie op de arbeidsmarkt, om mensen die sneller in de Ziektewet en de WAO terechtkomen.

Mevrouw Bijleveld-Schouten (CDA):

De instroom in de WAO is een ernstig probleem. Zoals bekend, vindt de CDA-fractie dat je de mensen die nog kunnen herstellen, niet moet laten instromen in de WAO. De staatssecretaris weet daarvan. Dan is het des te ernstiger dat een heel groot aantal mensen automatisch instroomt.

In zijn antwoord zei de staatssecretaris dat hij over wetstechnische elementen wil nadenken. Welke elementen kunnen dat zijn? Daarbij denk ik ook aan het CDA-plan dat voorligt.

Staatssecretaris Hoogervorst:

Voorzitter! Ik sprak uitsluitend over de wetstechnische ondersteuning van de verzekeringsartsen. Zij moeten vaak heel veel administratief en wetstechnisch werk doen. Als een verzekeringsarts wordt geconfronteerd met een goed voorbereid dossier, kan hij zijn werk veel sneller doen. Daar doel ik op.

Naar boven