Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1999-2000 | nr. 28, pagina 2085-2086 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1999-2000 | nr. 28, pagina 2085-2086 |
Aan de orde zijn de stemmingen over vier moties, ingediend bij de behandeling van de begroting van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, te weten:
- de gewijzigde motie-Biesheuvel over een investeringsprogramma voor de sociale huursector (26800 XI, nr. 32);
- de motie-Van Gent/Biesheuvel over permanente bewoning van recreatieverblijven (26800 XI, nr. 21);
- de motie-Poppe over koppeling van het maximumpercentage voor de huurverhoging aan de inflatie (26800 XI, nr. 26);
- de motie-Van 't Riet c.s. over toetsing van de redelijkheid van de voorgestelde huurverhoging (26800 XI, nr. 38).
(Zie vergadering van 25 november 1999.)
De voorzitter:
De motie-Van 't Riet c.s. (26800-XI, nr. 38) is in die zin gewijzigd, dat zij thans luidt:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende, dat een inflatievolgend huurbeleid gewenst is;
voorts overwegende, dat daar waar sprake is van een onevenwichtige verhouding tussen prijs en kwaliteit, het redelijk is dat een verhuurder een huurverhoging mag vragen die boven het inflatiepercentage uitkomt;
van mening, dat indien een verhuurder een huurprijsverhoging vraagt van meer dan het inflatiepercentage, dit met redenen omkleed aan de huurder moet worden vermeld;
verzoekt de regering met spoed te komen tot een voorstel van wijziging van artikel 19 van de Huurprijzenwet, waarin het percentage van 5,5 wordt gewijzigd in het nader vast te stellen inflatiepercentage van 1999;
verzoekt tevens bij de vaststelling van de in artikel 15 van de Huurprijzenwet voorgeschreven algemene maatregel van bestuur (Besluit huurprijzen woonruimte) uit te gaan van een normering van de redelijkheid van de huurverhoging, waarbij de huurcommissie de hoogte van de huurverhoging toetst aan het woningwaarderingsstelsel. Hierbij dient uitgangspunt te zijn dat:
- indien de huur boven de 60% van de maximaal toegestane huurprijs is, de huurverhoging niet hoger kan zijn dan het in de Huurprijzenwet vastgestelde inflatiepercentage;
- indien de huur lager is dan 60% van de maximaal toegestane huurprijs kan, indien gemotiveerd, een huurverhoging worden berekend van ten hoogste 4,25% in 2000 en een nader te bepalen lager percentage in 2001,
en gaat over tot de orde van de dag.
Naar mij blijkt, wordt deze gewijzigde motie voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 40 (26800-XI).
Namens de heer Hofstra vraag ik staatssecretaris Remkes of hij wil reageren op deze gewijzigde motie.
Staatssecretaris Remkes:
Mevrouw de voorzitter! Ik heb natuurlijk een zekere waardering voor de lenigheid van geest die ten grondslag ligt aan deze gewijzigde motie. Dit geeft mij echter geen aanleiding om tot een ander oordeel te komen dan het oordeel dat ik vorige week over de oorspronkelijke motie van mevrouw Van 't Riet heb gegeven. Ik heb daar een paar overwegingen bij. In de eerste plaats wijs ik op de tekst van het regeerakkoord. Voorts wijs ik de Kamer zeer nadrukkelijk op een aantal juridische omstandigheden en overwegingen. Die hebben ook iets te maken met de overwegingen en gewekte verwachtingen destijds bij het bruteringsakkoord. Ten derde is er sprake van een aantal sociale omstandigheden. De uitvoering van deze motie zou naar mijn stellige verwachting leiden tot een aantal sociaal ongewenste effecten juist aan de onderkant van de huursector. Ik neem aan dat dit ook niet de bedoeling is van de indieners. Ik zou er sterk de voorkeur voor hebben gehad als de Kamer deze kwestie zou hebben aangehouden in afwachting van de resultaten van het te voeren overleg.
De voorzitter:
Ik geef gelegenheid tot het afleggen van stemverklaringen vooraf.
De heer Duivesteijn (PvdA):
Voorzitter! Het is niet eenvoudig geweest, zelfs een beetje rommelig. Sommige moties klopten juridisch niet helemaal. Namens mijn fractie wil ik de volgende stemverklaring afleggen. De motie-Poppe waarderen wij op zichzelf zeer. Deze motie gaat uit van een inflatievolgend huurbeleid. Wij hebben die motie tijdens de algemene beschouwingen ook ingediend. In die zin zijn wij het inhoudelijk eens, zij het dat wij van mening zijn dat het belangrijk is dat er op korte termijn enige veranderingen in het huurbeleid worden doorgevoerd. Daar is een meerderheid van de Kamer voor nodig. Wij geven de voorkeur aan een motie die deze meerderheid daadwerkelijk omzet in ander beleid.
Dan de motie van de heer Biesheuvel. Die is ook niet onbelangrijk, maar wij kunnen die motie helaas niet ondersteunen. Er wordt bijvoorbeeld uitgesproken om 50.000 woningen te verkopen. Wij vinden het voorbarig om nu al een dergelijke uitspraak te doen, want het initiatiefvoorstel bevordering eigenwoningbezit moet nog worden behandeld. Dat lijkt ons niet juist. Het lijkt ons ook niet goed om uitstel tot april te vragen als het gaat om huuronderhandeling. Wij hebben van de staatssecretaris begrepen dat dit niet echt verantwoord is. Voorzitter! U kent onze trouwheid. Dat nemen wij zeer serieus. Wij zullen de motie van mevrouw Van 't Riet met volle overtuiging steunen.
De heer Biesheuvel (CDA):
Voorzitter! Een stemverklaring over de gewijzigde motie van mevrouw Van 't Riet. De motie had eerst nr. 38. Een systeem op basis waarvan minder huurverhoging kan worden gevraagd, naarmate de huur dichter bij de maximaal redelijke huur ligt, vinden wij op zichzelf bespreekbaar, maar de maatvoering die in deze motie wordt gehanteerd, achten wij te rigide. Daarom zullen wij tegen de motie stemmen.
De heer Van der Staaij (SGP):
Voorzitter! Een stemverklaring over de motie op stuk nr. 21 van de leden Van Gent en Biesheuvel. Wij steunen deze motie, omdat wij het belang van een goed instrumentarium voor het aanpakken van ongewenste permanente bewoning van recreatiewoningen onderschrijven. Dit laat onverlet dat gemeentebesturen in bijzondere gevallen de bevoegdheid hebben en houden om van handhavend optreden af te zien. Er moet ook niet aan voorbij worden gezien dat de permanente bewoning in sommige gevallen in verband staat met het ontbreken van een adequaat woningaanbod. Die onderliggende problematiek moet naar onze overtuiging voortvarend worden aangepakt.
De heer Hofstra (VVD):
Mevrouw de voorzitter! Wij zouden stemmen over de motie op stuk nr. 38, maar deze is inmiddels alweer gewijzigd. Het kernpunt van de motie blijft dat de huur van een veel te groot aantal huurwoningen in ons land, meer dan 60%, op inflatieniveau wordt bevroren. Feitelijk worden daarmee de verzelfstandigde corporaties onder curatele gesteld, terwijl juist door de succesvolle verzelfstandiging de huurverhogingen de laatste jaren sterk zijn gedaald en zelfs veel lager zijn dan bij de eerdere centrale politieke sturing. Door de speelruimte van de corporaties zo sterk te verkleinen, dreigen er weer financiële en naar wij vrezen ook juridische problemen te ontstaan, terwijl het dan wel onwaarachtig wordt om tegelijkertijd veel inspanningen van diezelfde corporaties te vragen. Tevens zullen de laagste huren 4,25% worden verhoogd en daar was de belangrijkste indiener juist op tegen. Wij stellen met nadruk vast dat deze motie evenals de eerdere motie-Melkert niet in overeenstemming is met het regeerakkoord. Dat stelt de VVD ernstig teleur. Immers: afspraak is afspraak. Wij stemmen tegen de motie.
In stemming komt de gewijzigde motie-Biesheuvel (26800-XI, nr. 32).
De voorzitter:
Ik constateer, dat de aanwezige leden van de fracties van de VVD, het CDA, het GPV, de RPF en de SGP voor deze gewijzigde motie hebben gestemd. Dit is dezelfde uitslag als ik heb geconstateerd bij de stemming over de motie-Nicolaï/Ross-van Dorp c.s. (26800-VIII, nr. 50).
Ik neem nu maar aan dat ook bij deze motie de stemmen zouden staken als wij nu hoofdelijk gingen stemmen. Daarom stel ik voor, dat wij volgende week ook over deze motie een herstemming zullen hebben.
Daartoe wordt besloten.
In stemming komt de motie-Van Gent/Biesheuvel (26800-XI, nr. 21).
De voorzitter:
Ik constateer, dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.
In stemming komt de motie-Poppe (26800-XI, nr. 26).
De voorzitter:
Ik constateer, dat de aanwezige leden van de fracties van de SP en GroenLinks voor deze motie hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de gewijzigde motie-Van 't Riet (26800-XI, nr. 40).
De voorzitter:
Ik constateer, dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, GroenLinks, de PvdA, D66, het GPV en de RPF voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
De heer Van Middelkoop (GPV):
Voorzitter! De staatssecretaris heeft vorige week aanneming van de motie-Van 't Riet ontraden en ook de gewijzigde motie niet van een ander oordeel voorzien. Wat gaat hij doen met deze motie?
Staatssecretaris Remkes:
Zoals vaker met moties gebeurt, zal deze worden meegenomen en in het kabinet worden besproken. De Kamer zal van de bevindingen op de hoogte worden gesteld.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-19992000-2085-2086.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.