Vragen van het lid Stellingwerf aan de minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, over uitspraken van de minister aangaande de introductie van genetisch veranderd voedsel, gedaan in zijn toespraak voor de stichting Merkartikel op 25 november jl.

De heer Stellingwerf (RPF):

Voorzitter! Deze week heeft de minister van LNV door de porseleinkast van het debat over genetisch veranderd voedsel gelopen. Brinkhorst voor genvoedsel en Brinkhorst verdedigt genvoedsel, dat waren de meest opvallende krantenkoppen. De minister neemt daarmee op een verkeerd moment een nogal merkwaardig standpunt in. De Kamer heeft namelijk voor het zomerreces twee diepgaande discussies gevoerd over genetisch veranderd voedsel, voedselveiligheid en de keuzevrijheid van de consument. Die discussie werd voorlopig afgesloten met de conclusie dat het mede gezien alle complexe ontwikkelingen noodzakelijk is om een nieuwe nota biotechnologie te schrijven. Ook nam de Kamer een motie aan, waarin met name werd aangedrongen op een maatschappelijke debat over alle aspecten van genetisch veranderd voedsel. Met dit alles in het achterhoofd heb ik de volgende vragen.

1. Wat is de reden dat de minister het bedrijfsleven als een ware actievoerder heeft opgeroepen assertief te zijn in de richting van actiegroepen die zijns inziens extreme standpunten innemen met betrekking tot genetisch veranderd voedsel? Betreft het hier overigens een kabinetsstandpunt?

2. Wat vond de minister eigenlijk extreem aan de actie van Greenpeace om bepaalde producten die genetisch veranderde bestanddelen te bevatten op te kopen?

3. Waarom gaat de minister voorbij aan het feit dat de Kamer vlak voor het zomerreces twee diepgravende discussies met de regering heeft gevoerd over deze problematiek, waarbij juist begrippen als terughoudendheid en zorgvuldigheid centraal stonden?

4. Waarom voert de minister ter voorbereiding op de komende beleidsnota deze discussie niet binnen het kabinet en waarom loopt hij vooruit op de door de Kamer gevraagde maatschappelijke discussie? Krijgt de minister binnen het kabinet wellicht te weinig gehoor?

5. Als de minister zegt deze discussie aan te zwengelen met het oog op de keuzevrijheid voor de burger, draait hij de situatie dan niet totaal om? Het gevaar is niet dat wij straks geen genetisch veranderd voedsel meer kunnen krijgen, maar dat wij juist keihard oplopen tegen het feit dat straks alle voedsel is vervuild met genetisch veranderde bestanddelen.

6. Erkent de minister dat het de overheid is die niet tijdig sluitende eisen heeft gesteld die een GGO-vrije voedselketen garanderen en dat de overheid heeft verzaakt een sluitend systeem van etikettering te maken, waardoor de keuzevrijheid van de burger tot nu toe een farce is gebleken?

Minister Brinkhorst:

Mevrouw de voorzitter! Ik ben de geachte afgevaardigde erkentelijk voor zijn vragen waarin hij verwijst naar de uitspraken in mijn speech van verleden week donderdag voor de stichting Merkartikelen over genetisch veranderd voedsel. Hij sprak zijn zorgen uit over mijn positieve houding ten aanzien van de veiligheid en de wenselijkheid van voedsel dat met behulp van deze nieuwe technologie wordt voortgebracht. Hij zei dat ik daarmee vooruitloop op de discussie rond de integrale beleidsnota.

Voorzitter! Mijn uitspraken wijken in geen enkel opzicht af van de hoofdlijnen die op dit ogenblik kernelement zijn van het debat en het beleid van het betrokken departement waarover inderdaad overleg is gevoerd met uw Kamer begin van dit jaar.

Mevrouw de voorzitter! De eerste pijler onder het beleid wordt gevormd door het stimuleren van technologie en kennis en de toepassing daarvan in het Nederlandse onderzoeks- en bedrijfsleven. Zoals ik al eerder heb gezegd, zie ik deze technologie als sleuteltechnologie voor de nieuwe eeuw, nationaal en internationaal. Ik wil voorkomen dat wij met een te vroeg oordeel belangrijke kansen laten schieten of op achterstand raken ten opzichte van de landen om ons heen.

Het doel is een objectieve discussie over de mogelijkheden van toepassing van biotechnologie in Nederland. Het spreekt voor mij vanzelf – en ik zeg dit met enige nadruk – dat onpartijdigheid en onafhankelijkheid van de overheid essentieel zijn. Daarbij behoort natuurlijk het luisteren naar alle geluiden in de samenleving. Naar Greenpeace, maar ook naar anderen in en buiten deze Kamer.

De tweede pijler van het biotechnologiebeleid is een set van randvoorwaarden die waarborgen dat de introductie van die nieuwe technologie in alle zorgvuldigheid plaatsvindt. Over het belang van die randvoorwaarden wil ik geen enkel misverstand laten bestaan. Ik beantwoord daarmee gelijk de opmerking van de heer Stellingwerf die meent dat ik met name het bedrijfsleven zou willen stimuleren. Het is van groot belang dat de overheid het vertrouwen van de consument en de samenleving in de veiligheid en de kwaliteit van ons voedsel herstelt en kan behouden. Om dit te realiseren, streven wij naar een zo compleet mogelijke regelgeving – nationaal en internationaal – om veilige producten in het milieu en op de markten te krijgen. Daarbij wordt rekening gehouden met de zorg in de maatschappij. Tegelijkertijd is maximale openbaarheid noodzakelijk en transparantie over de veiligheidsbeoordeling en toelating in het kader van die regelgeving.

Ten slotte willen wij de keuzemogelijkheden van de consument stimuleren onder meer door te streven naar een zo volledig mogelijke etikettering van producten. Ik wijs erop dat Nederland een van de weinige Europese landen is die een specifiek beleid hebben ontwikkeld om gentechvrije ketens tot stand te brengen en daarmee de keuzevrijheid van de consument te faciliëren en te bevorderen. Wij hebben als overheid een speciale rol om dit verder te ontwikkelen.

Mevrouw de voorzitter! Tegen die achtergrond heb ik in mijn uitspraken voor de stichting Merkartikel zeer uitdrukkelijk het kabinetsstandpunt weergegeven. Ik liep daarmee inderdaad vooruit op de integrale nota, maar ik denk dat ik hiermee een bijdrage leverde aan het maatschappelijk debat. Het is noodzakelijk dat de overheid in onafhankelijkheid positie kiest. Ik ben dan ook van mening dat er geenszins sprake is van onzorgvuldigheid in mijn speech. Het is noodzakelijk om juist in deze fase duidelijk te maken waar de overheid staat. Ik loop naar mijn gevoel dus ook geenszins vooruit op de positie van de integrale nota. Ik meen dat ik inhoud geef aan het staande beleid van dit kabinet. Om die reden kan ik ook zeker niet zeggen dat de stelling dat de overheid hiermee zorgvuldig moet omgaan, door mij is omgedraaid in dit debat. Het is voor mij essentieel dat iemand die zoals ik acht jaar verantwoordelijk is geweest voor met name de gevolgen van een nucleair ongeval (Tsjernobyl) buitengewoon zorgvuldig omgaat met alle risico's die in deze zaken spelen. Dit is voor mij een zeer essentieel punt, maar ik vind het tegelijkertijd noodzakelijk dat de keuzevrijheid van de consument met zeer veel nadruk wordt betoond. Ik meen dat ik op deze wijze kan bijdragen aan het maatschappelijk debat waaraan overigens in brede zin behoefte lijkt te bestaan. Een debat niet zozeer over de biotechnologie als zodanig, maar over bepaalde vormen van toepassing ervan in de praktijk.

De heer Stellingwerf (RPF):

Voorzitter! Ik dank de minister voor zijn antwoord. Ik ben ook blij met de nuancering in zijn uitlatingen nu hij zegt dat de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de overheid voor hem buiten kijf staan. Hij spreekt over het belang van de randvoorwaarden waaraan GGO-vrije voedselketens zullen moeten voldoen. Als dit zo is en hij de zorgvuldigheid centraal wil blijven stellen, dan moeten wij toch vaststellen dat de huidige etiketteringregels bij lange na geen sluitend systeem hebben opgeleverd. In die zin moeten zijn opmerkingen als voortijdig worden bestempeld. De minister heeft mij op dat punt zeker niet kunnen overtuigen en ook niet over de reden waarom hij zijn opmerkingen nu heeft gedaan. De minister kan in zijn huidige positie geen vrijblijvende uitspraken doen. Zijn uitspraken zijn, gezien de positieve reactie van het bedrijfsleven, ook niet vrijblijvend gebleken. Waarom heeft de minister in deze discussie toch min of meer de kant van het bedrijfsleven gekozen, terwijl de positie van de consument nog steeds in het geding is? Diens keuzevrijheid kan immers nog steeds niet worden gegarandeerd.

Ten slotte vraag ik de minister: erkent hij dat de biologische landbouw, die ook zijn steun heeft, door de overhaaste introductie van genetisch veranderde voedingsmiddelen wordt bedreigd? Hoe moeten wij zijn steun voor de biologische sector zien in het licht van deze opmerkingen?

Minister Brinkhorst:

Voorzitter! Ik wil benadrukken dat er geen sprake van is dat ik in dit debat aan de kant van het bedrijfsleven heb gestaan. Het gaat om de keuzevrijheid en die is voor mij essentieel. Wanneer producten eenmaal de toelatingsprocedure zijn gepasseerd, dan is het van groot belang dat een fabrikant of distributeur achter dat product staat. Het staat Greenpeace vrij om daarover kritisch te spreken. Evenzeer is het van belang dat de keuzevrijheid wordt bevorderd. Toevallig sprak ik in dat kader, maar ik hoop binnenkort ook een uitnodiging voor een toespraak in een ander verband te krijgen. Ook daar zal ik datzelfde standpunt aankondigen, want wij moeten ons zo zorgvuldig en concreet mogelijk uitspreken: men heeft immers behoefte aan zekerheid over het standpunt van de overheid in dezen. In die zin denk ik dan ook niet dat mijn opmerkingen voortijdig zijn geweest. Natuurlijk zijn ze vanwege mijn functie ook niet vrijblijvend. Echter, totdat het tegendeel blijkt, is dit het beleid van dit kabinet.

De voorzitter:

Aangezien ik heb begrepen dat dit onderwerp op 6 december bij het notaoverleg van de betreffende vaste commissie nogmaals aan de orde komt, stel ik voor, over te gaan naar het volgende onderwerp.

Daartoe wordt besloten.

Naar boven