Aan de orde is de herstemming over een motie, ingediend tijdens het debat over het organisch psychosyndroom, te weten:

- de motie-Poppe over een algemene vervangingsplicht van organische oplosmiddelen (25720, nr. 4).

(Zie vergaderingen van 5 en 11 november 1997.)

De voorzitter:

Ik constateer, dat de aanwezige leden van de fracties van GroenLinks, de SP, de PvdA, D66, het GPV, de SGP, de groep-Nijpels, de Unie 55+ en het lid Hendriks voor deze motie hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

De heer Marijnissen (SP):

Voorzitter! Ik wil de staatssecretaris, ook in verband met de motie-Middel die is aangenomen, vragen wat zijn reactie is op deze uitspraak van de Kamer en op die motie. Indien hij zal zeggen, wat ik vermoed, dat het kabinet zich erover zal beraden, wil ik hem vragen om de Kamer daarover volgende week te berichten.

Staatssecretaris De Grave:

Misschien vindt de Kamer het niet erg dat ik mijn eigen antwoord geef namens het kabinet.

De situatie is lastig geworden door het feit dat er nu twee moties zijn aangenomen die op sommige punten tegenstrijdig zijn. Ik zal mij daarover, in overleg met het kabinet, moeten beraden en ik zal de Kamer informeren over wat er nu moet gebeuren.

De heer Middel (PvdA):

Voorzitter! De staatssecretaris zegt dat de moties tegenstrijdig zijn, maar dat is niet waar. De motie-Poppe gaat verder dan de motie-Middel c.s. De motie-Poppe zou je ook als aanvullend kunnen beschouwen.

Staatssecretaris De Grave:

Dat mag de interpretatie van de heer Middel zijn, maar dat is niet de interpretatie van het kabinet.

De heer Wallage (PvdA):

Voorzitter! Mag ik de staatssecretaris erop wijzen dat bij moties de interpretatie van indieners geldt en niet de interpretatie van de regering.

Staatssecretaris De Grave:

Voorzitter! Dat moge zo zijn, maar ik heb deze interpretatie ook al gegeven tijdens het Kamerdebat. Ik heb toen omstandig uitgelegd dat hierdoor voor het kabinet in wetgevende zin grote complicaties dreigen. Die beoordeling heb ik vooraf gegeven en ik neem aan dat zelfs de heer Wallage het mij toestaat een mening te hebben over een motie die is aangenomen.

De voorzitter:

Ik stel u voor het debat hierover niet te heropenen. Het is helder dat de indiener in feite bepaalt wat de strekking van de motie is en niet het kabinet. Ik stel voor, dat wij de reactie van het kabinet afwachten.

Daartoe wordt besloten.

Naar boven