Aan de orde is de eindstemming over het voorstel van wet van het lid Duivesteijn houdende regels ter bevordering van de medezeggenschap van huurders op het functioneren van verhuurbedrijven van woongelegenheden (Wet op het overleg huurders verhuurder) (24080).

(Zie vergadering van 5 juni 1997.)

De voorzitter:

Ik geef gelegenheid tot het afleggen van stemverklaringen vooraf.

De heer Hofstra (VVD):

Voorzitter! Na veel debat, veel onduidelijkheid, ja zelfs verwarring komt initiatiefwetsvoorstel 24080 dan toch in stemming. De VVD-fractie wil voor de stemming het volgende verklaren.

Ten eerste is de gevolgde procedure zo krom als een hoepel. Onderweg wordt het aanvankelijke initiatief vervangen door een volledig nieuw initiatief, zonder adviesaanvraag bij de Raad van State. Tevens werd gewedijverd met een ons nog onbekend wetsvoorstel van de regering, waarover nota bene de Raad van State vorige week advies heeft uitgebracht.

Ten tweede is het de vraag, hoe geloofwaardig dit initiatief op dit moment nog is. Het initiatief ligt bij de sector, huurders en verhuurders, en tevens bij de fracties van de PvdA, D66 en het CDA, die alle afwijkende wensen van de initiatiefnemer hebben geamendeerd naar de regeling van de sector die ook is opgenomen in het regeringsvoorstel.

De voorzitter:

Ik verzoek u te zeggen waarom u voor of tegen bent en niet op uw eentje een soort heropening te beginnen. Zegt u nu in drie woorden waarom u voor of tegen bent.

De heer Hofstra (VVD):

Daar ben ik toch mee bezig, voorzitter?

De voorzitter:

U bent bezig met een heel betoog.

De heer Hofstra (VVD):

Voorzitter! In de derde en laatste plaats: waar gaat het inhoudelijk over? Niet om een historische doorbraak en ook niet meer om medezeggenschap, want dit begrip is op het allerlaatste moment ook nog verdwenen. Het gaat om niet meer en ook niet minder dan een overlegregeling waarvoor de sector de spelregels al heeft opgesteld. Moeten wij in een tijd waarin de regels in dit land ons boven het hoofd groeien, dit wettelijk regelen? De VVD-fractie wil geen verantwoordelijkheid voor deze procedure en de nu voorliggende regeling nemen. Daarom stemt zij zoals zij stemt.

De voorzitter:

Ik stel voor, de wijzigingen voorgesteld op stuk nr. 27, aan te brengen in de eindtekst.

Daartoe wordt besloten.

In stemming komt het voorstel van wet.

De voorzitter:

Ik constateer, dat de aanwezige leden van de fracties van GroenLinks, de SP, de PvdA, het GPV, de RPF, het CDA, D66, de groep-Nijpels, het AOV, de CD en het lid Hendriks voor het voorstel van wet hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

Ik neem aan, dat de initiatiefnemer de verdediging van het voorstel in de Eerste Kamer op zich wil nemen.

De heer Duivesteijn (PvdA):

Voorzitter! Dat zal ik graag doen. Verder stel ik het op prijs, deze Kamer te danken voor het vertrouwen dat zij in mij stelt.

Naar boven