Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Reitsma.

De heer Reitsma (CDA):

Voorzitter! De secretaris van de Spoorwegongevallenraad heeft afgelopen weekeinde opnieuw aandacht gevraagd voor de betrouwbaarheid van het beveiligingssysteem van de Nederlandse Spoorwegen. De CDA-fractie vindt de veiligheid op het spoor van grote betekenis. Ongevallen dienen zoveel mogelijk voorkomen te worden en daarom dient het onderwerp veiligheid prioriteit te krijgen.

Er schijnt een nieuw ATB-systeem te zijn, maar het probleem is dat de invoering ervan nog wel 20 tot 25 jaar kan duren. Daardoor blijft de onveiligheid op het spoor nog vele jaren bestaan. Dat vindt mijn fractie zorgelijk en daarom stellen wij voor, de minister van Verkeer en Waterstaat een brief naar de Kamer te laten sturen waarin aan verschillende punten aandacht wordt besteed.

In de eerste plaats horen wij graag wat de visie van de minister is omtrent het huidige systeem van beveiliging bij de Nederlandse Spoorwegen. Tevens willen wij vernemen welke kansen de minister ziet om op niet al te lange termijn het nieuwe systeem in te voeren.

In de tweede plaats krijgen wij graag van de minister van Verkeer en Waterstaat een overzicht waarin wordt aangegeven welke financiële consequenties het voorgaande heeft. Wat is de hoogte van het bedrag en wat is het tijdpad voor de komende jaren?

In de derde plaats willen wij vernemen wat de minister van Verkeer en Waterstaat in de afgelopen jaren heeft gedaan met de adviezen die omtrent dit onderwerp meerdere keren zijn uitgebracht.

In de vierde plaats willen wij weten in welke mate de minister prioriteit wil geven aan het invoeren van een nieuw ATB-systeem.

Vervolgens heeft mijn fractie er ook behoefte aan, in een aanvullende brief van de minister nadere informatie te krijgen over het dalend aantal reizigers bij het streek/busvervoer.

De voorzitter:

De heer Reitsma doet in feite twee verzoeken. Hij vraagt om twee brieven. Allereerst stel ik zijn verzoek omtrent de brief van de minister over de veiligheid bij de Nederlandse Spoorwegen aan de orde. Ik geef hierover het woord aan de heer Vreeman.

De heer Vreeman (PvdA):

Voorzitter! Wij steunen dit verzoek en wij willen ook een betere analyse krijgen van de veiligheid bij het spoor.

De heer Poppe (SP):

Voorzitter! Ik steun dit verzoek ook, maar wil er nog een vraag aan toevoegen. Graag zie ik dat in de brief speciaal aandacht wordt besteed aan de veiligheid van de baanwerkers.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar de minister van Verkeer en Waterstaat.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Vervolgens stel ik het verzoek van de heer Reitsma om een tweede brief aan de orde. Die brief betreft het dalend aantal reizigers bij het streek/busvervoer. Ik geef hierover het woord aan de heer Rosenmöller.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Voorzitter! Ik had dit punt ook aangemeld voor de regeling. Misschien wil de minister in deze brief tevens de oorzaken en het verwachtingspatroon voor 1996, alsmede de beleidsmaatregelen met betrekking tot de mogelijke trendbreuk in 1996 behandelen. In dat geval sluit ik mij geheel bij het verzoek van collega Reitsma aan.

De voorzitter:

Ik stel voor, ook het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar de minister van Verkeer en Waterstaat.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Rabbae.

De heer Rabbae (GroenLinks):

Voorzitter! Er bestaat onduidelijkheid over de kosten van de spaarloonregeling. Daarnaast is op zijn minst sprake van een verschil van mening hierover tussen het CPB en het ministerie van Financiën. Dat blijkt uit het bericht in de Volkskrant van vanmorgen. Het CPB spreekt over een totaal aan belastingtegenvallers van ongeveer 2,3 mld. Een deel daarvan wijt het CPB aan de kosten van de spaarloonregeling. Het ministerie van Financiën heeft het in de Volkskrant echter over een bedrag van niet meer dan 25 mln. als kosten van de spaarloonregeling. Wat de Kamer betreft is dus sprake van complete onduidelijkheid. Via u, voorzitter, wil ik de staatssecretaris van Financiën en de minister van Sociale Zaken vragen om antwoord te geven op de volgende twee vragen.

De eerste vraag luidt, wat exact de omvang is van de kosten van de spaarloonregeling. Daarnaast vraag ik de bewindslieden of zij kunnen aangeven welke groepen werknemers, gedifferentieerd naar salarisschalen, gebruik maken van deze regeling.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Marijnissen.

De heer Marijnissen (SP):

Voorzitter! De chaos en de vertwijfeling binnen de thuiszorg in ons land nemen hand over hand toe. Overal worden ontslagen aangezegd. De staatssecretaris zegt in antwoord op vragen van mijn kant ijskoud dat er weinig aan de hand is. De werkgelegenheid zou landelijk niet afnemen, terwijl de vereveningseffecten zouden kunnen worden opgevangen door natuurlijk verloop.

De Kamer heeft al vele malen bij de bewindslieden aangedrongen op snelle publikatie van de nota Thuiszorg. Tot ieders spijt blijft die nota maar uit. Ondertussen wordt het gat tussen de echte werkelijkheid en de papieren werkelijkheid van de verantwoordelijke bewindslieden steeds groter. Daarmee is de geloofwaardigheid van de politiek zo langzamerhand in het geding.

Voorzitter! Om die reden vraag ik via u de staatssecretaris, desnoods de minister, met spoed om een brief met daarin in ieder geval antwoord op de volgende vragen. Wanneer krijgt de Kamer duidelijkheid over wanneer de nota openbaar wordt? Waarom blijft die nota zo lang weg? Welke instellingen zijn dit jaar in de financiële problemen gekomen, welke instellingen komen dit jaar wellicht in de financiële problemen door de bezuinigingen en de verevening? Kunnen de bewindslieden inzicht geven in de precieze oorzaken daarvan en de gevolgen voor het personeel en de cliënten? Kunnen de bewindslieden de Kamer toezeggen dat geen onomkeerbare besluiten worden genomen over de thuiszorg? Ik denk daarbij met name aan de budgetgarantie voor de gezinszorg, waarover inmiddels ook al wordt gediscussieerd.

Mevrouw Vliegenthart (PvdA):

Voorzitter! De heer Marijnissen wijst er terecht op dat het kabinet al herhaalde malen toezeggingen aan de Kamer heeft gedaan ter zake. Eerst zou er ná de zomer een beleidsnota verschijnen. Toen werd het vóór de kerst, toen na de kerst, toen begin januari, toen half februari. Gisteren trof ik in mijn post een briefje aan, gedateerd 2 april jl., waarin wederom om uitstel werd gevraagd als het gaat om de publikatie van de beleidsnota. Een nadere afweging op enkele zwaarwegende punten uit de brief zou daartoe noodzaken.

Ik ben het met de heer Marijnissen eens dat het allemaal te lang duurt. De problemen worden te groot om het kabinet nog langer uitstel te verlenen. Normaal gesproken zou ik de commissie in haar procedurevergadering morgen hebben voorgesteld om met de regering te debatteren over de vraag waarom zij niet tot een beleidsnota Thuiszorg kan komen. Dan zouden wij inhoudelijk kunnen beoordelen wat de knelpunten zijn en hoe wij verder moeten gaan. Nog eens de toezegging vragen dat de nota er over drie weken is, daar heb ik geen vertrouwen meer in na het rijtje toezeggingen dat wij al hebben gehad.

De heer Fermina (D66):

Mijnheer de voorzitter! Ik sluit mij aan bij hetgeen de heer Marijnissen heeft gezegd. Mijn fractie wil echter iets verder gaan en daarvoor sluit ik mij aan bij het verzoek van mevrouw Vliegenthart: wij zouden graag deze week nog een brief van de minister ontvangen waarin zij uitlegt waarom het zo lang duurt. Daarover kunnen wij dan met elkaar van gedachten wisselen. Wij willen dus deze week nog helderheid krijgen over de vraag waarom het zo lang moet duren.

Mevrouw Mulder-van Dam (CDA):

Ik sluit mij ook aan bij het verzoek van de heer Marijnissen, maar wijs erop dat ik de commissie heb gevraagd of zij een brief aan de minister wil sturen met het verzoek om de notitie die zij al regelmatig heeft toegezegd, nu met spoed te doen toekomen aan de Kamer. Het verzoek van de heer Marijnissen is dus al op de agenda voor een procedurevergadering geplaatst en wel in de vorm van een brief van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport aan de minister.

Mevrouw Nijpels-Hezemans (groep-Nijpels):

Voorzitter! Ik sluit mij namens mijn fractie van harte aan – volgens mij voor de derde keer – bij het verzoek van de heer Marijnissen om spoedig met die nota te komen. Ik sluit mij tevens aan bij het verzoek van de heer Fermina om deze week nog een brief te verzenden waarin de argumenten worden aangegeven.

Mevrouw Oedayraj Singh Varma (GroenLinks):

Voorzitter! Ik sluit mij aan bij het voorstel van mevrouw Vliegenthart, die een ander voorstel deed dan de heer Marijnissen. Mevrouw Vliegenthart heeft naar mijn mening gelijk met haar verzoek, want wij kunnen niet langer meer wachten en iedere keer vragen om een brief. Daar wachten wij al een paar maanden op en wij krijgen steeds maar uitstel. Dat kan niet meer; er moet nu beslist worden wat er gedaan moet worden en naar mijn mening is het belangrijk dat daarover een commissievergadering plaatsvindt.

Mevrouw Van Blerck-Woerdman (VVD):

Ik sluit mij aan bij de verzoeken van mevrouw Vliegenthart en de heer Fermina.

De heer Van der Vlies (SGP):

Voorzitter! Om het beeld te completeren, sluit ook ik mij aan bij alle vragen die op dit punt zijn gesteld.

De heer Leerkes (Unie 55+):

Mijnheer de voorzitter! Het zal duidelijk zijn dat ik mij volledig kan vinden in hetgeen de heer Marijnissen hierover heeft gezegd. De thuiszorg komt steeds meer onder druk te staan en er treedt demotivatie op. Er moet zeer snel duidelijkheid komen en daar pleit ik graag voor.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar de staatssecretaris.

Daartoe wordt besloten.

Naar boven