Vragen van het lid Marijnissen aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, over de problematiek van de Melkert-banen bij de Stichting Thuiszorg Enschede-Haaksbergen.

De heer Marijnissen (SP):

Mijnheer de voorzitter! Afgelopen vrijdag kwam er het bericht dat bij de Stichting Thuiszorg Enschede-Haaksbergen maar liefst 220 thuishulpen moeten verdwijnen. Zij worden ontslagen. Eerder zijn wij al geconfronteerd met aankondigingen van ontslagen bij Oost-Gelderland en in Helmond. Ook de thuiszorgorganisatie Salland en Deventer overweegt dat. De AbvaKabo zegt dat het nu misschien nog over honderden mensen gaat, maar binnen afzienbare tijd om duizenden mensen. De reorganisaties – het eufemisme voor ontslagen – worden veroorzaakt door de bezuinigingen en in het bijzonder door de verevening.

De vraag naar thuishulp stijgt in ons land. Dat heeft te maken met de vergrijzing, maar ook met het feit dat mensen langer thuis blijven en ook eerder uit het ziekenhuis thuiskomen. Wij moeten echter vaststellen dat de rijksoverheid steeds minder over heeft voor deze vormen van zorg. De wachtlijsten nemen dan ook toe, evenals de eigen bijdragen die moeten worden betaald door de mensen.

Het lijkt mij dat de verleiding voor thuiszorgorganisaties erg groot is om een soort substituut te zoeken in de Melkert-banen. Als er één ding is waarover deze Kamer steeds duidelijk is geweest, dan is dat, wanneer wij spreken over Melkert-banen, wij niet kunnen spreken over verdringing. Daarom stel ik de volgende vragen aan de minister.

Kan de minister bevestigen dat de 50 Melkert-banen bij de Stichting Thuiszorg Enschede-Haaksbergen oorspronkelijk zijn aangemeld bij de sociale dienst en de arbeidsvoorziening als "assistent-achtige" banen in de thuiszorg? Worden deze banen nu voor een deel ingezet als thuishulp-A-banen, met de bedoeling om de problematiek van de wachtlijsten in de thuiszorg te verkleinen? Is dit volgens de minister toegestaan? Erkent de minister dat deze mensen met een Melkert-baan de plaats gaan innemen van in ieder geval een deel van de 220 thuishulpen die zullen worden ontslagen? Is dat geen verdringing? Is dat nog wel in overeenstemming met de bedoeling van het scheppen van de Melkert-1-banen? De bedoeling was dat de mensen met een dergelijke baan boven de formatie aangesteld zouden worden.

Tot slot, mijnheer de voorzitter,...

De voorzitter:

Uw tijd is om. De twee minuten spreektijd zijn bedoeld om vragen te stellen en niet om een beschouwing te geven. U heeft echter nog een tweede ronde.

Minister Melkert:

Mijnheer de voorzitter! Graag benut ik deze gelegenheid om nog eens duidelijk uit te spreken, dat de heer Marijnissen volkomen gelijk heeft met zijn stelling...

De voorzitter:

Ook uw spreektijd is beperkt. U heeft maximaal vijf minuten.

Minister Melkert:

Dat was mij bekend, voorzitter.

De heer Marijnissen heeft volkomen gelijk, dat de 40.000 banen niet bedoeld zijn als substituut voor bestaande banen respectievelijk als vervanging van verdwenen banen dan wel ter vervulling van functies van ontslagen werknemers. Het spreekt dan ook vanzelf dat, wanneer er aanleiding is om te veronderstellen dat zulks wel gebeurt, degenen die daarvoor verantwoordelijk zijn het risico lopen in het kader van de bestaande procedure en afspraken geen recht te kunnen laten gelden op subsidie in verband met de aanstelling van mensen in het kader van de 40.000 banen. Met de minister van VWS heb ik afspraken gemaakt over de manier waarop in de praktijk zal worden opgetreden. In het onderhavige geval zou de beperking aan de orde kunnen zijn. De informatie is ook zodanig dat wij zelf aanleiding hebben gezien om na te gaan wat er aan de hand is, maar ik kan niet ingaan op de details die de heer Marijnissen hier in vragende zin aan de orde stelt. Wij zijn de kwestie namelijk nog aan het uitzoeken. Het principe is echter hartstikke helder. Er kunnen geen 40.000 banen worden gecreëerd voor instellingen die langs een achterdeur bestaande, reguliere werkgelegenheid laten verdwijnen. Het zal bij die 40.000 banen moeten gaan om extra arbeidsplaatsen en extra functies. Dat is ook de uitdaging: nieuwe functies creëren voor nieuwe werkzaamheden waarbij lager gekwalificeerde werknemers een rol kunnen spelen. Dat zal ook in de thuiszorg het geval moeten zijn.

Mijnheer de voorzitter! De heer Marijnissen zal het mij niet kwalijk nemen dat ik voor de verdere discussie over de toekomst van de thuiszorg herinner aan de mogelijkheden om daarover met collega Borst van gedachten te wisselen.

De heer Marijnissen (SP):

Mijnheer de voorzitter! Ik hoop dat de Kamer binnen afzienbare tijd zal gaan spreken over de thuiszorg en over alles wat daar aan de hand is. Het doel van het stellen van deze vragen mag echter duidelijk zijn. Ik wil de verleiding die er mogelijk bij thuiszorgorganisaties bestaat, wegnemen. Wellicht willen zij het verlies aan arbeidsplaatsen compenseren door middel van het aantrekken van mensen in het kader van de Melkert-banen. Als ik de minister goed heb begrepen, is hij het op dit punt met mij eens. Hij is ook van mening, dat degenen die in de thuiszorg werkzaam waren en als het ware aan de voorkant werden ontslagen, niet kunnen worden vervangen door de aanstelling van mensen in het kader van de Melkert-1-banen.

Voorzitter! Tot slot nog de volgende vraag: is de minister bereid met het COTG, dat klaarblijkelijk een coördinerend rol heeft in dezen, contact op te nemen? Mij is uit verschillende gesprekken met betrokkenen gebleken, dat er toch enige verwarring bestaat over wat nu wel en wat niet kan worden toegelaten. Ter illustratie geef ik in dit verband een klein citaatje. Dat citaatje bevat de woorden van directeur Van der Eijk van deze organisatie. Hij zegt in de Volkskrant: Het is onvermijdelijk, dat ze zich ook begeven op het terrein van de reguliere thuishulpen. Met "ze" worden hier bedoeld de mensen met Melkert-banen. Met andere woorden: het beeld is niet zo zwart/wit als wij allen zouden willen. Misschien is er dus toch sprake van verdringing.

Minister Melkert:

Voorzitter! De heer Marijnissen heeft nog eens gezegd, wat het doel was van het stellen van deze vragen. Ik ben hem natuurlijk in het algemeen erkentelijk voor het stellen van vragen, maar bij deze gelegenheid wel zeer in het bijzonder. Ik ben het namelijk geheel met hem eens, dat niet mag worden toegegeven aan de verleiding om een eventueel verlies aan arbeidsplaatsen in het reguliere circuit op te vangen door gebruik te maken van de mogelijkheden die worden geboden met de 40.000 banen. Dat is niet de bedoeling, dat mag niet en er zal op worden toegezien dat het niet gebeurt. Met het COTG bestaan uitvoerige contacten hierover. In het onderhavige geval heb ik met mijn collega van VWS een lijn lopen om hierop toe te zien.

Overigens wijs ik de heer Marijnissen in verband met zaken die direct onder mijn verantwoordelijkheid plaatsvinden, erop dat de arbeidsvoorziening nu niet voor niets is opgehouden met het selecteren van mensen voor bemiddeling naar deze banen. Men wil eerst uitgezocht hebben wat er aan de hand is en wat de ondernemingsraad ervan vindt. De ondernemingsraad moet er ja tegen gezegd hebben. Als de ondernemingsraad geen ja zegt, komt er geen geld. Zo simpel is het.

Ik ben ervan overtuigd dat, als iedereen zijn verantwoordelijkheid neemt, dit op de juiste wijze kan worden afgehandeld. Wij zijn en wij blijven alert.

Mevrouw Nijpels-Hezemans (groep-Nijpels):

Voorzitter! 100 van de ontslagen thuishulpen kunnen onmiddellijk aan de slag als alfahulpen. Dat is een aanzienlijke verslechtering van hun rechtspositie. Vindt de minister dit aanvaardbaar en, zo niet, is hij ertoe bereid contact met zijn collega van VWS op te nemen om deze rechtspositionele verslechtering met alle macht te voorkomen?

Veel van de ontslagen werknemers zijn via arbeidsbemiddeling en bijscholing in hun baan terechtgekomen. Is het inzetten van Melkert-banen een vorm van geldverspilling, doordat de ene arbeidsbemiddelingsregeling teniet wordt gedaan door de andere?

Minister Melkert:

Voorzitter! Het antwoord op de laatste vraag is nee.

Het antwoord op de eerste vraag is als volgt. In feite spreekt mevrouw Nijpels over de algemene personeelsproblemen in de thuiszorg. Onlangs heeft mevrouw Borst mede namens mij antwoorden hierover aan de Kamer gegeven naar aanleiding van een zaak bij de Zorggroep Oost-Gelderland. Ik wijs er overigens op dat datgene wat zich aanvankelijk liet aanzien, uiteindelijk niet is gebeurd. Ik kan mij de vraag van mevrouw Nijpels wel voorstellen, maar ik geef haar in overweging er verder met mevrouw Borst over te spreken.

De heer Leerkes (Unie 55+):

Voorzitter! Er is enige tijd geleden grote commotie in Oost-Gelderland ontstaan over het plaatsen van mensen op een nul-urencontract. Dit is een beetje vergelijkbaar met die alfahulpen. In een later stadium zien wij nu dat er in Enschede soortgelijke dingen gebeuren, maar dan met Melkert-banen. Verwacht de minister dat dit effect zal hebben voor heel het land? Is dit een lokale gebeurtenis of kunnen wij in heel Nederland iets dergelijks in de thuiszorg verwachten? Dat zouden wij zeer bedenkelijk vinden. Ik heb een aantal thuiszorgcentra bezocht en kan de minister zeggen dat er nu al grote commotie is.

Minister Melkert:

Voorzitter! Het probleem waarop de heer Leerkes wijst, heeft te maken met de verevening die op dit moment binnen de thuiszorg gaande is. De heer Marijnissen noemde het ook al even. Er komt dus wat minder geld in de ene regio ten behoeve van wat meer geld in een andere regio. Wij moeten er dan ook voorzichtig mee zijn om de ontwikkeling in alle regio's over een zelfde kam te scheren. Oost-Gelderland en Enschede-Haaksbergen zijn regio's die moeten inleveren in het kader van die vereveningsexercitie. Hierbij geldt dat bestaande rechtsposities niet zomaar kunnen worden ingewisseld voor veel slechtere rechtsposities. Ik denk hierbij aan het omzetten van een vast contract in een alfahulpcontract en aan het omzetten van een alfahulpcontract in een nul-urencontract. Het laatste was in Enschede aan de orde; de heer Leerkes wees daar terecht op. Ik meen dat er in Oost-Gelderland na veel duwen en trekken uiteindelijk voor een andere oplossing is gekozen, die beter recht doet aan de rechtspositie van de betrokkenen.

Er zijn dus twee dingen aan de orde. Het eerste is het budget. Als een thuiszorggroep minder budget heeft, houdt het natuurlijk wel een keer op. Dan zullen er maatregelen moeten worden overwogen. Dat mindere budget daar betekent overigens meer budget op een andere plek in het land. In de tweede plaats is daarbij de rechtspositie van betrokkene in het geding, in die zin dat daar de normale ontslagaanvraagprocedure in het kader van de preventieve ontslagtoets betrekking op heeft. De regionaal directeur voor de arbeidsvoorziening ziet erop toe dat rechtsposities niet ten onrechte worden ingewisseld voor lagere gekwalificeerde posities in het kader van een verandering van een arbeidscontract.

Naar boven