Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg over de intentieverklaring Verkeer en Vervoer.

De beraadslaging wordt geopend.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Voorzitter! De Kamer heeft op 13 maart met de minister overlegd over de intentieverklaring inzake het convenant Verdi, ofte wel Verkeer en vervoer regionaal, decentraal en integraal. Een belangrijk onderdeel van dit convenant is het overhevelen van de zogenaamde gebundelde doeluitkering voor kleine infrastructuur naar het Provincie- en het Gemeentefonds per 1 januari 1998.

Mijn fractie en ook andere fracties zijn er niet gerust op dat op dat moment, per 1 januari 1998, het fundament voor een goed verkeers- en vervoersbeleid in alle gemeenten en provincies in Nederland zodanig is, dat het verantwoord is om deze doeluitkering zonder meer over te hevelen naar het Provincie- en het Gemeentefonds. De minister heeft in het overleg dan ook toegezegd dat zij eerst een evaluatie zal laten plaatsvinden alvorens zij een definitieve beslissing neemt. Maar ook heeft zij gezegd voorshands vast te houden aan de in het convenant neergelegde afspraken.

Mijn fractie vindt deze toezegging derhalve onvoldoende helder. Wij willen in dit debat op dat punt duidelijkheid krijgen van de minister. Wij zijn namelijk van mening dat de evaluatie in het convenant zelf moet worden opgenomen. Daarom willen wij de Kamer de volgende motie voorleggen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat de minister van Verkeer en Waterstaat voornemens is een convenant decentralisatie verkeer en vervoer te ondertekenen;

overwegende, dat in dit concept-convenant de afspraak is opgenomen dat de gelden die gemoeid zijn met de gebundelde doeluitkering ten behoeve van de zogenaamde kleine infrastructuur per 1 januari 1998 worden overgeheveld naar het Provinciefonds en het Gemeentefonds;

van mening, dat deze overheveling alleen dient plaats te vinden indien uit door de minister toegezegde evaluatie is gebleken dat het verkeers- en vervoersbeleid in voldoende mate door provincies en gemeenten wordt gedragen;

verzoekt de regering alvorens het convenant te ondertekenen, in de toelichting op paragraaf 2 van het convenant vast te leggen dat de overheveling van de gebundelde doeluitkering afhankelijk is van de uitkomsten van de genoemde evaluatie,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid M.B. Vos. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 8 (23198).

Mevrouw Van 't Riet (D66):

Mijnheer de voorzitter! Ook de fractie van D66 heeft in eerste termijn in het algemeen overleg aangegeven dat zij nogal wat vraagtekens zet bij het feit, dat de gebundelde doeluitkering uit het Provinciefonds en het Gemeentefonds al in 1998 zal plaatsvinden. Er zou eerst een evaluatie moeten plaatsvinden. Uit het verslag blijkt dat de minister dit ook toezegt. Als zij dat alsnog doet, heb ik geen behoefte aan de motie.

De heer Valk (PvdA):

Voorzitter! Tijdens het algemeen overleg hebben verschillende woordvoerders vraagtekens gezet bij de overheveling van de doeluitkering met ingang van 1 januari 1998. Als ik de tekst van de motie vergelijk met het verslag van het algemeen overleg van 13 maart jl., waarin de minister stelt dat alvorens een beslissing wordt genomen er eerst een evaluatie zal plaatsvinden en dat de beslissing nog aan de orde zal komen tijdens de behandeling van de planwet, dan is mijn conclusie, dat de facto de intentie van de motie door de minister is overgenomen. Wellicht kan ze overbodig verklaard worden. Ik wil hierover eerst helderheid, alvorens een standpunt over de motie in te nemen.

Minister Jorritsma-Lebbink:

Voorzitter! Ik dank de Kamer voor haar inbreng. Ik verkeer thans in een tamelijk unieke situatie. Afgelopen vrijdag heb ik het convenant getekend, maar niet nadat ik een nog niet ingediende motie had uitgevoerd. Ik heb de Kamer tijdens het overleg een aantal toezeggingen gedaan. Ik heb precies gedaan wat door mevrouw Vos achteraf in de motie wordt gevraagd, namelijk een aanvulling in de toelichting. In 1997 zal een evaluatie plaatsvinden om te bezien of de streefdatum van de werkelijke decentralisatie haalbaar is. Daarbij zal niet alleen bezien worden of de voorbereidingen ver genoeg gevorderd zijn om daadwerkelijk tot overheveling over te gaan, maar ook of provincies en gemeenten op dat moment klaar zijn om de verantwoordelijkheid van het Rijk in dezen op een zodanige manier over te nemen, dat de continuïteit van dit onderdeel van het verkeers- en vervoersbeleid niet in gevaar gebracht wordt. Naar aanleiding van de toezegging in het mondeling overleg heb ik de toelichting aangepast. De motie is in die zin overbodig, dat ik haar al heb uitgevoerd voordat ze werd ingediend.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Voorzitter! De minister heeft gedaan wat de Kamer heeft gevraagd. Ik trek de motie in.

De voorzitter:

Aangezien de motie-M.B. Vos (23198, nr. 8) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.

De beraadslaging wordt gesloten.

Naar boven