Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg over remigratieregelingen.

De beraadslaging wordt geopend.

De heer Apostolou (PvdA):

Voorzitter! De afgelopen week hebben wij met de minister van Binnenlandse Zaken en de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid een goed algemeen overleg gehad over de voortzetting van het remigratiebeleid en een aantal verbeteringen in de huidige remigratieregelingen. Op één punt, namelijk de terugkeeroptie, heeft de minister naar ons oordeel geen bevredigend antwoord gegeven. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat remigratieregelingen worden voortgezet en dat in het toekomstig remigratiebeleid een aantal verbeteringen met betrekking tot doelgroepen, individualisering van de remigratie-uitkeringen en ziektekostenverzekering worden doorgevoerd;

constaterende, dat de regering een wettelijke basis voor het remigratiebeleid heeft toegezegd en in 1996 een wetsvoorstel ter zake zal indienen;Apostolou

constaterende, dat het ontbreken van een algemene (tijdelijke) terugkeeroptie voor velen, na een langdurig verblijf in Nederland, een belemmering blijkt te zijn om een beslissing te nemen om terug te keren;

van mening, dat een vrijwillige persoonlijke, weloverwogen en verantwoorde beslissing voor definitieve terugkeer mede vorm wordt gegeven door een terugkeeroptie;

verzoekt de regering in het in te dienen wetsvoorstel een regeling met betrekking tot de terugkeeroptie op te nemen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Apostolou, Dankers, Dittrich, Oedayraj Singh Varma en Poppe.

Zij krijgt nr. 16 (24401).

De heer Apostolou (PvdA):

Voorzitter! Met deze motie willen wij bereiken dat het principe van de terugkeeroptie in de wet wordt vastgelegd. De termijnen van de terugkeeroptie zullen we opnieuw moeten bespreken als de regering met een voorstel komt.

De heer Dittrich (D66):

Voorzitter! Tijdens de behandeling van de begroting van Binnenlandse Zaken in oktober 1995 heb ik namens de fractie van D66 het onderwerp van de remigratie behandeld, omdat wij vonden dat het wel tijd werd dat er weer eens over remigratie werd gesproken en dat de regering met een inhoudelijk standpunt kwam over de diverse deelaspecten die met remigratie te maken hebben. Ik heb toen ook expliciet namens mijn fractie gesproken over de terugkeeroptie. De regering heeft toen gezegd dat er begin 1996 een brief over zou komen. Toen ik die brief las, was ik er nogal teleurgesteld over, aangezien die nogal vaag was. In het algemeen overleg dat wij onlangs gehouden hebben, was de minister ook op het punt van de terugkeeroptie niet duidelijk. Daarom is de fractie van D66 bijzonder blij met de zoëven ingediende motie, die ondertekend is door een groot aantal partijen. De motie bevat de uitspraak dat er in de wet een terugkeeroptie moet worden opgenomen. Zoals de heer Apostolou zei: over de lengte van de termijn inzake de terugkeeroptie valt nog te spreken. Het beginsel is in ieder geval erg belangrijk. De fractie van D66 is dus erg blij met deze motie.

Mevrouw Dankers (CDA):

Mijnheer de voorzitter! Voor zover bewindslieden ooit zouden klagen over het feit dat ze voor korte intermezzo's naar deze Kamer moeten komen, dan is het in dit geval geheel aan de minister zelf te wijten. In de ogen van de CDA-fractie was het eigenlijk heel vreemd dat de toezegging door de minister niet al in het overleg werd gedaan. Vandaar dat wij zeer benieuwd zijn naar het oordeel van de minister over de motie. Denkt de minister door de motie in de Kamer te laten aannemen, dat zijn positie binnen het kabinet versterkt wordt? Is dat de reden waarom wij nu hier moeten zijn om dit te bewerkstelligen? In het algemeen overleg heeft de minister toegezegd voor de zomer met een inhoudelijke notitie te komen waarin concrete gedachten over de invulling van onder andere de terugkeerregeling zouden staan. Ligt er dan een concept-wetsvoorstel of krijgen wij opnieuw een notitie waarin de stand van zaken met allerlei alternatieven wordt aangegeven? Dat zouden wij nog graag van de minister horen.

Mevrouw Van der Stoel (VVD):

Voorzitter! Zo te horen aan de bijdrage van mevrouw Dankers valt het kennelijk wat zwaar dat het kabinet de draad oppakt waar die onder het vorige kabinet nog terzijde was gelegd. Naar aanleiding van de motie komt nog wel de volgende vraag op bij de VVD-fractie. Dat betreft het onderdeel ziektekostenregelingen. Er is op 6 en 8 december 1994 toegezegd aan de Kamer om juist op het punt van de verdragslanden met betrekking tot ziektekostenverzekeringen een overzicht te geven van wat precies onder medeverzekerde wordt verstaan. In het voorbeeld van Turkije wordt daaronder verstaan het meeverzekeren van ouders. Dat is in ons systeem van ziektekostenverzekeringen niet het geval. Door het kabinet is de toezegging gedaan dat het overzicht er zou komen. Wij willen het daaraan gaarne herinneren en vragen om dat overzicht op zo kort mogelijke termijn te verstrekken, omdat dit bij de voorbereiding en uitwerking van het wetsvoorstel van belang zal zijn bij de beoordeling van de vraag in hoeverre de VVD-fractie het kabinet op alle onderdelen van dat voorstel kan steunen.

De heer Apostolou (PvdA):

Mevrouw Van der Stoel heeft nog niets gezegd over de motie zelf. Hoe staat de VVD daar tegenover?

Mevrouw Van der Stoel (VVD):

Als mevrouw Dankers zo vriendelijk aan het kabinet vraagt om een reactie op deze motie, dan wacht ik die eerst af. Dan kan ik daarna alsnog reageren, als ik daartoe zelf de behoefte voel.

Mevrouw Oedayraj Singh Varma (GroenLinks):

Voorzitter! Het is jammer dat wij deze motie moeten indienen. Het zou beter geweest zijn als de minister tijdens het debat dat wij hebben gevoerd op dit punt, naar de Kamer had geluisterd. Deze wens werd breed gevoeld. Wij hebben aangegeven waarom een terugkeeroptie zo belangrijk is. Ik wil vandaag niet praten over de vraag of die periode een jaar, twee jaar dan wel drie jaar moet zijn. Dat doen wij als wij van de minister de stukken krijgen.

Ik herhaal dat een terugkeeroptie belangrijk is. Remigratie hakt zo in op het persoonlijk leven van mensen. Mensen besluiten terug te gaan. Op dat moment kunnen zij nog niet zeggen dat dit besluit definitief is. Mensen moeten enige ruimte krijgen om na te gaan of hun besluit goed is. De motie vraagt om een terugkeeroptie. De minister wilde dat niet regelen. Als er een terugkeeroptie is, kunnen de mensen een besluit nemen. In Nederland het besluit nemen om terug te gaan, is volgens mij geen definitief besluit. Als je enige tijd terug bent in je geboorteland, kun je een definitief besluit nemen. Daarom is een terugkeeroptie van groot belang en daarom is deze motie van groot belang.

Minister Dijkstal:

Voorzitter! De staatssecretaris hecht eraan dat ik zeg mede namens hem te antwoorden.

De heer Apostolou heeft gelijk: mijn antwoord was niet bevredigend in dat algemeen overleg. Ik heb uitgelegd waarom dat antwoord ook nooit bevredigend kon zijn. Ik was namelijk niet in staat op dit en andere punten definitief mee te delen wat het kabinet ter zake vond. Als de heer Dittrich zegt dat ik niet duidelijk was, dan geef ik dat toe. Zoals men weet, is dat volkomen tegen mijn gewoonte in. In dit geval kon ik niet duidelijk zijn, omdat het kabinet ter zake nog geen beslissingen heeft genomen.

Wij hebben wel rond de hele terugkeeroptie in het algemeen overleg alle pro's en contra's – want er zijn ook contra's aan verbonden – naar voren gebracht. Ik dacht er in ieder geval wel in geslaagd te zijn om de leden in dat overleg duidelijk te maken dat je de terugkeeroptie niet los kunt zien van de heldere regels die je stelt en die bij voorkeur in de wet zijn vastgelegd. Je kunt het evenmin los zien van de uitgebreide voorlichting die je ter zake geeft aan de mensen die moeten beslissen. Door de Kamer is de suggestie gedaan oriëntatieperiodes in te bouwen. Als de mensen weggaan, is er nog de mogelijkheid van de terugkeeroptie. Je moet al deze mogelijkheden met elkaar in verband zien. Ik was niet in staat op dat moment de Kamer mee te delen wat het kabinet daarvan vond.

Nu ligt deze motie hier en zit ik daar een beetje mee. Als de motie bedoeld is als een signaal vanuit de Kamer dat zij hecht aan terugkeeropties, dan is de motie overbodig. Ik heb dat signaal in dat algemeen overleg voldoende meegekregen. Als de motie bedoeld is als de politieke controle van de Kamer op het beleid van de regering, dan is zij voorbarig, want de regering heeft nog niets besloten. Om die reden ben ik een beetje verbaasd over de motie, niet over de gedachte achter de motie.

Zoals ik maar al te goed weet, is de Kamer uiteindelijk meester over haar eigen handelingen. Zij moet zelf afwegen of zij het zinvol vindt om die motie wel of niet in te dienen. Maar materieel gesproken, is de motie niet nodig, zeker niet om, zoals mevrouw Dankers zegt, mijn positie binnen het kabinet te versterken. Als dat laatste al mogelijk zou zijn, dan geloof ik niet dat daar dit middel voor nodig is. Ik heb inderdaad toegezegd dat ik voor de zomer zou komen met een notitie waarin een standpunt staat. De huidige notitie was meer bedoeld om aan te geven welke richting wij denken op te gaan. Daarover wil ik graag met de Kamer praten. De notitie die voor de zomer komt, zal de standpunten bevatten van de regering. Zij zal zo snel mogelijk worden gevolgd door een wetsvoorstel. Ik heb daar wat langer voor nodig omdat het wetsvoorstel nu eenmaal een bepaalde procedure moet volgen.

De heer Apostolou (PvdA):

Voorzitter! De motie is niet bedoeld als een signaal. Er staat duidelijk in dat wij de terugkeeroptie in de wet terug willen zien. Daarover is de motie helder.

Minister Dijkstal:

Ik heb niet gezegd dat de motie niet duidelijk was. Ik heb gezegd dat als de motie bedoeld is als signaal zij voor mij overbodig is, omdat ik het signaal al bij het algemeen overleg heb gekregen. Als de motie meer is dan een signaal, dan is zij voorbarig omdat het kabinet eerst zelf een standpunt moet bepalen voordat de Kamer kan zeggen of zij daar gelukkig of ongelukkig mee is. Dat is het enige wat ik erover heb willen zeggen. De inhoud van de motie heb ik wel begrepen, want die was helder.

De heer Apostolou (PvdA):

Ik heb begrepen dat de minister tijdens het overleg een aantal toezeggingen heeft gedaan. Hij heeft gezegd dat er een wet komt en dat een aantal zaken geregeld wordt. Het enige punt dat resteerde, was de terugkeeroptie. De Kamer zegt nu dat dit punt ook geregeld moet worden. Zoals de minister andere toezeggingen heeft gedaan, zal hij dit ook moeten regelen in de wet.

Minister Dijkstal:

Ik denk dat er nu twee dingen door elkaar worden gehaald. Er waren een paar punten waarover in het kabinet al besluitvorming had plaatsgevonden. Anders had ik immers nooit met die notitie naar de Kamer toe kunnen komen. Dat was bijvoorbeeld de wettelijke basis, die overigens voortvloeit uit de Algemene wet bestuursrecht en dat soort dingen meer. Het was dus niet zo moeilijk om mee te delen wat het kabinet ter zake besloten had.

Over datgene wat in die wet komt te staan – de doelgroepen, de methoden, het geld en al dat soort dingen meer – heb ik de Kamer geen enkele toezegging gedaan. Ik heb alleen aangegeven op welke punten wij het nu verder zullen uitwerken, ook gehoord de opmerkingen vanuit de Kamer, en dat ik voor de zomer met een kabinetsstandpunt ter zake zal komen. Dat zal ik dus gewoon doen.

Ten slotte is er nog een punt van mevrouw Van der Stoel. Er zijn nog wat onduidelijkheden over de ziektekostenverzekeringen. Ik heb toegezegd dat ik zal proberen om daar in die notitie helderheid over te verschaffen. Zij voegde daar nog een heel specifiek punt aan toe: de meeverzekerde. Op dat punt zal ik dan zeker ook ingaan.

De heer Apostolou (PvdA):

Voorzitter! De minister zegt op dit moment een aantal dingen die wij in het algemeen overleg anders hadden begrepen. Wij hadden namelijk niet begrepen dat er opnieuw een nota zou komen, maar dat besloten was dat er een wetsvoorstel zou komen. In de memorie van toelichting zouden dan alle ins en outs, overwegingen, enzovoorts naar voren worden gebracht. Wij hadden dus niet begrepen dat wij opnieuw een nota zouden krijgen.

Minister Dijkstal:

Waar dat misverstand dan zit, weet ik niet. Maar dan doen wij het niet! Dat is ook niet zo moeilijk, want dan komt dat wetsvoorstel vanzelf wel.

De voorzitter:

Wanneer er naar aanleiding van hetgeen nu gezegd wordt, nader overleg nodig is, dan moet de commissie maar bijeenkomen. Dit gaat om de afronding.

De heer Dittrich (D66):

Voorzitter! Mag ik een vraag ter verduidelijking aan de minister stellen?

De voorzitter:

Mits het echt een vraag ter verduidelijking is.

De heer Dittrich (D66):

Dat is zeker het geval. Ik hoorde de minister zeggen dat hij eerst met een notitie komt en dat hij dan na verloop van tijd met een wetsvoorstel komt. Gaat er door het schrijven van die notitie niet veel te veel tijd overheen? Zou het niet zaak zijn om zo snel mogelijk na het verschijnen van die notitie, maar ook voor de zomer, bijvoorbeeld al een proeve van een wetsvoorstel te hebben?

De voorzitter:

Dat is nauwelijks een vraag ter verduidelijking.

Minister Dijkstal:

Ik ben toch wel blij met die vraag, want dan kan ik het in ieder geval verduidelijken. Voordat wij de wet maken, zullen wij moeten weten wat erin komt te staan. Wij zullen dus eerst moeten vaststellen wat de mening van het kabinet is. Zodra wij dat vastgesteld hebben, heb ik er geen probleem mee om dat aan de Kamer mee te delen. Of wij dat dan een notitie, een brief of een nota noemen, dat kan mij niet schelen. Wij zullen dat vertalen in wetteksten. Voordat het wetsvoorstel bij de Kamer is, zal het toch eerst via het kabinet naar de Raad van State en wellicht weer terug naar het kabinet moeten gaan. Daar zit dus een vertraging in. Het royale aanbod dat het kabinet de Kamer doet, luidt als volgt: zodra het zijn "mind" heeft opgemaakt, zal dat aan de Kamer worden meegedeeld.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, morgen over de motie te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

Naar boven