Vragen van het lid Verhagen aan de minister voor Ontwikkelingssamenwerking, over de ontwerp-verordening van de Europese Unie inzake humanitaire hulp en het functioneren van de European Community Humanitarian Office.

De heer Verhagen (CDA):

Mijnheer de voorzitter! Uit de ontwerp-agenda van de Ontwikkelingsraad voor morgen blijkt, dat is voorzien in een besluit inzake de ontwerp-verordening humanitaire hulp. In het verleden is er kritiek geweest op het functioneren van het Europees humanitair bureau, dat de noodhulp coördineert. Blijkens deze ontwerp-verordening heeft deze kritiek zich vertaald in een ondercurateleplaatsing van de Europese Commissie, waarbij voor iedere uitgave ten behoeve van de noodhulp een besluit van de Raad noodzakelijk is. Ik heb de volgende vragen aan de minister voor Ontwikkelingssamenwerking.

1. Wat zal de houding van de minister voor Ontwikkelingssamenwerking zijn ten aanzien van die ontwerp-verordening inzake humanitaire hulp?

2. Deelt de minister de mening dat een Europees gecoördineerd beleid met betrekking tot noodhulp nog steeds gewenst is?

3. Deelt de minister de mening, dat kritiek op ECHO zich niet dient te vertalen in renationalisatie van het EG/OS-noodhulpbeleid, maar in voorstellen tot verbetering van de werkwijze?

4. Hoe verhouden de voorstellen inzake de verordening voor humanitaire hulp zich tot het gegeven, dat de middelen onderdeel uitmaken van de begroting van de Europese Unie, en derhalve aan de controle van het Europees Parlement onderhevig dienen te zijn?

5. Op welke wijze zal het budgetrecht van het Europees Parlement worden gehandhaafd, indien uitgaven met betrekking tot noodhulp de goedkeuring van de raad behoeven?

6. Zal de tengevolge van de ontwerp-verordening voorziene goedkeuring voor iedere uitgave de noodzakelijke slagvaardigheid van optreden bij noodsituaties niet op onaanvaardbare wijze aantasten?

7. Is de minister bereid zich te verzetten tegen een renationalisatie van dit onderdeel van het Europese-Uniebeleid?

Minister Pronk:

Voorzitter! Het voorlezen van die vragen gaat zo razendsnel, dat ik het niet allemaal heb kunnen noteren. Voor zover ik me al die vragen nog kan herinneren, geef ik er nu een antwoord op, waarbij ik begin met de laatste vraag.

Ik verzet mij uiteraard tegen renationalisatie, maar dit is geen renationalisatie. Datgene wat wordt voorgesteld, is een procedure, die geheel in overeenstemming is met de mogelijkheden die het verdrag biedt, aan de hand van een aantal concrete opties in de sfeer van de verschillende vormen van de comités: beheerscomités, raadgevende comités en dergelijke. Inderdaad heeft de kritiek die ook Nederland vanaf 1992, toen ECHO is ingesteld, heeft gehad op het functioneren van ECHO – autoritair, ondoorzichtig, traag en zeer arrogant ten opzichte van alle particuliere organisaties, die de feitelijke uitvoerders zijn van de noodhulp – erin geresulteerd dat er van de kant van nogal wat Europese lidstaten is voorgesteld te komen tot een procedure met betrekking tot de uitgaven op het terrein van de noodhulp. Die procedure zou de doorzichtigheid moeten vergroten, en zou minder gevaren met zich mee moeten brengen voor de slagvaardigheid van diegenen, die de noodhulp in de praktijk, gefinancierd door de Europese Gemeenschappen, zouden moeten uitvoeren. Doorgaans zijn dat de particuliere organisaties.

Zoals de heer Verhagen weet, heb ik de afgelopen jaren zowel over de geannoteerde agenda van de ontwikkelingsraden als over de verslagen daarvan regelmatig met de vaste commissie voor Ontwikkelingssamenwerking gesproken, waarbij ik altijd instemming heb ondervonden van de kant van de Kamer voor de duidelijke opstelling onzerzijds.

Nederland zal zich morgen op het standpunt stellen, dat de verordening zoals die er momenteel ligt – daarover zal nog worden gesproken – onze instemming kan krijgen, mits aan een aantal voorwaarden wordt voldaan. Eén van die voorwaarden heeft betrekking op de specifieke keuze van de beheersmodaliteit die zal worden geschapen, namelijk een beheerscomité, beter nog een specifiek comité, een besluitvormingscomité. Wat ons betreft wordt dat een comité dat niet leidt tot verlamming van de besluitvorming, maar tot een zodanige invloed op het beleid, ook van de lidstaten, dat de Commissie, zoals dat de afgelopen jaren het geval is geweest, de lidstaten niet geheel kan negeren en passeren. Uiteraard zal dat zijn gebaseerd op de opties die het verdrag biedt. Dat laat de budgettaire bevoegdheden van het Europees Parlement onverlet.

Verder spelen enkele andere aspecten een rol in de discussie van morgen over de ontwerp-verordening. Die hebben te maken met de zichtbaarheid van de hulp, de coördinatie met de internationale organisaties en ook met de mogelijkheid om al dan niet militaire middelen te financieren bij humanitaire acties. De Europese Commissie stelde voor om dat wel te accepteren, maar wij zijn daar geen voorstander van. Ook aan de hand van de uitkomst van die discussie zullen wij ons uiteindelijke standpunt bepalen. Zoals het er nu naar uitziet, is het morgen mogelijk – ik weet niet of ik er zelf bij aanwezig kan zijn, want ik heb begrepen dat ik morgen in de Kamer moet zijn voor een heropening van de beraadslaging – om overeenstemming te bereiken over de ontwerp-verordening. Wij zullen ons uiteindelijk niet tegen die verordening verzetten, mits wordt gekozen voor een acceptabele beheersstructuur.

Ik meen dat ik hiermee de verschillende vragen heb beantwoord.

De heer Verhagen (CDA):

Voorzitter! Het feit dat het voorstel binnen het verdragskader verantwoord is, in die zin dat een nieuwe beheersstructuur mogelijk is volgens het verdrag, betekent nog niet dat geen sprake zou zijn van renationalisatie. Naar mijn mening is wel degelijk sprake van renationalisatie. Uitgaven die onderdeel uitmaken van de EU-begroting en dus aan controle van het Europees Parlement onderhevig dienen te zijn, behoeven vooraf instemming van de Raad. Iedere euro of ecu, die ten behoeve van noodhulp via particuliere organisaties beschikbaar wordt gesteld, behoeft volgens deze constructie de instemming van de Raad. Derhalve is naar mijn mening wel degelijk sprake van renationalisatie.

De kritiek van onder andere de particuliere organisaties op de werkwijze van ECHO in het verleden wordt niet meer zo hard verwoord als in het verleden gebeurde, aangezien aanpassingen hebben plaatsgevonden, met name bij de inschakeling van de particuliere organisaties. De particuliere organisaties vrezen nu echter dat door deze nieuwe ontwerp-verordening een enorme vertraging in de besluitvorming zal optreden, waardoor de slagvaardigheid van het noodzakelijke beleid wordt aangetast.

Indien de minister akkoord gaat met de ontwerp-verordening, zal mijn fractie daar tijdens het algemeen overleg naar aanleiding van deze Raad in ieder geval op terugkomen. Zo nodig zal zij dit verslag op de agenda van de plenaire vergadering plaatsen, aangezien zij deze ontwikkeling ten stelligste afkeurt.

Minister Pronk:

Voorzitter! Ik heb geen vraag genoteerd.

De voorzitter:

Uw antwoord is helder.

Het woord is aan mevrouw Roethof.

Mevrouw Roethof (D66):

Voorzitter! Mijn fractie was blij met de toezending van de ontwerp-agenda voor de Ontwikkelingsraad voor morgen en met de uitvoerige beschouwing over de Nederlandse opstelling. Dat maakt het proces van Europese politieke besluitvorming opener, overzichtelijker en democratischer, waarvoor dank.

Het gaat om erg veel geld. Het is dan ook goed dat deze Kamer de vinger aan de pols houdt. Wij steunen de minister in zijn opbouwend kritische benadering van het ECHO-programma. Pas als er een aantal verbeteringen in de uitvoering zijn aangebracht, kan gedacht worden aan een andere vorm van besluitvorming. Wij steunen de minister dus in zijn opstelling. Krijgt hij echter ook steun van andere Europese landen?

Minister Pronk:

Voorzitter! Wij krijgen ten aanzien van onze opstelling ter zake van ECHO in het algemeen veel steun van Engeland, Duitsland en Denemarken. Je kunt het ook anders formuleren, namelijk dat ieder van die landen ook steun heeft van de andere landen. In het algemeen trekken wij met z'n vieren op. Door deze vier landen wordt ook de meeste specifieke eigen noodhulp verstrekt en daarin zijn ook de meeste particuliere organisaties die worden ingeschakeld bij de uitvoering van de noodhulp. Met de desbetreffende particuliere organisaties overleggen wij ook regelmatig over het te voeren Europese noodhulpbeleid.

Sommige van deze landen gaan nog verder dan Nederland, zoals Duitsland, Engeland en Zweden. Duitsland en Engeland zijn zelfs van mening dat unanimiteit in een rechtsbasis dient te worden vastgelegd. Wij vinden in de desbetreffende comités een gekwalificeerde meerderheid voldoende. Het kiezen voor unanimiteit kan aanleiding geven tot verlamming. Het is niet onze bedoeling om procedures te vertragen. Er is enige ervaring geboekt met andere vormen van uitgaven op het terrein van ontwikkelingssamenwerking, bijvoorbeeld bij de voedselhulp. Beslissingen kunnen op basis van een schriftelijke procedure binnen 48 uur worden genomen. Het is noodzakelijk om juist bij het begin van noodhulp zo goed mogelijk te coördineren. Dat houdt in dat Europese hulpverlening wordt gecoördineerd met de hulpverlening van de grote internationale organisaties, met name de Verenigde Naties. Dat is een van de belangrijkste redenen om juist ook enige invloed door de verschillende lidstaten op de richting van de hulpverlening te doen gelden, ook in het kader van de coördinatie met andere organisaties die dezelfde noodhulpgebieden proberen te bestrijken.

Mevrouw Sipkes (GroenLinks):

Voorzitter! In antwoord op de vragen van collega Verhagen antwoordde de minister dat het aan de orde zijnde besluit geen renationalisatie inhoudt, dat er een commissie komt die de doorzichtigheid en de slagvaardigheid moet vergroten, maar dat zij hoe dan ook de lidstaten niet zal passeren. Wat is het verschil tussen het niet renationaliseren en het tegelijkertijd de lidstaten niet passeren?

De minister sprak over slagvaardiger opereren, maar zei ook dat de lidstaten altijd geconsulteerd moeten worden. Er is een ruime periode tussen de vergaderingen van de verschillende OS-raden. Hoe slagvaardig kan men dan zijn?

Wat doet de minister met de kritiek van de hulporganisaties die in het voorstel juist wel renationalisatie, bureaucratisering en vermindering van slagvaardigheid zien?

Minister Pronk:

Mijnheer de voorzitter! Van renationalisatie is sprake als de Europese Commissie geen besluitvormende bevoegdheden meer heeft en die in handen worden gegeven van de lidstaten. Daarvan is geen sprake. Het Europese verdrag biedt mogelijkheden voor een aantal comités. Het gaat daarbij om overlegprocedures tussen de lidstaten en de Europese Commissie, die variëren van een licht raadgevende functie tot een beheersfunctie, die de lidstaten een veel zwaardere stem geeft in het overleg met de Europese Commissie. Zelfs de zwaarste vorm van die overlegprocedures betekent nog niet dat de lidstaten de besluitvormende bevoegdheden van de Commissie kunnen overnemen. De zwaarste vorm is dat er geen besluit wordt genomen bij gebrek aan overeenstemming tussen de lidstaten en de Europese Commissie; dan treedt er dus een verlamming op. Die zwaarste vorm kiezen wij niet.

Een minder zware vorm is dat overleg plaatsvindt in het kader van een dergelijke beheersstructuur, waarbij de Commissie beslist als uiteindelijk geen overeenstemming wordt bereikt. Die op één na zwaarste vorm zullen wij dan kiezen. Dat betekent dus dat er per definitie geen renationalisatie plaatsvindt, maar dat de mogelijkheid zich voordoet dat de lidstaten behoorlijk kunnen meespreken. Dat gebeurt uiteraard niet in het kader van de Europese Raad van ministers van ontwikkelingssamenwerking, die één keer per jaar bijeenkomt, maar via de normale procedure, dus schriftelijk, telefonisch of per fax. Er kan dan binnen een aantal uren worden gereageerd na een mededeling of een verzoek van de Commissie aan de lidstaten. Dat kan, zoals ik zoëven al zei, soms zelfs binnen 24 à 48 uur gebeuren. Het is van groot belang om in ieder geval die tijd daarvoor te nemen, omdat het om groot geld gaat. Er moet een zo goed mogelijke onderlinge afstemming komen tussen het noodhulpbeleid van de Europese Commissie en bijvoorbeeld UNHCR en het wereldvoedselprogramma.

Voorts werd gevraagd wat ik denk van de opstelling van de particuliere organisaties op dit punt. Ik moet eerlijk zeggen dat een wijziging van de opstelling van die organisaties mij niet bekend is. Zij hadden zeer veel kritiek op de wijze waarop ECHO met hen omging. Mede op basis van de kritiek van de particuliere organisaties, die immers het werk moeten doen, hebben wij gekozen voor een transparantere beheersstructuur. Dat is dan ook deze. Mij is niet bekend dat de particuliere organisaties plotseling de andere zijde van het spectrum hebben gekozen. Zij hebben mij tenminste niet benaderd.

De heer De Hoop Scheffer (CDA):

Voorzitter! Ik hoor de minister voor Ontwikkelingssamenwerking net zeggen dat hij morgen twee verplichtingen heeft, namelijk de Ontwikkelingsraad en de Kamer. Kan ik de druk op zijn agenda wat verlichten door namens de CDA-fractie de souplesse te betrachten dat wij tijdens de heropening van de discussie over de herijking met de coördinerende bewindsman voor Buitenlandse Zaken van gedachten kunnen wisselen?

De voorzitter:

Dit punt hoort hier niet thuis. Wij zijn nu bezig met de vragen en niet met de regeling van werkzaamheden. De Kamer gaat voor en wij hebben al een oplossing gevonden.

Minister Pronk:

Mijnheer de voorzitter!

De voorzitter:

Neen, ook u hebt het woord niet. Ik begrijp dat u het probeert, maar wij verwachten u morgenavond hier.

Minister Pronk:

De Kamer gaat altijd voor. Ik zou het hier niet willen missen.

De voorzitter:

Die dienst hebben wij graag bewezen.

De heer Bukman (CDA):

Ik heb gehoord dat het niet nodig is de noodhulp te renationaliseren. Uit het antwoord van de minister krijg ik de indruk dat Nederland, zoals wel meer lidstaten, een grotere vinger in de pap wil hebben bij de uiteindelijke besluitvorming. Is dat het signaal dat wij afgeven aan de IGC?

Minister Pronk:

Het is niet als zodanig bedoeld, maar misschien kan het als zodanig worden opgevat. Het is een signaal dat wij al sinds 1992 aan de Europese Commissie geven voor zover het gaat om de noodhulp. Het heeft tot 1995 geduurd voordat op dit terrein een beslissing kon worden genomen en dat heeft met de IGC niets te maken.

Naar boven