Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:

Ik deel aan de Kamer mede dat ik op verzoek van de vaste commissie voor Justitie en de algemene commissie voor Europese Zaken op 14 december namens de Kamer aan de staatssecretarissen van Buitenlandse Zaken en van Justitie de wens te kennen heb gegeven, dat de bij brief van 29 november 1995 overgelegde ontwerp-besluiten van het Uitvoerend Comité Schengen (19326, nr. 130) de uitdrukkelijke instemming van de Staten-Generaal behoeven.

Ik stel voor, morgen aan het einde van de vergadering ook te stemmen over de moties, voorgesteld tijdens het nota-overleg over de verzelfstandiging van de NS, te weten:

  • - de motie-Reitsma over het aanbesteden van lijnen (18986, nr. 20);

  • - de motie-Reitsma over het minimumvoorzieningenniveau (18986, nr. 21);

  • - de motie-Remkes c.s. over de taaksector van NS (18986, nr. 22);

  • - de motie-Van 't Riet over een flankerend beleid voor het personenvervoer (18986, nr. 23);

  • - de motie-Van 't Riet c.s. over de eigendom van de infrastructuur (18986, nr. 24);

  • - de motie-Rosenmöller over de prijsverhouding auto/trein (18986, nr. 25);

  • - de motie-Rosenmöller over aantallen reizigerskilometers (18986, nr. 26);

  • - de motie-Rosenmöller over de contractsector (18986, nr. 27);

  • - de motie-Van den Berg over de verzelfstandiging van de NS (18986, nr. 28);

  • - de motie-Verkerk over consumentenbescherming in het spoorwegreizigersvervoer (18986, nr. 29).

Mij is gebleken, dat er ook een korte heropening over dit onderwerp nodig is. Die heropening zal morgen in de loop van de dag plaatsvinden.

Ik stel voor, toe te voegen aan de agenda van morgen en te behandelen bij de aanvang van de vergadering:

  • - het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek in verband met de toevoeging van de Hogeschool te Wageningen, uitgaande van de stichting STOAS, aan de bijlage van die wet (24487).

Indien over de onderwerpen die morgen in stemming worden gebracht, heropening wordt verlangd, verzoek ik de leden de griffie daarvan vóór 12.00 uur in kennis te stellen, zodat wij de rest van de dag ordelijk kunnen plannen.

Mij is gebleken dat over agendapunt 13, de motie-Ybema/Van der Ploeg over de Wet stimulering zeescheepvaart, een heropening nodig is.

Ik stel voor, dit punt nu van de agenda af te voeren, de heropening morgen te doen plaatsvinden en later op die dag te stemmen.

Mij is gebleken dat agendapunt 20, de Wet persoonsregistraties en de daarin opgenomen termijn voor het indienen van een voorstel van wet (24516), geen hamerstuk is. Dit agendapunt zal derhalve na het kerstreces aan de orde komen.

Voorts moet ik vaststellen dat er een zeer groot aantal mondelinge vragen zijn ingediend. Mijn taxatie is dat wij amper halverwege die reeks vragen kunnen komen. Ik stel vast dat de Kamer morgen aan het eind van de dag op reces gaat. Volgens de regels kunnen de indieners die vandaag niet aan bod komen, de vragen schriftelijk stellen, wachten tot na het reces of een van de andere parlementaire middelen aanwenden.

Daarom stel ik voor – in de afgelopen jaren heb ik daar wel meer in bewilligd – om weliswaar na exact zestig minuten te stoppen, maar morgenmiddag na de lunchpauze wederom een vragenuur te hebben van maximaal zestig minuten, omdat wij volgende week geen vragenuur hebben. Er kunnen geen nieuwe vragen meer aangemeld worden, want het moment van 12.00 uur is ruimschoots gepasseerd, maar ik denk dat dit verreweg het handigst is om op een ordelijke manier door de vragen heen te komen. Zijn morgen de zestig minuten om en liggen er dan nog vragen, dan gelden de regels conform. Ik neem aan dat de Kamer hiermee kan instemmen.

Mevrouw Sipkes (GroenLinks):

Voorzitter! Ik vind het een zeer creatieve oplossing. Twee reeksen vragen echter, namelijk de vragen van het lid Verhagen en mijn vragen, gericht aan de minister voor Ontwikkelingssamenwerking, hebben direct te maken met de agenda van de vergadering morgen van de Europese Commissie. Misschien kunt u de volgorde van de reeksen vragen nog omgooien, zodat de vragen die echt vandaag gesteld moeten worden met het oog op de internationale agenda van morgen, met voorrang behandeld kunnen worden.

De voorzitter:

Ik heb er bezwaar tegen dat de Kamer, gelet op het Reglement van orde, zich bezighoudt met de volgorde van de vragen. De indieners hadden die wens bij mij kenbaar moeten maken. Wij hadden het dan netjes kunnen regelen. Aan uw verzoek kan ik derhalve niet voldoen. Dat neemt niet weg dat het mij niet zou verbazen als door enige wisseling in de volgorde wij toch uitkomen bij de door u gewenste volgorde. Ik wilde hiermee zeggen dat dit verzoek geen zaak voor de regeling is. De indieners behoren een dergelijke wens vooraf tijdig te melden, zodat de bevoegdheden die in het Reglement van orde zijn vastgelegd op een ordelijke manier kunnen worden gehanteerd.

Overeenkomstig de voorstellen van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Van Oven.

De heer Van Oven (PvdA):

Voorzitter! Vanmiddag vergadert de vaste commissie voor Justitie ter voorbereiding van de vergadering morgen van het Uitvoerend Comité van Schengen. Ik sluit niet uit dat dit overleg mijn fractie zal ingeven, moties bij de Kamer in te dienen. De enige mogelijkheid om die moties nog te behandelen is vandaag. Morgen vergadert immers het Uitvoerend Comité.

De voorzitter:

Wij weten dat in verband met vergaderingen van het Uitvoerend Comité, lettend op de rechten van de Kamer, dit soort spoedeisende verzoeken gedaan kunnen worden. Willen wij de positie van de Kamer niet verspelen, dan zullen wij daarmee rekening moeten houden.

Ik stel derhalve voor, nog voordat wij aan het Srebrenica-debat beginnen, dit punt aan de orde te stellen. Daarna kunnen wij de agenda verder volgen.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Dit betekent dat de agenda voor vanmiddag al een lichte wijziging heeft ondergaan.

Het woord is aan de heer De Hoop Scheffer.

De heer De Hoop Scheffer (CDA):

Voorzitter! Na twee weken nadenken is het kabinet vanmorgen bevallen van een nota van verbetering betreffende de nota Herijking buitenlands beleid. Als ik dat stuk lees, heb ik alle tolken, vertalers en ondertitelaars nodig om te begrijpen wat er bedoeld wordt. Het wordt een tragi-komedie, niet voor ons, maar voor de regering. Ik zou u dan ook willen verzoeken, mij toe te staan een derde termijn te vragen in het overleg over de nota Herijking buitenlands beleid.

De heer Weisglas (VVD):

Voorzitter! Eerlijk gezegd, vindt de VVD-fractie hetgeen in de nota van verbetering staat op zichzelf buitengewoon duidelijk. Op dat punt ben ik het niet eens met de heer De Hoop Scheffer. Wij zijn wederom verbaasd, nu wij zien wat er op schrift staat, dat er op een zo cruciaal punt van de Herijkingsnota op het allerlaatste moment een nota van verbetering moest komen. Om aan die verbazing ook buiten deze regeling van werkzaamheden uiting te kunnen geven, steun ik graag het verzoek van de heer De Hoop Scheffer voor een korte derde termijn.

Mevrouw Sipkes (GroenLinks):

Voorzitter! Ik ondersteun het verzoek van de heer De Hoop Scheffer. Wij hebben met spanning op de nota van verbetering gewacht. Je moet wel heel goed kijken naar wat er staat, wil je iets kunnen terugvinden van de inhoudelijke discussie tijdens het debat. Een heropening lijkt mij inderdaad gewenst.

De voorzitter:

Ik stel voor, te voldoen aan het verzoek van de heer De Hoop Scheffer. De heropening zal morgen in de loop van de dag plaatsvinden. Er golden spreektijden in de commissie bij de behandeling van de nota. Ik stel derhalve voor, de spreektijden bij deze heropening vast te stellen op telkens vijf minuten.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer De Cloe.

De heer De Cloe (PvdA):

Voorzitter! Op de agenda voor vandaag staat het verslag van een algemeen overleg over de Stichting USZO. Wij hebben daarover vorige week een algemeen overleg gehad met de minister. Hij heeft ons een brief geschreven. Voor de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken is dit aanleiding geweest op haar beurt de minister een brief te schrijven. Dat betekent dat de commissie meent dat het geagendeerde verslag van het algemeen overleg van de agenda kan worden afgevoerd.

Mevrouw Van der Hoeven (CDA):

Voorzitter! De meerderheid van de vaste commissie beslist, dus beslist de vaste commissie. Dat neemt niet weg dat ik dat betreur, omdat op deze manier inhoudelijke zaken procedureel worden weggezet. Het einde van het debat wordt in feite vooruitgeschoven. Ik vind dat jammer, omdat ik dit geen goede handelwijze en procedure vind.

De voorzitter:

Ik begrijp dat uiteindelijk, alles afwegende, niemand bezwaar heeft tegen het afvoeren van dit punt. Dat betekent dat agendapunt 22 is afgevoerd.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Dittrich.

De heer Dittrich (D66):

Voorzitter! Vandaag is bekend geworden dat een van de hoofdverdachten in de VSB-kluisjeskraakzaak op vrije voeten is gesteld. Volgens berichten in de media is dat gebeurd als gevolg van een manco in de Nederlandse wetgeving. Ik wil graag aan de minister van Justitie een brief over deze zaak vragen, waarin met name wordt ingegaan op het aspect van de wetgeving.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar de minister van Justitie.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Poppe.

De heer Poppe (SP):

Mijnheer de voorzitter! De lintjesregen woekert nog voort. Vorige week meldde de minister van Binnenlandse Zaken in een algemeen overleg over het decoratiestelsel, dat hij een door de Kamer aangenomen motie niet kan uitvoeren. In een landelijk dagblad las ik dat deze week de bom zal barsten in de lintjesoorlog. Ik wil daarom verzoeken om het verslag van het algemeen overleg over het decoratiestelsel op de kameragenda te plaatsen, zodat ik de Kamer een motie kan voorleggen teneinde de lont uit de bom te halen en de minister van Binnenlandse Zaken van zijn problemen te verlossen.

De voorzitter:

Het gaat om een twee-minutendebat. Ik stel voor, dit punt aan de agenda van morgen toe te voegen.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Rehwinkel.

De heer Rehwinkel (PvdA):

Mijnheer de voorzitter! Een aantal commissies zou vanmiddag een algemeen overleg over het instrument van het convenant hebben gehouden. De commissies hebben besloten om dat overleg geen doorgang te laten vinden op grond van een toezegging van de regering dat er aanwijzingen zouden liggen. Die liggen er echter niet. Ik wil u vragen, er bij de regering op aan te dringen dat die zo snel mogelijk komen. De commissies zullen de orde niet meer anders kunnen bepalen; zij zullen dus van het overleg dat aanvankelijk voor vandaag gepland was, moeten afzien. Ik wil echter via u vragen om zo spoedig mogelijk die aanwijzingen bij de Kamer te hebben.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Van Rooy.

Mevrouw Van Rooy (CDA):

Voorzitter! Ik heb veertien dagen geleden op deze plaats een brief gevraagd aan de minister van Verkeer en Waterstaat over het uitblijven van de nota Relus die al een aantal keren aan de Kamer is toegezegd. Tot twintig minuten geleden, het begin van de regeling van werkzaamheden, was die brief nog niet binnengekomen bij de griffie. Ondertussen vernemen wij via de pers wel over de standpunten die in het kader van de nota Relus zouden worden ingenomen. Ik vind het van weinig respect voor het parlement getuigen als een minister niet in staat of bereid is, binnen veertien dagen aan een dergelijk verzoek te voldoen. Ik zou daarom een herhaald verzoek willen doen aan de minister om met spoed de Kamer te informeren over de reden voor het zo lang uitblijven van de nota en over de termijn waarop die nota nu tegemoetgezien kan worden. Zo nodig kunnen wij daar direct na het kerstreces op terugkomen.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar de minister van Verkeer en Waterstaat.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Lilipaly.

De heer Lilipaly (PvdA):

Voorzitter! Het Europese Hof van Justitie heeft op 15 december jl. in de zaak-Bosman verklaard dat het transfersysteem in het voetbal in strijd is met artikel 48 van het EEG-verdrag. In hetzelfde arrest heeft het Hof ook de zogenaamde vreemdelingenclausules onderuitgehaald die beperkingen opleggen aan het opstellen van spelers uit andere EU-landen. Aangezien tegen de uitspraak geen beroep mogelijk is, treedt het arrest onmiddellijk in werking. Mijn fractie zou, mede namens de fracties van de VVD en D66, via u de staatssecretaris van Welzijn, Volksgezondheid en Sport willen vragen deze Kamer een brief te sturen waarin zij, uiteraard na overleg met de belanghebbenden, uiteenzet welke wijzigingen in Nederland zullen plaatsvinden en welke rol zij wil vervullen bij het verduidelijken van de consequenties voor de Nederlandse situatie. Tot slot zouden wij het op prijs stellen als de regering andere verwachte complicaties die samenhangen met het algemene werknemersverkeer binnen de EU, in de brief wil meenemen.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer De Hoop Scheffer.

De heer De Hoop Scheffer (CDA):

Mijnheer de voorzitter! Voor later op deze middag staat op de agenda het verslag van een algemeen overleg over het asielbeleid. Ik heb gezien dat dat een twee-minutendebat is. Ons probleem is het volgende: er is, na een langdurig algemeen overleg, toch nog het nodige op de zeef blijven liggen. De CDA-fractie heeft ten aanzien van het verslag van het algemeen overleg een aantal wensen die in moties zouden kunnen worden neergelegd. Zou ik, ook in verband met de overbelasting van de agenda van vandaag en morgen, het verzoek mogen voorleggen om dat verslag van het algemeen overleg na het kerstreces te behandelen, zo mogelijk met wat uitgebreidere spreektijd, opdat in ieder geval wat de CDA-fractie betreft uitgebreider kan worden geventileerd wat wij de staatssecretaris van Justitie zouden willen meegeven?

De heer Van Oven (PvdA):

Mijn fractie is daar niet voor. Wij moeten nu toch echt tot een afronding van dat vluchtelingendebat komen. Wel had ik in mijn hoofd dat er per spreker vijf minuten waren uitgetrokken. Als dat niet zo is – ik zie u neen schudden – dring ik er, ter tegemoetkoming van collega De Hoop Scheffer, op aan dat dat alsnog gebeurt. Laten wij het debat dan echter wel voor het kerstreces afronden.

Mevrouw Sipkes (GroenLinks):

Ook mijn fractie kan het verzoek van de heer De Hoop Scheffer niet steunen. Wij hebben twee keer zeer uitvoerig algemeen overleg gehad en het is belangrijk dat wij een en ander voor het reces afhandelen, waarbij nadrukkelijk vermeld is dat dit absoluut niet de laatste discussie over het asielbeleid is, gegeven het door de staatssecretaris ingediende stappenplan dat wij ook stap voor stap zullen kunnen volgen. Ik pleit er dus voor om dit af te handelen zoals het op dit moment geagendeerd staat.

De heer Rijpstra (VVD):

Ook mijn fractie kan zich niet aansluiten bij de heer De Hoop Scheffer. Ik sluit mij wel aan bij collega Van Oven om dit vanmiddag af te handelen.

De heer De Hoop Scheffer (CDA):

Dit verbaast mij enigermate, met name van de VVD-fractie. Aan het algemeen overleg heb ik, kennelijk ten onrechte, de indruk overgehouden dat er ook voor andere fracties – de VVD-fractie niet als enige – nog het een en ander aan de orde zou moeten komen. Dat was mede de reden van mijn verzoek. Nogmaals: deze opstelling verbaast mij wat. Ik constateer aan de andere kant dat de collegae gezegd hebben wat zij hebben gezegd. Ik handhaaf uiteraard mijn verzoek, maar ik zie hoe het afloopt.

De voorzitter:

Een aantal fracties heeft de wens om het debat wel te houden, zij het met meer spreektijd. In de regel wordt die wens, zelfs als het heel kleine fracties betreft, gehonoreerd, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn. Daarbij teken ik ten overvloede aan – ik vermoed dat het slechts een loze opmerking is – dat niemand verplicht is om aan het debat deel te nemen.

Ik stel dus allereerst voor, het debat wel voor het kerstreces te houden. Ik heb evenwel problemen met het oprekken van de twee minuten. Dat is niet meer het behandelen van een verslag van een algemeen overleg door afronding met een motie. Reeds vorige week heb ik, bij andere debatten, erop moeten attenderen dat wij een aantal regels hebben en dat ik in toenemende mate moet vaststellen dat men daar naar believen omheen cirkelt en daarvan afwijkt. Dat maakt een ordelijke planning niet mogelijk. Indien men meer tijd wenst, is er maar één oplossing, namelijk dat men gewoon een debat vraagt op grond van de stukken die in de commissie voorlagen. Dan wordt het punt morgen aan de agenda toegevoegd en dan is het geen twee-minutendebat. Indien de Kamer dat middel te zwaar vindt, geef ik haar in overweging om de commissie alsnog bijeen te roepen en de discussie te voltooien in een algemeen overleg. De keuze is aan de Kamer.

De heer Van Oven heeft het woord, want hij heeft het voorstel gedaan tot verlenging van de spreektijden.

De heer Van Oven (PvdA):

Zeker, al was dat om de heer De Hoop Scheffer tegemoet te komen. Ik blijf bij het verzoek. Ik stel het op prijs dat wij de discussie voor het kerstreces afronden en ik volg graag uw voorstel om het onderwerp toe te voegen aan de agenda van morgen en iets langere spreektijden aan te houden.

De voorzitter:

Is drie minuten een redelijke spreektijd?

De heer Van Oven (PvdA):

Nee.

De voorzitter:

Vijf minuten?

De heer Van Oven (PvdA):

Ja.

De voorzitter:

Daarmee is de spreektijd vastgesteld. Het onderwerp wordt toegevoegd aan de agenda van morgen. Ik behandel de kwestie snel, voordat ik nog meer minuten kwijtraak.

Het woord is aan mevrouw Lambrechts.

Mevrouw Lambrechts (D66):

Voorzitter! Bij de behandeling van de onderwijsbegroting hebben de fracties van D66, de PvdA en de VVD een amendement ingediend over een uitbreiding van het subsidie aan de ouderorganisaties met 1 mln. Vanochtend kreeg ik via de ouderorganisaties een plan van aanpak in handen, waaruit blijkt dat de staatssecretaris het niet tot haar taak rekent om de subsidiëring conform het amendement uit te voeren. Er komt een verdeelprogramma met criteria betreffende aard en inhoud en met een ingewikkelde aanbestedingsprocedure. Dat was uitdrukkelijk niet de bedoeling van de indieners van het amendement.

Wij ontvangen graag een brief van de staatssecretaris, waarin zij de Kamer er uitgebreid over informeert waarom zij op deze wijze uitvoering geeft aan het amendement. Wij verzoeken de staatssecretaris tevens om geen besluiten te nemen alvorens met de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen te hebben gesproken.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Marijnissen.

De heer Marijnissen (SP):

Mijnheer de voorzitter! Gisteren is Oost-Gelderland opgeschrikt door een bericht als zou de Zorggroep Oost-Gelderland bijna 700 werknemers willen ontslaan uit de huishoudelijke zorg. Het alternatief dat deze mensen wordt geboden, is een functie in het kader van uitzendwerk, waarbij zij zich vooral op het punt van de arbeidsomstandigheden buitengewoon veel verslechteringen zullen moeten laten welgevallen. AbvaKabo heeft op deze kwestie al gereageerd met de opmerking dat de financiële problemen in dezen, vooral de bezuinigingen, zeer duidelijk worden afgewenteld op de werknemers.

Ik vraag het kabinet de Kamer een brief te sturen waarin in ieder geval twee zaken duidelijk aan de orde komen. Wat is het landelijke beeld van de gevolgen van de bezuinigingen waar het gaat om de ontslagen die dreigen binnen de thuiszorg? Kan het kabinet inzicht geven in de verslechterde rechtspositie van de mensen in de thuiszorg, wanneer zij daar blijven maar ook wanneer zij eventueel worden ingezet in het kader van uitzendwerk?

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Verhagen.

De heer Verhagen (CDA):

Voorzitter! Blijkens een persbericht van het ministerie van Buitenlandse Zaken zal Nederland een bijdrage leveren aan de snelle-reactiecapaciteit van de VN. Het betreft twee onderdelen, namelijk aan de high readiness brigades en aan het hoofdkwartier. Ik verzoek het kabinet de Kamer een brief te sturen waarin zij volledig wordt ingelicht over de consequenties die deze bereidheid meebrengt. Het gaat daarbij vooral om de consequenties van deze stappen tegenover de eerdere voorstellen van de minister van Buitenlandse Zaken om te komen tot een permanente VN-brigade. Wat zullen volgens hem die consequenties zijn, mede gelet op het niet direct instemmende onthaal dat zijn plannen hebben gekregen van verscheidene fracties in de Kamer?

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar de minister van Buitenlandse Zaken.

Daartoe wordt besloten.

Naar boven