Vragen van het lid Sipkes aan de minister voor Ontwikkelingssamenwerking, over Burundi.

Mevrouw Sipkes (GroenLinks):

Voorzitter! Mensenslachtingen zijn aan de orde van de dag in Burundi. Artsen zonder grenzen heeft onlangs een nieuw rapport het licht doen zien, waarin nadrukkelijk aandacht wordt gevraagd voor de situatie in Burundi. Hulpverlening aldaar wordt door de verschillende guerrilla-activiteiten absoluut onmogelijk gemaakt. MSF is een van de allerlaatste non-gouvernementele organisaties die daarmee bezig zijn. Het Internationale Rode Kruis is al weg, omdat activiteiten daar onmogelijk zijn, en het Belgische Rode Kruis is ook vertrokken.

De internationale gemeenschap kan en mag volgens mij niet toekijken, maar dient te zoeken naar een aantal onorthodoxe middelen. Op dit moment hebben wij alleen nog betrokkenheid bij Burundi via de grote-merenconferentie en het prijzenswaardige initiatief van oud-president Carter tot de conferentie in Kaïro. Tegelijkertijd zien wij dat door de genocide daar, waarvan wordt gezegd dat deze een low intensity genocide is, duizenden mensen worden afgeslacht.

Voorzitter! Mijn verzoek aan de minister is om te trachten morgen te komen tot een Europees initiatief, dat misschien wat onorthodox is. Is het mogelijk dat een aantal ministers voor ontwikkelingssamenwerking namens de Europese Unie naar Burundi gaan? Is het mogelijk dat zij daar in contact treden met de strijdende partijen en in het kader van transparantie duidelijk maken wat de hulporganisaties daar doen; dat zij er niet zijn om partij te kiezen voor de een of voor de ander, maar om medische voorzieningen op gang te kunnen brengen?

Dit zijn twee concrete vragen, maar wellicht heeft de minister zelf ook ideeën over de wijze waarop hij Burundi weer hoog op de agenda kan plaatsen.

Minister Pronk:

Voorzitter! De situatie in Burundi is uitermate dramatisch. Er is niet van het ene op het andere moment een geweldsexplosie, maar continu geweld dat zeer veel slachtoffers maakt. Dat woedt zozeer door de hele samenleving dat er weinig buitenlandse hulporganisaties aanwezig durven te blijven. Veel van het geweld richt zich heel direct tegen de buitenlandse hulpverleners. Er is in een korte spanne tijds een achttal buitenlandse hulpverleners omgekomen.

De politieke middelen die wij de afgelopen periode hebben geprobeerd te hanteren, hebben soms enig succes gehad, maar dat was vaak een tijdelijk succes. Daarna flakkerde het geweld weer op. Het laatste dat wij hebben geprobeerd, was om de gedachte van de grote-merenconferentie ingang te doen vinden. Dat is eigenlijk afgestuit op de opstelling van Rwanda, zoals de Kamer bekend is. Daarna hebben wij politieke en financiële steun gegeven. Het is de Kamer bekend dat veel van de betrokken partners om die reden aanwezig waren bij de conferentie in Maastricht, drie weken geleden. Daar werd het initiatief genomen om te komen tot een gezamenlijke aanpak van de problemen van Rwanda en Burundi. Dat heeft geleid tot de bekende bijeenkomst in Kaïro, onder leiding van ex-president Carter. Deze heeft een politieke follow-up, die uitermate belangrijk is, omdat de presidenten van de nabuurstaten zich daar zeer sterk aan gecommiteerd hebben. Desondanks gaat het geweld op de grond gewoon door.

Rwanda en Burundi staan allebei op de agenda van de Europese Ontwikkelingsraad van morgen, maar het gaat op dit moment vooral om Burundi. Er is een initiatief, dat naar ik hoop morgen een meerderheid zal krijgen in de Europese Ontwikkelingsraad. Dat bestaat uit twee componenten.

De ene component is een wanhoopscomponent. Ik bedoel daarmee het initiatief om te komen tot een kerstbestand in de periode tussen kerst en nieuwjaar en de verschillende partijen te vragen dat bestand in acht te nemen. Er vinden momenteel bilaterale besprekingen plaats tussen een aantal ministers in het kader van de Europese Gemeenschap die ook vanavond zullen worden voortgezet. Ik hoop dat er iets dergelijks uit kan komen.

Ik bestempelde dit initiatief al als een wanhoopsinitiatief, want wat is een kerstbestand als het niet door een duurzaam bestand wordt opgevolgd? Vandaar dat er nog een tweede component is. Er is een voorstel gedaan dat ik meermalen heb bepleit, namelijk om te komen tot een shuttlediplomatie ter plekke. Dat moet niet zomaar gebeuren, zoals wel vaker het geval is geweest. Er is weleens een trojka die kant op geweest. Er zijn afzonderlijke ministers namens de Europese Gemeenschap op bezoek geweest die gesprekken hebben gevoerd.

Het voorstel is nu een permanente aanwezigheid van een vertegenwoordiging van de Europese Gemeenschap op hoog politiek niveau die tussen de verschillende partijen in Burundi heen en weer kan pendelen om op die manier te onderhandelen. Eigenlijk is dat geen zaak waarover de Europese Ontwikkelingsraad kan beslissen. Zeer waarschijnlijk zal er een oproep zijn van de Europese Ontwikkelingsraad aan de Raad om tot een dergelijke beslissing te komen. Ik vermoed dat het morgen wel tot iets dergelijks zal komen. Er zijn al namen genoemd. Er is ook de mogelijkheid van een tweetal: een Europeaan en een Afrikaan. Ik ben momenteel in overleg met een aantal van mijn collega's om te bezien of een dergelijk initiatief mogelijk zal zijn. Duurzame aanwezigheid is van groot belang, te meer omdat helaas de secretaris-generaal van de Verenigde Naties zijn vertegenwoordiger die uitstekend werk heeft verricht, de heer Ould Abdallah, sinds augustus heeft teruggetrokken. De beste vertegenwoordigers van de secretaris-generaal worden tegenwoordig door hem teruggetrokken. Hij is nog steeds niet opgevolgd. Er is aldaar nu dus geen vertegenwoordiger.

Het kan zijn dat dit voorstel wordt ondersteund met de suggestie van mevrouw Sipkes, die ik graag wil overwegen. Ik zie die suggestie echter niet als een substituut. Het gaat mij op dit moment meer om een permanente, diplomatiek aanwezigheid op hoog niveau om te onderhandelen, dan om eenzijdige, tijdelijke injecties van elkaar continu opvolgende bezoeken. Die hebben gewerkt, maar zij lijken te zijn uitgewerkt.

Mevrouw Sipkes (GroenLinks):

Voorzitter! Ik dank de minister voor zijn antwoorden. Mijn voorstel om eerst drie ministers naar Burundi te sturen, was bedoeld als het begin van een meer nadrukkelijk diplomatiek offensief. Het initiatief dat de minister noemde, kan mijn fractie van harte ondersteunen. Het kerstbestand zie ik als een eerste aanleidinkje. De uiteindelijke shuttlediplomatie, dat wil zeggen de permanente aanwezigheid van vertegenwoordigers van de Europese Unie, lijkt mij absoluut noodzakelijk. Ik weet bijvoorbeeld dat zijn Belgische collega voor ontwikkelingssamenwerking al contacten heeft met Afrikaanse landen.

Van welke landen verwacht de minister ondersteuning voor dit initiatief? Want als wij overgaan tot shuttlediplomatie en tot intensief diplomatiek overleg, moet dat breed gesteund zijn. Er moet bereidheid zijn dit minimaal een jaar lang vol te houden. Ik vrees dat als er geen initiatief vanuit Europa komt, het nergens vandaan komt. In de regio is het al moeilijk genoeg. Er is ook geen opvolger voor de vertegenwoordiger van de Verenigde Naties, maar ook de WHNO en de UNDP trekken weg, omdat het te gevaarlijk is in Burundi. Wij kunnen dat niet oogluikend toestaan.

Minister Pronk:

Voorzitter! Ik heb hierover vanavond in het kader van de zogeheten gelijkgezindenbespreking overleg met de Denen, de Engelsen en de Duitsers. Diezelfde groep noemde ik zoëven ook al. Morgenochtend spreek ik hierover met mijn Belgische collega. Voorts heb ik er gisteravond over gesproken met mijn Ierse collega. Het zal vooral uit deze hoek moeten komen, inclusief uiteraard de Scandinavische leden van de Gemeenschap. Vanavond zijn de Zweden en de Finnen er ook bij aanwezig. Mijn Belgische collega heeft hierover inmiddels contact met de Fransen. Hij heeft hierover ook contact met Burkina Faso.

Mede tengevolge van discussies in de Maastricht-conferentie lijkt onder Afrikaanse landen een toenemende bereidheid te ontstaan om, ook wanneer de Organisatie van Afrikaanse eenheid zelf geen initiatieven kan ontplooien, toch mee te doen in het kader van bemiddelingspogingen. Daarom maakte ik zoëven een opmerking over de eventualiteit van een team van twee, een Europeaan en een Afrikaan. Er doen ook al namen de ronde, maar het staat mij nu niet vrij om die te noemen.

Mevrouw Dijksma (PvdA):

Voorzitter! Op welke manier zijn de autoriteiten in Burundi bij dit plan betrokken? Op dit moment lijkt het er immers op dat zij de situatie absoluut niet meer in de hand hebben. Een paar maanden geleden was er nog wat meer vertrouwen.

Minister Pronk:

De autoriteiten in Burundi hebben een beroep gedaan op de internationale gemeenschap om hen voortdurend bij te staan bij hun eigen pogingen om te komen tot verzoening. Wij hebben nog steeds vertrouwen in de gezamenlijke opstelling van de president en de premier, hoewel die situatie is gepolariseerd. De premier is de krachtige man in het land, maar de president heeft het land enige tijd geleden verlaten. Het is nog onzeker of hij van plan is en de mogelijkheid zal hebben om terug te keren. Met de premier is gesproken over steunverlening. Hij heeft daar ook om gevraagd tijdens zijn aanwezigheid in Maastricht. Bovendien heeft president Carter tijdens de Kaïro-bijeenkomst ook een duidelijk positieve reactie in Burundi waargenomen voor al dit type initiatieven die met elkaar te maken hebben.

Een Europees initiatief langs de lijn die ik zoëven schetste, zal natuurlijk in eerste instantie worden besproken met de verschillende partijen in Burundi. Ik verwacht op basis van eerdere gesprekken die ik ook zelf heb gehad met de autoriteiten uit Burundi, zowel in Bujumbura als in Nederland, dat men daar positief op zal reageren.

De heer Verhagen (CDA):

Voorzitter! Ik ben blij met de toezegging van de minister dat hij morgen tot besluitvorming wil komen met betrekking tot het ontwikkelen van alternatieven voor het tot nu toe gevoerde beleid. Het tot nu toe gevoerde beleid heeft de ramp die zich op dit moment voltrekt en de dreiging van een totale explosie niet afdoende kunnen indammen. Wat dat betreft, ben ik blij dat hij die shuttlediplomatie als een van de mogelijkheden naar voren brengt.

Naar aanleiding van het antwoord op de vraag van collega Dijksma wil ik de minister vragen of het, gelet op de actoren, niet veeleer voor de hand ligt om de aandacht met name te richten op de militieleiders en die niet uitsluitend te beperken tot de regering in Burundi. De dreiging van de explosie ligt immers juist meer bij de militieleiders en niet bij de regering zelf.

Minister Pronk:

Mijnheer de voorzitter! De geachte afgevaardigde de heer Verhagen heeft gelijk. Toen ik zoëven zei dat de politieke autoriteiten enig vertrouwen inboezemen bij de internationale gemeenschap, had ik het bij uitsluiting over hen. De macht ligt echter niet bij hen, hoewel de premier een persoon is van groot politiek gezag in Burundi. De macht ligt bij het leger en bij de militieleiders. Politici uit Europa hebben eigenlijk nauwelijks contact met de militialeiders, hoewel achter de militialeiders een aantal extreme politici staan – dat is ook de geachte afgevaardigde de heer Verhagen bekend – die aan de touwtjes trekken in Burundi. Met hen is wel contact. Het is van groot belang dat er bovendien ook een goed contact is met de legerleiding. Naar mijn overtuiging ligt juist in een hervorming van het leger en in een gedisciplineerd optreden van het leger – daar is op dit moment geen sprake van – een belangrijke sleutel tot de oplossing van het conflict. Met name de Verenigde Staten hebben contacten met de legerleiding.

Mevrouw Van der Stoel (VVD):

Mijnheer de voorzitter! Het is verheugend om te horen dat er nu ook aan het diplomatieke front beweging lijkt te komen. De VVD-fractie heeft enige tijd geleden gevraagd om over te gaan tot de instelling van een diplomatieke brigade – bijna letterlijk een vliegende brigade – met bijvoorbeeld betrokkenheid van de president van Zuid-Afrika. Blijkens de mededelingen van de minister lijkt nu ook de Organisatie van Afrikaanse eenheid verantwoordelijkheid te gaan voelen voor de situatie. Totdat dit tot enig gevolg gaat leiden, vertrekken in de tussentijd wel de hulpverlenende organisaties uit Burundi en dat betekent dat er in de huidige situatie kennelijk niemand is die nog enig zicht houdt op wat er gebeurt. Het ontbreken van dat zicht kan anderen ertoe leiden om hun verwerpelijke praktijken dan maar te gaan botvieren.

Minister Pronk:

Er is afnemend zicht. Er zijn enkele particuliere organisaties die nog werken. Er is geen tekort aan financiële middelen, maar wel aan kanalen. Er is inderdaad een afnemend zicht op datgene wat zich afspeelt in de regio en soms ook in de buitenwijken van Bujumbura. Een van de middelen om te komen tot een demping van het geweld, zou inderdaad een veel grotere aanwezigheid ter plekke van buitenlandse organisaties zijn. Het probleem is een beetje à la Somalië in 1991. Die grote buitenlandse aanwezigheid is gewenst en kan dempen, maar kan tegelijkertijd onder de buitenlanders nogal wat slachtoffers met zich brengen. Dat heeft in Somalië geresulteerd in vertrek en dus tot een ontlading van het geweld zonder dat er werd gekeken. Datzelfde lijkt zich momenteel ook in Burundi voor te doen. Ik heb niet voor niets gezegd dat er in korte tijd acht buitenlandse hulpverleners zijn omgebracht. Het is natuurlijk uitermate moeilijk voor regeringen om particuliere organisaties te stimuleren om toch aanwezig te blijven als die regeringen niet bereid zijn om middelen, menskracht of financiën ter beschikking te stellen ten behoeve van politionele aanwezigheid aldaar, nog afgezien van het feit – wij zitten in een vicieuze cirkel – dat dat niet zou worden toegestaan door het leger van Burundi. Uit deze korte schets begrijpt u dat wij naast de diplomatieke middelen die ons ter dienste staan, bijna met twee linkerhanden moeten werken.

Mevrouw Roethof (D66):

Voorzitter! De situatie in Burundi toont aan hoeveel behoefte er toch in de wereld zou bestaan aan een snel inzetbare VN-vredesmacht. Helaas is die er nog niet en moeten wij het nu met shuttlediplomatie doen. Ik vraag de minister of hij ook een mogelijkheid ziet om de misdaden en de tot nu toe in Burundi begane terreur te berechten. Ook daar zou misschien een preventieve werking van uit kunnen gaan, zodat de verhitte gemoederen enigszins getemperd zouden kunnen worden. Als de minister daar iets in ziet, zou hij dat dan ook in Europees verband, bijvoorbeeld morgen, kunnen bepleiten?

Minister Pronk:

Ook een snel inzetbare vredesmacht zou alleen maar kunnen opereren na een politieke beslissing van de Veiligheidsraad. Het is natuurlijk zeer de vraag of een dergelijke politieke beslissing zou worden genomen. Ik heb tot nu toe overigens altijd het standpunt ingenomen dat datgene wat ik zojuist heb gezegd – een hervorming van het leger aldaar – nuttiger zou zijn dan een hetzij door middel van de VN, hetzij door middel van afzonderlijke lidstaten plaatsvindende interventie, omdat die wellicht zou kunnen leiden tot een escalatie van geweld door het leger zelf. Het leger is immers niet alleen maar een nationaal leger maar kan zich gemakkelijk verplaatsen in de positie van een van de strijdende partijen.

Voorzitter! Wat de bestraffing betreft, ben ik in ieder geval verheugd over de, zij het veel te laat, door de secretaris-generaal van de Verenigde Naties genomen beslissing om te beginnen met een onderzoek naar de moord op de voorvorige president van Burundi in oktober 1993, de gebeurtenis die de lont in het kruitvat heeft gestoken. Er is voortdurend gevraagd om een dergelijk onderzoek, dat zou moeten leiden tot bestraffing van degenen die in staat van beschuldiging zouden kunnen worden gesteld. De beslissing om dat onderzoek nu te starten en een onderzoekscommissie in het leven te roepen, bestaande uit een aantal Afrikaanse juristen, is recentelijk genomen en kan een vervolg krijgen.

Mevrouw Van Ardenne-van der Hoeven (CDA):

Voorzitter! De minister spreekt over het ontbreken van kanalen van waaruit informatie aan de buitenwereld verschaft kan worden en het ontbreken van inzicht in datgene wat er precies in Burundi aan de hand is. Mijn vragen hebben betrekking op de shuttlediplomatie. Is het mogelijk om de waarnemers van de OAE een rapportage te laten maken van wat er zich afspeelt? In welke mate vervullen de OAE-waarnemers op dit moment een preventieve rol in de conflictbeheersing?

Minister Pronk:

Mijnheer de voorzitter! Als ik het woord "ontbreken" heb gebruikt, was dat niet correct. Ik heb bedoeld dat een en ander afneemt en in sommige delen van het land ontbreekt. Bijvoorbeeld bij de aanval door het leger en de Hutu-milities op de laatste, nog gemengde wijk in Bujumbura ontbraken voorinformatie en toezicht van buitenaf. De hele internationale gemeenschap vernam een en ander aan het geluid en later uit verslagen. Er waren geen waarnemers in de buurt, hetzij als zodanig hetzij als hulpverlener. Dit is in een groot aantal regio's het geval.

Zouden de OAU-waarnemers die functie kunnen vervullen? Ik geloof dat iedereen het erover eens is dat de OAU-waarnemers nuttig zijn maar een zo beperkte bewegingsvrijheid hebben, dat zij eigenlijk niet de door mevrouw Van Ardenne gewenste preventieve functie kunnen vervullen.

Naar boven