Vragen van het lid Hoekema aan de staatssecretaris van Defensie, over de toespraak van luitenant-generaal H. Couzy met betrekking tot de inschakeling van een beveiligingsfirma voor de inzet van een bataljon voor vredesoperaties.

De heer Hoekema (D66):

Voorzitter! Verleden week sprak de bevelhebber van de landstrijdkrachten generaal Couzy op een managementcongres. Hij maakte in die rede melding van een aanbod van een beveiligingsbedrijf om "de vredesbewaking van de kazernes in Nederland over te nemen". Hetzelfde bedrijf bood aan om "in voorkomend geval een groep reservisten ter sterkte van een bataljon ter beschikking te stellen voor een crisisbeheersingsoperatie".

Hoe staat de staatssecretaris tegenover dit aanbod van het beveiligingsbedrijf om zo'n bataljon ter beschikking te stellen voor vredesoperaties? Hoe staat hij tegenover het aanbod om de bewaking en beveiliging van kazernes over te nemen?

Hoe beoordeelt de staatssecretaris in het algemeen de privatisering van kern- en niet-kerntaken bij Defensie via beveiligings- en bewakingsbedrijven?

Is de staatssecretaris bereid de onder meer door generaal Couzy gewekte indruk, dat "dit aanbod goed past in de nieuwe structuur van Defensie", weg te nemen?

Staatssecretaris Gmelich Meijling:

Voorzitter! Ik stel voorop dat mij geen enkel aanbod van enig bedrijf bekend is met betrekking tot de bewaking en beveiliging van kazernes of de beschikbaarstelling van een bataljon voor een crisisbeheersingsoperatie. Mocht zo'n aanbod mij bereiken, dan zal ik daar niet op ingaan, ook niet voor de bewaking van kazernes, vliegvelden, havens en zeker niet als het gaat om de beschikbaarstelling van een bataljon voor crisisbeheersingstaken. Ik meen dat crisisbeheersing een kerntaak van Defensie is die nimmer kan en zal worden uitbesteed of geprivatiseerd.

Over de bewaking van defensie-objecten in zijn algemeenheid heb ik in mei jongstleden in de zogenoemde doelmatigheidsbrief mijn voornemens voorgelegd. Er is een studie opgezet in het kader van de doelmatigheidsoperatie, die heeft uitgewezen dat efficiencyvoordelen bereikt kunnen worden door samenvoeging van verschillende bewakingsdiensten bij Defensie tot één grote beveiligingsorganisatie voor de vredesbewaking. Daar zijn wij op dit moment mee gestart. Er is opdracht gegeven om zo'n bedrijf te stichten. Wellicht kan later worden bekeken in hoeverre zo'n bedrijf kan worden uitbesteed c.q. andere mensen kunnen worden aangenomen. Uitbesteding met betrekking tot bewaking komt in zeer incidentele gevallen voor. Piekbelastingen zijn hier voorbeelden van alsmede geografische dislocaties en tijdelijke bewakingsbehoeften. De heer Hoekema weet dat bijvoorbeeld bij ons op het Plein de bewaking is uitbesteed omdat het een kantoorgebouw betreft.

Ik ga ervan uit dat de ten onrechte gewekte indruk dat dit aanbod goed past in de nieuwe structuur van Defensie door mijn betoog is weggenomen.

De heer Hoekema (D66):

Voorzitter! Ik ben de staatssecretaris erkentelijk voor zijn duidelijke antwoorden waaruit blijkt dat hij ondubbelzinnig afstand neemt van de twee aanbiedingen die door het beveiligingsbedrijf zijn gedaan en de wijze waarop die ongeclausuleerd door generaal Couzy in ontvangst zijn genomen. Ik vraag de staatssecretaris nog of hij bereid is om, naast wat hij de Kamer heeft gezegd, via de Defensiekrant of anderszins de indruk weg te nemen dat hier sprake is van geaccordeerd beleid.

Staatssecretaris Gmelich Meijling:

Voorzitter! Dat wil ik gaarne doen. Wanneer deze indruk onterecht is gevestigd, kunnen we die door een publikatie wegnemen.

De heer Zijlstra (PvdA):

Voorzitter! Bij de militaire top van de Koninklijke landmacht leeft kennelijk het idee dat je bepaalde dingen kunt privatiseren. De PvdA meent dat nooit de inzet van militairen afhankelijk kan worden gesteld van afzonderlijke bedrijven. Ik heb inmiddels begrepen dat de staatssecretaris daar openlijk afstand van neemt. Toch stel ik de vraag wat hij vindt van deze publieke discussie, zoals die is aangeslingerd door de bevelhebber van de landstrijdkrachten.

Staatssecretaris Gmelich Meijling:

Voorzitter! Ik vraag mij af of de discussie bewust op deze wijze door de bevelhebber van de landstrijdkrachten is aangeslingerd. De bevelhebber heeft in het kader van een lezing die hij gehouden heeft, een opmerking gemaakt en eigenlijk een voorbeeld gegeven. Die lezing hield hij voor het congres van Facility management Nederland. Daarin sprak hij over een groot aantal zaken die met de herstructurering te maken hadden. Ergens in die lezing noemde hij dat hem een aanbod had bereikt. Daarbij zou een beveiligingsbedrijf hem datgene hebben aangeboden waarover wij zojuist hebben gesproken.

Hij heeft daar verder geen waardeoordeel aan verbonden. Hij heeft het alleen genoemd. Ik denk dat het een beetje uit het verband gerukt is. Ik heb althans niet de indruk dat in dit geval de bevelhebber zonder ruggespraak met de bewindslieden iets gezegd heeft wat in zijn beleving al vast stond.

De heer Hillen (CDA):

Voorzitter! Ik begrijp de rolverdeling op Defensie niet goed. De staatssecretaris zegt dat hij er niets van af wist en er absoluut niets voor voelt. Toch heeft de generaal dit publiekelijk uitgesproken. Het is toch logisch dat hij, voordat hij dit doet, met de staatssecretaris overlegt? De vraag is dus in hoeverre de problemen die zich in de toekomst bij de werving van ook reservepersoneel voordoen, met de staatssecretaris besproken worden.

Staatssecretaris Gmelich Meijling:

Voorzitter! Uiteraard worden deze dingen altijd met mij besproken. Nogmaals, de bevelhebber heeft dit in het kader van een lezing als een voorbeeld genoemd. Hij heeft er verder geen waardeoordeel aan verbonden. Hij heeft ook niet gezegd dat hij het een goed idee vond; hij heeft evenmin gezegd dat hij het een slecht idee vond. Hij heeft gewoon een aantal voorbeelden genoemd en dit was er één van.

Het was hem kennelijk bekend dat dit aanbod aan de Koninklijke landmacht was gedaan; mij was dat niet bekend. Maar ik weet zeker dat, als het door de Koninklijke landmacht zou worden opgepakt, wat overigens tot op dit moment niet gebeurd is, het uiteraard ter bestemder plaatse zou zijn besproken. Dat is op het niveau dat ook de heer Hillen aanduidt, namelijk bij mij.

De heer Van den Doel (VVD):

Voorzitter! De staatssecretaris heeft zojuist duidelijk gezegd dat er geen sprake kan zijn van privatisering van beveiliging van militaire complexen. Hoe kan het dan dat ik gisteren in mijn regionale avondkrant lees dat de mega-deal met Defensie op de tocht staat? Dat is een uitlating van de directeur van een beveiligings bedrijf. Daarbij wordt de indruk gewekt dat er wel sprake is van vergaande onderhandelingen met Defensie over zo'n privatisering.

Staatssecretaris Gmelich Meijling:

Voorzitter! Ik heb zojuist een en ander gezegd. Ik ken die uitspraak niet. Ik ken evenmin de onderhandelingen. Ik weet dat er geen onderhandelingen zijn gevoerd op het niveau van de centrale organisatie en evenmin in de doelmatigheidsprocedures die zo'n uitspraak als kennelijk gedaan is, rechtvaardigen. In de doelmatigheidsoperatie is zelfs heel nadrukkelijk gezegd dat er juist op het punt van beveiliging vooralsnog niet aan privatisering gedacht moet worden.

De voorzitter:

Wij zijn aan het eind van het vragenuur, al was het alleen maar omdat de 60 minuten om zijn.

Ik deel aan de Kamer mede dat de heer Duivesteijn in verband met de moties onder agendapunt 17, ingediend bij de begrotingsbehandeling Volkshuisvesting, om heropening van de beraadslaging heeft gevraagd. Ik stel voor, die heropening morgen of overmorgen te houden en komende dinsdag te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Dit betekent dat de agendapunten 16 en 17 van de agenda zijn afgevoerd en vanmiddag niet meer aan de orde komen.

Naar boven