Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:

Het Presidium heeft met eenparigheid van stemmen besloten, te stellen in handen van:

a. de vaste commissie voor Justitie:

  • - het wetsvoorstel Wijziging van de in artikel 7 van de Wet persoonsregistraties opgenomen termijn voor het indienen van een voorstel van wet (24516);

b. de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken:

  • - het wetsvoorstel Wijziging van de Wet N.V. RCC in verband met de vervreemding van aandelen (24495);

  • - het wetsvoorstel Algemene regels over de advisering in zaken van algemeen verbindende voorschriften of te voeren beleid van het Rijk (Kaderwet adviescolleges) (24503);

c. de vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat:

  • - het wetsvoorstel Wijziging van de Wet Luchtverkeer (bewijzen van bevoegdheid, bestrijding drank- en drugsgebruik) (24513);

d. de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid:

  • - de nota Preventie en bestrijding van stille armoede en sociale uitsluiting (24515).

Ik stel voor, op grond van artikel 37, eerste lid, van het Reglement van orde te besluiten dat de vergaderingen van de Tijdelijke commissie onderzoek Stichting Woningbeheer Limburg besloten mogen zijn.

Ik stel voorts voor, toestemming te verlenen tot het houden van een wetgevings- c.q. nota-overleg met stenografisch verslag op:

maandag 18 december:

  • - van 11.15 uur tot 23.00 uur van de vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat over het kabinetsstandpunt inzake de verzelfstandiging van de NS (18986) (vervolg van 11 december).

Overeenkomstig de voorstellen van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Biesheuvel.

De heer Biesheuvel (CDA):

Voorzitter! De Centrale raad van beroep, ons hoogste rechtscollege in de sociale zekerheid, blijkt steevast beroepen op een arbeidsongeschiktheidsuitkering in verband met de chronische ziekte ME af te wijzen. Nu hebben wij in de Kamer regelmatig uitvoerig over chronische ziekten, waaronder ME valt, gesproken. Ik ontvang graag van de staatssecretaris een brief waarin hij een analyse weergeeft van de uitspraken van de Centrale raad van beroep. Als blijkt dat de wet- en regelgeving op dit punt niet deugt, verzoek ik hem aan te geven – want hij heeft beloften gedaan inzake chronisch zieken – hoe hij dit probleem denkt op te lossen.

De heer Van Boxtel (D66):

Ik vind het aardig dat de heer Biesheuvel een punt aansnijdt dat ik morgen bij de behandeling van de begroting van Volksgezondheid opnieuw aan de orde had willen stellen. Ik sluit me dus van harte aan bij dit verzoek. U fronst uw wenkbrauwen, maar ik heb verleden jaar al aandacht voor deze problematiek gevraagd in het overleg met mevrouw Borst. Zij heeft daaromtrent contact opgenomen met de heer Linschoten. Tot nu toe hebben wij uit die hoek nog geen fatsoenlijk antwoord ontvangen.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar de desbetreffende bewindslieden, zodat indien er deze week vragen komen, automatisch coördinatie ook van de zijde van de Kamer tot stand komt.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer De Cloe.

De heer De Cloe (PvdA):

Voorzitter! De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken heeft verleden week de procedure uitgeschreven om via schriftelijke bijdragen te komen tot een verslag over de suppletore begroting van Binnenlandse Zaken die samenhangt met de Najaarsnota 1995.

Daarbij is afgesproken dat woensdag 6 december 1995 wordt gebruikt voor de inbreng. Er is wel veel mogelijk in dit land, maar wij hebben de suppletore begroting nog steeds niet ontvangen. Dat geeft toch wel enige problemen.

Voorzitter! Ik verzoek u dan ook te bevorderen dat de Kamer in het bezit komt van die suppletore begroting, opdat zij tijdig tot behandeling kan overgaan.

De voorzitter:

Ik wijs erop dat er de vaste en harde afspraak is dat de suppletore begrotingen vóór 1 december worden ingediend. Bovendien is er geen redengeving voor het niet indienen van de desbetreffende suppletore begroting. De andere vaste afspraak is – om de inhoud van een suppletore begroting en de behandeling ervan waardevol te doen zijn en betekenis te geven – dat altijd gepoogd wordt om die voor het kerstreces af te doen. Tegen deze achtergrond lijkt mij de vraag van de commissie terecht.

Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar de minister van Binnenlandse Zaken.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Van der Heijden.

De heer Van der Heijden (CDA):

Voorzitter! Ik vraag om heropening van de beraadslaging over de Beleidsvoornemens politie. Daarbij is een groot aantal moties ingediend. Aanvankelijk dacht ik dat er via stemverklaringen nog wel enige duidelijkheid te verkrijgen zou zijn over de precieze bedoelingen van de moties, maar de struikelpartij van de heer Van Heemst verleden week heeft mij duidelijk gemaakt dat dit een uiterst griezelige weg is die òf grote reacties uitlokt, wat natuurlijk niet gewenst is, òf het niet mogelijk maakt om precies aangegeven te krijgen wat er in deze zaak gaande is. Het gaat over een aantal moties die ogenschijnlijk hetzelfde zijn, maar die, zo vermoed ik, in hun scherpte hier niet onbesproken kunnen blijven. Derhalve vraag ik om heropening van de beraadslaging.

De voorzitter:

De heer Van der Heijden stelt voor om agendapunt 15 voor vanmiddag van de agenda af te voeren en morgen weer op te voeren voor een heropening van de beraadslaging. Ik neem aan dat hiertegen geen bezwaar bestaat. Dan zullen de stemmingen volgende week plaatsvinden.

Aldus wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Van Rooy.

Mevrouw Van Rooy (CDA):

Voorzitter! Afgelopen week heeft de Eerste Kamer het groene licht gegeven voor de uitbreiding van Schiphol. Daarmee is in ieder geval duidelijkheid over de toekomst van Schiphol ontstaan. Maar die duidelijkheid is er nog niet, als het gaat om de toekomst van de regionale luchthavens. De Kamer wacht lang op de zogeheten nota Relus.

De minister had verleden jaar bij de begrotingsbehandeling toegezegd dat deze nota in deze zomer zou verschijnen. In juni schreef zij in een brief aan de Kamer dat de nota in ieder geval na de behandeling van Schiphol bij de Kamer zou zijn. In september kregen wij een brief met de mededeling dat het oktober zou worden. In oktober moest het geplande overleg uitgesteld worden, omdat de nota nog steeds niet gearriveerd was. Telefonisch werd aan de griffier meegedeeld dat de nota er in november zou komen. Inmiddels is het december. Vol verwachting klopt ons hart.

Voorzitter! Ik wil graag via u de minister verzoeken om in een brief de reden van dit uitstel op uitstel op uitstel uit te leggen. Ik vraag haar ook om daarin aan te geven wanneer de nota Relus wèl verwacht mag worden. Dit geldt te meer daar deze minister, toen zij nog in de Kamer zat, reeds in 1993 aandrong op het uitbrengen van de nota Relus. Dan mag van deze minister verwacht worden dat zij dit prioriteit geeft.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar de minister van Verkeer en Waterstaat.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan het lid Verhagen.

De heer Verhagen (CDA):

Mijnheer de voorzitter! Via de media is ons geworden dat staatssecretaris Kohnstamm zeer tevreden is over de maatregelen die op de Antillen zijn genomen inzake de verstrekking van paspoorten. Hij schijnt daarbij letterlijk gezegd te hebben dat het geen enkele snoodaard meer zal lukken om paspoortfraude te plegen. Nu zijn wij daar uiteraard zeer verheugd over, maar wij zouden toch ook wel graag een brief krijgen van de staatssecretaris, waarin hij vermeldt op welke wijze is zorg gedragen voor het tegengaan van fraude bij de paspoortverstrekking op de Nederlandse Antillen. Voorts zou ik van hem graag willen vernemen welke snoodaard hij op het oog heeft.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Wij beginnen thans aan het vragenuur. Dat vragenuur zal conform het Reglement van orde exact 60 minuten duren, in elk geval niet langer. Dat betekent dat ik ook van een zekere beperking zal uitgaan wat betreft de tijdsduur van iedere vraag. Daarbij garandeer ik niet dat alle vragen aan de orde komen. De eventueel overblijvende vragen zullen schriftelijk of mondeling moeten worden afgedaan: mondeling volgende week of schriftelijk deze week.

Naar boven