Noot 4 (zie blz. 781)

Bijvoegsel

Aanvullende schriftelijke antwoorden van de minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij op vragen gesteld in de eerste termijn van de behandeling van de begroting voor 1996 van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij (24 400 XIV).

Vraag van de leden Van Ardenne-van der Hoeven (CDA),Blauw (VVD) en Van der Vlies (SGP). Samenvatting vraag of opmerking: Een paprikabedrijf heeft slechts 60 gulden voordeel in plaats van 1600 gulden per bedrijf.

Antwoord:

Van een aantal faciliteiten, zoals die voor bedrijfsopvolging, bedrijfsverplaatsing, vermogensversterking starters, kunnen bedrijven gebruik maken ongeacht hun inkomenspositie. Van investeringsfaciliteiten kunnen bedrijven alleen gebruik maken als er wordt geïnvesteerd.

Het door mij genoemde voordeel van 1600 gulden per bedrijf is een gemiddelde; de spreiding per bedrijf in de tijd en de spreiding binnen een bedrijfstak in een bepaald jaar kunnen vrij groot zijn.

Voorts kunnen bedrijven die thans geen winst maken toch van de fiscale faciliteiten profiteren door toepassing van de verliescompensatieregeling en middelingsregeling.

Vraag van de leden Woltjer (PvdA) en Blauw (VVD).

Samenvatting vraag of opmerking: – Noodzaak van directer overleg LNV-voedingsbonden. – Is het overigens waar dat de contacten van de werknemersorganisaties en het departement op een laag pitje staan en wanneer mogen we over de kwaliteitsvraag een visie van de minister verwachten?

Antwoord:

Het departement staat op alle niveaus open voor contacten met werknemersorganisaties. De frequentie van de contacten wordt in belangrijke mate bepaald door de aard en actualiteit van de vraagstukken.

Het belangrijkste kader waarin aan kwaliteitsvraagstukken van de arbeidsplaats wordt gewerkt is het

Antwoord:

De argumentatie voor een vrijstelling voor gas in de glastuinbouw is gebaseerd op de uitzonderlijke combinatie van kenmerken in deze sector, t.w.: vele kleinschalige ondernemingen, sterke afhankelijkheid van de exportmarkt en een zeer hoge energie-intensiteit.

In de pluimvee- en varkenshouderij wordt minder energie verbruikt en is de energie-intensiteit aanzienlijk lager. Derhalve is er geen aanleiding om deze sectoren vrij te stellen. Of een sector bereid is een convenant af te sluiten, of reeds heeft afgesloten, is geen argument geweest voor de toepassing van de vrijstelling.

Vraag van het lid Blauw (VVD). Samenvatting vraag of opmerking: Na 10 jaar behoeft de oorspronkelijke pachter op grond van de wijziging van de Pachtwet geen vergoeding meer te betalen aan de voormalige verpachter. Fiscal blijft de fiscale claim op het eerste pachtersvoordeel echter doorlopen. Kan deze fiscale claim na 10 jaar ook niet komen te vervallen.

Antwoord:

In het kader van de behandeling van het wijzigingsvoorstel Pachtwet heb ik de Tweede Kamer bericht (TK 22 705) dat het vervallen van de fiscale claim na 10 jaren na het ontstaan van het eerste pachtersvoordeel binnen het huidige wettelijk kader niet mogelijk is. Een dergelijke vrijstelling zou immers een inbreuk betekenen op het systeem dat voordelen behaald in het kader van een onderneming zijn belast.

Vraag van het lid Van Ardenne-van der Hoeven (CDA).

Samenvatting vraag of opmerking:

Overheid moet bijdragen in hagelschadeverzekering (50%) voor de fruitteelt.

Antwoord:

Hagelschade is een verzekerbaar risico.

Een fruitteler die zich niet verzekert, kan gebruik maken van de zogenaamde reservering assurantie eigen risico's welke in vergelijkbare situaties in belangrijke mate worden verzekerd in het kader van de inkomstenbelasting. De hoogte van de reservering is maximaal gelijk aan de gebruikelijke verzekeringspremie.

Een overheidsbijdrage in de verzekeringspremie zal derhalve leiden tot geringere reserveringsmogelijkheden.

Deze ontwikkeling acht ik ongewenst.

Bovendien wijs ik erop dat nationale ondersteuning van de hagelschadeverzekeringspremie tot eind jaren '80 door de EU-Commissie onder voorwaarden werd toegestaan, namelijk voor een tijdelijke periode en degressief. Thans bestaat deze mogelijkheid niet meer. Aan het verzoek kan ik derhalve niet voldoen.

Vraag van het lid Vos (GroenLinks). Samenvatting vraag of opmerking: (Oogst 1-9-1995: LEI onderzoek weerstandsvermogen agrarische sector.) Wat is de reactie van de Minister op de constatering van LEI-DLO dat nu ook jonge ondernemers met moderne bedrijven in problemen komen? Is er een relatie met het draagvlak voor het beleid?

Antwoord:

Het Landbouw Economisch Bericht 1995 laat zien dat er sprake is van grote verschillen in inkomensniveaus tussen maar ook binnen de afzonderlijke bedrijfstypen. Goed ondernemerschap wordt in toenemende mate de bepalende factor voor rentabiliteit en inkomensvorming in de Nederlandse landbouw.

Wat dat betreft gaat de land- en tuinbouw meer lijken op andere sectoren van de Nederlandse economie. Dit komt ondermeer tot uiting in het feitelijke gegeven dat bedrijfsbeëindiging nu ook op andere bedrijven dan alleen kleinere bedrijven met andere ondernemers voorkomt.

Dit staat los van het draagvlak voor het beleid.

Vraag van het lid Ter Veer (D66). Samenvatting vraag of opmerking:

Is een betere coördinatie over de beregingsverboden mogelijk als de zomer van 1996 weer warm en droog wordt?

Antwoord:

Coördinatie van het instellen van beregingsverboden vanuit Het Ministerie van LNV is in principe niet mogelijk. Beregeningsverboden kunnen namelijk worden ingesteld op basis van de Grondwaterwet. De provincies zijn in het kader van deze wet (van VROM) het bevoegd gezag. Mochten er voor de landbouw aparte onevenwichtigheden optreden bij de uitvaardiging van beregeningsverboden, dan ben ik bereid mijn collega van VROM te verzoeken om coördinatie terzake, bijvoorbeeld via overleg in IPO-verband.

Vraag van het lid Ter Veer (D66). Samenvatting vraag of opmerking:

Is de minister bereid om in overleg met het bedrijfsleven in de zuivel de operatie Paashaas te herzien? Kan een administratieve afsluiting in de nacht van 1 april worden doorgevoerd? (Betreft onnodig vervoer met melktrucks.)

Antwoord:

De operatie Paashaas past binnen het uitvoeringskader van de superheffingsregeling. Het departement van LNV is hierbij, in tegenstelling tot wat de vraag suggereert, niet betrokken. Ik zal dan ook niet in overleg treden met het bedrijfsleven over een eventuele herziening.

Ik sta wel welwillend tegenover een eventuele administratieve afsluiting.

Vraag van het lid Woltjer (PvdA). Samenvatting vraag of opmerking: Steun PvdA voor vrijstelling energieheffing ook voor andere bedrijfstakken zoals pluimvee- en varkenshouderij indien, net als voor de glastuinbouw, die takken bereid zijn een convenant af te sluiten.

Antwoord:

Opgemerkt wordt dat de vrijstelling voor de glastuinbouw alleen ziet op gas (indien geen gasaansluiting dan voor minerale olie).

De argumentatie voor een vrijstelling voor gas in de glastuinbouw is niet gebaseerd op het afsluiten van een MJA met de sector maar op de uitzonderlijke combinatie van kenmerken in deze sector, t.w.: vele kleinschalige ondernemingen, die ondanks die beperkte schaalgrootte zeer veel energie verbruiken, sterke afhankelijkheid van de exportmarkt en een zeer hoge energie-intensiteit. Voor een meer uitgewerkte beschrijving van de bijzondere aspecten van deze sector verwijs ik naar paragraaf 3.3.3. van de Memorie van Toelichting op het wetsvoorstel voor de Regulerende energieheffing. In de pluimvee- en varkenshouderij wordt minder energie verbruikt en is de energie-intensiteit aanzienlijk lager. Derhalve is er geen aanleiding om deze sectoren vrij te stellen. Of een sector bereid is een convenant af te sluiten, of reeds heeft afgesloten, is geen argument geweest voor de toepassing van de vrijstelling.

Vraag van het lid Van Middelkoop (GPV).

Samenvatting vraag of opmerking: – Stand van zaken beleid rond agrificatie? – Welke voornemens heeft Minister om agrificatie te bevorderen?

Antwoord:

In feite is agrificatie een specifieke categorie van innovatiemogelijkheden in de agrosector.

Inmiddels is in Nederland met overheidssteun een brede kennisbasis opgebouwd vooral op het gebied van plantaardige oliën, agrovezels, eiwitten en koolhydraten. Voor de Nederlandse situatie lijken de beste kansen te liggen bij kleinschalige toepassingen met een relatief hoge toegevoegde waarde. Immers, gezien het kostenniveau (grondprijs, klimaat, niet echt grootschalige teelt mogelijk etc.) liggen echte bulkprodukten met relatief lage toegevoegde waarde minder voor de hand. Het belang van nieuwe (agrificatie)produkten ligt uiteraard bij de marktpartijen zelf (de landbouw, de handel en de industrie).

De overheid c.q. LNV blijft hierbij een stimulerende en faciliterende rol vervullen. Dit zal vooral gebeuren op basis van door marktpartijen zelf te nemen initiatieven. Ik ondersteun dit soort initiatieven op verschillende wijzen:

– Innovatieve, kansrijke ontwikkelingen stimuleer ik via de Regeling Milieuvriendelijke Agrificatie en binnenkort via mijn nieuwe innovatiestimuleringskader.

–Via de Stichting AKK stimuleer ik vorming van industriële ketens. Enkele van de ingediende voorstellen betreffen agrificatieketens (karwij-keten en een vlasketenproject).

– Voor een aantal andere proefprojecten m.b.t. biotransportbrandstoffen (biodiesel, bio-ethanol) is er accijnsvrijstelling verleend.

– De zg. EOFL-regeling Vo 866 ondersteunt investeringen in de verwerkende industrie.

Investeringen in verwerking van agrificatieprodukten is hierbinnen één van de aandachtsgebieden.

Vraag van het lid Van Ardenne-van der Hoeven (CDA).

Samenstelling vraag of opmerking:

Voorgestelde regeling seizoenarbeid. CDA stelt eigen regeling voor.

Antwoord:

De staatssecretaris van SZW is eerstverantwoordelijke voor dit dossier. Momenteel wordt gewerkt aan de memorie van antwoord.

Vraag van het lid Van Ardenne-van der Hoeven (CDA).

Samenvatting vraag of opmerking:

T.b.v. lastenverlichting voor tuinbouw nagaan of financiële lasten voor kwekersrechten kunnen worden verlaagd.

Antwoord:

Uit het recentelijk uitgevoerde doelmatigheidsonderzoek kwekersrechtverlening is gebleken, dat de Nederlandse tarieven voor kwekersrecht gemiddeld niet uit de pas lopen met die van de ons omringende landen. In Spanje en Zweden liggen de tarieven lager; in Duitsland, Engeland, Frankrijk en Denemarken hoger.

Vraag van het lid Ter Veer (D66). Samenvatting vraag of opmerking: Biedt de regering de Kamer een document aan ter voorbereiding van de Wereldvoedseltop van de FAO in 1996?

Antwoord:

Ik ben voornemens u te zijner tijd over de Wereldvoedseltop te informeren en de Nederlandse inzet daarbij.

Vraag van het lid Janmaat (CD). Samenvatting vraag of opmerking: Werkt het slechten van alle exportdrempels niet twee kanten op? Is liberalisatie van de wereldhandel wel altijd in het voordeel van onze agrarische sector?

Antwoord:

De afgesproken liberalisatie van de wereldhandel van landbouwprodukten betekent over en weer vergroten van de markttoegang. Hierdoor worden betere kansen geboden voor ons bedrijfsleven op exportmarkten. Tegelijkertijd wordt de toegang tot de EU-markt vergroot, wat meer concurrentie geeft. Overigens ben ik van oordeel dat voortgaande liberalisatie – mits dat geleidelijke en evenwichtig gebeurt – per saldo voordelig is voor de ontwikkeling van de Nederlandse agrarische sector.

Vraag van het lid Ter Veer (D66). Samenvatting vraag of opmerking: Hoe gaat de EU de voedselprijsstijgingen in arme landen, die het gevolg zijn van het afbouwen van de exportsubsidies, opvangen?

Antwoord:

In eerste instantie zal niet de EU, maar de WTO signaleren of er problemen zullen ontstaan voor de arme, voedselimporterende landen. In de slottekst van de Uruguay-ronde is hiervoor een voorziening opgenomen. Het landbouwcomité van de WTO dient één en ander nader uit te werken, bijv. door een monitor-systeem. Indien problemen worden gesignaleerd, wordt als oplossing wel gedacht aan betalingsbalans-faciliteiten of voedselhulp-acties. Overigens kan een hoger prijspeil in arme landen ook een stimulans betekenen voor de ontwikkeling van de landbouw aldaar, omdat het de positie van de locale producenten verbetert.

Vraag van het lid Vos (Groen Links). Samenvatting vraag of opmerking:

Is het waar dat slechts 20% van de Europese landbouwsubsidies naar de boeren gaat? (Duits onderzoek)

Antwoord:

Circa 50% van de Europese landbouwuitgaven gaat direct naar de boer.

Het gaat hier bijvoorbeeld om hectaretoeslagen en dierpremies.

De overige 50% gaat naar marktondersteuning, bijvoorbeeld exportsubsidies, verwerkingstoeslagen.

Zij worden weliswaar uitgekeerd aan handel en verwerking, maar komen indirect de boeren ten goede via hogere marktprijzen.

Vraag van het lid Van Ardenne-van der Hoeven (CDA).

Samenvatting vraag of opmerking:

Zijn de compensatiebedragen voor de groene koers die de minister in zijn begroting noemt hard.

Antwoord:

Deze compensatiebedragen zijn hard.

Wel moet de wijze van uitkering en verdeling over de sectoren door de Europese Commissie goedgekeurd worden.

Vraag van het lid Vos (GroenLinks). Samenvatting vraag of opmerking: Moet zorgen baren dat veel gebruikte bestrijdingsmiddelen tot einde eeuw toegelaten blijven worden. Schadelijke bestrijdingsmiddelen veel sneller saneren.

Antwoord:

De afgelopen paar jaar zijn mede als gevolg van de Nederlandse inbreng flinke vorderingen gemaakt op het gebied van de harmonisatie van de toelating van bestrijdingsmiddelen. In 1996 zullen de eerste werkzame stoffen op Annex 1 (positieve lijst met in principe toelaatbare werkzame stoffen) worden geplaatst. De Commissie bereidt thans voorstellen voor om de daaropvolgende groepen werkzame stoffen in behandeling te nemen. Gelet op het voorziene tijdpad dat tot voorbij het jaar 2000 reikt, deel ik uw vrees niet dat in dat jaar onvoldoende bereikt zal zijn op het gebied van gewasbeschermingsmiddelen.

Vraag van het lid Keur (VVD). Samenvatting vraag of opmerking: Gebrek aan harmonisatie op verschillende terreinen zoals op het gebied van toelating gewasbeschermingsmiddelen en residuen van gewasbeschermingsmiddelen vraagt om consequentere controles.

Antwoord:

Richtlijn 91/414/EEG betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen bevat een bepaling, op grond waarvan lidstaten erop moeten toezien dat op de markt gebrachte gewasbeschermingsmiddelen voldoen aan de in de richtlijn gestelde eisen.

Tevens wordt bepaald, dat lidstaten de Commissie en andere lidstaten jaarlijks een verslag over resultaten van de controlemaatregelen moeten toesturen. Dit kan beschouwd worden als een eerste stap op weg naar harmonisatie van de controle maatregelen op dit gebied.

Ten aanzien van de residu-controles is de harmonisatie van de controle al verder voortgeschreden.

Wat betreft de residucontroles op groenten en fruit (Richtlijn 90/642/EEG) stelt de Commissie jaarlijks een aanbeveling op voor een gecoördineerd controleprogramma op. In een thans bij de Raad aanhangig voorstel tot wijziging van de onderhavige richtlijn wordt deze harmonisatie verder inhoud gegeven door onder meer de vaststelling van een communautair gecoördineerd controleprogramma. Nederland is groot voorstander van deze aanscherping en zet zich er voor in, dat de Raad met deze aanscherping instemt.

Vraag van het lid Blauw (VVD). Samenvatting vraag of opmerking: Kan de Minister de Kamer spoedig informeren over de uitkomsten van het onderzoek over de mogelijkheid van de koppeling van inkomenstoeslagen met natuurproduktie door agrariërs?

Antwoord:

Ja.

Ik ga ervan uit dat de heer Blauw doelt op het onderzoek van het IEEP dat in opdracht van het Ministerie van LNV en de UK Department for the Environment is verricht. Deze studie heeft geresulteerd in het rapport «Cross Compliance as a policy option within the Common Agricultural Policy for the benefit of landscape and nature conservation (a discussion document» dat zal nog dit jaar verschijnen. Zodra het verschenen is zal ik het aan de Kamer zenden.

Vraag van het lid Van der Vlies (SGP).

Samenvatting vraag of opmerking: – wie bevordert informatie-uitwisseling over biotechnologie: – wie neemt initiatief in EU en Codex Alimentarius (passage pag. 11 MvT).

Antwoord:

Ontwikkelingen op het vlak van biotechnologie gaan zeer snel. De komende jaren zullen veel produkten op grond van biotechnologische technieken op de markt verschijnen. Internationaal zijn er grote verschillen in de acceptatie door consumenten van produkten op basis van biotechnologie. Het is derhalve van groot belang in de internationale overlegfora overeenstemming te bereiken over de wijze waarop met biotechnologie wordt omgegaan. LNV zal deze discussie bevorderen en trachten via informatie consumenten een reële keuze te bieden.

Vraag van het lid Stellingwerf (RPF).

Samenvatting vraag of opmerking:

Voor Landbouwprodukten wordt verzuimd de milieukosten in rekening te brengen. Verzoek om reactie op het CLM-rapport.

Antwoord:

Een CLM rapport over de milieukosten is mij vooralsnog niet bekend. Een studie van het Centrum voor Energiebesparing en schone technologie terzake van milieukosten zal na het verschijnen worden voorgelegd aan het IKC. Als daartoe aanleiding is zal het rapport worden meegenomen bij het verder vormgeven van het landbouwmilieubeleid.

Vraag van het lid Van Middelkoop (GPV).

Samenvatting vraag of opmerking:

Waar wil de minister de f 130 miljoen vandaan halen?

Zijn de begrote bedragen (f 475 miljoen) absoluut of zijn het verhoudingsgetallen.

Antwoord:

Tijdens de behandeling van de Integrale Notitie in de Kamer zal ik uitvoerig ingaan op de voornemens van de regering inzake het mest- en ammoniakbeleid en de financiële consequenties daarvan.

Voor zover de beleidsvoornemens gevolgen hebben voor de jaren 1997 en verder, zal één en ander worden opgenomen in de begrotingen over de jaren 1997 en volgend.

In 1996 zijn evenwel reeds uitgaven voorzien voor het mest- en ammoniakbeleid, nl. voor:

– stimuleringsbeleid f  17,4 mln.

– herstructurering f  15,0 mln.

– mestverwerking f  52,1 mln.

– uitvoeringslasten f  27,7 mln.

Totaal: f 112,2 mln.

Met deze uitgaven is in de begroting voor 1996 rekening gehouden, behalve met de herstructurering ad f 15 mln. De ministeries van VROM en V&W zullen hiervoor samen f 10 mln. beschikbaar stellen; f 5 mln. zal binnen de begroting van LNV worden gevonden en wel binnen artikel U12.02 Structuurverbetering. De reeds eerder, nl. in het kader van de invulling van de ombuigingstaakstelling of regeerakkoord, aangekondigde beëindiging van de Complementaire Regeling voor investeringen in Landbouwbedrijven (CRL) biedt daartoe de mogelijkheid.

Vragen van het lid Vos (GroenLinks).

Samenvatting vraag of opmerking:

Wat doet de Minister met de recente aanbeveling van het RIZA om het handhavingsbeleid (AID) voor organochloor verbindingen te verscherpen (zie ook brief d.d. 10-10 aan Kamer)?

Antwoord:

In de evaluatie van het Meerjarenplan Gewasbescherming 1994, die onlangs aan de Kamer is aangeboden, is aangegeven dat de AID zich meer gaat concentreren op de meest risicovolle stoffen.

De stof Endosulfan, die door het RIZA wordt bedoeld, valt onder die categorie.

Bovendien is met het RIZA overleg gestart om na te gaan of de gegevens van dit instituut ondersteunend kunnen zijn voor de handhavingsactiviteiten.

Vraag van het lid Van Ardenne-van der Hoeven (CDA).

Samenvatting vraag of opmerking:

Wil de Minister in het kader van de gebiedsgerichte aanpak, bijv. NUBL, Gelderse Vallei, rekening houden met ammoniakreductieplannen en de gedachte van één loketbenadering en budgetfinanciering verder uitwerken?

Antwoord:

Het opstellen en uitvoeren van ammoniakreductieplannen is een verantwoordelijkheid van de lokale overheid. Uiteraard is de ammoniakproblematiek een van de elementen die in gebiedsgrootte projecten als NUBL en Gelderse Vallei nadrukkelijk de aandacht verdienen.

Wat betreft de door u genoemde gedachten van een één-loketbenadering en budgetfinanciering kan ik u het volgende mededelen: we zijn op weg naar het instellen van een één-loketbenadering, zodat de burger precies weet waar hij moet zijn. Met betrekking tot de financieringsstructuur bij de gebiedsgerichte aanpak vindt momenteel een nader onderzoek plaats in het kader van de plattelandsvernieuwing.

Vragen van het lid Ter Veer (D66). Samenvatting vraag of opmerking: Minder tevreden is mijn fractie over de voortgang van de strategische doelen: met name de aanpak van de verdroging vraagt om spoed. Welke mogelijkheden ziet de Minister om de samenwerking tussen de waterschappen, provincies en gemeenten te bespoedigen zodat de beschikbare gelden veilig kunnen worden gesteld?

Antwoord:

Aanpak van het verdrogingsprobleem is bemoeilijkt door de in de landbouw verwachte vernattingsschade.

Recent heb ik in overleg met mijn collega's De Boer en Jorritsma in de GeBeVe-regeling een voorziening getroffen, waarmee te voorziene vernattingsschade in aanmerking komt voor subsidie. In het kader van de interbestuurlijke Commissie «Integraal Waterbeheer» wordt de verdrogingsaanpak gecoördineerd. Het is mijn verwachting, dat met de oplossing van de vernattingschadeproblematiek dat de uitvoering van het verdrogingsbeleid door deze Commissie in een duidelijke versnelling zal kunnen worden gebracht.

Mochten er nog andere problemen een efficiënte uitvoering in de weg staan, dan zal ik initiatief nemen om die op te lossen.

Vraag van het lid Vos (GroenLinks). Samenvatting vraag of opmerking: Moet zorgen baren dat kalveren bij ons nog altijd in «kisten» mogen worden gemest.

Antwoord:

De invulling van de Gezondheids- en Welzijnswet voor dieren behelst een aantal concrete verbeteringen van het dierenwelzijn. Met het programma welzijn in het kader van de nota Dynamiek en Vernieuwing zet ik de komende jaren verdere stappen. Ik heb hierover de Kamer geïnformeerd met de notitie «Dierenwelzijn: van wet naar werkelijkheid» en de antwoorden op de hierover gestelde vragen.

Ik streef naar verbetering van het welzijn van vleeskalveren. Binnen de EU zie ik daartoe mogelijkheden. Ik heb mij ingezet voor een versnelling van de discussie over de richtlijn 91/629/EEG tot vaststelling van minimumnormen ter bescherming van kalveren. Binnenkort verwacht ik een rapport van de Europese Commissie hierover. In Nederland worden vleeskalveren in toenemende mate in groepshuisvesting gehouden. Volgens de Produktschappen voor Vee, Vlees en Eieren was dit aandeel in 1994 dertig procent.

Vraag van het lid Blauw (VVD). Samenvatting vraag of opmerking: Vervolg van Hendriks/De Zeeuw.

Antwoord:

In vervolg op de brief van 16 mei is de werkverdeling tussen de keuringsdiensten (RVV, IGB, VI) verder uitgewerkt.

Hierover is volledige overeenstemming bereikt.

Uw Kamer is hierover geïnformeerd en heeft zich achter de voorstellen geschaard.

Momenteel loopt het overleg met het bedrijfsleven.

In het kader wordt de inschakeling van het bedrijfsleven bij de RVV door middel van een gebruikersraad uitgewerkt en wordt bekeken hoe en in welke mate de RVV-controle kan aansluiten op in bedrijven aanwezige kwaliteit borgingssystemen. Dit laatste uiteraard voor zover de EU-regelgeving dit toelaat.

Vraag van het lid Blauw (VVD). Samenvatting vraag of opmerking: Rol bedrijfsleven en SGD.

Antwoord:

De SGD heeft een belangrijke positie ten behoeve van het primaire bedrijfsleven.

De RVV baseert zich ook reeds in de huidige situatie in een aantal gevallen van de SGD inzake de dierziektestatus van specifieke bedrijven. Voorts heeft de SGD een belangrijke taak bij de feitelijke bestrijding van dierziekten.

Onderlinge taak- en werkwijze zal bij het proces van verdere verzelfstandiging van de RVV goed op elkaar worden afgestemd.

Vraag van het lid Van Middelkoop (GPV).

Samenvatting vraag of opmerking:

Ongerustheid bij starters in verband met onmogelijke lage nitraatnorm per 1 november in Duitsland. Wat doet Minister om ongerustheid weg te nemen.

Antwoord:

In Nederland geldt vanaf 1 november aanstaande de winternorm van 4500 mg/kg. Bij het uitblijven van geharmoniseerde EG-normen zal op die datum in Duitsland de strengere winternorm van 3500 mg/kg van kracht worden. Slatelers in Nederland en de omringende landen kunnen door deze normaanpassing in de problemen komen. Zeer recent heeft het EU-Wetenschappelijke Comité voor de Menselijke Voeding zijn standpunt over de nitraat-normstelling geformuleerd, maar dit standpunt behoeft een beleidsmatige vertaling. Verwacht mag worden dat een en ander niet voor 1 november aanstaande zal zijn afgerond.

Ik ben voornemens dit probleem onder de aandacht te brengen bij de Duitse en Belgische overheid en op de eerstkomende landbouwraad bij EU-landbouwcommissaris Fischler.

Uiteraard doe ik dat in overleg met mijn collega van VWS.

Vraag van de leden Ter Veer (D66) en Van Middelkoop (GPV). Samenvatting vraag of opmerking: Moeten de plattelandsgemeenten niet meer doen aan het oplossen van riooloverstoren of voortgaan met het aanleggen van rioleringen

Antwoord:

Tot dusverre wordt mij de rioleringsproblematiek van gemeenten niet aangegeven als een hoofdaandachtspunt voor plattelandsvernieuwing. Deze overigens belangrijke zaak voor de waterkwaliteit in het landelijk gebied wordt behartigd door de water- en zuiveringsschappen en de gemeenten. Dit in overleg met de provincies en mijn collega's van V&W en VROM.

De problematiek van de diffuse verontreiniging van het landelijk gebied zal in de 4e nota Waterhuishouding aan de orde komen.

Vraag van het lid Swildens-Rozendaal (PvdA).

Samenvatting vraag of opmerking:

Waarom zijn de gelden voor de Stichting LAW (= Lange Afstands Wandelpaden) tot 01-01-1997 uitgesteld?

Antwoord:

Als gevolg van de DI-afspraken komen gelden voor routestructureren (waaronder voor wandelen) eerst per 01-01-1997 beschikbaar voor o.a. de Stichting LAW. Tot die tijd moeten die gelden worden benut voor het door het Rijk afwerken van enige benoemde recreatieprojecten. Met de Stichting LAW zijn voor de periode tot 01-01-1997 werkafspraken gemaakt.

Vraag van het lid Van Middelkoop (GPV).

Samenvatting vraag of opmerking:

Hoe reëel is een maximale vergoeding voor bedrijfsgebouwen van f 200 000?

Antwoord:

Bij boerderijverplaatsing in landinrichtingsprojecten kan in bepaalde gevallen aan verplaatsers een vergoeding worden verstrekt voor de «oude» bedrijfsgebouwen. Deze vergoeding bedraagt maximaal f 200 000.

Momenteel wordt de boerderijverplaatsingsregeling in landinrichtingsprojecten geëvalueerd.

Voornoemde vergoeding wordt in de evaluatie betrokken.

Vraag van het lid Swildens-Rozendaal (PvdA).

Samenvatting vraag of opmerking:

Waarom wordt een wettelijke regeling voor het compensatiebeginsel twee jaar vooruitgeschoven? Ook in natuur opgesloten recreatiewaarden moeten worden gecompenseerd.

Antwoord:

Het Kabinet acht het gewenst eerst wat meer praktijkervaring op te doen met de toepassing van het compensatiebeginsel. Uiterlijk 1 januari 1998 zal op basis daarvan over een eventuele wettelijke verankering van dat beginsel worden beslist. Daarbij is voorzien in overleg met IPO en VNG.

Bij de compensatie van natuur gaat het om de kwaliteit, dus inclusief de recreatieve belevingsmogelijkheden.

Vraag van het lid Van Ardenne-van der Hoeven (CDA).

Samenvatting vraag of opmerking:

Bezuiniging Landinrichting: Waarom niet trachten dit te verminderen gezien het huidige economische tij?

Antwoord:

Ik onderschrijf het belang van Landinrichting voor de realisatie van het beleid in de Groene Ruimte. Om deze reden is, in overleg met de provincies, landinrichting bij invulling van de bezuiniging binnen LNV dan ook zoveel mogelijk ontzien. Ook met de voorgestelde bezuiniging kan landinrichting haar belangrijke bijdrage blijven leveren bij de realisatie van de diverse beleidsdoelen. Om Landinrichting als instrument aan te passen aan de veranderende maatschappelijke eisen vindt er een herijking plaats waarbij verbreding, versnelling, vereenvoudiging en flexibilisering doelstelling zijn.

Vraag van de leden Swildens-Rozendaal (PvdA) enVos (Groen Links).

Samenvatting vraag of opmerking:

Samengaan recreatieve routestructuren met de EHS (Ecologische hoofdstructuur).

Antwoord:

Vanuit het oogpunt van recreatieve beleving van natuur vind ik samengaan uitgangspunt.

Vraag van het lid Swildens-Rozendaal (PvdA).

Samenvatting vraag of opmerking:

Wat is de mening van de minister over de belangenbehartiging van de non-profit recreatieorganisaties?

Antwoord:

De belangenbehartiging door denon-profit -recreatieorganisaties – maar ook die door deprofit -organisaties – gaat mij ter harte.

Zeker na de decentralisatie van taken naar de provincies.

De (vele) organisaties is gevraagd met voorstellen te komen rond de bundeling van krachten en de inbreng van die belangen in bestuurlijke gremia. In beginsel ben ik bereid voor vernieuwende voorstellen beperkte (éénmalige) aanjaagsubsidies toe te kennen.

Vraag van het lid Van Middelkoop (GPV).

Samenvatting vraag of opmerking:

Hoe is het te rechtvaardigen dat bedrijven die moeten wijken voor het natuurbelang vaak een veel lagere vergoeding krijgen dan zij die moeten wijken voor stadsuitbreiding.

Antwoord:

Rondom de grondaankopen ten behoeve van natuur, bos, landschap en landinrichting bestaan zeer zorgvuldige procedures, die in wetten en regelingen zijn vastgelegd (Wet Agrarisch Grondverkeer, Landinrichtingswet etc.).

Basis van aankoop is agrarische marktwaarde. De marktwaarde als basis geldt ook voor grondaankopen ten behoeve van wegenaanleg en woningbouw, zij het dat hier veeleer op onteigeningsbasis wordt gewerkt en de marktwaarde hoger is.

Deze lijn is, ook waar het de verschillen betreft, door constante jurisprudentie bevestigd.

Vraag van het lid Swildens-Rozendaal (PvdA).

Samenvatting vraag of opmerking:

Voor experimenten in het landelijk gebied is voor 1996 f 19 miljoen beschikbaar. Bestaat er uitzicht op het structureel beschikbaar komen van middelen?

Antwoord:

De financiële middelen die afkomstig zijn uit de beleidsintensiveringen uit het regeerakkoord worden prioritair ingezet ter financiering van de oplopende beheerslasten.

Het bedrag van f 19 miljoen komt uit de eerste tranche van de f 30 miljoen, die aan de begroting van LNV is toegevoegd.

In het kabinet is afgesproken dat afhankelijk van de invulling van de ombuigingstaakstelling bij begrotingsvoorbereiding '97 een tweede tranche en voor 1998 een derde tranche beschikbaar wordt gesteld. Zodat ook in de jaren na 1996 gelden voor experimenten in het landelijk gebied beschikbaar zijn.

Vraag van de leden Swildens-Rozendaal (PvdA),Vos (GroenLinks) en Stellingwerf (RPF). Samenvatting vraag of opmerking: Strijdigheid: bezuiniging op landschapsverzorging en landschap en het belang van de leefbaarheid van het platteland en plattelandsontwikkeling. Reactie van de Minister op de bezuinigingen op bovengenoemde onderdelen in dit licht. Hoe denkt de Minister deze activiteiten wel te stimuleren.

Antwoord:

De regelingen landschapsverzorging en landschapsplannen zijn in bescheiden mate gekort ten tijde van de vorige Kabinetsperiode. De omhullingen vanuit het Regeerakkoord hebben op deze regelingen geen invloed gehad evenals de subsidiëring van het landschapsbeheer. Daarmee is mijns inziens nog steeds sprake van goede basisondersteuning met betrekking tot het landschapsbeheer. Daarboven kunnen initiatieven in het kader van plattelandsvernieuwing en agrarisch natuur- en landschapsbeheer vanuit cluster III ondersteund worden.

Tevens heb ik met het IPO afgesproken om in samenwerking met landschapsbeheer Nederland, de beide regelingen te evalueren.

Vraag van het lid Blauw (VVD). Samenvatting vraag of opmerking: – Bij begroting 1997 overzicht cultuurgronden in eigendom van de Staat; – Plan van aanpak met betrekking tot evt. verkoopmogelijkheden.

Antwoord:

In overleg met mijn collega van Financiën zal ik bij de Begroting 1997 het gevraagde overzicht leveren, alsmede een plan van aanpak voor eventuele verkoopmogelijkheden. Wat betreft de domeingronden zal in de zeer binnenkort aan de Tweede Kamer te zenden brief van de Staatssecretaris van Financiën, mede namens de ministers van Verkeer en Waterstaat en van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, over het verkoopbeleid van agrarische domeingronden in de periode 1995 tot en met 1998 worden aangegeven op welke wijze en onder welke voorwaarden de regering verpachte en in erfpacht uitgegeven cultuurgronden in beheer bij Domeinen aan particulieren te koop aanbiedt. Uitgangspunt hierbij is verkoop op vrijwillige basis tegen marktconforme prijzen.

Vraag van de leden Vos (GroenLinks) en Van der Vlies (SGP). Samenvatting vraag of opmerking: Welke middelen heeft de minister beschikbaar voor het agrarisch natuurbeheer, binnen de 19 miljoen uit cluster III Zijn er al proefprojecten gestart of is het nog papier?

Antwoord:

Binnen de beschikbare middelen voor beleidsintensiveringen cluster – III regeerakkoord is 19 miljoen beschikbaar voor de thema's plattelandsvernieuwing en agrarisch natuurbeheer.

Op dit moment vindt op basis van een uitgevoerde inventarisatie van voorstellen een nadere uitkering plaats, gericht op een concreet uitvoeringsprogramma voor 1996. Dit gebeurt in overleg met de provincies.

Vraag van het lid Vos (GroenLinks). Samenvatting vraag of opmerking: Kan de minister Melkertbanen inzetten voor het landschapsonderhoud?

Antwoord:

Diverse organisaties hebben er bij mij op aangedrongen te bevorderen dat de regeling extra werkgelegenheid voor langdurig werklozen ook van toepassing kan zijn voor landschapsbeheer, bosbeheer, groenbeheer en handhavingstaken in relatie tot de zogenaamde groene wetgeving. Collega Melkert heeft mij laten weten dat de regeling bij uitstek bedoeld is voor toezicht/handhaving.

De in de regeling aangewezen gemeenten zijn het kanaal waar langs projecten kunnen worden ingediend.

Dit proces wil ik waar mogelijk ondersteunen.

Vraag van het lid Vos (GroenLinks).

Samenvatting vraag of opmerking:

In het kaderplan NME is sprake van meerjarig strategisch plan. Verzoek om meer middelen LNV, V&W, EZ

Antwoord:

In de brief van 20 juni 1995 aan de Tweede Kamer zijn de bedragen vermeld waarmee de betrokken ministeries zullen bijdragen aan de Extra Impuls. In het binnenkort aan de Tweede Kamer aan te bieden Strategisch Beleidskader, dat uitwerking geeft aan mijn brief, wordt uitgegaan van dezelfde bedragen.

De middelen van de Extra Impuls vormen niet het totaal van de voor NME Beschikbare middelen. In de schriftelijke voorbereiding heb ik hiervan een totaal overzicht verstrekt.

Vraag van het lid Ter Veer (D66).

Samenvatting vraag of opmerking:

De minister wordt verzocht het RTR uit te breiden naar alle bossen en de certificiering van duurzaam geproduceerd hout duurzaam ter hand te nemen.

Antwoord:

Met de gedachten van uitbreiding van de duurzaamheidsdiscussie tot alle bossen ben ik het volstrekt eens. Dit is trouwens conform het Bosbeleidsplan. Over de organisatorische vorm waarin dit moet plaatsvinden vindt nog interdepartementaal beraad plaats.Op het onderwerp certificering zal de Minister van VROM binnenkort mede namens mij ingaan bij de beantwoording van kamervragen op dit punt.

Vraag van het lid Ter Veer (D66).

Samenvatting vraag of opmerking:

Controle op omvangrijke handel in bedreigde plant- en diersoorten baart zorgen. Vraagtekens over mogelijkheden die AID heet, vooral nu signalering door veldpolitie en vrijwilligersondersteuning vrijwel is verdwenen.

Antwoord:

De AID zoekt vergroting van de controle-inzet vooral in samenwerking met andere diensten. Het afgesloten convenant tussen politie, douane, CRI en AID is daar een voorbeeld van.

Ook wordt samenwerking gezocht en gevonden met diensten van andere landen.

Het wegvallen van de veldpolitie heeft nauwelijks gevolgen voor de controle op handel in bedreigde plant- en diersoorten.

Het bestand controleurs flora en fauna is dit jaar met 60 uitgebreid. Deze mensen voldoen aan de door Justitie gestelde eisen voor Buitengewone Opsporings Ambtenaren (BOA).

Dit aantal zal verder worden uitgebreid tot ca. 100 mensen.

Vraag van het lid Vos (GroenLinks).

Samenvatting vraag of opmerking:

Stopzetten subsidie LMO verhoudt zich niet met noodzaak verbreding draagvlak natuurbeheer in samenleving.

Antwoord:

Ik onderschrijf de opvatting van mw. Vos dat verbreding van het draagvlak voor natuurbeheer in de samenleving van groot belang is.

De voorgenomen subsidiebeëindiging van het Landelijk Milieu Overleg is daar echter niet strijdig mee. Omdat het LMO naar mijn oordeel een te geringe meerwaarde heeft naast en boven de andere landelijke, veelal ook gesubsidieerde natuur- en milieu-organisaties, draagt het LMO te weinig bij aan de realisering van de kerntaken van het ministerie om voortzetting van de exploitatiesubsidie te rechtvaardigen.

Vraag van het lid Ter Veer (D66). Samenvatting vraag of opmerking: Wil de minister bij de voorbereiding van de plannen in het kader van PIN ook de relatie leggen met de herijking buitenlands beleid?

Antwoord:

De relatie is gelegd. (Zie ook antwoord op vraag mw. Vos).

Vraag van het lid Swildens-Rozendaal (PvdA).

Samenvatting vraag of opmerking:

Verbaasd over de bezuiniging op afrondingsaankopen van bestaande natuurgebieden die ertoe leidt dat niet tot een efficiënte vorm van eindbeheer kan worden gekomen.

Antwoord:

Bij de behandeling van de Nota Dynamiek en Vernieuwing heb ik aangegeven, dat voor het veiligstellen van natuurwaarden, het verwerven van het eigendom door de Staat geen noodzakelijke vereiste is. Het aankopen van bestaande natuurterreinen kan naar mijn mening zoveel mogelijk beperkt worden als d.m.v. particulier beheer de beoogde natuurdoelstellingen kunnen worden gerealiseerd.

Er blijft echter een bedrag beschikbaar voor afrondingsaankopen die van belang zijn voor een efficiënt en effectief beheer van terreinen die van belang zijn voor de realisatie van het bosbeleid en die zonder dit instrument toe te passen ernstig worden bedreigd. De bezuiniging gaat dus niet ten koste van afrondingsaankopen.

Vraag van het lid Vos GroenLinks).

Samenvatting vraag of opmerking:

A. Welke gelden komen in het kader van de PIN beschikbaar? B. Graag aandacht in kader PIN voor duurzaam visstandbeheer.

Antwoord:

A. In de herijkingsdiscussie zijn afspraken gemaakt over versterking van het internationaal natuur- en bosbeleid. In 1996 komt additioneel f 8 miljoen beschikbaar voor activiteiten in Midden- en Oost-Europa. In 1997 komt daarop f 7 miljoen voor bredere activiteiten op dit terrein.

Vanaf '97 dus f 15 miljoen aan extra middelen bovenop de bestaande budgetten bij LNV, OS, VROM, V&W en EZ.

B. Het Programma Internationaal Natuurbeheer (PIN) schenkt expliciet aandacht aan het thema duurzaam visstandbeheer; activiteiten op dit terrein zullen in internationaal kader plaatsvinden (FAO, EU) en daarnaast op onderzoek betrekking hebben (o.a. selectiviteit en vismethoden).

Vraag van het lid Janmaat (CD). Samenvatting vraag of opmerking: Hoe is het momenteel gesteld met onze zelfvoorzienendheid bij hout (onder vorige minister was het 25% à 30%)? Kan de trend worden aangegeven?

Antwoord:

Momenteel bedraagt de zelfvoorzieningsgraad van hout voor Nederland ca. 10%. Het Rijksbeleid voor houtvoorziening streeft naar een verhoging van de eigen voorziening van Nederland met houtprodukten tot 17% in het begin van de volgende eeuw en tot 25% medio volgende eeuw.

De zelfvoorziening wordt bepaald door het verbruik van hout en houtprodukten, het hergebruik van hout en de houtoogst uit Nederlandse bossen. Ten aanzien van dit laatste is het beleid erop gericht het aandeel Nederlands hout in de totale behoefte significant te verhogen door te streven naar vergroting van houtoogst en uitbreiding van bosareaal, zoals aangegeven in het Bosbeleidsplan.

Vraag van het lid Ter Veer (D66).

Samenvatting vraag of opmerking:

Waarom is, vooruitlopend op de WEB-procedure, slechts een beperkt aantal AOC's de mogelijkheid geboden een aanvraag in te dienen om per 01-08-1996 met een bepaalde afdeling te mogen starten?

Antwoord:

Vooruitlopend op de procedure die in het kader van de Wet Educatie en Beroepsonderwijs (WEB) heb ik, gelet op de door mij gewenste spreiding van de afdeling Groene Ruimte en de afdeling Bloemschikken, alsmede de in het verleden met een aantal instellingen gemaakte afspraken, drie AOC's in de gelegenheid gesteld een aanvraag in te dienen. In de procedure worden hierbij de aanvragen voor advies voorgelegd aan de betrokken provincies en deelplanorganisaties, alsmede het bedrijfsleven in de genoemde sectoren. Bij die advisering zal o.a. gekeken worden of het starten van een nieuwe opleiding tot nadelige effecten leidt voor naburige AOC's. Deze adviezen zal ik, zoals gebruikelijk, zwaar mee laten wegen bij mijn uiteindelijke beslissing. Bovengenoemde problematiek is uitgebreid aan de orde geweest bij de behandeling van het Plan van Scholten 1996–1998 voor de Vaste Kamercommissie voor OCW op 26 september jl. Door Staatssecretaris Netelenbos is daarbij toegezegd dat zij, in overleg met mij, de Tweede Kamer nog nader schriftelijk zal informeren over de gevolgde schriftelijk procedure. De brief hierover zal u op korte termijn bereiken.

Vraag van het lid Van Middelkoop (GPV).

Samenvatting vraag of opmerking: Wil de minister zich nader verklaren over zijn op 6 september in Velp gedane uitspraak over een mogelijke fusie tussen 6 instellingen voor HAO en de LUW? Hoe verhoudt deze suggestie zich tot zijn handtekening onder het HOOP?

Antwoord:

In mijn in Velp op 6 setpember jl. gehouden toespraak heb ik inderdaad gezegd dat nauwere samenwerking, eventueel fusie, tussen de 6 instellingen voor Hoger Agarisch Onderwijs en Landbouwuniversiteit nader onderzocht moet kunnen worden. Ik heb deze uitspraak gedaan omdat het Hoger Landbouwonderwijs (HAO + WO) een relatief kleine sector is, die zich vooral door samenwerking een zo sterk mogelijke positie kan verwerven. Ik heb instellingen uitgedaagd dit nader te onderzoeken.

Mochten de instellingen tot de conclusie komen dat nadere samenwerking gewenst is, dan biedt art. 8.1 van de Wet op het Hoger Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek hiervoor een handvat. In het HOOP wordt gesproken over de stelselherziening van het Hoger Onderwijs, niet over samenwerking zoals in het eerste deel van mijn antwoord verwoord. Het spreekt vanzelf dat ik het onderwijsbeleid zoals verwoord in het HOOP onderschrijf.

Vraag van het lid Woltjer (PvdA).

Samenvatting vraag of opmerking:

Wat zijn tot nu toe de hindernissen geweest bij de bestuurlijke samenvoeging van de beide voorlichtingsdiensten?

Antwoord:

De bestuurlijke verantwoordelijkheid voor beide voorlichtingsdiensten SEV en DLV ligt niet zozeer bij mij als minister van LNV, maar bij de LTO, respectievelijk bestuur DLV. Mijn rol is daarin beperkt tot het stimuleren van deze besturen om samenvoeging serieus te overwegen.

Dit proces is inmiddels door de betrokken besturen in gang gezet en begin 1996 zal hierover besluitvorming plaatsvinden.

Vraag van het lid Van der Vlies (SGP).

Samenvatting vraag of opmerking: Wat is het commentaar van de Minister op de cijfers betr. de overheidsuitgaven voor agrarisch onderzoek en ontwikkeling afgezet tegen dezelfde uitgaven in andere landen? Lopen we niet het risico onze relatieve voorsprong op het gebied van kennis en kwaliteit te verliezen? En wat zijn de gevolgen voor de concurrentiekracht?

Antwoord:

Het probleem is dat er geen ondubbelzinnige cijfers zijn waarmee de inspanningen in diverse landen over de afgelopen jaren kwantitatief kunnen worden vergeleken. Betrouwbare tijdsreeksen over een langere periode zijn er niet. Er zijn verschillende bronnen die elkaar onderling tegenspreken. Daar komt nog bij dat een oordeel over de omvang van de inspanningen niet volstaan kan worden met cijfers. Het gaat er ook om op welke terreinen en hoe effectief deze middelen worden ingezet. En ook andere iniatoren geven een aanwijzing voor de positie die Nederland inneemt. In Europees kader nemen wij nog steeds een sterke positie in. Het opleidingsniveau van de werkenden in de Nederlandse land- en tuinbouw is relatief hoog en het Nederlandse kennissysteem dat aan de sector ter beschikking staat, is sterk. De onderzoeksinstellingen scoren goed in de Brusselse programma's. Het blijkt ook uit de bereidwilligheid van agro-industriële ondernemingen om bij Nederlandse instellingen te investeren. Kortom, ik ben niet somber gestemd over de positie van kennis en kwaliteit in ons land.

Vraag van de leden Ter Veer (D66) en Van der Vlies(SGP) .

Samenvatting vraag of opmerking:

Hoe zal Raad Landelijk gebied worden geformeerd. Voor ons is het wat anders dan een omgedoopte Natuurbeschermingsraad. Evenwichtige inbreng van recreatie in deze Raad gevraagd.

Antwoord:

De Raad zal gaan adviseren over strategische vraagstukken ten aanzien van het landelijk gebied in relatie tot de functies landbouw, natuur, visserij en openluchtrecreatie.

De samenstelling van de Raad zal op deze functies evenwichtig worden afgestemd.

Vraag van het lid Keur (VVD).

Samenvatting vraag of opmerking:

Fraudegevoeligheid van de Europese subsidieregelingen (structuur- en cohesiefondsen). Heeft de minister ideeën over mogelijke oplossingen voor dit probleem of is hij op de hoogte van ontwikkeling van Europees beleid op dit terrein? En Zo ja, zijn er concrete vorderingen te melden?

Antwoord:

De optimale oplossing van fraude is gelegen in kwalitatief goede, controleerbare en handhaafbare regelgeving. Daarop is ook de inzet van Nederland in EG-Raadskader gericht.

Voorts is een goede aanpak van de controle nodig. In Nederland vinden, evenals ten aanzien van de nationale subsidieregelingen, fysieke en administratieve controles plaats in een zodanige combinatie dat fraude zo veel mogelijk wordt bestreden.

In dit verband wijs ik u erop dat de Europese Commissie misbruik van EG-middelen actief bestrijdt.

Met betrekking tot de structuur- en cohesiefondsen is dan ook sinds kort een uniform systeem van melding door de Lidstaten van geconstateerde onregelmatigheden van kracht geworden, zoals dat voor de garantie-uitgaven van het EOGFL al sinds jaren functioneert.

Naar boven