14 Wijziging begrotingsstaten Veiligheid en Justitie

Aan de orde is de behandeling van: 

  • - het wetsvoorstel Wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Veiligheid en Justitie (VI) voor het jaar 2016 (wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota) ( 34485-VI ).

De voorzitter:

Ik heb de minister van Veiligheid en Justitie reeds welkom geheten in de Eerste Kamer. 

De beraadslaging wordt geopend. 

De heer Rombouts (CDA):

Voorzitter. De leden van de CDA-fractie hebben met meer dan gewone belangstelling kennisgenomen van de onderhavige begrotingswijziging. Eerder dit jaar en vorig jaar hebben wij al aandacht gevraagd voor de versterking van onze rechtsstaat. Dat is een groot goed. U weet hoezeer wij, maar ook vele andere fracties hier, hechten aan een goed werkende strafrechtketen. Dat vraagt om een politie, een Openbaar Ministerie en een rechterlijke macht die over voldoende armslag en capaciteit beschikken om hun vaak lastige werk naar behoren te blijven doen. 

Als wij kijken naar deze begrotingswijziging, dan moeten of mogen wij vaststellen dat er extra geld komt voor de politie, maar dan zijn wij toch ook teleurgesteld over de matige bereidheid van dit kabinet om iets wezenlijks te doen aan de structurele onderfinanciering waarvan sprake is bij de politie, justitie en de rechtspraak. Wij moeten constateren dat er aan de overzijde van het Binnenhof geen meerderheid te vinden was om deze Voorjaarsnota, deze begrotingswijziging aan te passen. Aan deze kant van het Binnenhof kunnen we niet amenderen. Daarom staat de CDA-fractie net als de andere fracties voor de keuze — voor ons is het een dilemma, een worsteling — om met dit document in te stemmen of om het af te stemmen. Dat laatste is natuurlijk weinig aanlokkelijk, want dan onthouden we de politie de 188 miljoen die in het vooruitzicht is gesteld. Instemmen is echter ook niet aantrekkelijk, want in deze begrotingswijziging wordt veel minder gerepareerd dan ons voor ogen stond toen onze fractievoorzitter daar vorig jaar een lans voor brak. Er komt onvoldoende bij voor de politie en er komt helemaal niets bij voor het Openbaar Ministerie en de rechterlijke macht. 

Misschien kan de minister ons in onze worsteling helpen. Misschien kan hij uitleggen hoe volgens hem die structurele onderfinanciering in de komende jaren moet worden opgelost. In verschillende rapporten wordt op die structurele onderfinanciering gewezen. Ik zal ze niet allemaal noemen, maar hier wordt bijvoorbeeld melding van gemaakt in het rapport van de Galan Groep, in het P&M-onderzoek en in de contra-expertise van André de Jong. Wat mij betreft is dit echt een heel serieuze en principiële vraag. Ik stel deze vraag hier toch met enige empathie en met enige nadruk, want ook al naderen de verkiezingen en is een termijn eindig, er blijft altijd een regering voor dit land en er blijft ook altijd een wetgever. Zij moeten vooruitkijken en ervoor zorgen dat de rechtsstaat op orde komt. Ons inziens vraagt dat in de komende jaren een structurele investering om de rechterlijke macht, de politie en het Openbaar Ministerie op orde te brengen, zowel als het gaat om de capaciteit als om de financiële armslag. Ik wil graag weten wat er volgens de minister moet worden gedaan om dat structureel, dus niet voor de komende maanden of het komende jaar, te regelen. 

De heer Engels (D66):

Mevrouw de voorzitter. Op 15 december 2015 besprak deze Kamer de Justitiebegroting voor 2016. Dat feit op zich was al heel bijzonder, aangezien deze Kamer zelden begrotingsvoorstellen daadwerkelijk behandelt. Aan dit debat werd dan ook niet voor niets een bovengemiddelde betekenis toegekend. Een belangrijk en unaniem gedeeld thema was de bezorgdheid over de financiële en functionele risico's als gevolg van voortgaande bezuinigingen op de hoofdrolspelers in de strafrechtsketen, te weten politie, OM, advocatuur en rechtspraak. De verhouding tussen ambities, middelen en tijd bleek kwetsbaar. Verder bleek dat de acceptatiegraad bij vrijwel alle stakeholders in de rechtspraktijk voor het gevoerde en het voorgenomen beleid substantieel was — en is — afgenomen. Tot op de dag van vandaag tasten aanhoudende affaires het politieke en maatschappelijke vertrouwen in het megalomane ministerie verder aan. 

De Kamer heeft in december vastgesteld dat het op onverantwoorde wijze vullen van gaten binnen de Justitiebegroting tot staan moet worden gebracht. De als gevolg van budgetspanningen toenemende druk op het rechtsbedrijf is niet langer verantwoord. Een in de Voorjaarsnota te realiseren solide financiële basis onder het justitiebeleid was vervolgens de inzet van de op 22 december jl. unaniem aanvaarde motie-Engels. Daarin werd er bij de regering nadrukkelijk op aangedrongen om de begroting van V en J op een niveau te brengen waarmee de nog bestaande risico's op tekorten en achterblijvende prestaties bij politie, OM en rechtspraak worden geminimaliseerd. Daarmee gaf de Kamer de minister een steun in de rug om in het kabinet zaken te doen en een einde te maken aan de structurele onderfinanciering in de justitieketen. Een herhalingsoefening bij zowel de Tweede Kamer als de Eerste Kamer zou daarmee kunnen en ook moeten worden voorkomen. Onder die voorwaarde werd de begroting vervolgens door de Kamer aanvaard. 

De fractie van D66 moet nu vaststellen dat deze motie niet is uitgevoerd. In de suppletoire begroting is alleen een extra bedrag van 49 miljoen voor de inzet van de politie in het asielbeleid opgenomen. Alle andere noodzakelijke en beoogde investeringen worden, zo begrijp ik althans uit de berichtgeving, meegenomen in de begroting voor 2017. Mijn oproep aan de minister om te voorkomen dat wij elkaar vanwege de Voorjaarsnota weer in debat zouden treffen is, met andere woorden, vergeefs gebleken. Een vreugdeloze conclusie, zo voeg ik hieraan toe. 

Mijn politieke analyse is dat de minister bij de minister van Financiën en in de ministerraad bakzeil heeft gehaald. De minister is er niet door gekomen, ondanks een niet mis te verstaan signaal van een unanieme senaat. Wij hebben zelfs uit de media moeten vernemen dat de minister van Financiën klaar is met het geklaag vanuit politie, OM en rechterlijke macht. De hiermee tentoongespreide arrogantie en kortzichtigheid zijn van een diepe treurigheid. De steunpilaren van onze rechtsstaat zijn hiermee zonder vorm van proces met één klinkende oorvijg weggezet. 

Terecht is de minister van V en J over deze uitspraken van zijn ambtgenoot op 15 juni in de Tweede Kamer op de grill gelegd. In het licht van het in de Grondwet en het Reglement van orde voor de ministerraad neergelegde homogeniteitsbeginsel is hem herhaaldelijk gevraagd, aan te geven of hij deze uitspraak van de collega van Financiën deelt dan wel hiertegen is opgekomen. Het enige antwoord dat de Tweede Kamer heeft gekregen is dat de minister achter zijn mensen staat. Dat was het foute antwoord. De minister had nadrukkelijk afstand moeten nemen van de diskwalificatie van zijn ambtgenoot van Financiën richting politie, OM en rechterlijke macht. Dan was hij pas echt achter zijn mensen gaan staan. Ik vraag de minister rechtuit of dit bij nader inzien niet een beter antwoord was en is dan het ontwijkende en ongemakkelijke gedraai in de Tweede Kamer. Mijn fractie kan niet goed begrijpen waarom de minister zich zo gemakkelijk door een collega heeft laten wegzetten. 

Ook de rest van het Tweede Kamerdebat is een martelgang gebleken, primair voor de minister, maar ook voor de Tweede Kamer, waar gevoelens van ongeloof, verbijstering en onmacht om de voorrang streden. Zelfs een op 30 juni gedane laatste poging om te proberen bij amendement alsnog 185 miljoen extra uit te trekken voor met name politie, OM en rechtspraak is opzijgelegd. De kernboodschap van de minister luidt — ik vrees dat wij die ook vandaag herhaaldelijk zullen horen — dat hij vreselijk zijn best heeft gedaan in de ministerraad, goed in gesprek is met alle stakeholders en voor 2017 300 miljoen uit het vuur heeft gesleept. Maar het zou voor elke minister van Justitie zijn of haar eer te na moeten zijn om over deze kwestie met beide Kamers opnieuw te moeten debatteren. Ik vraag de minister waarom hij probeert de schijn op te houden dat de begroting op orde is en waarom hij de buitenwereld voorspiegelt dat hij aan alle verwachtingen richting de Voorjaarsnota heeft beantwoord. 

Het zal duidelijk zijn dat mijn fractie misnoegd is over deze gang van zaken. Ten eerste is zij misnoegd omdat noodzakelijke investeringen in een beter functionerende rechtsketen uitblijven en er dus veel te weinig vooruitgang wordt geboekt. De signalen vanuit de politie, het OM en de rechterlijke macht over de kwetsbaarheid van het noodzakelijke kwaliteitsniveau zijn onverminderd zorgelijk. Ik wijs bijvoorbeeld nog op een artikel van de vicevoorzitter en de directeur van de Raad voor de rechtspraak in het NJB van 17 juni. Er zijn signalen te over; collega Rombouts noemde die al. Ten tweede is mijn fractie misnoegd omdat een heldere en eenduidige motie, de uitkomst van een zindelijk en gedepolitiseerd debat in dit huis, eenvoudigweg is genegeerd. Van de gevraagde extra, noodzakelijke investeringen in politie, OM en rechtspraak is — laat dat helder zijn — in de suppletoire begroting niets terug te vinden. Welk gevolg moet de Kamer hier nu aan verbinden? 

Voor de lopende begroting is het politiek en ook staatsrechtelijk zinloos om per motie de minister opnieuw met een boodschap vanuit de Eerste Kamer op pad te sturen. Bij motie proberen om een begroting alsnog te amenderen is staatsrechtelijk een monstrum. Over de begroting 2017 heeft de coalitie kennelijk al besluiten genomen en moet, naar mijn oordeel, na Prinsjesdag eerst de Tweede Kamer oordelen. Mijn fractie voelt er evenmin voor om haar steun aan deze suppletoire begroting te onthouden; daar wil ik heel duidelijk over zijn. Het paradoxale gevolg daarvan zal immers zijn dat er per saldo nóg minder geld naar V en J gaat en dat met name het asielbeleid daarvan de dupe wordt. De extra injectie van 250 miljoen bij nota van wijziging gaat dan niet door, net als de eerder gereserveerde bedragen van 800 miljoen voor de asielketen en 100 miljoen extra loonruimte voor de politie-cao. Hetzelfde geldt voor de enige extra uitgave van 49 miljoen voor asieltaken van de politie. Dat allemaal gaat dan niet door. Voor deze contraproductieve insteek zal mijn fractie dan ook niet kiezen. 

De politieke realiteit op dit moment is met andere woorden dat er na deze misslag weinig mogelijkheden voorhanden lijken om een beter resultaat voor de Justitiebegroting 2016 te realiseren. Het mag duidelijk zijn dat mijn fractie ernstig teleurgesteld is over de te verwaarlozen uitkomst van het gevoerde debat in december. Ik moet hieraan toevoegen dat binnen mijn fractie het vertrouwen in deze minister een flinke deuk heeft opgelopen. 

Mijn fractie wil vandaag toch proberen om met de minister samen nog iets voor 2016 voor elkaar te krijgen. De onverminderde zorgen over de kwaliteit van de prestaties in de rechtsketen nopen tot en rechtvaardigen deze poging. Maar ook nu zal weer veel afhangen van de attitude van de minister. Ik voeg eraan toe dat ik hoop dat die anders zal zijn dan tot nu toe. In de nu ontstane situatie wil ik de minister vragen vandaag met politie, OM en rechtspraak te inventariseren wat de meest noodzakelijke maatregelen zijn om aan de meest ernstige financiële problemen nog dit jaar tegemoet te komen uit het oogpunt van kwaliteit van prestaties en vervolgens te bezien met welke financiële instrumenten, zoals onderuitputting, gebruik van de kasschuif of een herschikking van middelen, daaraan tegemoet kan worden gekomen. Ik denk daarbij met name aan de Najaarsnota. Ik vraag de minister nadrukkelijk om een toezegging te doen op dit punt richting de Najaarsnota, zodat hopelijk kan worden afgezien van het indienen van een daartoe strekkende motie. Die motie ligt nog op mijn tafeltje; ik had die eigenlijk in de zak moeten hebben en haar vervolgens omhoog moeten houden, maar dat doet nu iemand anders. Ik zeg erbij dat als deze toezegging niet klip-en-klaar en honderd procent wordt gedaan, ik niet zal aarzelen om die motie aan de Kamer voor te leggen. 

Mevrouw Popken (PVV):

Voorzitter. "Het ontbreken van een waterdichte EU-buitengrenzencontrole en de ruime mogelijkheden tot vrij reizen in het Schengengebied bieden terroristen gelegenheid om zich naar en binnen Europa te verplaatsen." Dit is geen citaat van de PVV, maar van de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid, de NCTV. Met het binnenhalen van miljoenen migranten in Europa wordt niet alleen onze cultuur om zeep geholpen, maar wordt ook het terrorisme geïmporteerd. Dat terrorisme zal zeker niet vanzelf verdwijnen. Als wij een einde willen maken aan de Allahoe akbar-aanslagen, zoals in Orlando, Parijs en Zaventem, zullen we dan ook snel actie moeten ondernemen. Onze veiligheid staat onder grote druk. Wegkijken, pamperen en theedrinken maken dit alleen maar erger. 

Terwijl onze veiligheid onder grote druk staat en wij meer dan ooit de inzet van onze politie nodig hebben, komt zij miljoenen tekort om haar werk te kunnen doen. De extra taken die de nationale politie erbij heeft gekregen vanwege de verhoogde asielinstroom en de terroristische dreiging zijn hierin niet eens meegenomen. Mijn partij heeft in de Tweede Kamer het amendement-Helder en de motie-Wilders ingediend om 250 miljoen euro in mindering te brengen op de extra middelen die in de Voorjaarsnota vrij zijn gemaakt voor de vreemdelingenketen en om 200 miljoen hiervan in te zetten voor de nationale politie en 50 miljoen voor het Openbaar Ministerie. Het amendement en de motie zijn in de Tweede Kamer helaas afgestemd. Dat is voor mijn fractie totaal onbegrijpelijk. Het is namelijk niet te begrijpen dat er jaarlijks miljarden worden besteed aan een ineenstortende eurofiele droom, aan de Grieken, aan de dictator Erdogan en aan ontwikkelingshulp, geld dat in de zakken van dictators verdwijnt. Het is ook niet te begrijpen dat onze grenzen zelfs na Zaventem en Parijs wagenwijd open blijven staan. Het is ook niet te begrepen dat asielcentrum na asielcentrum opgetuigd wordt in leegstaande verzorgingshuizen of scholen en dat asielzoekers, afhankelijk van de gemeente waarin zij geplaatst worden, €10.000 krijgen om hun huis in te richten. 

Boven alles is niet te begrepen dat onze helden bij de nationale politie, die ervoor moeten zorgen dat wij veilig zijn en blijven, gewoonweg worden afgescheept met loze beloften en een habbekrats. Het standpunt van de PVV is helder: sluit nu meteen de grenzen, stop de asieltsunami, stop de instroom van al die migranten, die meestal geen enkele opleiding genoten hebben en niets zullen bijdragen aan onze welvaart en economie, en stop het optuigen van al die asielcentra waar migranten de buurt onveilig maken. Haal jihadgangers van de straat. Houd hen niet tegen om te gaan, maar zet hen het land uit en laat hen nooit meer terugkomen. Als zij toch terugkomen, pak hen dan op en haal hen van de straat. En stop de islamisering, die onze cultuur en veiligheid bedreigt. 

Mijn partij heeft tegen de begroting van V en J gestemd en zal ook tegen deze begroting stemmen. De reden hiervoor is simpel: zolang gelden uit de V en J-begroting besteed kunnen worden aan de asieltsunami en niet aan onze veiligheid, stemt mijn fractie tegen. Mijn fractie wil het gat bij de nationale politie dichten. Daarom dien ik de volgende motie in. 

De voorzitter: 

Door de leden Popken, Faber-van de Klashorst, Van Weerdenburg, Kok, Van Hattem en Kops wordt de volgende motie voorgesteld: 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

verzoekt de regering, van het geld dat in 2016 extra wordt besteed aan asielopvang, 200 miljoen euro te gebruiken voor investeringen in de nationale politie, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

Zij krijgt letter B (34485-VI). 

Mevrouw Strik (GroenLinks):

Voorzitter. Eind vorig jaar voerden wij hier het debat over de begroting van het ministerie van Veiligheid en Justitie. Er heerste een opmerkelijke eensgezindheid over die begroting: die was te laag en bood geen oplossing voor de structurele problemen waarmee de ketenpartners worstelden. De minister doorbrak de eensgezindheid niet: hij onderkende de problemen en ook de noodzaak van extra financiering, en hij beloofde zich strijdbaar te zullen opstellen binnen het kabinet en bij de Voorjaarsnota alsnog met oplossingen te komen. Hij onderschreef daarom de motie van de heer Engels, die opriep tot een sluitende begroting bij de Voorjaarsnota, zodat risico's voor mogelijke tekorten en achterblijvende prestaties bij rechtspraak, Openbaar Ministerie en politie tot een minimum zouden zijn gereduceerd. Zo eindigde het debat toch nog harmonieus; de senatoren borgen hun kruit nog eventjes op, want na zo veel erkenning en beloftes over de Voorjaarsnota moest je de minister wel even respijt geven. 

Welnu, voorzitter, dat respijt heeft ons niet veel verder gebracht. Op het gebied van asiel zijn de budgetten nu flink opgehoogd, zij het nog steeds grotendeels uit de ODA-financiering. Voor de politie is een extra budget uitgetrokken, voornamelijk ten behoeve van de reorganisatie en de cao, maar voor het Openbaar Ministerie en de Raad voor de rechtspraak biedt de Voorjaarsnota geen extra investeringen. Juist op die terreinen had de minister het inzicht getoond dat investeringen nodig zijn om de kwaliteit structureel beter te waarborgen. 

De minister verwees bij de begrotingsbehandeling verschillende keren naar onderzoek dat gaande is, waarvan afhankelijk wordt gesteld welk budget waarvoor nodig is. Ook toen al twijfelde de Kamer over het nut van al dat extra onderzoek. We kennen immers al zoveel rapporten en een aantal knelpunten is al lange tijd evident. Goed, die tijd is gegeven om alle noodzakelijke middelen te valideren en dan te repareren bij de Voorjaarsnota. Des te verbazender is het dat de minister een halfjaar later gewoon weer hetzelfde argument gebruikt. Ten aanzien van het OM schrijft de minister dat hij binnen het kabinet aan het bezien is wat er nodig en mogelijk is om de strafrechtketen te versterken. Waarom is dat dan niet het afgelopen halfjaar gebeurd? Met dat doel beloofde de minister immers de nodige investeringen nu, bij de Voorjaarsnota. 

Over het benodigde extra geld voor de rechtspraak onderhandelt de minister met de Raad voor de rechtspraak over de begroting 2017-2019. De minister vertelde ons in december dat de Raad voor de rechtspraak een claim tijdens de onderhandelingen niet voldoende zou hebben onderbouwd en dat die onderbouwing er in het voorjaar alsnog zou komen. Is die er gekomen en waarom heeft dat dan niet tot een hoger budget geleid? En hoe afhankelijk wil de minister zich eigenlijk maken van een onderhandeling? Erkent de minister zelf dat de werkdruk gevaarlijk hoog is en dat die, althans in de komende jaren, eerder verder wordt bedreigd dan verlaagd door de invoering van KEI? En wat als de ingeboekte besparing als gevolg van KEI niet haalbaar zou blijken? Wordt de rechtspraak daar dan voor gecompenseerd? Wij hebben daar vanmiddag natuurlijk al het een en ander over gehoord, namelijk dat de rechtspraak de reserves moet opmaken en dan eventueel aanvulling krijgt vanuit de algemene middelen. Dat betekent echter wel dat de rechtspraak helemaal tot op de bodem van de reserves zou moeten. Daar krijg ik toch nog graag een reactie op. 

De minister schrijft nu dat extra geld voor de rechtspraak niet meer nodig is omdat de rechtspraak de leegstand in de gebouwen niet meer hoeft te financieren. Er is immers beloofd om in samenwerking met het ministerie voor Wonen en Rijksdienst de leegstand in de rechtbanken op te vullen. Dit komt mijn fractie voor als wishful thinking. Zo eenvoudig zal het niet zijn om op korte termijn voldoende geschikte huurders te vinden. Blijft de leegstand op de rechtspraak drukken zolang die verhuur niet is gelukt? Dan ligt de verantwoordelijkheid dus eenzijdig bij de rechtbanken. Waarom neemt de minister die verantwoordelijkheid niet gewoon over? Dan zou de rechtspraak pas echt af zijn van die kostenpost. Als de kwaliteit van de rechtspraak moet worden gegarandeerd met dit soort boterzachte afspraken, betwijfelt mijn fractie of de minister de urgentie van de problemen wel inziet. 

Wat moeten we uit deze uitstelmanoeuvres afleiden? Heeft de minister zich wel strijdbaar opgesteld en heeft hij te vuur en te zwaard de justitiële keten verdedigd? En zo ja, waarom heeft hij dan zo'n schamele buit binnengesleept? Of heeft hij dat gewoon niet geprobeerd omdat hij zelf echt vond dat het allemaal nog niet zo glashelder was en dat er nog maar eens een onderzoek, een onderhandeling en een validatie tegenaan gegooid moesten worden? Hoelang kun je ongestraft knelpunten laten bestaan, terwijl de maatschappelijke onrust, bijvoorbeeld over onze onveiligheid en de rechtsstaat, alleen maar verder toeneemt? 

Heeft de minister eigenlijk wel de ambitie om de hele justitiële keten weer robuust en effectief te maken? Deze minister zet zich wel in voor maatregelen die stoer overkomen maar rechtstatelijk dubieus zijn en de onveiligheid eerder doen toenemen dan afnemen. Daarbij denk ik aan de intrekking van het Nederlanderschap en een eigen bijdrage voor veroordeelden; zo kan ik nog een paar wetsvoorstellen noemen. Voor een gedegen financiering, waarmee de keten zijn werk kan doen, en voor het vakmanschap lijkt de minister zich echter minder te bekommeren. Dat stemt mijn fractie bezorgd. Dat geldt ook voor de begroting voor 2017, die nu weer alles goed moet maken. Wat kan de minister nu vertellen over dat proces na de begroting? Hij heeft vanmiddag al gezegd dat hij daar niks over gaat vertellen, maar dat hoor ik dan straks graag. Mijn fractie wenst in ieder geval niet te worden verrast op Prinsjesdag en verzoekt de minister daarom om ons in de komende maanden op de hoogte te houden van mogelijke onderzoeksresultaten bij het OM en de rechtspraak en van de resultaten van de onderhandelingen met de ketenpartners, alsook om de noodzakelijke extra middelen in de Najaarsnota te regelen. Ik sluit me dus aan bij het verzoek van de heer Engels. 

Het is goed dat de asielreserve is aangevuld en dat de regering voor het eerst in lange tijd het zekere voor het onzekere neemt met het budget voor de asielopvang. Mijn fractie blijft het echter onbegrijpelijk en zeer onbevredigend vinden dat deze reserve voor zo'n belangrijk deel uit het ODA-budget wordt betaald. Daarmee romen we de steun aan de allerarmsten in de wereld af om hier aan onze internationale plicht te voldoen. 

Asielzoekers wachten momenteel nog al te lang op de start van hun asielprocedure. Maar ook de achtdagenprocedure zelf wordt lang niet altijd gehaald als ze eenmaal het verzoek kunnen indienen, waarop mensen weer vaak terug naar de opvang worden gestuurd met de boodschap dat de beslissing nog wel negen maanden kan duren. Het is prima als dat nodig is voor nader zorgvuldig onderzoek, maar dat is het niet als dat komt doordat er even geen tijd is. Voor vluchtelingen begint de toekomst pas bij het toekennen van een status. Dan kunnen de gezinsleden overkomen en kan Nederlandse les worden gevolgd. Het is dus van belang dat de organisatie zich richt op zo snel mogelijk duidelijkheid verschaffen. Wat is op dit moment de gemiddelde termijn waarbinnen een beslissing wordt genomen? Mijn fractie is blij met het extra budget voor de IND, maar zijn daar ook doelstellingen aan gekoppeld voor een verkorting van deze wachttermijn? 

De minister heeft in de Tweede Kamer een amendement van D66 ontraden om een deel van de asielreserves in te zetten voor Nederlandse taalles vanaf dag één na binnenkomst. De minister had problemen met de dekking en vond de splitsing tussen "kansrijk" en "minder kansrijk" moeilijk werkbaar. Maar wat is het inhoudelijke standpunt van de minister over het snel na aankomst kunnen leren en oriënteren op de Nederlandse samenleving? We weten immers dat lange wachttijden gevuld met onzekerheid en nietsdoen funest uitpakken voor de integratie later. Dit zorgt eigenlijk voor een cynisch beleid: in de eerste circa anderhalf jaar mogen ze geen Nederlands leren, maar na de vergunningverlening moeten ze Nederlands leren. De WRR is klip-en-klaar in zijn advies: er is geen seconde te verliezen met integratie. Toch doen we dat nu weer. We stellen gezinshereniging uit en door het gebrek aan Nederlandse les tijdens de asielprocedure wordt de achterstand van vluchtelingen alleen maar groter in plaats van kleiner. Mensen weerbaar en zelfvoorzienend maken, dat is toch ook een streven waar deze minister in gelooft? Blijft de minister simpelweg nee zeggen en houdt hij het bij de status quo? Of wordt het probleem onderkend en wordt driftig gezocht naar manieren om de integratie toch al tijdens de opvang en de procedure te laten beginnen? 

Ik kom op mijn laatste punt. Tijdens de begrotingsbehandeling hebben de minister en ik gesproken over het individuele klachtrecht bij de verschillende mensenrechtenverdragen. De minister beloofde toen, ervoor te zorgen dat in elk geval het facultatief protocol bij het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten van de VN dit jaar zou worden ingediend bij de Tweede Kamer en dat hij zich zou inspannen voor een breed draagvlak aldaar. Wat hebben die inspanningen tot nu toe opgeleverd? Ligt er een adviesaanvraag bij de Raad van State? Op welke termijn is de indiening bij de Tweede Kamer te verwachten? De minister weet dat er na het reces in het parlementaire jaar nog minder dan vier maanden resten. Bovendien zou de minister met een nadere reactie komen op het individuele klachtrecht bij het kinderrechtenverdrag en het gehandicaptenverdrag. Wat betreft dit laatste verdrag heeft de minister vast al van zijn collega Van Rijn vernomen dat deze de Eerste Kamer heeft beloofd om nog voor het zomerreces hierover een brief te sturen. Daarvoor heeft deze staatssecretaris nog precies één week over. Daar moet en zal inhoudelijk over zijn gesproken binnen het kabinet. Graag krijg ik hierop een reactie. 

Het is niet mijn hobby om hier steeds in herhaling te vallen, maar het kabinet laat mij helaas geen keuze. 

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):

Voorzitter. Het behandelen van een suppletoire begroting is een zeldzaamheid in de Eerste Kamer. Zo'n begroting omvat immers vooral wijzigingen gedurende het lopende boekjaar en komt vlak voor het zomerreces. Nog twee vergaderdagen en het is alweer Prinsjesdag. Toch is er voor de ChristenUnie-fractie reden om nu te spreken over dit voorstel. Of eigenlijk hebben we twee redenen. 

De eerste reden voor dit debat is de volgende. Ondanks onze grote zorgen hebben we in december ingestemd met de Justitiebegroting. De minister beloofde monter dat er bij de Voorjaarsnota echte oplossingen zouden worden gepresenteerd. Die blijken nu onvoldoende. Het ministerie van Veiligheid en Justitie blijft werken met een krakende begroting, die voor de politie, de rechtspraak en het Openbaar Ministerie nog steeds gaten bevat. Dat hadden wij niet voor ogen toen wij instemden met de begroting. 

De tweede reden voor dit debat is de volgende. Deze zomer wordt Prinsjesdag opnieuw en verder voorbereid. Ik bewaar, eerlijk gezegd, slechte herinneringen aan de vorige Justitiebegroting, die in september 2015 werd gepresenteerd. De opgaven voor 2016 werden er niet in erkend. Pas in de loop van het najaar begon het kabinet te bewegen. De resterende opgave zou bij de Voorjaarsnota worden verwerkt. En nu wordt alweer gezegd dat in de volgende begroting, die voor 2017, alles in orde gaat komen. Na een teleurstellende Prinsjesdag in 2015 en een aangepaste hakken-over-de-sloot-begroting in december, met beloftes voor het voorjaar, die dan in het voorjaar worden gereduceerd tot minder, ontstaat wel een trend. Deze trend moet stoppen en mag niet het richtsnoer zijn voor de volgende Justitiebegroting en de plannen die op Prinsjesdag zullen worden gepresenteerd. 

Deze begroting kraakt. Eigenlijk geeft de minister dat ook toe. Daarom komt hij ook met deze suppletoire begroting. Mijn fractie keek daarnaar uit, omdat wij hoopten dat die recht zou doen aan de motie van collega Engels, die wij van harte hebben ondersteund. In de motie werd de regering opgeroepen om bij de Voorjaarsnota te komen tot een sluitende begroting, waarmee risico's voor mogelijke tekorten en achterblijvende prestaties bij rechtspraak, OM en politie tot een minimum zouden worden gereduceerd. 

In de afgelopen weken werd echter eens temeer duidelijk dat het Openbaar Ministerie door een kritische ondergrens dreigt te zakken. Prioriteiten kunnen niet worden waargemaakt. De eerste signalen komen binnen dat bijvoorbeeld de aanpak van mensensmokkel zoveel vraagt dat er veel minder mensenhandelzaken worden opgepakt. Het zou zelfs om 20% minder zaken gaan. Dat is zeer ernstig. Uit het jaarbericht van het OM blijkt dat één op de tien zaken wordt geseponeerd wegens onvolkomenheden in het proces-verbaal, dat cybercrime groter wordt en ingewikkelder wordt om op te sporen en aan te pakken en dat meer ICT-investeringen nodig zijn. Tegelijk hebben allerlei rapporten klip-en-klaar duidelijk gemaakt dat de bodem van de schatkist bereikt is en dat extra taakstellingen of onbalans in de strafrechtketen alleen nog kunnen worden opgevangen door het verminderen van de operationele sterkte. Desondanks lees ik in het jaarbericht van het OM zelf dat er ook voor 2016, 2017 en verder extra taakstellingen voor het OM zijn en worden ingeboekt. De top van het Openbaar Ministerie benoemt duidelijk dat er al een tekort is voor 2016. Ik heb begrepen dat het om 17 miljoen gaat. 

Welk antwoord geeft de regering in de Voorjaarsnota en de suppletoire begroting? Ik zie geen heldere analyse van de risico's en geen bijsturing om het tekort te voorkomen. Ik zie alleen reguliere mutaties. De rest moet bij de volgende begroting maar weer worden opgelost. 

Ik kom op de situatie in de rechtspraak. Vanmorgen is al gesproken over de grootschalige ICT-investeringen die nodig zijn en over de kwaliteitsslag die daarbij past. Voor de rechtspraak was bij de begrotingsbehandeling al duidelijk dat er dit jaar 30 miljoen verlies zou worden geleden, waarbij nog 15 miljoen uit de reserves kon komen; dan zijn de reserves op. Op basis van de debatten van vorig najaar en december had ik de verwachting dat hier een reparatie zou plaatsvinden. Bovendien ligt er een zeer kritisch rapport van de Algemene Rekenkamer, waarin wordt gesproken over structurele onderfinanciering van de rechtspraak sinds de aanpassing van de begrotingssystematiek in 2010. Ik heb destijds met vreugde kennisgenomen van het besluit van de minister om de rechtbanken in het land niet te sluiten. Het is echter nog steeds niet duidelijk hoe dit betaald gaat worden. En ook nu lees ik in de suppletoire begroting dat alleen de reguliere mutaties worden ingeboekt. Is dat het antwoord op de motie-Engels? Denkt de minister daadwerkelijk dat de risico's tot een minimum zijn verkleind? 

Wekelijks, zo niet vaker, valt in de kranten te lezen dat er tekorten zijn bij de politie, dat de opsporingskwaliteit terugloopt, dat het slecht gaat met de Politieacademie, dat de problemen op ICT-gebied groot zijn, dat het ziekteverzuim hoog is en dat de aanrijtijden niet op orde zijn. Een oppervlakkige lezing van de Voorjaarsnota levert goed nieuws: er wordt 188 miljoen toegekend. Verder lezen en narekenen levert het volgende op: 49 van de 188 miljoen komt uit de middelen die beschikbaar worden gesteld bij de Voorjaarsnota voor de extra kosten als gevolg van de vluchtelingenproblematiek en de overige 139 miljoen was reeds beschikbaar gesteld in de begrotingsbrief november 2015. Dat is geen nieuw geld! Als ik het goed lees — ik hoor graag een bevestiging hiervan van de minister — is bovendien een derde van dit bedrag bestemd voor de cao-problematiek en is 86 miljoen een gedeeltelijke compensatie van de structurele tekorten. Eerder leverde het P&M-onderzoek op dat het tekort in 2016 oploopt tot 140 miljoen. Dit betekent nog steeds een gat van 54 miljoen. Ik heb dan nog niet gesproken over andere tegenvallers en over de signalen dat ook de politie moet bijdragen aan het compenseren van de verdere financiële problematiek van het ministerie. Zelfs als wij terughoudend zijn beslaat het tekort bij de politie tientallen miljoenen. Zowel het Openbaar Ministerie, de rechtspraak als de politie geven een helder, maar alarmerend signaal. Op deze voet verder leven gaat gevolgen hebben voor de operationele sterkte en daarmee voor de effectiviteit van de strafrechtketen. 

Ik heb nog niet eens gesproken over het ministerie zelf, dat verantwoordelijk is voor de Dienst Justitiële Inrichtingen, waar jaar na jaar bezuinigd wordt en het ziekteverzuim hoog is, en dat veel maatregelen heeft beloofd om de incidentenreeks van de afgelopen jaren niet langer te laten voortduren. Ondertussen wordt op het ministerie ook de modernisering van het Wetboek van Strafvordering voorbereid. Is het eigenlijk wel mogelijk om zo'n grootse operatie te willen starten, nu zo'n beetje alle onderdelen van de strafrechtketen in zwaar weer verkeren? 

Dagelijks zien wij wat een geweldig werk de mannen en vrouwen in de strafrechtketen verrichten. Terwijl de terreurdreiging onverminderd hoog is, de komst van vluchtelingen veel spanning oplevert in de samenleving en de criminaliteit steeds complexer in haar verschijningsvormen is, wordt er dagelijks hard gewerkt aan de veiligheid van Nederland, met resultaat. Het is bijzonder knap hoe al deze politiemannen en -vrouwen, de rechtspraak en het Openbaar Ministerie veel werk blijven verzetten, terwijl de organisatie en de financiering ervan al jaren onrustig is, om het vriendelijk uit drukken. Ik spreek mijn grootste waardering uit voor de inzet van al deze mensen. Tegelijk is het onbegrijpelijk dat de meest klassieke overheidstaak, het zorgdragen voor recht en daarmee het waarborgen van de veiligheid, nu alle jaren van de kabinetten Rutte schraalhans als keukenmeester heeft. Dit ministerie mag jaarlijks de nieuwste gaten in de kleding bij het ministerie van Financiën laten zien en krijgt dan na aanhoudend klagen of zeuren, een paar nieuwe lapjes of een setje nieuwe kniestukken opgespeld. Bovendien geeft de minister van Financiën inmiddels ook nog eens aan dat het nu wel eens klaar moet zijn. Zeuren is inderdaad heel vervelend, maar dan moet ook gezorgd worden dat de basis op orde is. Ik ben benieuwd wat de visie van het kabinet is: is dit zeuren of is hier iets anders aan de hand? Moet een begroting gebaseerd zijn op wensdenken en opsommingen uit de krant van de weken ervoor of moet er een duidelijke analyse zijn van wat er nodig is om de klassieke overheidstaken goed en zorgvuldig uit te voeren, met ruimte voor een enkele tegenvaller? Ik vraag de minister juist daarom: kom met een grondiger verhaal, zet de rapporten op een rij, maak een samenhangend beeld van wat nodig is en verbind daaraan beleidsvoorwaarden! Laat 2016 het jaar zijn waarin de begroting van het ministerie van Justitie voorzien wordt van een solide basis en stop met doorschuiven! 

De heer Diederik van Dijk (SGP):

Voorzitter. Als er één zaak is die burgers verwachten van hun overheid, dan is het wel het waarborgen van hun veiligheid. Gevoelens van onveiligheid zijn fnuikend voor ons welzijn. Veiligheid behoort dan ook tot de onbetwiste kerntaken van de overheid. Het is daarom erg spijtig om te moeten constateren dat juist op dit terrein het kabinet steken laat vallen. Ik noem onze uitgeleefde krijgsmacht, die van binnenuit wordt opgegeten, maar ook het thema van vandaag: het te nonchalant omspringen met onze veiligheidsketen. Het is bijzonder pijnlijk dat bij het kabinet blijkbaar nog niet echt is doorgedrongen hoe groot de uitdagingen zijn op veiligheidsgebied. Het is bijzonder pijnlijk dat de oppositiepartijen het voortouw moeten nemen om voldoende te investeren in de veiligheid. Intussen zijn de noodsignalen vanuit het veld helder en duidelijk. Als ik die allemaal afzonderlijk moet noemen, vanuit de rechtspraak, het OM, de politie, het NFI, dan ben ik door mijn spreektijd heen. Het zijn echte noodsignalen, niet van bedelaars, maar van mensen die dagelijks geuzendaden verrichten. Zelfs de organisatie die daarvoor ingehuurd is, de Algemene Rekenkamer, constateert over zowel Defensie als Veiligheid en Justitie dat er sprake is van ernstige onvolkomenheden. Ambities en geld zitten niet op één lijn. Daarmee is onze veiligheid in het geding. Een concreet voorbeeld is de aanrijtijd van de politie op het platteland: je mag blij zijn als er in nood een politieagent komt opdagen. Je moet alleen wel érg veel geduld hebben… 

De minister betoont zich niet alleen doof voor alle noodsignalen, maar ook voor de politieke signalen. Tijdens de laatste begrotingsbehandeling heeft deze Kamer haar steun uitgesproken voor de begroting, maar dan wel onder de conditie dat er bij de Voorjaarsnota extra geld zou komen om acute veiligheidsproblemen op te lossen. De minister beloofde een strijdvaardige opstelling, maar nu staat hij met vrijwel lege handen. Voor deze Kamer geldt hetzelfde. Er wordt niet geleverd en we zijn stilgehouden met een zoethoudertje. Zelfs het recente amendement-Van Toorenburg — hierin werden zeker geen te hoge eisen gesteld — werd door de minister aan flarden geschoten. Op geen enkele serieuze wijze heeft de minister een tegemoetkoming gedaan aan de constructieve pogingen van de oppositie. 

Blijkbaar rekent de minister erop dat de Kamer, als puntje bij paaltje komt, uiteindelijk toch wel weer instemt met de Voorjaarsnota. Er komt weer een nieuwe belofte voor volgend jaar. Er volgt een beetje powerplay en dreigen met de zwarte piet als de oppositie gaat dwarsliggen. Maar zo zijn we niet getrouwd, minister! De SGP wil nu boter bij de vis. Het is toch moeilijk te verteren dat er zonder problemen 160 miljoen kan worden gevonden voor Marten en Oopjen, maar er geen extra geld is voor de veiligheid van Ard en Ninette. Uit de behandeling in de Tweede Kamer maak ik op dat de benodigde extra middelen wel voorzien en beschikbaar zijn voor 2017. Er zijn bepaalde uitgaven naar voren gehaald om volgend jaar ruimte op de begroting te hebben. Uit de Voorjaarsnota blijkt dat ter optimalisatie van het kasritme van de Staat een deel van de verplichtingen aan de vervoersbedrijven voor de ov-studentenkaart voor 2017 vooruitbetaald wordt in 2016. Waarom worden betalingen wel naar voren gehaald als het gaat om de ov-studentenkaart, maar niet ten behoeve van de veiligheid? Ik heb het over een eenvoudige kasschuif om iets te honoreren van de vele smeekbeden vanuit het veld en de brede oppositie. Ik doe een klemmend beroep op de minister om meer souplesse te tonen en zie uit naar zijn antwoorden. 

De heer Ruers (SP):

Voorzitter. Dat wij vandaag hier moeten debatteren over de Voorjaarsnota 2016 is op zich al een veeg teken. Redelijkerwijs mochten wij immers na het debat in dit huis van 22 december 2015 over de begroting 2016 van het ministerie van Veiligheid en Justitie aannemen dat de minister ervoor zou zorgen dat de zo noodzakelijke middelen voor de politie, het OM, het NFI en de rechterlijke macht tijdig beschikbaar zouden komen. Dat klemt temeer omdat deze Kamer in december 2015 de motie-Engels (34300-VI, O). met algemene stemmen heeft aangenomen In die motie drong deze Kamer er unaniem bij de minister op aan om in de komende, en thans voorliggende, Voorjaarsnota op basis van de uitkomsten van onderzoeken en onderhandelingen te komen tot een sluitende begroting, waarmee de risico's voor mogelijk tekorten en achterblijvende prestaties bij rechtspraak, OM en politie tot een minimum zouden worden teruggebracht. 

Daarbij mag niet vergeten worden dat deze Kamer in de afgelopen jaren telkenmale met moties haar grote zorgen over de gevolgen van de bezuinigingen — dat is toch een van de belangrijkste oorzaken — op het terrein van V en J kenbaar heeft gemaakt. Ik wijs bijvoorbeeld op de motie van de heer Franken, onze voormalige CDA-collega, van 13 januari 2015 en de motie-Brinkman van 13 oktober 2015. In de eerste motie verzocht deze Kamer de regering om de voorgenomen bezuinigingen op de gefinancierde rechtshulp ten bedrage van 85 miljoen achterwege te laten en alternatieve financieringsmogelijkheden te zoeken. In de tweede motie verzocht deze Kamer de regering om toe te zeggen, de begroting van V en J te heroverwegen en additionele investeringen te doen. 

Daar komt bij dat de regering op 22 december 2015 bij de behandeling van de begroting van V en J in deze Kamer bij monde van minister Kamp liet weten dat de regering de motie-Engels zag als een steun in de rug van de minister. Inmiddels is echter gebleken dat de maximale strijdbaarheid die de minister deze Kamer beloofde, niet geleid heeft tot het dichten van de gaten in de begroting. Dat betekent dat de Kamer op 22 december 2015 door de regering op het verkeerde been is gezet en dat de regering de unaniem aangenomen motie niet heeft uitgevoerd. 

Bezien wij nu het resultaat van de voorliggende Voorjaarsnota in het licht van de toezegging van de regering en van de motie-Engels en tegen de achtergrond van de stand van zaken bij politie, OM, NFI en rechtspraak, dan moeten wij constateren dat de situatie bij deze instellingen zo nijpend is dat extra financiële middelen van substantiële omvang dringend noodzakelijk zijn. Anderen hebben dat ook toegelicht met een aantal voorbeelden. We zien ook dat de V en J-begroting nog steeds niet solide is. De regering dient daarom naar onze mening alsnog de begroting voor 2016 aan te passen in de door de Kamer gewenste richting. 

Juist om die reden hebben een aantal partijen in de Tweede Kamer het amendement-Van Toorenburg ingediend. Maar de regeringspartijen cum annexis hebben deze motie verworpen. In de toelichting op het amendement-Van Toorenburg is gewezen op de grote financiële problemen bij politie, OM, NFI en rechterlijke macht en de schadelijke gevolgen daarvan, niet alleen voor de organisaties zelf maar ook voor de samenleving als geheel. Ik verwijs naar de sprekers voor mij, die dat al uiteengezet hebben. In zijn reactie daarop heeft de minister in feite genoemde problemen niet ontkend, maar zich op het standpunt gesteld dat er wel voldoende middelen beschikbaar zijn voor het jaar 2016 en dat de in de Tweede Kamer genoemde dekking niet valide was. Een sluitende motivering voor dat standpunt heeft hij echter niet gegeven. Anderzijds is vastgesteld dat de situatie bij politie, OM, NFI en rechterlijke macht zodanig is dat voor het op een adequaat niveau functioneren substantiële aanvullende middelen nodig zijn. Gelet op deze omstandigheden moet geconcludeerd worden dat de regering de motie-Engels van 22 december 2015 niet, althans niet in voldoende mate, heeft uitgevoerd. Op de staatsrechtelijke consequenties daarvan kom ik later terug. 

Bij het debat in deze Kamer over de begroting van V en J voor 2016 op 15 december 2015 heb ik uitgebreid en gemotiveerd aangegeven dat de jarenlange bezuinigingen op het terrein van V en J grote schade hebben aangericht aan deze instellingen maar ook aan de samenleving. Die constatering heeft de minister als gebruikelijk ontkend, maar, ook als gebruikelijk, niet weerlegd. 

Het is mogelijk dat in het afgelopen halfjaar dankzij de beloofde inspanningen van de minister en het extra geld dat in de begroting was toegezegd, het beeld van V en J ten goede is gekeerd. Dan zou er wellicht geen reden zijn om nu meer geld te vragen. Laten wij dus eens kijken naar de actuele stand van zaken. 

Ik begin bij de politie. Als ik zeg dat het een hoofdpijndossier is, druk ik mij zacht uit. Bij de politie is de stand van zaken zonder meer zorgelijk. De vorige spreekster heeft dat keurig toegelicht. Ook zij zei al: er gaat geen week voorbij of er is weer een calamiteit te melden. En in veel gevallen speelt het gebrek aan geld daarbij een rol, zo niet de hoofdrol. 

En dan het OM, dat wij niet kennen als een organisatie die gauw klaagt. Maar ook daar gaat het mis door te grote bezuinigingen. Men luidt, zoals dat heet, de noodklok. De achterstand bij met name grote strafrechtelijke onderzoeken en rechtszaken is onverminderd aanwezig, weer veroorzaakt door een tekort aan geschoold personeel en aan middelen. Daarmee hangt samen de problematische financiële positie van het Nederlands Forensisch Instituut, dat op omvallen staat. Als dat instituut niet meer functioneert, zijn de consequenties weer te vinden bij politie en OM. 

En dan de rechtspraak, als onafhankelijk orgaan onderdeel van de trias politica, de basis van onze democratische rechtsstaat. Ook daarover is de afgelopen tijd weer veel te doen geweest. We hebben daar vanmiddag al over gesproken. Een belangrijk moment was de enquête van de rechters van de Tegenlichtgroep. Die enquête, waarop niet minder dan 35% van alle rechters heeft gereageerd, laat zich het best vertalen als één grote waarschuwing aan de regering dat onze rechtspraak in zwaar weer verkeert of, zoals men zelf zegt, door de bodem is gezakt. De oorzaken zijn bekend: de bezuinigingen en de verbestuurlijking van de rechtspraak. Of kan men het misschien nog beter noemen: de verboekhouding van de rechtspraak? De onafhankelijke rechtspraak is verworden tot een product van de neoliberale overheid. Visie, voor zover aanwezig, en inhoud zijn ondergeschikt gemaakt aan een sluitende boekhouding. Als de boekhouding maar klopt, is het volgens de regering wel in orde. Ik begrijp dat dit debat hier vandaag niet voldoende gelegenheid biedt om diepgaand te reflecteren op deze kwestie die de grondslagen van de democratische rechtsstaat aangaat, maar als we de malaise van de rechtspraak willen doorgronden en oplossen, zal dat aspect niet onbesproken kunnen blijven. 

Voorlopig wil ik hier echter vaststellen dat de combinatie van jarenlange bezuinigingen aan de ene kant en diep ingrijpende verbestuurlijking aan de andere kant een ernstig gevaar vormt voor de rechtspraak en daarmee voor de rechtsstaat. Maar, en dat wordt weleens over het hoofd gezien, het is ook een aantasting van het recht van de burgers. Tekortschietende rechtspraak — lees bijvoorbeeld de Tegenlichtenquête — betekent immers uiteindelijk dat de burgers de tol betalen. De dagelijkse rechtspraktijk laat daarvan schrijnende voorbeelden zien. 

Ik zal één voorbeeld noemen dat mij recentelijk is geworden. Er speelde zich een zaak af bij een van onze hoven in Nederland. Na een lange tijd van wachten besloot het hof de partijen bij zich te roepen voor een comparitie. Daar weten we ook van alles van sinds vanmiddag. Op die comparitie, waar de drie raadsheren van het hof voorzaten, was de eerste mededeling van de president van het hof aan de partijen: "We hebben u laten komen, want u moet al veel te lang wachten. We zullen het maar eerlijk zeggen: we hebben een probleem, want we hebben een kast vol met oude zaken die we niet af krijgen". O, dacht ik, dat is mooi. Toen werd eraan toegevoegd: "Maar we willen toch met u praten om te bekijken hoe we de zaak hier kunnen oplossen". Uiteindelijk kwam het erop neer dat het hof de partijen zo onder druk zette dat er een compromis werd gesloten, wat helemaal niets met rechtspraak te maken had maar gewoon met dreigementen en chantage. Op dat moment was ik ervan overtuigd dat de rechtspraak door de bodem was gezakt. Ik ben zelden met een vervelender gevoel naar huis gegaan dan na die zitting, want mijn cliënte, die in grote problemen zat, kon niet anders dan een compromis accepteren dat naar mijn mening niet redelijk was. Op zo'n moment zie je hoezeer de rechtspraak in de problemen is geraakt en hoezeer de rechters worstelen met dat probleem. Maar de slachtoffers zijn uiteindelijk toch de burgers, die op recht hebben gerekend en dat niet krijgen. Ik hoop dat de minister zich goed realiseert waar hij mee bezig is. Dit is een voorbeeld van de structurele onderfinanciering en de gevolgen daarvan voor de rechtsstaat, waar het CDA over sprak. Ik hoor ook de ChristenUnie zeggen dat de kritische ondergrens is bereikt. Ja, ook die is bereikt. En dan krijg je een rechtsstaat die wordt aangetast. Het zijn trieste zaken. Ik hoor graag hoe de minister daarop reageert. 

Aan de bezuinigingen kunnen wij gelukkig hier en nu wel iets doen. Het amendement-Van Toorenburg in de Tweede Kamer gaf de juiste richting aan. Er moet naar onze mening direct, en dus niet volgend jaar of later, een substantieel extra bedrag vrijgemaakt worden voor de rechtspraak, de politie en het OM. Aan de overkant heeft de minister dat verzoek met name afgewezen met de opmerking dat er geen juiste dekking voor zou zijn aangegeven. Hij voegde daaraan toe dat aanwending van de door de oppositie genoemde middelen conform het begrotingsbeleid zou dwingen tot ombuigingen elders op de rijksbegroting. En die dekking elders was er volgens de minister — ik citeer — "simpelweg niet". Ik wil niet bestrijden dat dit verweer van de minister simpel is, maar belangrijker is naar mijn mening dat het niet steekhoudend is. Als de regering immers net als wij de maatschappelijke noodzaak onderschrijft van meer geld voor de genoemde terreinen van V en J, dan is de regering daartoe naar onze overtuiging in staat. Het is dus primair geen kwestie van geld maar van politiek inzicht en van politieke keuzes. Ook hier geldt: nood breekt wetten. De nood voor meer geld voor V en J voor dit jaar is onmiskenbaar. Het is aan de regering om die nood nu te lenigen. Ik hoor graag of de minister daartoe bereid is. Mocht dat niet zo zijn, dan overweeg ik daarover een motie in te dienen. Ik heb die bij mij. 

Ik kom tot slot te spreken over het staatsrechtelijk aspect van de weigering van de regering tot het uitvoeren van moties in deze Kamer. Ik stel vast dat de regering er kennelijk geen been in ziet om moties van deze Kamer naast zich neer te leggen, althans niet of niet volledig uit te voeren. Wij hebben er inmiddels een aantal. Voorts verzoek ik de minister aan te geven welke argumenten en overwegingen voor de regering en de minister in dit geval doorslaggevend zijn geweest bij het besluit om de motie van deze Kamer van 22 december 2015, de motie-Engels, toch naast zich neer te leggen. Als ik het goed zie, heeft de minister zich in de toelichting op de suppletoire begroting van V en J niet expliciet over de motie-Engels uitgelaten. Deelt de minister mijn mening dat deze Kamer als medewetgever er recht op heeft dat de minister aan de Kamer uitlegt en toelicht waarom hij de motie-Engels niet uitvoert? Zo nee, waarom niet? Zo ja, is hij bereid deze Kamer die toelichting alsnog te geven? Ik zie als altijd met belangstelling de antwoorden van de minister tegemoet. 

Mevrouw Duthler (VVD):

Voorzitter. Het was al niet gebruikelijk om een begrotingsdebat in de Eerste Kamer te voeren, maar het is nog ongebruikelijker om suppletoire begrotingsstaten, samenhangend met de Voorjaarsnota, te bespreken. Toch lijkt er reden om dat vandaag wel te doen. 

Tijdens het debat in december vorig jaar zijn Kamerbreed zorgen geuit over de begroting van V en J. Deze zorgen betroffen de nationale politie, het Openbaar Ministerie, de rechtspraak en de asielopvang. Er is Kamerbreed een motie aangenomen, die eerdere sprekers al hebben aangehaald. De minister heeft aan deze Kamer beloofd dat hij zich maximaal strijdbaar zal inzetten als in het voorjaar blijkt dat er extra geld nodig is voor de begroting van V en J. Hij zei letterlijk: "Als er extra middelen nodig blijken te zijn, zullen wij — lees de ministers van V en J en van Financiën — daarvoor een passende oplossing zoeken". Een vergelijkbare tekst heeft de minister uitgesproken in de Tweede Kamer. 

Mijn fractie is het debat in december ingegaan met het uitspreken van waardering voor de extra financiële middelen die de minister had vrijgemaakt voor de begroting van V en J. De regering had positieve stappen gezet. Mijn fractie heeft toen ook aangegeven nog zorgen te houden over de nationale politie, de rechtspraak en de strafrechtketen. Met de door de minister toegezegde maximale strijdbaarheid was mijn fractie enigszins gerustgesteld. 

En dan is het zo ver. Dan is daar de Voorjaarsnota met de daarmee samenhangende suppletoire begrotingsstaten. Dan blijkt dat die maximale strijdbaarheid 49 miljoen heeft opgeleverd. 49 miljoen die bestemd is voor de nationale politie om de toegenomen asielinstroom te kunnen bekostigen. De VVD-fractie telt haar zegeningen, laat dat voorop staan. De VVD-fractie kan echter haar zorgen niet negeren, zorgen over de aanpak van de, zoals de minister die tijdens het vorige debat noemde, uitdagingen voor het OM en de rechtspraak, de kwaliteit van de zittende en de staande magistratuur als ook de nationale politie. 

Laat ik beginnen met de rechtspraak. De rechtspraak heeft de afgelopen jaren te maken gehad met veel bezuinigingsrondes. In eerdere debatten hebben wij al geconstateerd dat de rechtspraak soms piepend en krakend tot stilstand lijkt te komen. Niet letterlijk tot stilstand, want comparities en andere proceshandelingen gaan uiteindelijk wel door en vonnissen worden uiteindelijk wel gewezen, maar het duurt allemaal zo lang. Ik kan mij niet aan de indruk onttrekken dat rechters substantieel minder tijd hebben om zich inhoudelijk in dossiers te verdiepen. 

In het begrotingsdebat in december heeft mijn fractie al gewezen op de brief van het Hof 's-Hertogenbosch, dat de Nederlandse orde van advocaten informeerde dat pleidooien die in het najaar van 2015 waren aangevraagd mogelijk pas in 2017 gehonoreerd zouden kunnen worden. Zelf ervoer ik onlangs tijdens een comparitie dat een rechter in een appelzaak zich in het geheel nog niet had verdiept in het dossier. Hij stelde geen vragen en wist niet waar het geschil over ging. Mijn cliënt vroeg zich na afloop van de zitting af waarvoor hij nu eigenlijk die €5.200 griffierechten had moeten betalen. Ik kon dat mijn cliënt niet uitleggen. Net als die keer dat de griffier alleen nog de namen van partijen op schrift stelde en de rechter zelf het proces-verbaal opmaakte, waarin nog niet de helft stond van wat er was gewisseld. Of die keer dat mijn cliënt voor de zesde keer een brief kreeg van het hof dat het vonnis met zes weken was uitgesteld. Het lijkt erop dat de rechtspraak het maximale doet om het minimale te realiseren. Hoewel wij ons sowieso moeten afvragen of dat het niveau van rechtspreken is dat wij willen in Nederland, zit er ook aan dat minimale een grens. 

Mijn fractie realiseert zich dat het nu niet het moment is om het debat over de financiering van de rechtspraak te voeren. Er komt echter een nieuwe begroting aan. Wil de minister toezeggen dat hij zich opnieuw hard zal maken voor voldoende middelen voor de rechtspraak? Ik merk op dat het budget van de minister van V en J leidend is voor de bekostiging van de rechtspraak. De vraag is echter of dat past bij de zelfstandige en onafhankelijke rol die de rechtspraak in onze door macht en scheiding bepaalde rechtsstaat speelt en of dat past bij de uitgangspunten van de Wet op de rechterlijke organisatie en het daarop gebaseerde Besluit financiering rechtspraak. Passend bij de zelfstandige en onafhankelijke rol die de rechtspraak in onze rechtsstaat speelt, zou zijn dat deze los staat van de beschikbare budgetten van de uitvoering. De rechtspraak is immers geen uitvoerende dienst, maar een onafhankelijke staatsmacht. Hoe denkt de minister over het idee om van de begroting van de rechtspraak een niet-departementale begroting te maken, zodat de problemen op de departementale begroting van het ministerie van V en J geen invloed kunnen hebben op de begroting van de rechtspraak? Graag een reactie van de minister. 

Ik kom bij het onderwerp nationale politie. De 49 miljoen extra gaat voor een groot deel daarheen. Daarover heeft mijn fractie dan ook niet zo veel te klagen. Wel zou zij graag willen weten hoe het zit met de ICT bij de politie. Tijdens de begrotingsbehandeling van december vorig jaar gaf de minister aan dat per jaar €600 miljoen wordt geïnvesteerd in de ICT. Mijn fractie schrok daar nogal van. Dat is waanzinnig veel en het lijkt, gelet op de stand van de techniek, niet echt nodig. Het zijn ook geen bedragen die je kunt vergelijken met de tekorten in de rechtspraak. Hoe staat het er nu voor met de ICT? Zijn alle ICT-systemen nu up to standard? Kunnen er al efficiencywinsten worden geboekt? Is de spaghetti van diverse programma's en systemen uit de boedel van de 25 opgeheven korpsen nu echt verleden tijd? Tijdens het begrotingsdebat van 15 december 2015 dacht de minister nog eens tussen de 60 miljoen en 130 miljoen extra nodig te hebben voor de ICT-investeringen voor de politie. De minister sprak toen over een pen-, potlood- en penseelbenadering. Bij dergelijke toverformules is mijn fractie altijd erg op haar hoede. Graag een update van de minister. 

Tot slot een enkele opmerking over het OM. Uit een eerder uitgevoerde risicoanalyse op de begroting van V en J kwam naar voren dat de bezuinigingen bij het Openbaar Ministerie niet haalbaar zijn zonder risico's voor het primaire proces. Collega Bikker wees daar ook al op. Het tempo van de bezuinigingen was te hoog, zo was de conclusie. Bij het Openbaar Ministerie blijkt er nu een tekort te zijn van 14 miljoen euro. In de suppletoire begrotingsstaten is daarmee geen rekening gehouden. In een derde extern onderzoeksrapport, dat tot stand kwam na de twee rapporten-Galan, wordt geconcludeerd dat de extra gelden uit 2020 terug moeten naar 2016 en verder. Hoe kijkt de minister hiertegen aan? Gaat hij deze conclusie overnemen? Hoe gaat hij hier in de begroting van 2017 rekening mee houden? 

Ik kom tot een afronding. De algemeen aanvaarde motie-Engels en de toezeggingen die de minister heeft gedaan tijdens het begrotingsdebat van december 2015 kleuren het debat van vandaag in. De VVD-fractie telt weliswaar haar zegeningen, maar blijft zorgen houden over de kwaliteit van de rechtspraak, de nationale politie en het OM. Zij gaat ervan uit dat de minister deze zorgen deelt en dat ook hij ervan overtuigd is dat de kwaliteit van de rechtspraak, het Openbaar Ministerie en de nationale politie niet langer onder druk mag blijven staan. Mijn fractie vraagt de minister nadrukkelijk de door haar geuite zorgen mee te nemen naar de onderhandelingstafel voor de begroting van 2017, en ook voor de jaren daarna — uiteraard voor zover dat binnen zijn vermogen ligt — te zorgen voor structurele oplossingen. Wij zien uit naar zijn antwoorden. 

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Duthler. Wenst een van de leden in eerste termijn nog het woord? Dat is niet het geval. Ik schors de vergadering voor de dinerpauze. 

De vergadering wordt van 18.34 uur tot 19.46 uur geschorst. 

De voorzitter:

Ik geef het woord aan de minister van Veiligheid en Justitie. 

Minister Van der Steur:

Voorzitter. Voordat ik begin, denk ik dat het goed is als ik meteen even reageer op de motie die in eerste termijn is ingediend. De motie zegt dat er gehoord de beraadslaging een standpunt wordt ingenomen. Ik wijs erop dat de beraadslaging nog niet had plaatsgevonden toen de motie werd ingediend. De motie verzoekt om extra geld te investeren in de nationale politie in plaats van het te besteden aan de asielopvang, waarvoor het bestemd is. Alleen al omdat dit een verschuiving binnen de begroting is van geld dat al bestemd was voor de asielopvang, moet ik deze motie ontraden. 

Ik kom op de vragen en opmerkingen van de overige leden. Mag ik allereerst de leden van de Kamer danken voor de betrokkenheid bij het werk dat de mensen doen die onder mijn verantwoordelijkheid actief zijn? Ik heb daar veel lovende woorden voor gehoord en ben de woordvoerders erkentelijk dat zij hun waardering voor die 100.000 mensen in deze Kamer uitspreken. Het zijn de mensen die dag in, dag uit garantstaan voor onze veiligheid en de versterking van onze rechtsstaat. Ik ben de Kamer zeer erkentelijk dat zij daar haar waardering voor heeft geuit. Die waardering vertaalt zich in de betrokkenheid van de woordvoerders bij de begroting van mijn departement, net als in de zorgen die zij daarover hebben. Ik wil proberen om die zorgen zo goed als dat kan weg te nemen. 

Ik wil ook mijn erkentelijkheid uitspreken voor de flexibiliteit die van de zijde van de Kamer is betracht om het debat vandaag te kunnen voeren. Ik hecht eraan om, ook in de richting van de heer Van Dijk, op te merken dat ik niet de enige ben die de Kamer daarvoor zeer erkentelijk is, maar iemand in mijn directe omgeving ook. 

Eind 2015 hebben we hier tijdens de begrotingsbehandeling van mijn departement intensief gesproken over de financiën van met name de politie, het Openbaar Ministerie, de rechtspraak en het NFI. De Kamer heeft daarbij nadrukkelijk uitgesproken dat het kabinet bij de Voorjaarsnota zou moeten kijken naar de aanwezige risico's op eventuele tekorten. Zij heeft dat ook vastgelegd in de breed ondersteunde motie van de heer Engels van de D66-fractie. Met de zowel bij de begroting als bij de suppletoire begroting, dus de Voorjaarsnota, toegekende extra middelen is mijn departement voor 2016 versterkt om zijn taken naar behoren te kunnen uitvoeren. Misschien is het goed als ik even memoreer om welk bedrag het uiteindelijk gaat. 

In totaal is er 1,3 miljard euro aan de begroting toegevoegd, tenminste, als de Kamer instemt met de suppletoire begroting. Die 1,3 miljard bestaat uit 248 miljoen voor de nationale politie, waarvan 43 miljoen voor de cao-verplichtingen voor 2016. Dat geld gaat dus naar de mensen die al jaren op de nullijn stonden en dankzij de gesloten cao er weer op vooruitgaan in hun inkomen. 49 miljoen was een nabetaling over de cao voor 2015. 10 miljoen is bestemd voor de uitvoering van de zogenoemde contourennota, oftewel de versterking van de opsporing, met name voor de recherche. 49 miljoen is een vergoeding voor de inzet die de nationale politie zich heeft getroost in het kader van de asielinstroom. 11 miljoen is bestemd voor de ontwikkeling van C2000. Er resteert nog 86 miljoen. Dat bedrag is beschikbaar voor de algemene kosten van de nationale politie. Uit het totale bedrag is ook een investering gedaan in rechtspleging en rechtsbijstand. Er werd gezegd dat er in de Voorjaarsnota geen extra geld bijkomt voor de rechtspraak, maar dat is niet het geval. 14 miljoen van die 1,3 miljard is bestemd voor de rechtspraak. Dat is logisch, omdat er in het kader van de asielinstroom ook in de rechtspraak een extra investering nodig is. Daar worden adequate middelen voor ter beschikking gesteld. Datzelfde geldt voor de rechtsbijstand, die versterkt wordt met 14 miljoen. In totaal wordt er 861 miljoen aan mijn begroting toegevoegd voor de algemene asielopgave. Daar zitten nog een aantal kleinere posten bij, waaronder 125 miljoen voor de loon- en prijsbijstellingen. Dat betekent dat er met een combinatie van de suppletoire begroting en de begroting van afgelopen jaar in totaal 1,3 miljard euro toegevoegd wordt aan de begroting van Veiligheid en Justitie. Dat wil niet zeggen dat ik voorbij ga aan de signalen die vanavond door de Kamer zijn gegeven, maar die mij ook vanuit de ketenpartners bereiken. Daarover ben ik voortdurend met hen in gesprek. 

In december heb ik benadrukt dat ik mij binnen het kabinet strijdbaar zou opstellen in de begrotingsbesprekingen als zou blijken dat er problemen resteren, ondanks de additionele middelen die toen op 310 miljoen stonden en die bij nota van wijziging aan mijn begroting voor 2016 zijn toegevoegd. Er is in de tussentijd een aanzienlijke extra stap gezet: 49 miljoen extra voor de nationale politie en de twee posten die ik net noemde voor de rechtspraak en de rechtsbijstand. Natuurlijk is het nog steeds mogelijk om met elkaar vast te stellen dat er budgettaire spanningen en risico's in de begroting van V en J zijn. Die zijn aanleiding geweest om vanaf 2016 structureel, maar wel binnen de financiële mogelijkheden van het kabinet, extra middelen aan de begroting van V en J toe te voegen. Een heel groot aantal van deze investeringen is immers structureel. Ik heb dus afgelopen november mijn begroting in eerste instantie kunnen versterken en bij de Voorjaarsnota wederom. Ook het Openbaar Ministerie heeft met 15 miljoen ruimte gekregen om verder te investeren in de ICT, zodat de werkprocessen en het kwaliteits- en serviceniveau op een nog hoger niveau kunnen worden gebracht. Zoals we vanmiddag in het debat hebben vastgesteld, is de rechtspraak versterkt met 25 miljoen extra. Met dat bedrag kunnen knelpunten in de begroting worden opgevangen en kan verder worden geïnvesteerd in het KEI-programma, waarover we uitgebreid van gedachten hebben gewisseld. 

De herkomst van de bedragen is als volgt. 533 miljoen is uit de begroting van de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking gekomen en 330 miljoen is afkomstig van het generale plaatje van de minister van Financiën. In tijden van budgettaire krapte die we nog steeds regeringsbreed kennen, zijn dus tot twee keer toe enorme bedragen toegevoegd aan mijn begroting. Ik ben dan ook van mening dat hiermee zeer belangrijke stappen zijn gezet voor het op orde brengen van mijn begroting. 

Ik weet dat er bij de nationale politie nog steeds een spanning zit van om en nabij de 55 miljoen, ondanks die toevoegingen. Dat blijkt uit het P&M-onderzoek dat op mijn verzoek is gedaan. Daarover heb ik met de Tweede Kamer uitgebreid van gedachten gewisseld. Ik heb aangegeven dat de korpschef en ik samen zorgvuldig kijken naar de mogelijkheden om in het komende halfjaar op dat punt nog bij te sturen. Daar waar dat niet kan, hebben we met elkaar vastgesteld dat het eigen vermogen van de nationale politie voldoende is om een eventueel tekort op te vangen. 

Het Openbaar Ministerie kent ook een aantal knelpunten. Ik ben hierover met het Openbaar Ministerie in goed gesprek en we volgen samen de ontwikkelingen. Ik heb er vertrouwen in dat deze gesprekken tot een oplossing leiden voor de problematiek die het Openbaar Ministerie signaleert. De heer Engels vroeg hiernaar. Als er een oplossing is, zal deze uiteraard zijn beslag krijgen in de Najaarsnota. 

De heer Diederik van Dijk (SGP):

De minister heeft heel veel gesprekken gevoerd met het Openbaar Ministerie, maar met gesprekken vang je geen boeven. Kan de minister klip-en-klaar toezeggen dat er dit jaar geen vacaturestop komt bij het Openbaar Ministerie, om maar iets te noemen? 

Minister Van der Steur:

Klip-en-klaar toezeggen is altijd lastig. Ten eerste geldt voor het Openbaar Ministerie hetzelfde als voor de nationale politie, namelijk dat er een werkgarantie is afgegeven. Het is dus sowieso buitengewoon ingewikkeld. Wel was er in het kader van de reorganisatie al een teruggang in het aantal mensen bij het Openbaar Ministerie afgesproken. Er zou bijvoorbeeld sprake zijn van een overgang van gerechtsauditeurs van het Openbaar Ministerie naar de nationale politie. Binnen dat kader worden de afspraken gewoon uitgevoerd. Voor zover ik weet, wordt er niet voorzien dat er in 2016 aanleiding is om tot ontslagen over te gaan, voor zover dat al zou kunnen. 

De heer Engels (D66):

De minister maakte net een opmerking in mijn richting die hij koppelde aan de najaarsnota. Ik denk dat het heel erg belangrijk is dat wij in dit debat precies met elkaar vaststellen wat wij afspreken over de najaarsnota. Ik heb gevraagd of in de najaarsnota extra maatregelen genomen worden, binnen de begrotingsruimte die er is voor 2016. Er zijn belangrijke stappen gezet, dat klopt, maar we zijn er nog niet. Dat is Kamerbreed vastgesteld. De minister kan proberen vol te houden dat er wel voldoende stappen zijn gezet en dat er geen tekorten meer zijn, maar niemand deelt die mening. De intentie van de gevraagde toezegging is dat wij graag in de najaarsnota zien dat bij het OM, de politie en de rechtspraak de meest dringende financiële knelpunten worden opgelost. Dat is het draaipunt van het hele debat en daar wil ik de minister, zonder enige terughoudendheid, volstrekte helderheid over vragen. Anders zie ik mij genoodzaakt om er alsnog een motie over in te dienen, zoals ik al eerder aankondigde. 

Minister Van der Steur:

Dat begrijp ik. Ik vind het ook prettig dat de heer Engels en ik dat met elkaar kunnen wisselen. Ik realiseer mij dat we een tekort hebben bij de nationale politie van om en nabij 55 miljoen. Dat heb ik niet gedekt kunnen krijgen binnen de extra middelen die aan de begroting van de nationale politie zijn toegevoegd. Daarover heb ik met de korpschef afgesproken dat we gezamenlijk gaan kijken naar de sturing op dat bedrag. Hoewel het eigen vermogen er adequaat in kan voorzien, proberen we ervoor te zorgen dat het eventuele beslag op het eigen vermogen aan het einde van de rit zo klein mogelijk is. Daarvoor kijk je naar eventuele meevallers, je kijkt of je gaandeweg het halfjaar nog op een aantal uitgavenposten kunt sturen, uiteraard zonder dat het primaire proces gevaar loopt. Dat is een voorbeeld van een actie die ik samen met de korpschef uitvoer. 

Het Openbaar Ministerie heeft aangegeven dat het een probleem heeft van naar verwachting 14 miljoen. In goed onderling overleg met het OM ben ik bezig om te kijken hoe we dat kunnen oplossen. Ik kan niet toezeggen dat ik het oplos, want dat is afhankelijk van de mogelijkheden die ik heb, maar ik heb wel van de heer Engels gehoord dat hij een aantal zeer spitsvondige voorstellen deed. Hij noemde een kasschuif en de inzet van meevallers. Als dat kan, dan kan de heer Engels erop rekenen dat ik dergelijke maatregelen niet laat liggen om de knelpunten op te lossen. 

De heer Engels (D66):

Dat begrijp ik heel goed, maar wij zitten een beetje met het debat dat we in december hebben gevoerd en de vraag waar we nu voor staan, in ons achterhoofd. Dat is een gevoel van teleurstelling. Voor zover ik namens mijn fractie heb gevraagd om een toezegging te doen over de Najaarsnota, zijn wij iets minder positief gestemd dat het allemaal wel goed komt als de minister maar strijdvaardig genoeg is. Dat hoeft hij niet persoonlijk op te vatten, ik bedoel het functioneel. We willen iets meer hardheid en garanties hebben. De minister noemt een bedrag van 14 miljoen. Ik heb ook een lijstje met bedragen. Wat ik per se niet wil, is dat wij over lijstjes met bedragen gaan praten. Vaststaat dat er dit jaar bij de rechtspraak en het OM, maar eigenlijk ook bij de politie, nog echt tekorten zijn die afbreuk doen aan de kwaliteit van de prestaties. Dat heeft een aantal andere woordvoerders nog veel duidelijker gezegd dan ik. Als ik vraag om de toezegging om dit in de Najaarsnota binnen de huidige middelen te repareren, kan het niet zo zijn dat de uitkomst net zo is als vandaag: een nauwelijks serieus te nemen extra investering in de drie elementen van de strafrechtketen. Het gaat dus verder dan een inspanningsverplichting. We moeten helder met elkaar zijn over de vraag wat we willen, want anders wordt het een herhaling van zetten. Dan weet de minister dat de begroting van 2017 in december opnieuw op de agenda staat. Ik wil graag heel andere debatten met de minister voeren over de toekomst van de rechtsstaat dan deze, maar dan moet er wel wat meer gebeuren dan tot nu toe is gebeurd. Dat was de inzet en daar wil ik een helder antwoord op. 

Minister Van der Steur:

Dat begrijp ik, maar ik probeer de heer Engels duidelijk te maken dat de inzet en de intentie er zijn. Hij zegt echter dat het moet gebeuren binnen de kaders die er zijn en dat daar het probleem moet worden opgelost. De wedervraag is dan: wat als de kaders dat niet toestaan? Wat als ik die ruimte en mogelijkheden niet heb? Dan kan hij het mij toch niet kwalijk nemen dat het niet lukt? Ik kan geen resultaatsverplichting aangaan in een lopend boekjaar waarvan ik nog maar zes maanden heb. 

De problematiek die ik schets is relatief overzichtelijk. De nationale politie heeft een sturingsuitdaging van om en nabij de 55 miljoen, wat gedekt kan worden door het eigen vermogen. Er verandert dus niets aan de capaciteit of aan de inzet van de nationale politie. Het Openbaar Ministerie heeft op de 450 miljoen die het jaarlijks krijgt een knelpunt van om en nabij 14 miljoen in het lopende boekjaar 2016. Ik ben in gesprek — dat mag de Kamer van mij verwachten — om dat probleem op te lossen. Dit zal zijn beslag krijgen in de Najaarsnota. Wat betreft de rechterlijke macht gaan de onderhandelingen over 2017, want daar doet zich op dit moment geen knelpunt meer voor. Ik heb de knelpunten al geadresseerd in de begroting 2016 met die extra 20 miljoen, respectievelijk 25 miljoen structureel, onder andere voor het programma KEI, en de investeringen die daarvoor al hebben plaatsgevonden in de rechterlijke macht, plus de 14 miljoen die er in 2016 extra bij komt voor de asielketen. Alles bij elkaar komt er 1,3 miljard extra op mijn begroting. We doen net alsof dat niets is, maar het is heel erg veel geld. Op een totale begroting van iets meer dan 11 miljard is er dit jaar meer dan 10% van mijn begroting bijgekomen, dankzij mijn inzet, mede op basis van de motie van de heer Engels. 

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):

De minister beklemtoont zeer welke investeringen er al zijn gedaan. Ondertussen heb ik hier de afgelopen uren een grote opsomming gehoord van zaken die niet op orde zijn of operaties die zeer onder druk staan. Dat wordt ook aangegeven door de topmensen van alle drie de partners in de strafrechtketen. Ik noem het OM, waar zaken blijven liggen, zoals mensenhandelzaken, maar ook de politie waar, als daar nog meer moet worden ingeleverd, de werving mogelijk wordt stopgezet. Overal is sprake van knellende problemen. 

We hebben in december een uitgebreid debat gehad. Ik heb toen een strijdvaardige minister gezien. Ik dacht: dat wordt wat. De minister probeert nu weer te laten zien hoe strijdvaardig hij is, maar hoe krijg ik nu het vertrouwen dat dit probleem in de najaarsbegroting daadwerkelijk wordt geregeld als de minister nu al stelt dat hij, als de kaders het niet toestaan, geen kant op kan. Er is toch sprake van één kabinet? Het kabinet heeft toch met alle bewindslieden samen de verantwoordelijkheid voor het goed regelen van de klassieke overheidstaken? Als nu vanuit deze Kamer zo eensluidend wordt gezegd "Doe het anders, stop met alleen maar binnen de kaders kijken welke reguliere mutaties er mogelijk zijn", dan verwacht ik van de minister toch een iets andere houding. 

Minister Van der Steur:

Ik begrijp dat heel goed. Ik waardeer het ook dat mevrouw Bikker dat op die manier aangeeft. Toch wijs ik graag op de bedragen die wij al uittrekken voor de organisaties waarover wij ons zorgen maken: 5 miljard voor de nationale politie, met een sturingsprobleem van 50 miljoen, en ongeveer 400 miljoen voor het OM, met mogelijk een lopend boekjaarprobleem van 14 miljoen. De rechtsspraak krijgt elk jaar 1 miljard om het belangrijke werk te doen wat er moet worden gedaan. Ik ben aan het kijken of ik daar de komende jaren nog iets aan kan toevoegen. Daar voeren wij goede gesprekken over. Voor het programma KEI is het al gebeurd, heb ik vandaag al aangegeven. Wat dat betreft heb ik op alle terreinen verbeteringen gerealiseerd, met steun van deze Kamer en van die aan de overzijde, die mijn begroting voor dit jaar fantastisch hebben verbeterd. Ik ben ook al bezig met kijken hoe dat in 2017 verder kan. Ik kijk ook naar de lange termijn, maar voor 2016 is de problematiek ten opzichte van de totale bedragen niet groot, al is er wel sprake van een problematiek. Het is mijn insteek om dat samen met de ketenpartners tot een goed eind te brengen. Als dat kan, zal dat zijn beslag krijgen binnen de kaders van de Najaarsnota, conform de suggestie van de heer Engels. We moeten echter wel realistisch zijn. Ik moet dan meevallers hebben. Ik moet de mogelijkheid van een kasschuif hebben, die ik in volgende jaren kan dekken. Zo simpel is het ook. Dat hoef ik de Kamer ook niet uit te leggen, want zij weet hoe het werkt. 

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):

Dat levert een paradoxale situatie op. Aan de ene kant staat deze Kamer die aangeeft waar de problemen liggen. Anderzijds stelt de minister dat hij al zo veel investeert en dat het om tientjeswerk gaat. Als de minister zich nu gesteund weet door deze Kamer als het gaat om het aanpakken van de laatste problemen, waarom pakt hij die steun niet met beide handen aan? Waarom schuift hij het weer door naar een volgende begroting? 

Minister Van der Steur:

Ik pak de steun van de Kamer met beide handen aan. Dat heb ik vorig jaar gedaan. Ik doe dat nu weer, maar de financiële kaders zijn de financiële kaders. Ik kijk even terug naar het debat dat ik aan de overzijde heb gehad. Tijdens dat debat werd een amendement ingediend met een dekking die gewoon niet bestond. Er werd ook nog gevraagd waarom ik de handreiking van de Kamer niet aannam. Er was geen handreiking. Er was sprake van een gedachtegang om een bepaald bedrag toe te voegen uit een niet bestaand potje, maar daar kan ik als minister, verantwoordelijk voor de deugdelijke financiering van mijn departement, niet zo veel mee. Ik neem alle handreikingen aan. Ik beschouw die ook als een enorme ondersteuning van het belangrijke werk dat degenen die hiervan afhankelijk zijn met elkaar doen. Ik zie voor 2016 een beperkte problematiek, al is die er wel. Daar ben ik ook heel realistisch in. De Kamer kan mij niet verwijten dat ik niet realistisch ben. Ik ben bij de begroting buitengewoon realistisch geweest over de problematiek. Dat ben ik nu nog steeds. Ik heb me er samen met het kabinet enorm voor ingezet om te komen tot een oplossing voor heel veel problemen. Dat heeft geleid tot substantiële investeringen op alle terreinen van mijn departement, in totaal voor meer dan een miljard, ervan uitgaand dat deze Kamer mijn begroting accepteert. Dat is overigens ook een voorwaarde, want anders komt dat geld er niet. Zo simpel is het ook. Dat maakt het wel spannend. Ik ben in gesprek om de huidige problematiek van een passende oplossing te voorzien, conform de suggestie van de heer Engels. 

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):

De minister omarmt de suggestie van collega Engels. Dat is winst, maar tegelijkertijd zegt hij dat de Kamer hem niet moet afrekenen op wat er uiteindelijk als resultaat ligt, want hij gaat alleen maar zijn stinkende best doen. Wat is dat dan voor omarming? 

Minister Van der Steur:

Dat is dezelfde omarming waarmee er 1,3 miljard aan mijn begroting is toegevoegd sinds ik ben aangetreden. Daar heb ik mijn stinkende best voor gedaan. Met dezelfde omarming heb ik ervoor gezorgd dat de nationale politie, op een bedrag van om en nabij de 55 miljoen na, volledig wordt gefinancierd op basis van het onderzoek dat ikzelf heb laten doen, omdat ik dat van belang vond. Ik wilde weten wat de problematiek was. Ik heb ook een onderzoek laten doen naar het OM. De Kamerleden weten allemaal wat daarvan de uitkomst was. Die was dat het OM op basis van de huidige financiering in staat is om de taken die er liggen te kunnen uitvoeren. 

De heer Rombouts (CDA):

De minister heeft nu drie keer gezegd: kijk eens hoe goed ik het heb gedaan met die 1,3 miljard. Maar als je goed luistert naar zijn toelichting — dat konden wij ook al lezen in de memorie van toelichting — dan gaat er welgeteld 10% naar de onderdelen waarop in december al is gewezen door deze Kamer. Wij hebben toen aangegeven waar het wat ons betreft naar toe zou moeten gaan. Maar 90% gaat naar andere zaken, naar asielopvang en naar nieuwe taken. We willen echter dat de operationele diensten van politie, justitie en rechterlijke macht hun werk beter en sneller kunnen doen. In dat kader heeft deze Kamer vorig jaar aangegeven dat er honderden miljoenen bij moeten. Ik signaleer vanavond twee bewegingen. De eerste betreft de motie van de heer Engels die volgens mij in aantocht is. Ik heb het gevoel dat die motie steeds dichterbij komt. Die gaat over tientjes, in concreto tientallen miljoenen die nog zouden moeten worden gerepareerd in de begroting van 2016. Mevrouw Bikker kondigde volgens mij een motie aan die mij zeer aanspreekt. Die gaat over mijn enige vraag aan de minister, namelijk of hij een meerjarenvisie heeft op de reparatie van de rechtsstaat. Ik hoop dat het antwoord op die vraag nog komt, maar daarbij gaat het om honderden miljoenen. De minister kent het desbetreffende rapport ook. We praten nu over de laatste vijf miljoen voor de nationale politie die nog moet worden gerepareerd in het licht van een tekort van 49 miljoen ten opzichte van dat van 54 miljoen. Op basis van hetzelfde rapport — waarop een dubbele check is uitgevoerd door André de Jong; dat weet de minister — weten we dat er voor volgend jaar een tekort van 200 dreigt voor de nationale politie en in 2018 van 270 miljoen. Er moet dus echt iets gebeuren willen die beter betaalde agenten hun werk daadwerkelijk beter kunnen doen en wil het OM de zaken sneller kunnen afdoen. Ik wijs verder op de voorbeelden die collega Ruers over de rechterlijke macht heeft gegeven. Het moet niet meer voorkomen dat je zolang moet wachten op de afdoening van je zaak. Twee bewegingen dus, klein geld voor 2016, maar groot geld voor de komende jaren. Wij horen heel graag dat de minister daarvoor gaat. Ik heb vaker staatssecretarissen en ministers meegemaakt. Zij zeiden dan: daar hoef ik bij Zalm niet mee aan te komen. Dat is geen houding van een vakdepartementsminister. Je gaat ervoor, want als het een goed plan is, dan komt er uiteindelijk altijd geld, want anders was het geen goed plan. Ik hoop dat de minister er met ons zo in staat. 

Minister Van der Steur:

Dat doe ik graag. Ik waardeer het zeer dat de heer Rombouts dat op deze manier aangeeft. Dat is mijn inzet. Ik ga ervoor. Ik ga proberen om daarvoor te zorgen. Ik realiseer mij dat er een problematiek is als het gaat om de nationale politie en het OM. Ik ga ervoor om die op te lossen. De eerstvolgende gelegenheid doet zich voor bij de Najaarsnota. Ik waardeer het zeer dat ook de heer Engels aangeeft dat ook hij begrijpt dat dit moet binnen de kaders die er zijn, maar ik zal gebruikmaken van de maximale flexibiliteit 

Dan de vraag van de heer Rombouts over de toekomst. De verdeling van eventuele extra middelen voor 2017 en verdere jaren wordt op Prinsjesdag gepresenteerd, tegelijk met de Miljoenennota. Dat is ook het logische moment. Het spreekt voor zich dat ik de aandachtspunten van de Kamer dan meeneem, ook die van de Tweede Kamer, want ik heb ook uitgebreid met die Kamer over de problematiek van gedachten gewisseld. 

De heer Ruers (SP):

Ik hoor de minister een mooi betoog houden. Op een gegeven ogenblik zegt hij echter: "binnen de kaders die er zijn". Volgens mij is dat nu juist het probleem. Ik heb dat eerder ook al aangegeven. Als de minister binnen de kaders blijft die hij zichzelf stelt en als die te beperkt zijn, wordt het probleem niet opgelost. De minister zal de politieke moed maar ook de visie moeten hebben om naar buiten te treden, naar het kabinet te gaan en te zeggen: ik heb het nodig en u moet het mij leveren! Dat is de oplossing. 

Minister Van der Steur:

Dat is precies wat ik heb gedaan, ook bij de begroting van 2016. Het geldbedrag waarover we het hier hebben, komt ook van andere departementen en dus van buiten de kaders. Dat is dus precies wat ik doe. Dat zal ook mijn inzet zijn voor 2017 en verder. 

De heer Ruers (SP):

Het gaat erom dat de overkant hierover uitvoerig heeft gedebatteerd. Ze zijn tot 183 miljoen gekomen. Dat is het bedrag dat redelijkerwijs nodig is. Als de heer Engels het heeft over enkele tientallen, is dat al een enorme verlaging van het bedrag. Het bedrag van 183 miljoen was goed onderbouwd. De minister weet dat zelf ook. Hij heeft alleen gezegd dat er geen dekking voor is. Daar zit nu net het politieke probleem. De dekking zal de minister moeten aangeven. Hij moet ervoor zorgen dat het probleem wordt opgelost. Hij moet niet gaan roepen hoeveel miljard er al uitgegeven is. Daar gaat het niet om. Het gaat nu om dit probleem voor deze drie diensten die het heel hard nodig hebben. De minister moet dan politiek creatief zijn en zich daarvoor inzetten. Als dat niet zo is, is er een probleem. 

Minister Van der Steur:

Ik probeer aan de heer Ruers duidelijk te maken dat het nu juist mijn inzet is om mij daarvoor sterk te maken. Overigens heb ik de problematiek van 183 miljoen niet erkend. Dat is ook niet wat ik hier vertel en dat blijkt ook niet uit onderzoek. Die onderzoeken heb ik juist laten doen om te weten te komen waar de problematiek zit; de validatie heb ik laten doen om geen discussie over die problematiek te krijgen. Mijn inzet is er dus op gericht om de problemen die er nog zijn in de loop van 2016 op een adequate manier op te lossen. De eerstvolgende gelegenheid daartoe doet zich voor bij de Miljoenennota. Dat zal dan wel binnen de kaders moeten — dat kan niet anders — maar ik zal mij daar maximaal voor inzetten. 

Ik heb vijf blokjes waarin ik de vragen van de individuele leden wil beantwoorden. Ik begin met het blokje algemeen en dan volgen de blokjes OM en rechtspraak, de nationale politie, asiel en een aantal overige vragen van de zijde van uw Kamer. 

De voorzitter:

Hoelang denkt u hiervoor nodig te hebben, minister? 

Minister Van der Steur:

Ik zal proberen dat zo kort mogelijk te doen. 

De heer Engels en mevrouw Duthler hebben aandacht gevraagd voor de problematiek rondom de nationale politie, maar daarover hebben we het natuurlijk al gehad. Ik kan wel in de richting van mevrouw Duthler, maar ook in de richting van de heren Engels en Rombouts, aangeven dat het structureel wegwerken van tekorten in de toekomst natuurlijk ook onderdeel is van mijn onderhandelingen voor 2017 en verder. Mevrouw Strik, mevrouw Duthler en in zekere zin ook de heer Rombouts, vroegen of ik al een tipje van de sluier kan oplichten van de begroting voor 2017. Dat kan ik niet, zoals u zult begrijpen. Laat ik wel dit erover zeggen. Als het bedrag dat in de media wordt genoemd, 300 miljoen, bovenop wat ik al heb gekregen, aan mijn begroting zou worden toegevoegd, zal ik daar zonder enige twijfel zeer goede bestemmingen voor kunnen vinden. 

Dan kom ik bij het blokje OM en rechtspraak. Ik kijk even wat ik nog aan vragen over heb. Mevrouw Strik gaf aan dat er nog een resterend probleem is van het Openbaar Ministerie in het lopende boekjaar. Dat klopt. Ze vroeg waarom daarvoor een halfjaar geleden niet al een oplossing is gevonden. Dat is omdat het probleem er toen nog niet was. Het is echt een probleem dat in het lopende boekjaar is ontstaan, maar dat wel mijn aandacht nodig heeft. Ik ben daarover met het OM in goed overleg. Er is een goede kans dat er bij het Openbaar Ministerie meevallers en misschien ook nog wel tegenvallers zullen zijn. Dat is nu eenmaal zo in een lopend boekjaar. Ik ben samen met het Openbaar Ministerie in gesprek om voor goede oplossingen zorg te dragen. Die zullen hun beslag krijgen bij de Najaarsnota. 

Mevrouw Bikker vroeg of ik een overzicht kon verzorgen van de taakstellingen van het Openbaar Ministerie. Dat overzicht is er. Ik heb dat aan de Tweede Kamer toegestuurd. Ik heb het hier in mijn mapje zitten. Als mevrouw Bikker het niet kan vinden, geef ik het graag via de bode aan haar. Ik weet niet of dat mag, maar het is in ieder geval openbaar beschikbaar. Dat overzicht is op verzoek naar de Tweede Kamer gestuurd op de dag van het debat over deze begroting. Het bestaat uit twee delen: de bezuinigingen, dus de taakstellingen die rusten op het Openbaar Ministerie en die in lijn zijn met de taakstellingen van alle andere overheidsdiensten, en de intensiveringen die de afgelopen jaren plaatsvonden. Die intensiveringen lopen, als ik het wel heb, op tot een bedrag van 36 miljoen euro. Een voorbeeld daarvan is de uitwerking van de verplichtingen op grond van de commissie-Hoekstra. Zo zijn er nog enkele andere posten. Het overzicht is dus beschikbaar. Als de leden dat prettig vinden, ben ik graag bereid om die cijfers ook naar deze Kamer te sturen, maar wellicht krijg ik dat niet nu nog voor elkaar. 

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):

Dank u wel. Tegelijkertijd uit het Openbaar Ministerie zijn zorgen over de tekorten die er nog zijn, juist ook gezien de opgave die er ligt. Ik hoor graag van de minister dat hij juist op dat punt voor de komende jaren tot een structurele oplossing wil komen. Daarop zag mijn vraag immers, en niet op het precieze cijferwerk, hoezeer ik het ook waardeer dat de minister mij allemaal post gaat sturen. 

Minister Van der Steur:

Dan zal ik dat niet doen en dan volsta ik met mevrouw Bikker te verwijzen naar de brief aan de Tweede Kamer. Dit is natuurlijk precies het uitgangspunt. Ik ben in goed gesprek, niet alleen over 2016, maar natuurlijk ook over de volgende jaren, want daar waar er uitdagingen zijn, moet er ook adequate financiering voor komen. Dat is de afgelopen jaren door mijn ambtsvoorganger ook altijd gedaan. Als er ergens een probleem is waarvan het OM zegt: we vinden met elkaar dat dit moet worden opgelost en het OM heeft de capaciteit daar niet voor tenzij er extra wordt gefinancierd, gebeurt dat ook. Dat is bij de laatste begroting ook nog voor 15 miljoen gedaan ten aanzien van de ICT. Want ook voor het OM geldt dat de komende jaren de grote stap moet worden gemaakt naar een betere ICT-ondersteuning voor de mensen die het werk moeten doen. 

Mevrouw Duthler verwees ook naar het onderzoek van André de Jong in het kader van het Openbaar Ministerie. Het bijzondere daarvan is dat het Openbaar Ministerie zelf het rapport heeft laten opstellen, Galan II in de volksmond, waaruit bleek dat er tekorten zouden zijn. We hebben dat laten valideren en uit die validatie is gebleken dat die tekorten er niet zijn en dat het OM in staat is om aan de huidige opgave, ook binnen de gestelde financiële kaders, te voldoen. Voorwaarde was wel dat er sprake moet zijn van een kasschuif die eventuele besparingsverliezen kan opvangen. Ik omarm die conclusie ook. De kasschuif maakt nog geen deel uit van de Voorjaarsnota, maar die zal wel worden verwerkt in het budgettair kader. 

Dan hebben mevrouw Strik en mevrouw Bikker verwezen naar de discussie die we hebben gevoerd over de leegstand bij de rechtspraak. Ik ben heel enthousiast over de wijze waarop dat is opgepakt, niet alleen door de rechtspraak zelf, maar ook door andere partijen, en dan vooral de zeven gemeenten die het betrof. Ik heb een goed gesprek met iedereen gehad: de presidenten, de burgemeesters en de minister voor Wonen en Rijksdienst. Het ziet ernaar uit dat het Rijksvastgoedbedrijf, de rechtspraak en de lokale overheden gezamenlijk in staat zijn om dat probleem adequaat op te lossen. Op enkele locaties wordt al substantiële vooruitgang geboekt. Voor de meeste locaties geldt echter dat dit nu nog niet kan, om de simpele reden dat de leegstand pas op langere termijn ontstaat. Maar ook dan liggen er afspraken om ervoor te zorgen dat die leegstand er niet zal komen. Dat is het uitgangspunt voor de Raad voor de rechtspraak, maar ook voor mij. 

Mevrouw Strik (GroenLinks):

Een goed gesprek is het halve werk. Maar naar ik begrijp, blijven de risico's nog altijd bij de rechtspraak liggen. Klopt het dat op het moment dat de afspraken niet leiden tot verhuur en tot het inlopen van de kosten, het risico voor de rechtspraak is? 

Minister Van der Steur:

Zeker. Dat vloeit ook voort uit de wettelijke afspraken die we met elkaar hebben gemaakt. De Raad voor de rechtspraak is verantwoordelijk voor de eigen bedrijfsvoering. Daar is dit een onderdeel van. Om die reden heb ik gezegd dat ik er eigenlijk geen zeggenschap over heb. Ik mag me daar eigenlijk niet mee bemoeien, want als ik dat zou doen, grijp ik in in de verantwoordelijkheid van de rechterlijke macht zelf. Ik ben echter wel bereid — dat is ook een toezegging aan de Tweede Kamer — om daar een rol in te vervullen. Ik heb die rol ook vervuld door partijen bij elkaar te brengen en ze goede afspraken te laten maken waarmee iedereen ook heel tevreden is. 

Mevrouw Strik (GroenLinks):

Ik noem dat omdat ik in de memorie van toelichting op de Voorjaarsnota lees dat het niet nodig is om de Raad voor de rechtspraak van extra middelen te voorzien, omdat we deze huisvestingsafspraken hebben. Ik hoor daar toch een beetje een boterzachte afspraak in: voor sommige locaties gaat het misschien lukken, voor andere zal het wat langer duren. Het is niet gezegd dat het bedrag dat de Raad voor de rechtspraak nodig zal hebben, wordt gecompenseerd door de huisvestingsopbrengst voor de korte termijn. 

Minister Van der Steur:

Maar er is ook geen probleem op korte termijn. De leegstand is geprojecteerde leegstand, die naar verwachting gaat toenemen als gevolg van de KEI-wetgeving. Maar dat proces speelt zich niet af in 2016: het begint pas in 2017 en later, en soms pas in 2019/2020. Maar de afspraken die er nu liggen over de manier waarop wordt samengewerkt, geven mij het vertrouwen dat het probleem zal worden weggewerkt. 

Mevrouw Strik (GroenLinks):

Mag ik nog één vraag stellen? 

De voorzitter:

Ja, mevrouw Strik, tot slot. 

Mevrouw Strik (GroenLinks):

U zegt: het geeft u vertrouwen dat het toch wordt opgelost. Als u tegelijkertijd schrijft dat er geen geld bij hoeft, want u hebt deze oplossing gevonden, wilt u dan toezeggen dat, mocht die oplossing toch niet leiden tot een daadwerkelijke compensatie, u dat alsnog financieel wilt compenseren? 

Minister Van der Steur:

Dat kan niet anders, want als de rechterlijke macht door leegstand schade ondervindt — schade is natuurlijk geen echte schade, maar stel dat dat zo zou zijn — dan zou dat zich noodzakelijkerwijs vertalen in een claim op het eigen vermogen. Aan het eind van de dag ben ik verantwoordelijk voor het eigen vermogen. Hoe je het ook wendt of keert, het komt altijd weer bij mij uit. Dat is overigens een ervaring die ik op meerdere dossiers heb. 

Nog even tegen mevrouw Strik: ik ben op dit moment in onderhandeling met de Raad voor de rechtspraak over de jaren 2017-2019. Mijn insteek is om daar op een goede manier met hem uit te komen. Dat is uiteraard in het belang van de rechtspraak, maar ook in dat van de rechtsstaat. 

De heer Ruers gaf in het vorige debat aan dat de rechtspraak in zwaar weer zit; er zou onrust onder de rechters zijn. Dat heeft te maken met de verbestuurlijking van de rechtspraak, waarop de heer Ruers in het vorige debat wees. Ik denk dat duidelijk is dat er onrust is onder rechters. Daarom neem ik hun zorgen zeer serieus. Om die reden heb ik extra middelen toegekend voor 2016 en volgende jaren. De mening van de heer Ruers dat de rechtspraak door de bodem zou zijn gezakt, onderschrijf ik niet. Dat beeld herken ik niet. Ik denk dat daar heel hard en kwalitatief hoogwaardig wordt gewerkt. Daarmee heb ik ook antwoord gegeven op vragen van mevrouw Duthler over extra middelen voor de rechtspraak. 

De heer Ruers en mevrouw Duthler vroegen naar het idee om de rechtspraak uit de begroting van V en J te halen. Dat is een idee dat ook in het debat in de Tweede Kamer aan de orde is gekomen. Daar heb ik schriftelijk op gereageerd, naar aanleiding van publicaties in het NJB en Ars Aequi. Ook de minister van Financiën heeft daar vragen over beantwoord in het kader van de Comptabiliteitswet. Ik heb toen gezegd dat daarin een brede afweging moet worden gemaakt. De Tweede Kamer heb ik dan ook na het zomerreces een brief over dit onderwerp toegezegd. Die brief zal ik graag ook aan deze Kamer toesturen. Daarbij heb ik wel de opmerking gemaakt dat het maar zeer de vraag is of een organisatie als de rechterlijke macht erbij gebaat is om niet meer onder de verantwoordelijkheid van één vakminister te vallen. Ik ben verantwoordelijk voor de rechtsstaat en de rechtspraak. Mijn inzet is om in debatten zoals dit daarover volledige verantwoording af te leggen. Als je daarentegen een soort Hoog College van Staat wordt, met een eigen begroting, wie zet zich dan nog in voor de begroting? Dat is toch wel een punt waarover we eens, als de brief er is, met elkaar van gedachten moeten wisselen. 

De heer Ruers (SP):

Ik vind het interessant dat de minister iets zegt over zijn verantwoordelijkheid. Anderhalve maand geleden was er in De Rode Hoed een debat over de staat van de rechtsstaat, waarbij dat aspect naar voren kwam. De voorzitter van de Raad voor de rechtspraak zei daarbij: je moet dat niet zelfstandig doen. De Hoge Raad en de Raad van State hebben dat overigens wel gedaan. Toen merkte de heer Corstens, oud-president van de Hoge Raad, op: wij hebben dat inderdaad keurig gedaan en we zijn er zeer tevreden mee. De Hoge Raad heeft geen problemen met het bestuur. De Hoge Raad onderhandelt met de minister over het budget, wat heel goed uitkomt. Dan blijven ze buiten de jaarlijkse kaasschaafmethodes of nog erger, als er ergens geld moet worden gevonden bij Justitie. Zou dat geen oplossing zijn voor de hele rechtspraak? 

Minister Van der Steur:

Bij Justitie zeker, maar dan ontstaat dezelfde problematiek bij het ministerie waar ze dan onder vallen, namelijk BZK, zij het dat het dan gaat om een reeks van hogere colleges van Staat die niet noodzakelijkerwijs vallen onder de verantwoordelijkheid van de desbetreffende vakminister. Maar dit is een debat dat goed is om te voeren. Ik dacht dat de Algemene Rekenkamer er ook iets over heeft gezegd. Hierover zullen we een brief aan de Kamer sturen. 

Mevrouw Duthler vroeg naar de ICT van de politie. De omvang van het ICT-budget voor 2016 is op het niveau zoals in het P&M-onderzoek is geadviseerd. Dat is een-op-een hetzelfde. Zoals in het rapport is aangegeven, is voor het budget mede bepalend hoeveel ICT-verandering de organisatie kan absorberen. Het blijft dus nodig om keuzes te maken. In de lijn van de herijking ligt de prioriteit bij projecten waardoor de basis op orde komt. Een ding is zeker: de erfenis van de 26 oude korpsen is nog niet helemaal opgeruimd. Verdere efficiency is mogelijk en nodig. De ruimte die hierdoor ontstaat, is hard nodig om verder te kunnen innoveren. 

Over het thema asiel heeft mevrouw Strik gevraagd, wat mijn standpunt is over het voorstel om al tijdens de asielprocedure met integratie te starten. Dat is de verantwoordelijkheid van collega Asscher. Ik ben uiteraard graag bereid, de hoofdlijnen van het kabinetsbeleid op dit punt met de Kamer te delen. Succesvolle participatie is daarbij uitgangspunt, evenals het leren van de taal. Zo snel mogelijk na vergunningverlening wordt daarmee gestart. Dan start ook het inburgeringstraject. Vrijwilligerswerk wordt gezien als een belangrijk onderdeel. Bij de koppeling van statushouders aan gemeenten wordt rekening gehouden met opleidings- en beroepsachtergrond. De vergunningverlening wordt waar dat kan versneld en de wachttijd wordt verkort. Het kabinet streeft daarmee naar snelle integratie. 

Mevrouw Strik heeft gevraagd, waarom het OS-geld wordt gebruikt voor asieluitgaven en waarom de asielreserve wordt gevuld met geld uit de ODA-middelen. Afgesproken is dat donorlanden binnen OESO-DAC en binnen eigen landsgrenzen asielzoekers uit de ontwikkelingslanden opvangen. De hiervoor gedurende de eerste twaalf maanden van het verblijf gemaakte kosten kunnen meetellen als ODA-uitgaven. De ODA-berekening gaat uit van instroom van asielzoekers. Om de opvang in het tweede jaar te kunnen bekostigen, wordt een deel van de ODA-toerekening via de asielreserve meegenomen naar het volgende jaar. 

Mevrouw Strik vroeg naar de termijn, waarbinnen de IND beslist. De IND investeert fors, wat ook kan met het extra geld dat verkregen is. Dat gebeurt via het vergroten van de productie. De wachttijd voor de eerste aanvraag is gelukkig teruggelopen naar vier à vijf maanden; die wachttijd lag op zeven maanden. Als de huidige relatief lage instroom aanhoudt, wat nog niet gegarandeerd is, is de doelstelling dat voorraad en wachttijd in september op een normaal niveau liggen. Dat betekent dan ook dat uiterlijk binnen een maand na binnenkomst de start van de procedure kan plaatsvinden. 

Mevrouw Strik vroeg naar de ratificatie van de drie protocollen. Dat is een belangrijk onderwerp, zeker in het kader van de begroting, zeg ik met een glimlach. Ik zeg dat vaker, maar we kijken serieus naar de implicaties van ratificatie. Dit duurt inderdaad wel erg lang. Ik ben voornemens om haar in ieder geval ten aanzien van het protocol waarover wij het eerder hadden — het protocol inzake burgerlijke en economische rechten, dat al ondertekend is — snel te informeren over het beoogde tijdpad. 

Mevrouw Strik (GroenLinks):

Ik had het idee dat we de vorige keer tijdens de begrotingsbehandeling al een stapje verder waren gekomen. Toen gaf u aan dat u ervoor zou zorgen dat het wetsvoorstel nog dit jaar zou worden ingediend bij de Tweede Kamer. Vandaar mijn vraag of er al een adviesaanvraag ligt. Nu vertelt u mij dat u op termijn deze Kamer zult informeren over het tijdpad. Dat klinkt toch een beetje als het zetten van een paar stappen terug in de tijd. 

Minister Van der Steur:

Het is hetzelfde, want ik weet wat ik heb toegezegd. Maar ik vind ook dat mevrouw Strik moet weten wat daarvan de planning is. Die ben ik nu aan het ophalen. Zij weet misschien dat ik 360 wetsvoorstellen in behandeling heb, met een relatief kleine afdeling. We moeten goed bekijken wanneer we dat kunnen inpassen. Dat gaan we ook doen. Daar zal ik de Kamer over informeren. Mijn insteek is om dat dit jaar naar de Kamer te sturen. 

Mevrouw Strik (GroenLinks):

Wanneer krijgen we die brief? 

Minister Van der Steur:

Dat lukt me niet meer voor het reces, dus dat wordt in of na het reces. 

Mevrouw Bikker stelde een vraag over de modernisering van het Wetboek van Strafvordering. Zij vroeg of het wel verstandig is, in deze situatie die modernisering op de bokkenwagen te zetten. 

In de eerste plaats is modernisering van het wetboek hoogst noodzakelijk om de kwaliteit en de prestaties van de strafrechtketen te verhogen. Processen moeten worden gestroomlijnd en het werk van organisaties in de keten moet worden verlicht. Een voorbeeld daarvan is de vereenvoudiging van het voorbereidend onderzoek. Zo kan het nieuwe wetboek bijdragen aan een vermindering van de administratieve lasten en aan kortere doorlooptijden. Vanuit het Openbaar Ministerie en de rechtspraak wordt er dan ook sterk op aangedrongen om dat project zo snel mogelijk voort te zetten. We zijn er al sinds 1998 mee bezig. In 2004 hebben we afspraken gemaakt over de wijze waarop we het zouden gaan invullen. We hebben toen de fundamenten neergelegd. Ik ben daar blij mee en ik probeer dit project met veel enthousiasme zo snel mogelijk af te ronden. 

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):

Ik snap dat dat noodzakelijk is, want het is een oud wetboek en er is het nodige aan te wijzen wat beter zou kunnen, maar de organisatie die daarmee werkt, de politie, heeft al heel veel voor haar kiezen gekregen. Hoe gaat de minister borgen dat het in de uitvoering goed gaat landen? Hoe gaat hij ervoor zorgen dat de mensen die ermee moeten werken, er daadwerkelijk iets aan hebben in plaats van dat we hier in Den Haag allemaal dingen gaan doen waarvan we denken dat ze goed zijn? Het gaat er immers om dat die dingen op straat gaan werken. 

Minister Van der Steur:

Ik complimenteer mevrouw Bikker met deze opmerking, want dat is inderdaad een heel belangrijk punt. Ik zal een heel simpel voorbeeld geven. Elke jurist kent de terminologie van een verdachte in de zin van artikel 27 van het Wetboek van Strafvordering. Het is zeer goed mogelijk dat alleen al het wijzigen van het artikelnummer een enorme impact heeft op de politieorganisatie, niet alleen ten aanzien van formulieren maar bijvoorbeeld ook voor de opleiding en de herkenbaarheid. Omdat wij ons dat realiseren, zeggen wij dat dat wetgevingstraject zo snel en zo zorgvuldig mogelijk vormgegeven moet worden. Ik waardeer het dan ook zeer dat ook deze Kamer heeft gezegd dat zij het in ieder geval overweegt om daar een bijzondere griffier voor aan te stellen. Het zou natuurlijk enorm helpen als beide Kamers dat inderdaad doen. Ik meen dat de Tweede Kamer daar al toe heeft besloten, maar ik weet niet hoe het hier nu staat. We hebben in elk geval gezegd dat we de implementatie heel zorgvuldig moeten doen met impactassessments en een termijn van ongeveer vijf jaar, want dan is het op een zorgvuldige manier te doen en kun je ook de implicaties voor de organisatie in kaart brengen. 

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):

De vorming van de nationale politie is nu uitgesteld of uitgesmeerd. Welke impact heeft dat? Kan de minister daar op een later moment op terugkomen? Dat mag ook schriftelijk. 

Minister Van der Steur:

Daar hoef ik niet schriftelijk op terug te komen, want dat weet ik heel precies. De reorganisatie is in die zin uitgesmeerd dat we minder tegelijk doen, maar dat we de belangrijke dingen eerst doen. De personele reorganisatie is bijna afgerond. De cao is in orde. Het op orde brengen van de basis is de komende twee jaar een absolute prioriteit. Het herverdelen van de capaciteit van politiemensen over eenheden gaat plaatsvinden op het moment dat iedereen zijn plaatsingsbesluit heeft. Dat is natuurlijk van groot belang. Daar vraagt het lokaal gezag ook om. Dat is dus onze prioriteit. Nadat de wetboeken beide Kamers gepasseerd zijn, zal er nog vijf jaar nodig zijn om een en ander op een zorgvuldige manier in de praktijk te brengen. Ik denk dus dat het einde van dat traject pas over zeven jaar zal zijn bereikt. 

Laat ik ten slotte nog één keer heel duidelijk maken waar ik voor sta. Vanaf de dag dat ik ben begonnen als minister van Veiligheid en Justitie heb ik langs drie lijnen geopereerd om mijn begroting op orde te brengen. De eerste lijn is het vaststellen van de uitdagingen. Ik heb daar onderzoek naar laten doen. In de gevallen waarin er al onderzoek was gedaan, heb ik dat laten valideren om vervolgens de cijfers op tafel te hebben. De tweede lijn is het ervoor zorgen dat die problematiek adequaat, meerjarig en structureel wordt opgelost. Dat is mij niet op alle terreinen helemaal gelukt, nog niet. Mijn inzet is om een en ander voor 2016 op te lossen. Voor zover de problematiek resteert zal ik dat eventueel bij de Najaarsnota doen. Daar waar dat binnen de financiële kaders kan, zoals de heer Engels terecht heeft opgemerkt, zal ik mij daar maximaal met veel enthousiasme en spitsvondigheid voor inzetten. Mijn inzet voor de jaren 2017 en de daaropvolgende jaren is om ook dan te zorgen voor een structurele dekking van de uitdagingen die er liggen. 

De voorzitter:

We zijn toegekomen aan de tweede termijn van de Kamer. Ik geef daarin als eerste het woord aan de heer Rombouts. 

De heer Rombouts (CDA):

Voorzitter. Dat was ineens een snel einde van deze repliek. Ik dank de minister voor zijn beantwoording. In de eerste termijn heb ik gezegd dat de CDA-fractie worstelde met de vraag of zij voor of tegen dit voorstel en deze begrotingswijziging zou stemmen, maar dat was natuurlijk niet echt waar. Je kunt immers niet anders dan voor het voorstel stemmen, want je zou de politie en anderen geld onthouden als je dat hier niet in meerderheid zou doen. Wij werden echter ook niet vrolijk van de inhoud van deze begrotingswijziging. Wij zijn daar zelfs een beetje teleurgesteld over als het gaat om die drie onderdelen, die drie pijlers van onze rechtsstaat en van onze strafrechtketen. 

Ik koos er daarom in de eerste termijn voor om de minister de kans te geven om zijn meerjarenvisie op tafel te leggen. In het interruptiedebatje is al duidelijk geworden dat we het daar niet over eens zijn. De minister heeft mij er ook niet echt van kunnen overtuigen dat hij een visie heeft op de wijze waarop het in de komende vijf jaar moet gaan. Ik geef hem oprecht in overweging om de komende maanden te benutten om een legacy achter te laten voor de volgende kabinetsperiode en om er zelf in de eerste tranche voor 2017 een begin mee te maken. Ik denk dat dat is wat deze Kamer wil. Zoals collega Engels zei, moeten er op korte termijn nog een paar heel scherpe knelpunten worden opgelost. Dat gaat niet om grote bedragen; die hebben wij daarbij ook niet op het oog. Daarnaast moet de analyse plaatsvinden waarop collega Bikker en ik doelden in onze bijdrage. Laten we nu eens bekijken hoe je er in een periode van vijf jaar voor kunt zorgen dat de politie, het Openbaar Ministerie en de rechtspraak op orde komen, zodat zij werkelijk dat kunnen doen wat wij van hen mogen verlangen. 

De heer Engels (D66):

Voorzitter. Ik dank de minister voor zijn uitvoerige beantwoording. Ik stel dat op prijs. Ik zal het maar eerlijk zeggen in deze fase van het tweede debat dat wij voeren over de begroting: het is wel een beetje gegaan zoals ik het niet had gehoopt, maar wel had gevreesd. De minister en de Kamer zitten ook vandaag niet helemaal op één lijn, zo veel is duidelijk. Naar mijn smaak is de minister te terughoudend. Laat ik nog wel één positieve opmerking maken. De minister benadrukt dat er heel belangrijke stappen zijn gezet. Miljarden zijn gepasseerd. Die hulde komt hem toe; daar wil ik niets aan afdoen. 

Daarmee is het verhaal echter niet uit, want vervolgens heeft de minister erkend dat er ook in het lopende begrotingsjaar sprake is van tekorten. Hij beschouwt die echter niet als risico's, omdat die tekorten kennelijk uit het eigen vermogen van het Openbaar Ministerie en de rechtspraak zouden kunnen worden opgehoest. Dat is voor mijn fractie echter absoluut geen aantrekkelijk perspectief. Ik heb ook niet de indruk dat wij de keten daarmee serieus nemen. Het gaat hier immers om een essentiële rechtsfunctie in een belangrijke periode in de samenleving, waarbij die samenleving er ook baat bij heeft dat het rechtsbedrijf goed functioneert en dan is dit niet het goede signaal. Dat is het niet voor het Openbaar Ministerie en de rechtspraak zelf en evenmin voor de politie. Wanneer je verplichtingen oplegt om uit het eigen vermogen tekorten te dekken, blijven de geïdentificeerde risico's eigenlijk in de begroting bestaan. Dat is precies wat wij niet willen in deze Kamer. 

De minister geeft er opnieuw vurig blijk van dat hij in grote mate bereid is om een inspanningsverplichting aan te gaan. Dat kan ik zeker waarderen. Er zijn heel veel dingen die wij met elkaar kunnen wisselen in de waarderende sfeer, maar ik moet heel eerlijk zeggen dat de minister na het debat dat wij in december hebben gehad, zijn kans heeft verspeeld om te kunnen vertrekken met de toezegging dat hij een maximale inspanning kan verrichten. Toen hebben wij gezegd "oké, u bent strijdvaardig, u gaat die inspanningen aan en wij vertrouwen daarop", maar de uitkomst is buitengewoon teleurstellend geweest. Daarom zal de Kamer nu waarschijnlijk niet opnieuw zeggen: wij geven u een kans om met een inspanningsverplichting alsnog te proberen om in de Najaarsnota iets te regelen. Het risico is dan natuurlijk dat we bij de behandeling van de Najaarsnota hetzelfde verhaal krijgen als nu bij de behandeling van de Voorjaarsnota. Dan zijn de rapen gaar, want dat betekent dan dat we al voorgesorteerd staan voor een nieuwe behandeling van de begroting voor 2017. Dat wil ik eigenlijk voorkomen. Wij kunnen hier niet jaar na jaar op deze manier over de Justitiebegroting praten. Het gaat hier om essentiële staatsfuncties. Na één jaar moet het helder zijn. Dan is het uit en klaar. Dan moeten we het hebben geregeld en moeten we kwaliteit gaan leveren. 

Wij vragen dus nadrukkelijk om een resultaat. Ik heb bewust geen bedragen willen noemen — dat doe ik ook nu niet — hoewel die wel gepasseerd zijn. Ik wil de minister niet fixeren op zo'n bedrag. Het is van belang voor de mogelijke agendering van de begroting voor 2017 dat er in de najaarsnota niet met het bedrag 0 wordt teruggekomen, om het heel simpel te formuleren. Wij krijgen signalen. De minister krijgt die ook, maar interpreteert die kennelijk anders. Een aantal woordvoerders heeft hier heel uitvoerige analyses laten passeren over waar de knelpunten zitten bij het OM, bij de politie en de rechterlijke macht. Die signalen hebben wij ook. Ik denk dat het onmogelijk is om vol te houden dat we die gewoon kunnen negeren omdat we het in een goed gesprek kunnen oplossen. Die tijd is voorbij. 

Omdat ik vind dat de minister te terughoudend is geweest en ik nu in tweede termijn spreek, dien ik opnieuw een motie in om de minister — laat ik dat toch oprecht zeggen — een steun in de rug te geven. Zo kan hij deze keer, wanneer hij in gesprek gaat in het kabinet en in de ministerraad — ik zeg dat ook zeker in de richting van de minister van Financiën — en aan de minister van Financiën duidelijk maken dat het het zeer foute antwoord zal zijn wanneer er weer een verhaal terugkomt in de trant van "ik heb het gehad met dat geklaag uit het rechtsbedrijf". Met deze motie in de hand kan de minister zeggen: wij als kabinet kunnen dit niet doen; wij zullen naar de Eerste Kamer moeten gaan met een ander verhaal dan het verhaal over klagen enzovoorts. 

De voorzitter: 

Door de leden Engels, Strik, Diederik van Dijk, Bikker, Ruers, Backer, Rombouts en Van Bijsterveld wordt de volgende motie voorgesteld: 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

onverminderd van oordeel dat in de begroting van het ministerie van Veiligheid en Justitie voor 2016 de risico's voor mogelijke tekorten en achterblijvende prestaties bij rechtspraak, OM en politie tot een minimum moeten worden gereduceerd; 

verzoekt de regering, met genoemde ketenpartners te inventariseren welke de meest noodzakelijke maatregelen zijn om aan de meest noodzakelijke financiële problemen nog dit jaar tegemoet te komen en daaraan vervolgens bij de Najaarsnota met behulp van financiële instrumenten als onderuitputting, kasschuif of herschikking van middelen tegemoet te komen, en de Kamer daarover te berichten, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

Zij krijgt letter C (34485-VI). 

De heer Engels (D66):

Daarmee ben ik klaar, voorzitter, zoals u zult begrijpen. 

Mevrouw Strik (GroenLinks):

Voorzitter. Ik dank de minister hartelijk voor de beantwoording. Ook van mijn kant komt er een hartenkreet: de rechtsstaat is nu eenmaal afhankelijk van het vakmanschap dat de justitiële keten kan leveren. Die moeten we koesteren en voldoende faciliteren. Het is net alsof we het nu over de huidige problemen hebben, maar de problemen van nu zijn ook het resultaat van het feit dat er al jarenlang is ingeboet op de reserves en de kosten van deze keten. Dit is feitelijk het resultaat waarmee we te maken hebben. Op een gegeven moment is er geen reserve, geen buffer meer en dan is het op. Dan gaan de burgers ook merken dat het schuurt. Dan kan de keten de prestaties niet meer optimaal leveren. 

Dat moet deze minister aan het hart gaan, maar ik bemerk een toch wat ambigue houding van hem naar aanleiding daarvan. Aan de ene kant onderkent hij de problemen. Hij deed dat bij de afgelopen begrotingsbehandeling en hij doet dat nu ook weer een beetje. Aan de andere kant wuift hij het ook weer weg en zegt hij: het gaat maar om kleine bedragen ten opzichte van het hele bedrag; bovendien vullen we de tekorten uiteindelijk toch zelf aan, dus waar hebben we het over? Dat is een houtje-touwtjehouding en een manier van een begroting vullen die heel veel onzekerheid geven in het veld en die de keten weerhouden van duurzaam investeren. Duurzame investeringen kunnen niet worden gedaan. Helemaal door de eigen reserves heen moeten gaan omdat er geen andere mogelijkheid is, is natuurlijk ook funest voor een gezonde bedrijfsvoering. 

De minister lijkt te willen ontkennen dat de motie-Engels niet is uitgevoerd. Ik hoorde hem namelijk zeggen dat er tenslotte 1,3 miljard euro bij is gekomen. Het is heel fijn dat dit zo is, maar dat is veruit grotendeels voor andere doeleinden bestemd en niet voor de problemen die we bij de begroting vorig jaar hebben gesignaleerd en waarover de motie ging. Ik hoorde de minister ook zeggen dat er extra is geïnvesteerd in de rechtspraak. Ja, dat was vorig jaar al zo. Vorig jaar is al 20 miljoen geïnvesteerd, speciaal voor KEI. Maar we lezen in de Voorjaarsnota dat — en dat is ook zo — er voor dit jaar geen extra geld beschikbaar komt. Ik begrijp uit de lichaamstaal van de minister dat dit niet het geval is. Ik hoor het graag van hem als het anders is, want ik heb de Voorjaarsnota anders gelezen. 

De keten vormt de ruggengraat van onze rechtsstaat, en dat is echt niet overdreven gezegd. Ik denk dat de minister het daarover eens kan zijn met ons. Deze mag dus ook geen speelbal zijn van onderhandelingen. Mijn fractie steunt daarom van harte de motie van de heer Engels. Mocht er ook een motie van mevrouw Bikker langskomen waar het gaat om de duurzaamheid van de financiën, dan zal mijn fractie ook die van harte steunen. 

De voorzitter:

U hebt voorspellende gaven, mevrouw Strik. We zijn benieuwd. 

De heer Engels (D66):

Voorzitter. 

De voorzitter:

Mevrouw Strik, er is nog een interruptie voor u. Mevrouw Strik! 

De heer Engels (D66):

Nee, voorzitter, deze opmerking is niet voor mevrouw Strik. Ik zou niet durven. Ik heb een opmerking over de orde. 

De voorzitter:

Ga uw gang. 

De heer Engels (D66):

Ik heb aan het begin van mijn inbreng in eerste termijn verzuimd — ik denk dat dit wel verschil heeft gemaakt — om te vermelden dat ik tot op het laatste moment mede namens de fractie van de OSF heb gesproken. Dat moet nog even wel in de Handelingen. Excuus daarvoor. 

De voorzitter:

Het is mooi dat u deze helderheid schept, mijnheer Engels. Het maakt een wereld van verschil. 

Het woord is aan mevrouw Bikker. 

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):

Voorzitter. De minister heeft veel gezegd en veel voor het voetlicht gebracht wat er reeds gepresteerd is, maar toch blijft mijn fractie achter met het gevoel dat dit een paradoxaal debat is. Er is een unaniem oordeel van deze Kamer dat het kraakt bij politie, OM en rechtspraak en dat de Voorjaarsnota en de suppletoire begroting niet voldoen. Ook is er een unaniem verzoek om constructief richting de Najaarsnota te gaan. Deze Kamer deed daar ook bij monde van de heer Engels suggesties voor. De minister reageerde echter door op te sommen wat reeds gedaan is. Daarmee blijven de problemen staan. Vervolgens wil hij niet toezeggen dat hij dit helemaal zal regelen bij de Najaarsnota, alleen dat hij zich tot het uiterste zal inspannen. Als de Kamer vraagt om meer, maakt hij het probleem dat zou bestaan en waarvan de Kamer vindt dat het bestaat, weer klein en wijst hij op de vele miljoenen, zo niet miljarden, die bij de verschillende onderdelen in de begroting staan. Het zijn maar tientallen miljoenen. Dat levert toch een wonderlijke situatie op. Ja, de minister heeft een probleem. Nee, hij zoekt zelf wel een oplossing, maar dan precies met het recept dat het afgelopen jaar niet gewerkt heeft. Eerlijk gezegd is mijn fractie er daarom niet van overtuigd dat we nu alleen op basis van die inspanningsbeloften — hoezeer ik de minister wil aanmoedigen om alle inspanningen te plegen die nodig zijn — met een gerust hart de Najaarsnota afwachten. Daarom steunen wij de motie van collega Engels. 

En dan de lange termijn, want over 2016 heb ik het dan gehad. De minister heeft veel verteld over zijn voornemens voor de langere termijn. Tegelijk zullen we ook de begroting moeten afwachten. We constateren dat er meerdere rapporten bestaan, eigenlijk voor alle onderdelen van de strafrechtketen, waarin risico's gesignaleerd worden en waarin benoemd wordt waar de moeilijkheden ontstaan en in welke mate die structureel zijn. Naar de mening van mijn fractie ontbreekt echter een samenhangende analyse van dit kabinet en de beleidsvoornemens die uit dat geheel voort zouden moeten vloeien om deze begroting naar een gezonder niveau te brengen zodat we niet per rapport en op de grootste incidenten reageren. We moeten zorgen voor een duurzaam, rustig financieel beleid. Juist daarom dien ik een motie in, mede namens de collega's van D66, GroenLinks, SGP, SP en CDA. Ik denk dat zelfs de minister van Financiën deze zou moeten waarderen omdat het voorstel in de motie juist een solide begroting brengt. Nou, een minister van Financiën moet gewoon helemaal in de wolken raken door solide begrotingen. Het is van harte een steun in de rug van deze minister om ervoor te zorgen dat de begroting van het ministerie van Justitie voor de komende jaren een solide basis krijgt. 

De voorzitter: 

Door de leden Bikker, Strik, Engels, Diederik van Dijk, Ruers en Rombouts wordt de volgende motie voorgesteld: 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat de suppletoire begroting van het ministerie van Veiligheid en Justitie 2016 enkele financiële risico's wegneemt; 

overwegende dat de Algemene Rekenkamer en verschillende rapporten inzichtelijk hebben gemaakt dat er financiële risico's zijn voor politie, rechtspraak en Openbaar Ministerie die voor 2016 niet geheel worden weggenomen door de suppletoire begroting en structureel ook nog een opgave met zich meebrengen; 

overwegende dat door politie, rechtspraak en Openbaar Ministerie zelf ook nog steeds wordt uitgesproken dat aanvulling van de middelen noodzakelijk is om de operationele sterkte op orde te houden; 

voorts overwegende dat de verschillende onderzoeksrapporten ten aanzien van de bekostiging, de bedrijfsvoering en de benodigde investeringen voor politie, rechtspraak en Openbaar Ministerie de knelpunten benoemen, maar dat een samenhangende analyse en daaruit voortvloeiende beleidsanalyse voor de komende jaren ontbreken; 

verzoekt de regering om bij de begrotingsbehandeling 2017 met een samenhangende analyse te komen ten aanzien van de opgaven waar de verschillende partners in de strafrechtketen en uiteindelijk het ministerie van Veiligheid en Justitie in de komende jaren voor staan en welke beleidsvoornemens hieraan verbonden worden teneinde tot een gezond meerjarig financieel beeld te komen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

Zij krijgt letter D (34485-VI). 

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):

U zult begrijpen dat ik zeer uitzie naar de reactie van de minister. 

De heer Diederik van Dijk (SGP):

Voorzitter. Ach, zei de muis, de wereld wordt iedere dag smaller. Eerst was ze zo breed dat ik er bang van werd. Ik liep door en was er gelukkig mee dat ik eindelijk links en rechts in de verte muren zag, maar die lange muren komen zo snel dichter bij elkaar dat ik nu al in de laatste kamer ben. Daar in de hoek staat de val, waar ik in loop. Je moet alleen de looprichting veranderen, zei de kat, en zij at de muis op. 

Tot zover een van mijn lievelingsauteurs, Kafka. Ik voel mij in dit justitiedebat wel een beetje als die muis, als ik heel eerlijk ben, want of je wilt of niet, je wordt onontkoombaar in een richting gedrongen waardoor je alleen maar "ja" of "voor" kunt zeggen, terwijl je inhoudelijk eigenlijk bij een "tegen" zou willen uitkomen. Ik ben namelijk niet tevreden. Er moet geld bij. We moeten signalen vanuit de rechtspraak, vanuit het OM, vanuit de politie en vanuit het NFI serieuzer nemen dan nu gebeurt. Als ik mijn looprichting verander en aankoers op "tegen", kom ik de kat echter tegen. Ofwel: dan is er helemaal geen extra geld voor de veiligheidsketen. Dat wil ik ook niet op mijn geweten hebben. Zie hier het dilemma waarvoor een eenvoudige fractie zoals die van de SGP zich nu gesteld ziet. We zullen ons in de fractie beraden op ons stemgedrag. 

Ik sluit af, nadat ik vertrekkend college Swagerman vanaf deze plek een heel succesvolle periode bij Qatar Airways heb toegewenst. 

De heer Ruers (SP):

Mevrouw de voorzitter. Ik bedank de minister voor de uitgebreide en eloquente beantwoording. Zoals altijd waren het heel veel woorden. Ik heb geprobeerd om uit die woorden iets te halen wat mij gelukkig zou maken. Dat is niet gelukt, want dat zat er gewoon niet in. Ik stel vast dat het niet van vandaag of gisteren is dat wij in de veiligheidsketen en in V en J, op de drie terreinen politie, OM en rechterlijke macht, te maken hebben met financiële problemen. Volgens mij is dat het gevolg van de aanvankelijke opstelling van deze regeringspartijen in den beginne. Door Rutte I en helemaal door Rutte II is een verschrikkelijk grote bezuinigingstaakstelling op het ministerie gelegd. Die laat nu zijn sporen na. Sterker nog: de problemen worden almaar groter en dit wordt niet meer gecompenseerd. Dat is volgens mij de oorzaak van al die problemen, want we zijn voortdurend bezig om geld te vinden om de rechtsstaat overeind te houden. Dat geld is er niet meer; althans, niet voldoende. Wat de minister heeft opgemerkt over wat er allemaal wel is, is heel mooi, maar het gaat erom dat de problemen die er zijn, daarmee niet opgelost worden. Er moet gewoon geld bij, veel geld. De minister doet dat niet. 

Er kan wel gezegd worden dat we toch maar weer het vertrouwen moeten hebben dat de minister het nu weer gaat halen in het najaar, maar ik wijs erop dat we dit debat eind vorig jaar al in de Tweede Kamer hebben gehad. Er zijn toen bij de begrotingsbehandeling drie moties aangenomen. Die zijn aangehouden onder de toezegging van de minister dat hij daar in de Voorjaarsnota iets mee zou gaan doen en dat het dan goed zou komen. Dat was de eerste belofte die niet waar is gemaakt. Toen kwam de belofte naar aanleiding van de motie-Engels in deze Kamer; ook dat was een belofte. Ook toen weer gaven we de minister groen licht, want hij deed de belofte dat hij het zou gaan doen. Weer was dat niet waar. Een paar weken geleden kwam in de Tweede Kamer weer hetzelfde verhaal. Mijn partijgenoot Michiel van Nispen zei toen dat hij zich door de minister belazerd voelde, want er waren wel beloften maar er komt niets. Ook vanavond zegt de minister veel, maar komt er niets substantieels uit. 

De problemen in de samenleving op het gebied van de veiligheidsketen, in de rechtspraak, het OM en de politie, zijn levensgroot. Ik weet dat er vanavond juist door de mensen op die terreinen met argusogen wordt bekeken of er vanavond iets uitkomt wat hun enige hoop geeft, maar dat is er gewoon niet. Er komt weer niets. We moeten weer een belofte van de minister ontvangen. Het gezegde "veel beloven en weinig geven" is bekend. Ik ben niet gek. Ik vind gewoon dat het genoeg is geweest. Ik vind dat de minister niet heeft gepresteerd wat hij had moeten presteren. Hij moet nu niet nog een keer aankomen met een belofte. Ik zal mijn fractie dan ook serieus in overweging geven om volgende week tegen het voorstel tot wijziging van de begrotingsstaten te stemmen. 

Mevrouw Duthler (VVD):

Voorzitter. Ik dank de minister voor zijn antwoorden in eerste termijn. Deze Kamer heeft een niet te negeren statement gemaakt, de VVD-fractie incluis. Ja, er zijn forse extra bedragen naar V en J gegaan. Dat heb ik in de eerste termijn ook aangegeven, maar ook mijn fractie houdt een ambivalent gevoel. Eerlijk gezegd is mijn fractie er nog niet gerust op dat de minister die zorgen over de rechtspraak, het OM en de nationale politie structureel gaat oplossen en dat er een solide financiële basis wordt gelegd. Dat gevoel komt bijvoorbeeld door een antwoord van de minister op een van mijn vragen over de rechtspraak. De minister gaf aan: "Ik heb hiermee de vraag beantwoord van mevrouw Duthler". Ik had het echter niet over de onrust binnen de rechtspraak maar over de onrust bij rechtzoekenden. De heer Scheltema had het in zijn eerste termijn in het KEI-debat heel mooi over de responsieve rechtsstaat, waarin burgers merken dat de rechtsstaat er voor hen is. Ik zou zo graag van de minister horen dat hij dat deelt, ziet en serieus neemt. Mijn fractie blijft dus nog met dat ambivalente gevoel zitten. 

De meerjarenvisie waarover collega Rombouts het had en die ook door collega Bikker is voorgesteld, klinkt heel sympathiek met het oog op beginnen met het creëren van een solide basis voor de toekomst. Ik moet daarover nog overleg voeren binnen mijn fractie, maar ik kan mij voorstellen dat dit een eerste stap is op weg naar solide rechtspraak, een solide politie, een solide OM en een solide rechtsstaat. 

Nadat ik dit heb gezegd en nadat wij over zo veel fundamentele zaken met elkaar hebben gesproken, heb ik toch nog een vraag over een detail, waar ik heel benieuwd naar ben. Dat betreft de ICT bij de politie. Ik zou zo graag willen weten waaraan die 600 miljoen wordt besteed. Is dat alleen aan software? Of is dat ook aan systeemontwikkeling, aan onderhoud, aan personeel en aan spullen? Ook daarover zou ik graag een beter gevoel willen krijgen. Wil de minister mijn fractie, de Kamer, voorzien van een nadere specificatie van waar we het eigenlijk over hebben? 

Ik wacht heel graag de antwoorden van de minister in tweede termijn af. 

De voorzitter:

Ik vraag aan de minister of hij in de gelegenheid is om direct te antwoorden. Dat is niet het geval. We schorsen de vergadering tien minuten. 

De vergadering wordt van 21.00 uur tot 21.10 uur geschorst. 

Minister Van der Steur:

Voorzitter. Laat ik, voordat ik begin met de beantwoording van nog een enkele vraag en de beoordeling van de moties, ook vanuit mijn plaats de heer Swagerman bijzonder veel succes toewensen in zijn nieuwe functie. Het is natuurlijk verdrietig dat hij de Eerste Kamer zal verlaten, maar hij zal ongetwijfeld een belangrijke rol spelen in de verdere uitbreiding van de democratie in het land waar hij gaat werken. Laat ik daaraan toevoegen dat ik de heer Swagerman in mijn vorige hoedanigheid heb leren kennen — ik was toen lid van de Tweede Kamer en hij van de Eerste Kamer — en dat we toen al een zeer goede samenwerking hadden. Ook in het afgelopen jaar heb ik altijd op hem kunnen rekenen. Ik wil hem daar graag zeer hartelijk voor danken, mede namens het kabinet. 

Uit de bijdragen in de tweede termijn van de Kamer is mij duidelijk geworden dat de woordvoerders mij meer dan aanmoedigen, dat zij mij meer dan een steun in de rug willen geven, maar vooral ook dat zij een duidelijk signaal willen afgeven over hoe zij vinden dat er niet alleen in het komend jaar maar ook verder in de toekomst met de begroting van Veiligheid en Justitie moet worden omgegaan. Dat is uiteraard consistent met de eerdere debatten die we hierover hebben gevoerd, maar het sluit ook aan bij mijn inzet. Natuurlijk kunnen we ervan vinden wat we ervan vinden — dat gun ik de Kamer ook, dat mag ook en sowieso zijn de verhoudingen ook zo — maar tegelijkertijd kan er geen twijfel over bestaan dat het enige wat ik vanaf het moment dat ik in deze functie ben begonnen, voor ogen heb, is dat de financiering van de belangrijke activiteiten onder mijn verantwoordelijkheid niet alleen voor het huidige of het komende jaar maar ook voor de jaren daarna deugdelijk is. Dat is de inzet. Daar sta ik voor. Dat heb ik in de afgelopen maanden ook vormgegeven. Ik vind zelf dat ik aantoonbaar een ontzettende hoeveelheid extra mogelijkheden binnen mijn begroting heb gekregen. Ik ben echter ook realistisch en stel de zaken niet mooier voor dan ze zijn. Misschien herkent de Kamer dat ook wel. Er is in 2016 nog echt wel wat te doen. Ik beschouw de motie van de heer Engels c.s. als een belangrijke steun in de rug om daarmee verder te gaan. Ik zal dat zo meteen nog nader duiden. 

Ik kom op nog een enkele vraag. Mevrouw Strik zei: er is geen extra geld gekomen voor de rechtspraak. Dat is er wel gekomen. Ik heb dat in eerste termijn uitgelegd. Er is in totaal 861 miljoen aan intensiveringsgelden ten behoeve van de asielketen aan mijn departement verstrekt. Daarbovenop is nog een bedrag van 14 miljoen beschikbaar gekomen voor de rechtspraak, samenhangend met asiel, alsook 14 miljoen voor de rechtsbijstand, eveneens samenhangend met asiel. Die twee bedragen zijn dus bedragen boven op de bedragen die al voor de rechtspraak en voor rechtsbijstand in de begroting stonden. Sowieso is er dus bij de Voorjaarsnota respectievelijk de suppletoire begroting weer een extra investering gedaan in de rechtspraak en de rechtsbijstand. 

Mevrouw Strik (GroenLinks):

Dat klopt, maar in mijn tweede termijn refereerde ik juist aan de vorig jaar gedane belofte om bij de Voorjaarsnota te komen met substantiële middelen om de knelpunten aan te pakken. Dat had geen betrekking op de hogere asielinstroom, waarvoor weer extra middelen moesten worden gevonden. Het is dus waar, maar het lost niet het probleem op waar we het vorig jaar december over hadden en waar we het ook vandaag weer over hadden. 

Minister Van der Steur:

Mevrouw Strik zal mij toestaan dat ik het dan ook andersom aan haar voorleg: als ik het niet zou hebben geregeld, dan was er een probleem ontstaan van 14 miljoen. Het is dus wel degelijk hetzelfde. We hebben in de Voorjaarsnota vastgesteld dat er een probleem is met de taak van de rechtspraak in de asielketen. Dat probleem heb ik opgelost. Dat knelpunt is opgelost. Als ik dat niet voor elkaar had gekregen, dan had ik een extra knelpunt van 14 miljoen voor de rechtspraak. Nu heb ik door de investeringen in het najaar, bij de begroting, en door deze reservering geen knelpunten. 

Mevrouw Strik (GroenLinks):

Dat klopt. Het is niet gek dat bij extra aan de rechterlijke macht toebedeelde taken extra budget wordt gealloceerd, maar dat lost de structurele problemen die we hier vorig jaar december en vandaag weer hebben besproken, helemaal niet op. Natuurlijk was het probleem anders groter geweest, maar het probleem dat we vorig jaar december constateerden, is niet kleiner geworden. 

Minister Van der Steur:

Daarvan zeg ik: de problemen die ik in december heb geconstateerd, heb ik opgelost met de begroting voor 2016 en met een structurele bijdrage voor de latere jaren, met name voor KEI, waarover we vanmiddag een debat hebben gevoerd. Verder zoek ik de structurele oplossingen bij de Miljoenennota en de begroting voor 2017. 

De heer Rombouts heeft mij uitgedaagd om de komende maanden te gebruiken om een legacy achter te laten. Die uitdaging ga ik graag aan. Ik werk al hard aan een bepaalde legacy, maar ik wil graag ook nog een andere. Ik zal die uitdaging met vreugde aangaan. Ik hoop dat dat zal leiden tot het gewenste resultaat. 

Ik kijk nu even of ik verder nog specifieke vragen moet beantwoorden. Ook mevrouw Bikker heeft diezelfde steun in de rug expliciet uitgesproken. 

Tegen de heer Van Dijk zeg ik dat ik heb gezocht naar een even spitsvondige reactie op zijn citaat uit Kafka. Ik moet toegeven dat de tien minuten die ik had gewoon te kort waren. Ik leg het moede hoofd in de schoot. Ik krijg het niet voor elkaar om daar overheen te gaan. Ik complimenteer hem dus met zijn bijdrage. Ik heb hem ook al bedankt voor het feit dat hij in eerste termijn de namen van twee willekeurig gekozen Nederlanders heeft genoemd. Die zijn aan de Handelingen toegevoegd. Ik ben daar verguld mee, zo mag ik wel zeggen. 

De heer Ruers en ik blijven het niet helemaal eens over de analyse van elk van ons over wat er nodig is voor de rechtspraak, het Openbaar Ministerie en de politie. Los van het feit dat ik niet verbloem dat er uitdagingen zijn, heeft de heer Ruers een ander beeld van de situatie zoals die is dan ik. Mijn inzet is, zoals ik ook al heb gezegd, om langjarig ervoor zorg te dragen dat we de problematiek die er is, effectief oplossen. Dat mag men ook van mij verwachten. Daar zet ik mij ook volledig voor in. 

Aan mevrouw Duthler bevestig ik dat ik natuurlijk de zorgen, zo die er zijn, van rechtzoekenden volledig deel. Zij heeft ook gevraagd naar een nadere onderbouwing van de ICT-portefeuille. Ik verwijs haar graag naar pagina 52 tot en met 62 van het rapport van het P&M-onderzoek van PwC. Ik merk even op dat een onderdeel van het totale bedrag van bijna 600 miljoen betrekking heeft op de kosten voor het personeel, de verbindingen en de automatisering, de huisvesting, de opleiding en vorming, de operationele activiteiten en het beheer van de ICT-portefeuille. Daarnaast zal mevrouw Duthler ook het een en ander kunnen vinden in de begroting van de nationale politie, die haar uiteraard bekend is. 

Mevrouw Duthler (VVD):

Is dat rapport openbaar, want dan kan ik er zelf kennis van nemen? 

Minister Van der Steur:

Vanzelfsprekend. Zeker. Het hoorde bij de stukken die u hebt gekregen voor de begrotingsbehandeling van 2016. 

Mevrouw Duthler (VVD):

Het rapport van PwC, PricewaterhouseCoopers? 

Minister Van der Steur:

Ja. Het is het zogenaamde P&M-onderzoek waarmee ik de uitdagingen van de nationale politie in kaart heb laten brengen. 

Mevrouw Duthler (VVD):

Ik kijk even naar mijn collega's, maar ik heb het niet aangetroffen. Is het veel moeite voor de minister om het alsnog na te sturen? 

Minister Van der Steur:

Nee, dat is geen enkel probleem; ik doe dat met vreugde. 

Dan kom ik bij de moties. Ik heb al gereageerd op de motie van mevrouw Popken van de PVV-fractie. Ik heb die motie ontraden. Gegeven het debat is er geen aanleiding geweest voor de indiener om de motie in te trekken, dus ik ga ervan uit dat de motie er nog steeds is. 

In de motie-Engels c.s. op letter C vraagt de heer Engels om voor 2016 te inventariseren welke de meest noodzakelijke maatregelen zijn om aan de meest noodzakelijke financiële problemen nog dit jaar tegemoet te komen. Vervolgens suggereert hij om bij de Najaarsnota met behulp van enkele spitsvondigheden zoals onderuitputting, een kasschuif of herschikking van middelen hieraan tegemoet te komen. Ik moet opmerken dat herschikking van middelen altijd ten koste gaat van iemand die er tot op dat moment nog op rekende dat hij ze zou krijgen. Dit is bij de Najaarsnota erg lastig, omdat de meeste middelen al zullen zijn uitgegeven. Er geldt weer wel dat als er sprake is van onderuitputting, de herschikking kan plaatsvinden. Ik wil er realistisch in zijn. Ik beschouw de motie als een steun in de rug om de gesprekken met de ketenpartners — deze zijn het Openbaar Ministerie, de nationale politie en de rechtspraak — verder voort te zetten. Verder zal ik binnen de bestaande mogelijkheden bekijken wat ik bij de Najaarsnota kan doen, inclusief het benutten van reserves die er zijn, zoals het eigen vermogen. Als de heer Engels het met mij eens is dat ik de motie zo uitleg en haar als ondersteuning beschouw, laat ik het oordeel erover aan de Kamer. 

De heer Engels (D66):

Ik ben het helaas niet helemaal met de minister eens. Het is opnieuw een steun in de rug, dat was de vorige motie ook. Ik heb aangegeven dat bij deze motie, gelet ook op de steun die ik bij een breed deel van de Kamer opnieuw vermoed, er meer van de minister mag worden verwacht dan dat hij, met de steun in de rug van de senaat, zijn best gaat doen richting de ketenpartners. Dat is goed. Wij hebben gevraagd of hij die gesprekken aangaat en wij gaan daar niet tussen zitten. De motie is vooral bedoeld, meer dan als een steun in de rug, om in het kabinet een ander resultaat te bewerkstelligen dan het resultaat dat hij uit de bespreking van de Voorjaarsnota, met name na overleg met de minister van Financiën, heeft meegenomen. Ik fixeer niet op bedragen, maar het aantal bedragen is hier wel geïdentificeerd in een richting. De uitkomst "nul" zal tot nieuwe problemen leiden, daar wil ik helder in zijn. De minister heeft nu twee keer een steun in de rug gekregen. De eerste keer kregen wij nul op het rekest en dit zullen wij een tweede keer niet appreciëren. Wij verwachten dit keer iets terug. Ik wil het niet te zwaar aanzetten, maar ik neem aan dat de minister begrijpt wat ik bedoel. Als hij zegt dat dit een andere interpretatie is dan bij de eerste motie, kunnen wij nog een heel eind komen. 

Minister Van der Steur:

Wij moeten hier helder in zijn. Ik kan geen toezeggingen doen over financiële middelen waarover ik niet beschik, zo simpel is het. Ik wil wel op alle mogelijke manieren de gesprekken voeren, ook binnen het kabinet. Ik kan echter niet zeggen dat ik dus zal garanderen dat ik niet met nul terugkom. Volgens mij vraagt de heer Engels dit ook niet, want in het begin zei hij heel duidelijk: binnen de mogelijkheden van het jaar 2016, met de aantekening dat je wel met kasschuiven en dat soort zaken kunt werken. Natuurlijk moet je daarvoor ook goed overleg hebben met de minister van Financiën. Ik neem goede nota van het oordeel van de heer Engels, die zegt dat ik een probleem met hem heb als ik met nul terugkeer zónder een goed verhaal. Ik snap dat aan de ene kant. Aan de andere kant kan mijn inzet niet anders zijn dan hij is: gesprekken voeren, realistisch zijn in de perspectieven en het in de volle breedte toepassen van de herschikking van middelen, de kasschuif, de onderuitputting en het bekijken van de eigen reserves en het eigen vermogen om de problematiek zo goed mogelijk op te lossen. 

De heer Engels (D66):

Dit klinkt al weer iets beter. Ik denk dat het de bedoeling en intentie van de Kamer zal zijn, met name richting de minister van Financiën, om het kabinet duidelijk te maken dat het een probleem heeft als het de minister in het najaar naar de Eerste Kamer terugstuurt met het onwenselijke scenario "nul op het rekest". Dat is het punt. Het gaat er ook om dat de minister aan zijn collega's duidelijk kan maken dat dit hem één keer is overkomen en dat dit niet nog een keer kan gebeuren, omdat dan het hele kabinet een probleem heeft; zo zeg ik het even heel scherp. 

Minister Van der Steur:

Ik dank de heer Engels voor de nadere toelichting. Ik neem hier goede nota van en blijf ondertussen ook inzetten op 2017 en volgende jaren. Zelfs al zou het zo zijn dat in 2016, om alle redenen die zich voor kunnen doen, er geen mogelijkheden zijn om uiteindelijk verder te gaan, ligt er wel de vraag hoe het de komende jaren mogelijk zal zijn. Dat moet je ook in perspectief zien. Ik laat het oordeel over deze motie aan de Kamer. 

Ik vervolg met de motie-Bikker c.s. op letter D. Voor de zuiverheid moet ik vaststellen dat de eerste overweging in deze motie juist is en dat de tweede overweging grotendeels klopt, zij het dat ik zelf, op basis van mijn analyses ten aanzien van de rechtspraak en het Openbaar Ministerie, moet vaststellen dat de zorgen voor 2016 voor het Openbaar Ministerie in principe worden weggenomen op basis van het onderzoek, maar dat die als gevolg van tegenvallers er mogelijkerwijs alsnog zijn. Ik heb de heer Engels toegezegd om er met het OM grondig naar te kijken. Hetzelfde geldt in zekere zin ook voor de rechtspraak. Mevrouw Bikker weet dat die problematiek er bij de politie is. Voor de 55 miljoen hebben we in principe een oplossing en ik zal die meenemen in de gesprekken, zoals van mij verwacht mag worden. In de derde overweging wordt verwezen naar onderzoeksrapporten. Ik ben het niet eens met de constatering in die overweging dat er geen samenhangende analyse en geen beleidsanalyse zou zijn voor het komende jaar. Dit is juist wat ik het afgelopen jaar heb gedaan: alle onderzoeken laten doen om te kunnen vaststellen welke uitdagingen er zijn, zodanig dat ze gevalideerd zijn en niet op één rapport blijven hangen. Er is grondig naar gekeken, juist omdat wij vinden dat het belangrijk is om te weten waar je het over hebt. Ik ben zeker bereid om deze motie mee te nemen bij het samenstellen van de analyses die ten grondslag liggen aan de begroting. Dit betekent dat ik de komende maanden nog de mogelijkheid heb om de teksten van de onderliggende onderbouwing voor de begroting vanaf 2017, met deze motie in het achterhoofd vorm te geven, zodat ze voldoen aan de eisen die mevrouw Bikker daaraan stelt. Strikt genomen is de begroting niet anders dan een analyse van de behoefte van de verschillende partners, inclusief de opgaven en beleidsvoornemens die daaraan gekoppeld zijn en die leiden tot een gezond meerjarig financieel beleid. 

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):

De minister begon zo mooi, maar aan het einde van zijn omarming levert hij de begroting in. Ik moet dan blij zijn dat de motie is ingevuld. Dat is net niet de vraag. Ik waardeer de veelheid aan rapporten die de minister heeft laten maken; hiermee is goed inzichtelijk geworden wat de structurele nood is bij de verschillende onderdelen in de strafrechtketen. In deze motie echter wordt gevraagd om de rapporten en de onderdelen niet los van elkaar te behandelen, maar juist naar het geheel te kijken, vervolgens een analyse op te stellen en dan voor meerjarig beleid te zorgen, zodat wij naar een gezonde begroting gaan. Dit is niet alleen maar het werkstukje 2017, maar een breder gravend verhaal, zodat de minister of zijn opvolger bij de volgende kabinetsformatie net iets ruimer in het jasje zit. 

Minister Van der Steur:

Ik denk dat wij daarmee hetzelfde bedoelen. Ik zie de motie niet als een motie die tot concrete financiële verplichtingen zal leiden. In dat geval zou zij gedekt moeten zijn en dat is zij niet. Ik denk dat mevrouw Bikker dat ook niet bedoelt. Ik begrijp wat mevrouw Bikker bedoelt en kan daaraan inhoud geven bij de begroting. Ik moet dan wel de teksten van de begroting herzien om nog meer de samenhang te benadrukken die mevrouw Bikker wenselijk acht. De strafrechtketen als zodanig wordt natuurlijk sowieso integraal bekeken. Misschien weet mevrouw Bikker dat er sinds kort een aparte directeur op mijn departement is aangesteld die alleen maar tot taak heeft om die integraliteit te bewaken. Het gaat om een oud-officier van justitie die aan ons is uitgeleend. De hele strafrechtketen wordt integraal geanalyseerd en bekeken. Dat zal ik ook zijn beslag laten krijgen, indachtig deze motie, in de analyses die ten grondslag liggen aan de begroting voor 2017 en volgende jaren. 

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):

Het is fijn dat de minister denkt dat hij mij goed begrepen heeft. Dat hoop ik ook. Ik ga er nu wel van uit dat het, als deze motie wordt uitgevoerd, echt klaar is met de verhalen van de minister van Financiën dat er wordt gezeurd in de strafrechtketen. Er ligt nu immers een duidelijk verhaal over de problemen die er zijn en over de manier waarop het ministerie die denkt aan te vliegen. Hebben we elkaar zo goed begrepen? 

Minister Van der Steur:

Ik ga natuurlijk niet over de woorden van collega-ministers, maar één ding is zeker: ik denk dat we elkaar goed begrepen hebben en dat we in de verdere analyse en onderbouwing van de keuzes die gemaakt worden in de jaren 2017 en verder, de reflectie van deze motie kunnen laten terugkomen. 

Voorzitter, daarmee ben ik aan het eind gekomen van mijn termijn, onder hartelijke dankzegging aan u en uw Kamer dat wij vandaag zo uitgebreid over deze begroting hebben kunnen spreken. 

Tegen de heer Ruers zeg ik nog dat ik 1,3 miljard redenen kan verzinnen waarom hij zijn fractie zou moeten proberen te overtuigen om voor de suppletoire begroting te stemmen. Er zijn namelijk ook 58.000 asielzoekers die voor hun verzorging en ondersteuning, hun inburgering en hun participatie afhankelijk zijn van de beslissingen die deze Kamer neemt ten aanzien van mijn begroting. Mocht de heer Ruers dus die 1,3 miljard redenen goed vinden, dan zou ik het zeer op prijs stellen als ook de SP-fractie zich voor de suppletoire begroting zou willen uitspreken. 

De beraadslaging wordt gesloten. 

De voorzitter:

Dank u wel. 

Ik kom tot afhandeling van het wetsvoorstel. Wenst een van de leden stemming over het wetsvoorstel? Dat is het geval. Dan stel ik voor om volgende week dinsdag over het wetsvoorstel en over de moties te stemmen. 

Daartoe wordt besloten. 

Naar boven