13 Huisvesten vergunninghouders

Aan de orde is de behandeling van: 

  • - het wetsvoorstel Wijziging van de Woningwet in verband met het tijdelijk uitbreiden van het werkgebied van toegelaten instellingen met het oog op het huisvesten van vergunninghouders ( 34403 ).

De voorzitter:

Ik heet de minister voor Wonen en Rijksdienst van harte welkom in de Eerste Kamer. 

Het woord is aan mevrouw Van Weerdenburg. 

De beraadslaging wordt geopend. 

Mevrouw Van Weerdenburg (PVV):

Voorzitter. De wetswijziging die nu voorligt, heeft tot doel om het mogelijk te maken dat toegelaten instellingen volkshuisvesting, woningcorporaties, met publiek geld dat is bedoeld voor sociale woningbouw, investeringen kunnen doen in panden van derden in het kader van verhuur-, verbouw- en onderhoudswerkzaamheden; dit alles ten behoeve van het creëren van huisvesting voor statushouders, asielzoekers die een verblijfsvergunning hebben. Dat kan alleen wanneer een gemeente daaraan behoefte heeft en er geen andere partijen beschikbaar zijn. Dat gemeenten daar behoefte aan hebben, daar heeft het kabinet inmiddels zelf voor gezorgd. Het houdt gemeenten namelijk al een tijd het mes op de keel door ze te verplichten om alleen al dit jaar 46.000 statushouders te huisvesten die momenteel nog in asielzoekerscentra verblijven, omdat het kabinet de plekken die ze bezet houden in azc's wil gebruiken voor nieuw ingestroomde asielzoekers. Dat lukt amper, dus probeert het kabinet er via noodmaatregelen als deze wetswijziging nog wat beweging in te krijgen. De investering die corporaties mogen doen om een pand van derden bewoonbaar te maken, is maar liefst €10.000 per beoogde verhuureenheid. Van sommige gemeenten krijgen statushouders ook nog eens een inrichtingsbudget van €10.000. Het mag wat kosten, zo'n asieltsunami. De corporaties draaien overigens ook op voor de kosten van het tussentijds opknappen van de verhuureenheden bij vertrek van huurders, dus daar komt nog het een en ander aan investeringen bij. Het is de bedoeling dat dit soort panden voor minstens 50% bewoond gaat worden door vergunninghouders. De overige verhuureenheden kunnen dan worden gevuld met andere groepen die in aanmerking komen voor sociale huur. Immers, de wachtlijsten zijn voor iedereen lang en co-housing is goed voor de integratie van vergunninghouders, zo redeneert men bij de overheid. 

Ik vraag mij werkelijk af wie er vrijwillig wil wonen in een pand vol vergunninghouders. Ik denk vrijwel niemand. En degenen die dat wel willen, zijn hoogstwaarschijnlijk in de veronderstelling dat het allemaal dankbare, hoogopgeleide apothekersgezinnen uit Aleppo zijn die niet kunnen wachten om te integreren in onze Nederlandse maatschappij en cultuur. Ze zijn succesvol gehersenspoeld met de leugens van links, die er via de media en het onderwijssysteem zijn ingeramd. 

Op de vraag van de PVV-fractie aan de minister hoe hijzelf de belangstelling onder woningzoekenden inschat om met vergunninghouders in een gebouw te wonen, antwoordt de minister dat er volgens hem wel degelijk animo is. Dat maakt hij op uit het feit dat er al diverse initiatieven zijn gestart om verschillende groepen samen te brengen. Hij noemt daarbij een aantal projecten bij naam, zoals Genderhof in Eindhoven, waar leegkomende woningen in een verpleeghuis werden opgevuld door jonge arbeidsmigranten uit Polen en ggz-patiënten, een project dat tot veel problemen en onrust bij de bejaarde bewoners heeft geleid. Ook het project Riekerhaven in Amsterdam roemt de minister als voorbeeld van de interesse om met vergunninghouders in een gebouw te wonen. Een complex dat nota bene nog gebouwd moet worden. 

Uit de schriftelijke beantwoording van de minister blijkt dus dat hij de vraag van mijn fractie óf niet goed heeft begrepen, óf dat het juiste antwoord hem niet uitkomt. Hij noemt namelijk louter voorbeelden die laten zien dat woningcorporaties en gemeenten er interesse in hebben. De minister weet echter net zo goed als ik dat de personen die daar de dienst uitmaken linksidealisten zijn die het liefst de hele dag "maakbare samenlevinkje" spelen. Die denken dat het bij elkaar zetten van jonge alleenstaande Syrische en Eritrese mannen met Nederlandse studenten gaat leiden tot een goede integratie. Ik zeg u: het gaat leiden tot heel veel ellende. 

De PVV heeft de minister daarom gevraagd ervoor te zorgen dat woningzoekenden met een urgentieverklaring, die een woning aangeboden krijgen in een statushouderpand, dat aanbod kunnen weigeren, zonder dat zij daardoor hun urgentieverklaring verliezen. 

Ook hebben wij gevraagd om een spijtoptantenregeling voor statushouderpanden, zodat woningzoekenden binnen zes maanden na acceptatie van zo'n woning hun eerdere plaats op de wachtlijst weer terugkrijgen als zij weg willen. De kans is namelijk groot dat woningzoekenden aanvankelijk positief staan tegenover het accepteren van een woning in een statushouderpand, maar na een aantal maanden door schade en schande wijzer zijn geworden en weg willen uit hun woning. Dat betekent dat zij dan weer achter aansluiten op de wachtlijst. 

Beide verzoeken heeft de minister naast zich neergelegd, met als reden dat dit de bevoegdheid en verantwoordelijkheid is van corporaties en gemeenten, waar hij niet in wil treden. Dit kabinet houdt de asieltsunami waar Nederland onder lijdt in stand, maar weigert verantwoordelijkheid te nemen om de effecten daarvan voor de woningzoekenden te verzachten. 

Dat is voor mijn fractie reden om de volgende moties in te dienen. 

De voorzitter: 

Door de leden Van Weerdenburg, Van Strien, Van Hattem, Kops, Markuszower, Dercksen en Faber-van de Klashorst wordt de volgende motie voorgesteld: 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat over het algemeen de regel geldt dat woningzoekenden met een urgentieverklaring die een hun aangeboden woning weigeren, daardoor hun urgentie verliezen; 

overwegende dat veel woningzoekenden met een urgentieverklaring behoren tot kwetsbare groepen; 

verzoekt de regering, ervoor te zorgen dat woningzoekenden met een urgentieverklaring die een hun aangeboden woning in een "statushouderpand" weigeren, hun urgentieverklaring daardoor niet verliezen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

Zij krijgt letter G (34403). 

De voorzitter: 

Door de leden Van Weerdenburg, Van Strien, Van Hattem, Faber-van de Klashorst, Dercksen, Kops en Markuszower wordt de volgende motie voorgesteld: 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat de kans bestaat dat woningzoekenden uit de DAEB-groep aanvankelijk positief staan tegenover het accepteren van een woning in een gemengd "statushouderpand", maar dat hun rooskleurige beeld in de praktijk kan tegenvallen; 

verzoekt de regering, een spijtoptantenregeling in te voeren voor gemengde "statushouderpanden", zodat woningzoekenden binnen zes maanden na acceptatie van zo'n woning hun eerdere plaats op de wachtlijst weer kunnen innemen als zij weg willen uit het "statushouderpand", 

en gaat over tot de orde van de dag. 

Zij krijgt letter H (34403). 

Mevrouw Van Weerdenburg (PVV):

Voorzitter, tot slot. De asieltsunami zorgt op de sociale woningmarkt voor onoplosbare problemen. Deze wetswijziging is dan ook een schoolvoorbeeld van dweilen met de kraan open. Het wordt tijd dat dit kabinet de grenzen dichtgooit en de asieltsunami een halt toe roept. Het wordt tijd dat dit kabinet zich niet alleen druk maakt om de apotheker uit Aleppo, maar ook eens om de tuinman uit Tilburg. 

De heer Köhler (SP):

Voorzitter. Het is vandaag een bijzondere dag, een dag waarop de SP-fractie zich kan uitspreken voor een wetsvoorstel dat door deze minister van volkshuisvesting is ingediend. 

Om in de huisvesting van asielgerechtigden te voorzien, gaan de woningcorporaties dit jaar bijna 15.000 extra woningen bouwen of panden verbouwen tot wooneenheden. Het verbouwen, verhuren en exploiteren van wooneenheden in gebouwen die de corporaties niet in eigendom hebben, is onder de nieuwe Woningwet niet toegestaan. Het wetsvoorstel dat we nu bespreken, maakt dat alsnog mogelijk, want in het overleg met de gemeenten is gebleken dat de particuliere sector hier niet voor gaat zorgen. Dat je het voor het maken en exploiteren van betaalbare huisvesting niet van particuliere beleggers en exploitanten moet hebben, was ons allang bekend. Wij steunen deze verruiming van de te beperkend blijkende Woningwet dan ook van harte. 

Of de minister dat ook doet, is minder duidelijk. Zo beperkt hij de looptijd van de wet tot vijf jaar. En, wat wij storender vinden: de minister wil ook voor projecten in het kader van deze nieuwe wet de zogenaamde markttoets handhaven. Bij elk project moet eerst worden nagegaan of er toch geen particulier bedrijf aan wil beginnen, alvorens een woningcorporatie aan de slag kan. Dat de geforceerde marktwerking menigmaal tot extra bureaucratie leidt, wisten we al. Maar in dit geval is het wel erg bizar: de corporaties mogen deze projecten aanpakken omdat particuliere bedrijven dat niet doen, maar bij elk project moet toch nog apart worden gekeken of dit misschien toch niet het geval is. Als het om hun ideologische stokpaardjes gaat, is de marktfetisjisten niets te dol. De SP daarentegen is voor het schrappen van onnodige regels. Helaas kunnen we daar op dit punt geen meerderheid voor vinden. Daarom vraag ik de minister om de resultaten van de marktoetsen jaarlijks aan de Kamer te rapporteren, zodat we ons allemaal een goed oordeel kunnen vormen over het nut ervan. 

Tot slot van mijn bijdrage heb ik nog enkele opmerkingen over de noodzaak van nieuwe woningen voor asielgerechtigden en de wachtlijsten van mensen die op een woning in de sociale sector zijn aangewezen. Er is op veel plaatsen in ons land een tekort aan betaalbare huurwoningen. Dat komt doordat veel sociale woningen zijn verkocht, veel woningen door huurverhogingen uit het sociale woningbestand zijn verdwenen en de nieuwbouw van sociale woningen sterk is afgenomen. In de afgelopen zes jaar zijn meer dan 260.000 sociale huurwoningen verdwenen. Deze negatieve ontwikkelingen zijn het gevolg van bewust ingrijpen van de overheid. Vooral de verhuurderheffing heeft haar negatieve invloed doen gelden. Hij lijkt me voor dit debat nuttig te memoreren aan wie we die heffing te danken hebben: allereerst zijn dat de VVD, de PVV en het CDA, die in hun coalitieakkoord in 2010 met deze heffing op de proppen kwamen. En verder hebben we dat te danken aan de VVD, de PvdA, D66, de ChristenUnie en de SGP die de heffing in hun woonakkoord van 2012 verdubbelden. Terwijl de voorraad sociale huurwoningen kromp, groeide het aantal mensen dat op deze woningen is aangewezen. De asielgerechtigden vormen hiervan maar een heel klein deel. Om de gegroeide wachtlijsten weg te werken en de wachttijd voor een sociale woning te verkorten, moeten we dus niet proberen de mensen weg te denken die terecht in ons land asiel krijgen. We moeten de afbraak van de sociale huursector stoppen en de nieuwbouw van sociale huurwoningen aanjagen, zodat ook onze kinderen, met een minder hoog inkomen, nog een woning kunnen vinden. 

Waarschijnlijk is het tevergeefs, maar toch vraag ik de minister of er wat dit betreft van hem nog nieuwe initiatieven te verwachten zijn. Ik ben benieuwd naar zijn antwoord op onze vragen. 

De voorzitter:

Is de minister in de gelegenheid om direct te antwoorden? Dat is het geval. 

Minister Blok:

Voorzitter. Mevrouw Van Weerdenburg sprak haar ongenoegen uit over het vreemdelingenbeleid van het kabinet in het algemeen en meer specifiek over het aandeel van de woningmarkt daarin, waarvoor ik in het bijzonder verantwoordelijk ben. Ik wijs mevrouw Van Weerdenburg erop dat Nederland internationale verdragen heeft getekend en zich daar ook aan houdt. Tegelijkertijd heeft Nederland, in het afgelopen halfjaar waarin Nederland voorzitter van de Europese Unie was, initiatieven ontplooid om met de Europese Unie, en in samenspraak met onder meer Turkije, concrete maatregelen te nemen om de instroom beter te reguleren. Die maatregelen leiden op dit moment tot een aanmerkelijk lagere instroom. Maar nogmaals, dat ontslaat ons niet van onze verdragsrechtelijke verplichtingen. 

Als het gaat om de woningmarkt, is lang geleden in wetgeving al vastgelegd dat diegenen die erkend worden als vluchteling, naar rato van de omvang van de gemeente, worden verdeeld over die gemeenten. Daar ligt dus de huisvestingsvraag. Er zijn zonder meer gemeenten in Nederland die te kampen hebben met een gespannen woningmarkt en een tekort aan sociale huurwoningen, maar dat geldt niet overal. Enkele weken geleden heb ik voor het eerst een landelijk onderzoek naar de omvang van wachtlijsten en daadwerkelijke zoektijden gepubliceerd om meer inzage te geven in de urgentie van de problematiek. Dit onderzoek laat grote verschillen tussen de verschillende delen van het land zien. Mevrouw Van Weerdenburg heeft echter zonder meer gelijk — de heer Köhler ging daar ook op in — dat in een aantal regio's de woningmarkt knelt. Om die reden heeft het kabinet een subsidieregeling beschikbaar gesteld voor extra, sobere huisvesting, waardoor er tegen een gering financieel beslag extra huurwoningen bij kunnen komen. Juist voor dat grote aandeel alleenstaande erkende vluchtelingen biedt dat sneller perspectief op een woning, maar ook voor degenen die in Nederland al langer op zoek zijn naar een huurwoning. Er wordt behoorlijk gebruikgemaakt van die subsidieregeling. Ik heb daarover ook rapportages naar de Kamer gestuurd. 

Het betoog van Mevrouw Van Weerdenburg slaat concreet neer in twee moties. In de motie op letter G wordt de regering verzocht om ervoor te zorgen dat woningzoekenden met een urgentieverklaring die een hen aangeboden woning in een statushouderpand weigeren, hun urgentieverklaring daardoor niet verliezen. Het begrip "urgentieverklaring" is een lokaal begrip. Er is geen landelijke registratie van wachtlijsten of van urgentie. Lokaal worden er afspraken gemaakt over de manier waarop een en ander wordt ingevuld. Het weigeren van een sociale huurwoning door mensen die op grond van urgentie daartoe zijn aangewezen, komt ontzettend veel voor. Ik ben nog steeds getroffen door het verhaal dat ik consistent hoor van corporatiebestuurders uit Amsterdam — de plaats met de langste wachtlijsten — te weten dat zij gemiddeld tien bezoekers voor een vrijgekomen huurwoning krijgen alvorens deze wordt geaccepteerd. Even los van de statushoudervraag, weigeren op dit moment in Amsterdam gemiddeld negen mensen, die al lang op de wachtlijst moeten hebben gestaan voordat ze überhaupt voor een bezichtiging in aanmerking komen, voordat er een tiende is gevonden die de sociale huurwoning accepteert. Het is in Amsterdam en in andere plaatsen aan de woningcorporaties om, in samenspraak met de gemeente, te beoordelen op welke wijze met de urgentie wordt omgegaan. Ik vind het ook logisch om die afweging lokaal te laten maken. Dat is dan ook de reden waarom ik de eerste motie ontraad. 

In de motie op letter H wordt de regering verzocht om een spijtoptantenregeling in te voeren voor mensen die een woning hebben geaccepteerd in een complex waar ook statushouders wonen en die daar spijt van zouden hebben. Mevrouw Van Weerdenburg vroeg of ik daar ook voorbeelden van kende. Ik probeer wekelijks op bezoek te gaan bij woningcorporaties. Vorige week maandag was ik in Bodegraven. Daar heb ik zo'n complex bezocht. Ik kan dat mevrouw Van Weerdenburg ook aanraden. Ik heb daar met tevreden bewoners gesproken, deels bewoners met een vluchtelingenstatus, deels bewoners van Nederlandse afkomst. Maar ik heb ook andere voorbeelden gezien. Ook in deze motie wordt verzocht om landelijke regelgeving af te kondigen voor het wel of niet behouden van de urgentiestatus. Met dezelfde motivering als bij de eerste motie, te weten dat ik dit een lokale afweging vind en dat ik er nu geen landelijke regelgeving voor heb maar die ook niet zou willen hebben, ontraad ik de tweede motie. 

De heer Köhler bestempelt vandaag tot een historische dag omdat hij een wetsvoorstel van het kabinet wil steunen. Gelukkig heb ik al eerder zo'n historische dag mogen meemaken. De Woningwet waarop dit wetsvoorstel weer amendeert, werd eerder ook al gesteund door de SP. Het lukt gelukkig dus wel vaker om elkaar te vinden. Ik heb dan ook goede hoop dat het in de toekomst nog eens zal lukken. Tegelijkertijd had de heer Köhler nog een paar vragen en opmerkingen. Zijn eerste opmerking was dat particulieren niet zouden zorgen voor de huisvesting van statushouders. In de rapportages die ik heb gepubliceerd over het gebruik van de subsidieregeling valt juist op dat er de eerste maanden veel meer aanvragen zijn van particuliere verhuurders dan van woningcorporaties. Ik ben daar niet geheel verrast over, want er staan nogal wat panden leeg in Nederland die een heel goede nieuwe bestemming kunnen vinden als woonruimte, ongeacht of die nu voor statushouders is of voor anderen. Daar blijkt dus wel degelijk veel belangstelling voor. De heer Köhler vroeg, waarom de regeling is beperkt tot vijf jaar. De wet biedt de mogelijkheid om een maximumbedrag van €10.000 te investeren in een pand van een ander. Een investering in een pand van een ander is normaal gesproken een onzakelijke investering. Je bouwt sanitair in het pand van een ander, maar daarvan ben je niet de eigenaar. Je neemt een groter risico dan wanneer je in je eigen pand investeert. Dat is de reden, waarom we dat toch wel met een aantal waarborgen omkleden. Het bedrag van €10.000 is gekozen omdat we na overleg met allerlei ervaringsdeskundigen tot de conclusie kwamen dat je voor dat bedrag redelijkerwijs die verbouwing kunt doen. Gekozen is voor die periode van vijf jaar, omdat we wel van tijd tot tijd de thermometer erin willen kunnen steken om te beoordelen of de noodzaak er nog is om deze naar haar aard toch wat vreemde investering te doen. 

De heer Köhler vroeg naar de zin van de markttoets. Dat heeft eigenlijk dezelfde reden. Ik gaf al aan dat er wel degelijk belangstelling van particuliere eigenaren van panden is om investeringen te doen. Dan zit ik niet met die afweging dat maatschappelijk kapitaal onzakelijk in andermans panden wordt geïnvesteerd. Als dat gebeurt, blijft het geld beschikbaar voor de woningcorporatie om zijn andere nuttige werk te doen. Ik heb complexen gezien waar dat gemengd gebeurde, met als voorbeeld ook weer Bodegraven, waar een particuliere beheerder wel degelijk een deel van de verhuur deed en een woningcorporatie een ander deel van de verhuur. Die constructie komt dus ook voor. Door een lichte markttoets toe te passen, maken we niemand het leven onnodig moeilijk, maar we zorgen wel voor een extra nadenkslag: moet er echt per se maatschappelijk kapitaal in andermans pand of had de eigenaar dat gewoon zelf kunnen doen? 

De heer Köhler maakte de opmerking over het negatieve effect van de verhuurderheffing. Ik heb dacht ik ook naar de Eerste Kamer het landelijk overzicht van de bestedingsruimte per gemeente en per woningcorporatie gestuurd, waaruit blijkt dat ook met de verhuurderheffing zoals die nu geldt, er landelijk nog een forse investeringscapaciteit is. Dat kan van gemeente tot gemeente verschillen, maar landelijk telt dat op tot heel grote investeringen in nieuwbouw of in de bestaande voorraad. De vraag van de heer Köhler of ik nog met aanvullende maatregelen kom, kan ik met ja beantwoorden. Dat kondig ik ook aan in de brief over de evaluatie van de verhuurderheffing. Uit die evaluatie blijkt namelijk dat in de schaarstegebieden, dus die delen van het land waar de woningmarkt inderdaad knelt, een extra zetje voor de bouw van echt goedkope huurwoningen nodig is: niet die dure sociale huurwoningen waarvan er de laatste jaren te veel zijn gebouwd, maar een zetje voor de echt goedkope sociale huurwoningen. Daar wordt een extra korting voor geboden in de verhuurderheffing. Daar zit ook een extra stimulans in voor Rotterdam-Zuid, vanwege de afspraken die ook vorige kabinetten al met Rotterdam-Zuid hebben gemaakt. Er zit ook een extra stimulans in voor krimpgebieden. Ik stel daarin ook een verhoging van de drempel voor om bijvoorbeeld complexen van hofjes, die vaak sociale huurwoningen zijn, wat extra lucht te geven. Dat wordt allemaal vervat in een wetsvoorstel dat aan het parlement zal worden voorgelegd. Het antwoord op de vraag van de heer Köhler of ik met aanvullende voorstellen kom, is ja. 

De voorzitter:

Dan zijn we toegekomen aan de tweede termijn van de kant van de Kamer. 

De heer Köhler (SP):

Voorzitter. Ik dank de minister voor de antwoorden. Mijn vraag of we jaarlijks gerapporteerd kunnen krijgen over de markttoets, is niet beantwoord, of ik moet het antwoord van de minister zo begrijpen dat hij impliciet ja heeft gezegd. Maar daarvan hoor ik dan nog graag de bevestiging. Usance in het bedrijfsleven is dat men erg veel bezwaar tegen subsidiërend Nederland heeft, behalve als men er zelf voor in aanmerking kan komen. Maar het gaat nu meer om de projecten waaraan geen particulieren willen beginnen en waarvan gemeenten geconstateerd hebben dat ze de corporaties te hulp moeten roepen. Dat wordt door deze wet mogelijk gemaakt, maar dan komt er alsnog een markttoets. Mijns inziens is die toets zinloos en overbodig, maar uit de jaarlijkse rapportage moet blijken of de inschatting van de minister de juiste is. 

Ik ben blij dat er gekoppeld aan de in mijn ogen veel te positieve evaluatie van de verhuurderheffing door de minister toch nog een aantal voorstellen komt om de woningbouw enigszins te stimuleren. Daarover komen we nader te spreken. Wie weet komt er dan inderdaad nog een voorstel van de minister waaraan we steun kunnen geven. Hoe meer, hoe liever, natuurlijk. 

Nog iets over de inbreng van de PVV, die verder niet heeft gereageerd op mijn stelling over haar eigen verantwoordelijkheid voor het tekort aan sociale woningen. De PVV komt met moties waarbij ... 

Mevrouw Van Weerdenburg (PVV):

De vraag van de heer Köhler kan ik direct terugkaatsen. Is het niet zo dat we, als we de grenzen sluiten, de sociale huurwoningen die we hebben in Nederland kunnen geven aan de mensen die al zo lang op de wachtlijst staan? U zegt: de grenzen moeten open blijven en we bouwen gewoon net zo veel als we nodig hebben. Hoeveel wilt u er dan bouwen: 200.000, 500.000, 1 miljoen? 

De heer Köhler (SP):

Ik heb er net op gewezen dat er in de afgelopen zes jaar meer dan 260.000 woningen uit de sociale voorraad verdwenen zijn. Het is dus niet alleen een probleem hoeveel we er telkens weer bij moeten bouwen. Als dat beleid mede door de verhuurderheffing, die mede door uw partij is veroorzaakt, ertoe heeft geleid dat we zoveel sociale woningen kwijt zijn, dan ligt daar het probleem. Als we die 260.000 woningen niet hadden afgestoten uit de sociale voorraad, mede op uw voorstel, dan hadden we al die mensen die nu op de wachtlijst staan kunnen plaatsen en ook nog al die asielzoekers, die overigens maar een klein groepje zijn ten opzichte van de eerste groep. Maar dat is allemaal niet gebeurd, vanwege het slechte overheidsbeleid in dezen, dat wij jaar in, jaar uit bekritiseerd hebben. Maar het is niet zo dat van de hoeveelheid woningzoekenden die in Nederland nu geen geschikte woning kunnen vinden, de asielgerechtigden de grootste groep uitmaken. Dat is misschien 10% van dat geheel. Waarom legt u daar het probleem? 

Mevrouw Van Weerdenburg (PVV):

Ik constateer dat voor de SP de asieltsunami van geen enkele of minimale invloed is op de problemen op de sociale woningmarkt. Ik denk dat uw achterban daar raar van zal opkijken, maar het zij zo. 

De heer Köhler (SP):

Nou, ik denk dat onze achterban dat wel goed in de gaten heeft. In de vele huuracties en acties voor betaalbare huisvesting die wij samen met mensen overal in het land voeren, kom je eigenlijk bijna niet tegen dat de beste oplossing het dichtdoen van de grenzen is. Overal zien mensen wel in dat je moet stoppen met de uitverkoop van de sociale voorraad en dat je meer betaalbare woningen moet bouwen. Overal, ook in de buurten waar uw partij helaas nog veel stemmen haalt. 

De moties van de PVV gaan er wel erg vanuit dat woningzoekenden maar op één plek hun eigen buren mogen gaan uitzoeken. Dat zijn mensen die in een pand gaan zitten waar ook statushouders in zitten. Nou zal dat in de praktijk bijna nooit voorkomen, want het gaat in die panden bijna allemaal om onzelfstandige woningen, de wooneenheden. Daarmee verlies je je urgentie en je plaats op de wachtlijst voor een gewone sociale woning niet. Maar zelfs als dat wel eens voorkomt, waarom zou je dan in één bepaald soort huisvesting je eigen buren mogen uitzoeken, met een soort spijtoptantenregeling? Dat kunnen we dan ook wel invoeren voor mensen die door ervaring wijs geworden na zes maanden wegwillen bij hun PVV-stemmende buren, maar dat doen we ook niet. Dat is gewoon onwerkbaar. Ik vraag me echt af waarom de PVV dat hier doet. 

Het project Riekerhaven ligt in Amsterdam, waar ik toevallig woon. 

De voorzitter:

Ik wijs u er wel even op dat u een debat met de minister hebt en niet met de PVV. 

De heer Köhler (SP):

Ik dacht dat ik toch ook wel in debat mocht met mijn collega's. Ik wil daarom iets zeggen over het project Riekerhaven. De PVV-woordvoerder vroeg namelijk: denken jullie dat er überhaupt wel mensen zo stom zijn om in dat soort panden te willen gaan wonen? Ja, het loopt storm met de aanmeldingen. Dat zijn aanmeldingen van asielgerechtigden die graag samen met anderen meer geïntegreerd willen wonen, maar ook van Nederlandse jongeren die dat graag willen. Misschien moet mevrouw Van Weerdenburg eens aan hen vragen waarom ze dat zo graag willen. 

De voorzitter:

De minister geeft aan dat hij in de gelegenheid is om meteen te antwoorden. 

Minister Blok:

Voorzitter. De vraag van de heer Köhler of ik een jaarlijks overzicht van de marktoetsen kan verstrekken, heb ik inderdaad nog niet beantwoord; daar heeft de heer Köhler gelijk in. Ik kan dat doen als het gaat om woningbouwcorporaties die na zo'n markttoets marktactiviteiten gaan uitvoeren. Dat deel wordt immers gemeld bij de Autoriteit woningcorporaties. Ik kan dat niet, althans zeker niet nauwkeurig, doen als dat niet door woningbouwcorporaties wordt gedaan, want particuliere investeerders hoeven verder niets te melden bij de autoriteit. Als de heer Kohler ermee kan leven dat ik alleen het eerste deel kan leveren, dan zeg ik dat graag toe. Het lijkt mij logisch dat wij dat dan doen in de Staat van de Volkshuisvesting. Dat is het jaarlijkse overzicht van de staat van de sociale huisvesting in Nederland. Ook uit eigen interesse zal ik proberen te achterhalen in welk deel van de gevallen de markttoets leidt tot een keuze voor corporaties en in welk deel van de gevallen die leidt tot een keuze voor de markt. Dat laatste deel zal echter minder exact zijn. 

De beraadslaging wordt gesloten. 

De voorzitter:

Wenst een van leden over dit wetsvoorstel te stemmen? Dat is het geval. Ik stel voor om volgende week dinsdag over het wetsvoorstel en beide moties te stemmen. 

Daartoe wordt besloten. 

De vergadering wordt van 17.23 uur tot 17.28 uur geschorst. 

Naar boven