7 Stemmingen

Aan de orde is de stemmingen over het wetsvoorstel Het afschaffen van de beperkte opbouw van minimumvakantierechten tijdens ziekte, de invoering van een vervaltermijn voor de minimumvakantiedagen en de aanpassing van enige andere artikelen in de regeling voor vakantie en verlof in Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek (32465).

(Zie vergadering van 17 mei 2011.)

De voorzitter:

Ik geef gelegenheid tot het afleggen van stemverklaringen vooraf.

De heer Noten (PvdA):

Voorzitter. Ik vervang even collega Westerveld, die hier niet kan zijn vanwege persoonlijke omstandigheden. Maar als zij er wel was geweest, had zij de volgende stemverklaring voorgedragen.

Mijn fractie heeft de voors en tegens van dit wetsvoorstel zorgvuldig gewogen. Wij zijn het in grote lijnen eens met de balans die met dit wetsvoorstel is gezocht tussen de belangen van werkgever en werknemer. Op één onderdeel heeft de minister ons niet weten te overtuigen. Het betreft de vervalbepaling in artikel 7:640a. Ook bij dit onderdeel zit ons bezwaar niet bij het uitgangspunt dat minimumvakantiedagen op een zeker moment vervallen. Wij menen evenwel dat de regeling op dit punt onlogisch is opgezet en daarom in de praktijk tot niet te verdedigen ongelijkheid zal leiden.

De heer Kox (SP):

Voorzitter. In het debat sprak de fractie van de Partij van de Arbeid namens de SP en stelde zij indringende vragen aan de regering. De fractie van de SP deelt het eindoordeel van de fractie van de Partij van de Arbeid en zal ook tegen dit voorstel stemmen.

In stemming komt het wetsvoorstel.

De voorzitter:

Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP, de ChristenUnie, het CDA, de VVD, de OSF en D66 voor dit wetsvoorstel hebben gestemd en de aanwezige leden van de fracties van GroenLinks, de Fractie-Yildirim, de SP, de PvdA en de PvdD ertegen, zodat het is aangenomen.

Naar boven