10 Privatisering/verzelfstandiging overheidsdiensten

Aan de orde is de aanbieding aan de Voorzitter van de Eerste Kamer van het rapport van de Tijdelijke commissie voorbereiding parlementair onderzoek privatisering/verzelfstandiging overheidsdiensten.

De voorzitter:

Ik geef het woord aan de voorzitter van de tijdelijke commissie, de heer Leijnse.

De heer Leijnse (PvdA):

Voorzitter. Door overhandiging aan de Voorzitter mag ik de Kamer dadelijk het rapport van de Tijdelijke commissie voorbereiding parlementair onderzoek privatisering/verzelfstandiging overheidsdiensten aanbieden. Daarmee doet, voor de eerste keer in de geschiedenis van deze Kamer, een commissie uit de Kamer een voorstel voor een parlementair onderzoek. We kunnen dus van een bescheiden historisch feit spreken. Dit historische feit hebben we te danken aan de nestor van deze Kamer, de heer Schuurman. Hij heeft op 1 maart jongstleden bij de Voorzitter van de Kamer een voorstel tot instelling van een parlementaire enquête ingediend. Dit voorstel is door de Kamer besproken op 15 maart. Daarbij bleek dat meer leden de gedachten van de heer Schuurman deelden. Ook in de na dit debat aangenomen motie-Schuurman c.s. is sprake van een parlementaire enquête in de zin van artikel 70 van de Grondwet.

De Kamer kon het voorstel tot instelling van een parlementaire enquête echter om twee redenen niet formeel in behandeling nemen. De eerste reden is dat ons Reglement van Orde in artikel 130 voorschrijft dat voorstellen tot het instellen van een parlementaire enquête slechts in behandeling kunnen worden genomen indien zij worden gedaan door een commissie uit de Kamer. Voorstellen afkomstig van een of meer leden uit de Kamer dienen daarom eerst te worden onderworpen aan een voorbereidend onderzoek door een bijzondere, daartoe ingestelde commissie uit deze Kamer. Collega Schuurman en de leden die hem steunden in zijn voorstel, hebben dan ook om de instelling van een dergelijke commissie voor het voorbereidend onderzoek gevraagd. De voorzitter van deze Kamer heeft de commissie op 29 maart ingesteld.

De tweede reden waarom niet direct tot behandeling van het voorstel-Schuurman is overgegaan, ligt in het Kamerdebat van 15 maart. Daarin is herhaaldelijk gesteld dat een definitief besluit om te komen tot een parlementaire enquête pas op een later tijdstip genomen kan worden, in ieder geval pas na ommekomst van het rapport van de in te stellen voorbereidende commissie.

Ten aanzien van het werk van deze commissie is opgemerkt dat het zich niet uitsluitend moet richten op het voorstel tot instelling van een parlementaire enquête, maar ook andere modaliteiten, zoals het parlementair onderzoek, in de beschouwingen moet betrekken. Dit element is in de taakomschrijving van de commissie, die de Voorzitter van deze Kamer op 29 maart aan de Kamer heeft medegedeeld, duidelijk naar voren gebracht.

De tijdelijke commissie, die vandaag aan de Kamer rapporteert, heeft dus vanaf het begin een ruime opdracht gehad, die zowel voorbereidend onderzoek naar het voorstel-Schuurman omvatte, als de verkenning van de onderzoeksvragen, methoden en instrumenten en de overweging van vormen van parlementair onderzoek. De commissie heeft die brede taak willen uitvoeren door allereerst naar de onderzoeksvragen, methoden en instrumenten van onderzoek te kijken. Bij de formulering van de hoofdvraag en de deelvragen van het onderzoek heeft de commissie zich laten leiden door de specifieke taak van de Eerste Kamer in ons staatsbestel een Kamer van reflectie te zijn, die bijzondere aandacht heeft voor de kwaliteit en de uitvoerbaarheid van de wetgeving en voor de betekenis van wet- en regelgeving voor de burger en het algemeen belang. Deze invalshoek maakt dat, naast het belang van de burger en de publieke zaak, vooral ook de wijze waarop in de parlementaire beraadslaging en besluitvorming met deze onderwerpen is omgegaan, tot object van onderzoek wordt. De commissie heeft ook om die reden dicht willen blijven bij de uitdrukkelijke intentie van de initiatiefnemer, de heer Schuurman, om de door hem voorgestelde enquête niet te richten op beleidsfalen of politieke verantwoordelijkheid, maar op het wetgevingsproces en de kwaliteit daarvan. Deze Kamer mag nooit vergeten ook en vooral op de kwaliteit van het parlementair handelen te reflecteren.

De commissie heeft vervolgens getracht summier aan te geven hoe een onderzoek kan worden ontworpen vanuit de omschreven vraagstelling en welke methoden daarbij gehanteerd kunnen worden. Een veelheid van onderzoeksinstrumenten is daarbij aan de orde gesteld. Ten slotte heeft de commissie aangegeven dat een antwoord op de geformuleerde vragen mogelijk kan worden gevonden door een combinatie van een, door externe onderzoekers te verrichten, overzichtsstudie, een studie van openbare, veelal parlementaire bronnen en het horen van betrokkenen en deskundigen. Tijdens het verrichten van het voorgestelde onderzoek hoeft er waarschijnlijk geen beroep te worden gedaan op zwaardere onderzoeksinstrumenten, zoals die zijn gegeven in de Wet op de parlementaire enquête 2008.

Tegen deze achtergrond stelt de commissie de Kamer voor, te komen tot instelling van een parlementair onderzoek. Voor de inrichting van het parlementair onderzoek en de commissie die dit onderzoek zal verrichten, geeft ons Reglement van Orde geen houvast. De commissie beveelt daarom aan, aansluiting te zoeken bij de aan gene zijde van het Binnenhof gegroeide praktijk en reglementering van het parlementair onderzoek. In de praktijk van de Tweede Kamer zien we tevens dat een parlementair onderzoek soms de aanleiding is tot een parlementaire enquête. Dit doet zich voor wanneer de parlementaire onderzoekscommissie gaande haar werkzaamheden moet vaststellen dat relevante feiten met de voorhanden zijnde onderzoeksinstrumenten niet boven water zijn te krijgen. Stelt de onderzoekscommissie vast dat zwaardere instrumenten nodig zijn, zoals het horen onder ede, dan zal zij de Kamer voorstellen een beroep te mogen doen op de Wet op de parlementaire enquête 2008. Een dergelijk voorstel van de parlementaire onderzoekscommissie kan ingevolge artikel 130, lid 2, van ons Reglement van Orde door de Eerste Kamer direct in behandeling worden genomen. Stemt de Kamer in met het voorstel, dan is daarmee besloten tot instelling van een parlementaire enquête. Zo is bijvoorbeeld in de Tweede Kamer de eerste onderzoekscommissie-De Wit opgevolgd door de tweede enquêtecommissie-De Wit. Er zijn meer van dit soort precedenten.

In lijn met deze praktijk beveelt de commissie de Kamer aan een parlementaire onderzoekscommissie in te stellen en deze een onderzoek te laten verrichten zoals omschreven. Mocht in het kader van dit onderzoek door de commissie de behoefte worden gevoeld aan het zwaardere onderzoeksinstrumentarium van de parlementaire enquête, dan zal de commissie een voorstel van die strekking aan de Kamer moeten voorleggen. De uitkomst van ons voorbereidend onderzoek naar het voorstel-Schuurman is dus, op dit moment niet over dit voorstel te beslissen, maar vooreerst een parlementair onderzoek in te stellen naar het opgegeven onderwerp. De commissie hoopt dat de Kamer haar hierin zal volgen.

De commissie heeft bij tijd en wijle moeite gehad de aan haar verstrekte opdracht tot een goed einde te brengen. De reden voor die worsteling is mede gelegen in het feit dat onze reglementen buitengewoon weinig aanknopingspunten bevatten voor de inrichting van het parlementair onderzoek en de parlementaire enquête. Onze laatste aanbeveling luidt dan ook, het Reglement van Orde op dit punt aan te vullen en waar nodig te herzien, opdat in een volgend geval ook in formele zin gemakkelijker gehandeld kan worden. Voor dit moment rest mij de leden van de commissie te danken voor hun grote betrokkenheid en de vele zeer waardevolle bijdragen. Ik dank de griffier en de assistent-griffier van de commissie voor het omvangrijke monnikenwerk dat zij hebben verricht. Het is mij een eer, de Voorzitter hierbij het commissierapport te overhandigen.

De voorzitter:

Ik dank de voorzitter van de Tijdelijke commissie voorbereiding parlementair onderzoek privatisering/verzelfstandiging overheidsdiensten voor de aanbieding van dit rapport. Ik dank de commissie voor het werk dat ze heeft verricht. Ik stel vast dat de commissie met grote voortvarendheid de taakopdracht tot uitvoering heeft gebracht die deze Kamer haar op 29 maart 2011 heeft verstrekt. De commissie heeft zichzelf tot taak gesteld, het rapport nog in deze Kamerperiode te voltooien en aan de Kamer aan te bieden. Daaraan heeft de commissie geheel beantwoord.

Ik breng in herinnering dat deze Kamer eerder heeft besloten, de besluitvorming over dit rapport over te laten aan de nieuwe Kamer, die op 7 juni aantreedt. In deze vergadering krijgen de fractievoorzitters de gelegenheid om een korte eerste reactie te geven.

De beraadslaging wordt geopend.

De heer Werner (CDA):

Voorzitter. De commissie is erin geslaagd om het initiatief van de heer Schuurman om te zetten in een goed advies voor een onderzoek. De commissie heeft dat zeer zorgvuldig gedaan en buitengewoon helder en transparant opgeschreven. Tijdens de beraadslagingen op 15 maart diende de heer Schuurman een motie in die in onze ogen niet op alle onderdelen duidelijk was. De commissie heeft die motie omgezet in een voortreffelijk helder en duidelijk advies aan de Kamer.

Wij zijn gelukkig met het feit dat het idee van een enquête voorlopig is geparkeerd. De commissie adviseert om te beginnen met een commissie die een onderzoek gaat doen. Dat vinden wij wijs en verstandig. Een heel groot deel van de bezwaren tegen het houden van een enquête, die wij 15 maart uitvoerig hebben geëtaleerd, is daarmee weggenomen. Wij zijn en blijven van mening dat nog onvoldoende duidelijk is dat de informatie die de Kamer wil hebben, niet gewoon langs andere wegen kan worden verkregen. Het op voorhand inzetten van het zware instrument van de enquête zou heel erg voorbarig zijn geweest. Op dit punt is al een heel stuk tegemoet gekomen aan de bezwaren die wij destijds hadden. Het object van het onderzoek vinden wij interessant, ook in de verhouding met de Tweede Kamer. Wij zijn benieuwd hoe dit zich in het vervolg verder ontwikkelt.

Het wordt verstandig geoordeeld om eerst een paar gerenommeerde onderzoeksinstituten verder onderzoek te laten doen voordat wij een commissie instellen. Ook dat lijkt ons heel verstandig.

Alles bij elkaar grote complimenten voor de commissie, voor de voorzitter die dit resultaat heeft bewerkstelligd en voor de leden en de Griffie, die dit werkstuk hebben gemaakt. Wij laten het aan de nieuwe fractie over om verder te oordelen over het al of niet houden van het onderzoek.

De heer Engels (D66):

Voorzitter. Ook de fractie van D66 stelt het op prijs dat het aanbieden van het rapport van de commissie hier wordt gemarkeerd. Het is een goed rapport. Mijn fractie dankt de commissie voor haar goede werkzaamheden. Conform de wens van mijn fractie is in het voorstel en de aanbevelingen die worden gedaan, een grote mate van focus aangebracht. Er is een sterke begrenzing van het onderwerp tot stand gekomen als het gaat om de aard en de omvang van de privatiseringen die moeten worden onderzocht, de begrenzing tot de effecten voor de individuele burgers, het feit dat er rolveranderingen bij de overheden hebben plaatsgevonden en vooral dat zal worden gereflecteerd op de afwegingen die onze parlementaire instellingen op dit punt hebben gemaakt. Dat verheldert naar ons oordeel de keuze voor een gewoon parlementair onderzoek in plaats van een parlementaire enquête als bedoeld in de Grondwet. De nieuwe D66-fractie zal in de komende Kamerperiode een standpunt bepalen over de verdere uitvoering van het rapport.

De heer Schuurman (ChristenUnie):

Voorzitter. Allereerst wil ik namens de fractie van de ChristenUnie de voltallige commissie en in het bijzonder de voorzitter hartelijk danken voor het duidelijke rapport. Ik vind het een prestatie dat het rapport unaniem is en dat daarmee het draagvlak voor een parlementair onderzoek zo stevig mogelijk is gemaakt. Ook de Griffier en zijn assistent wil ik graag in onze dankbaarheid betrekken.

Op 15 maart jongstleden hebben wij in deze Kamer gedebatteerd over een voorstel dat enkele leden hebben gedaan om te komen tot een parlementaire enquête met betrekking tot de privatisering c.q. verzelfstandiging van vroegere overheidsdiensten. Ik heb een motie ingediend, ondertekend door verschillende fractievoorzitters en leden van deze Kamer, waarin om een dergelijke enquête werd gevraagd. Het onderwerp is er belangrijk genoeg voor. Sinds de jaren tachtig heeft het Nederlandse parlement ingestemd met omvangrijke privatiseringen en verzelfstandigingen en is daarbij uitgegaan van premissen die bij de aanvang moeilijk toetsbaar waren. Niet alleen zou publieke dienstverlening goedkoper en efficiënter worden, ook zou de burger beter af zijn. Het zou goed zijn die premissen eens te vergelijken met de uitkomsten.

De SER heeft in het rapport Overheid en markt ruim een jaar geleden geconstateerd dat het identificeren van publieke belangen in het proces van besluitvorming eigenlijk achterwege is gebleven. Met het in gang zetten van privatisering/verzelfstandiging van overheidsdiensten is tegelijkertijd ook iets gebeurd met de behartiging van die publieke belangen. Er zijn diensten op afstand van de overheid geplaatst, maar de weging van belangen en uitkomsten verdient nadere inspectie. De overheid beschouwde de uitvoering van publieke diensten niet meer als haar taak, maar bleef op de achtergrond wel een rol spelen zonder direct aanspreekbaar te zijn. Voor burgers werd onduidelijk wie waar verantwoordelijk voor is. De burger krijgt te maken met effecten van privatisering waar hij niet om heeft gevraagd. De Raad van State wees steeds op de verdringing van publieke verantwoording door bedrijfsmatig denken en roept de politiek op tot bezinning over deze situatie.

Het past bij deze Kamer om een nader onderzoek in te stellen naar de kwaliteit en effecten van wetgeving. Daarom heb ik ervoor gepleit gebruik te maken van het enquête-instrument dat deze Kamer heeft om dit omvangrijke onderzoek te doen. Het gaat daarbij niet om een politieke enquête, maar om, zoals we dat noemen, een wetgevingsonderzoek, helemaal passend bij de Eerste Kamer die als taak heeft de kwaliteit van wetgeving te bewaken. In het Kamerdebat naar aanleiding van de door mij en anderen ingediende motie is de vraag gesteld of het enquêtemiddel niet te zwaar is voor dit onderzoek. Ik heb steeds aangegeven dat wat mij betreft het onder ede horen van deskundigen niet in eerste instantie tot het onderzoek zou behoeven te horen. Pas als blijkt dat bepaalde informatie met gewone onderzoeksmethoden niet beschikbaar komt, kan de Kamer besluiten deskundigen en anderen onder ede te horen. Voor verscheidene leden van deze Kamer was dat de reden om in te stemmen met de motie die opriep te komen tot een parlementaire enquête.

Ik constateer dat de voorbereiding daarvoor is gestart met de commissie die door de Kamervoorzitter is ingesteld. De commissie die nu aan ons rapporteert, stelt vast dat er in eerste aanleg besloten kan worden tot een parlementair onderzoek, en dat indien nodig aan de Kamer het voorstel kan worden gedaan, te komen tot een enquête in de zin van de Wet op de parlementaire enquête uit 2008.

Ik stem hiermee graag in omdat de aanpak in overeenstemming is met de geest van de motie, die 15 maart jongstleden in deze Kamer werd aangenomen. Ik ben blij dat de commissie een onderzoek voorstelt dat het meest omvangrijke onderzoek zal zijn dat onze Kamer kent.

Het is duidelijk dat het verzoek om te komen tot een parlementaire enquête in deze Kamer veel stof deed opwaaien. Dat heeft te maken met het feit dat de onderzoekspraktijk van de Eerste Kamer niet sterk ontwikkeld is en we weinig vaste procedures daarvoor kennen. De tijdelijke voorbereidingscommissie verwijst nu naar reglementen die gangbaar zijn bij de Tweede Kamer inzake het uitvoeren van parlementair onderzoek c.q. een parlementaire enquête. Het zou goed zijn als ons Reglement van Orde op dit punt wordt aangevuld. Voorts constateer ik dat er een discussie is gevoerd of artikel 70 van de Grondwet, waar de motie naar verwees, een grondslag biedt voor een enquête alleen dan wel voor alle vormen van parlementair onderzoek die de Kamer verricht. Ook parlementair onderzoek in de Tweede Kamer wordt door de Grondwet gelegitimeerd; anders zou ook niet zo gemakkelijk in het verlengde van een parlementair onderzoek over een parlementaire enquête kunnen worden gesproken. Maar misschien moet er nog verder worden nagedacht over de relatie tussen artikel 70 GW en het voorgestelde parlementair onderzoek.

Ik ben dankbaar voor dit breed gedragen commissierapport en voor het voorstel om te komen tot een onderzoek dat past bij de statuur en taak of rol van deze Kamer in het Nederlandse staatsbestel. Als het wetgevingsproces en de zorgvuldigheid en kwaliteit ervan hoog genoteerd staan, is het ook van belang dat de Kamer bereid en in staat is te reflecteren op het proces van de parlementaire besluitvorming en daaruit lessen te trekken. Onze fractie stemt in met het rapport en stelt voor, dit namens deze Kamer aan de nieuw gekozen Kamer aan te bieden.

De heer Kox (SP):

Voorzitter. Toen begin dit jaar de fractievoorzitters van ChristenUnie, Partij van de Arbeid en SP afspraken een voorstel te doen over een parlementair onderzoek door deze Kamer, was dat in meerdere opzichten uniek. Allereerst omdat de weg van het parlementair onderzoek nog nooit is bewandeld, hoewel de Grondwetgever dat pad al in 1887 openstelde voor de Senaat. Ten tweede omdat nog nooit door de Staten-Generaal de oorzaken en de gevolgen zijn onderzocht van een zo omvangrijk en langdurig politiek project: 25 jaar privatisering van overheidsdiensten. Ten derde omdat de initiatiefnemers meteen duidelijk maakten dat het onderzoek niet tot politieke koppensnellerij zou mogen leiden, maar ons inzicht zou moeten verschaffen in de aard van dit maatschappijhervormende project, en een antwoord zou moeten geven op de vraag, wat de gevolgen ervan voor onze burgers zijn en zijn geweest.

Twee maanden later nam deze Kamer een daartoe strekkende motie aan, maar met krappe meerderheid. Het is goed dat weer twee maanden later, vandaag, hier een voorstel ligt van een door onszelf als Kamer ingestelde voorbereidingscommissie, over de wijze waarop het parlementair onderzoek kan worden opgebouwd. Er is nu een unaniem advies, wat opmerkelijk is gezien de aanvankelijke twijfels bij de fracties van VVD en CDA over het nut van een grootschalig "senatoriaal" onderzoek. Mijn fractie complimenteert de leden van de commissie met de effectieve en productieve samenwerking en het vermogen om samen tot een advies aan deze Kamer te komen. Mijn fractie steunt de conclusies en aanbevelingen van de voorbereidingscommissie en zegt de voorzitter en de leden ervan hartelijk dank voor het verrichte werk: helder, degelijk en binnen de gestelde termijn. Complimenten daarvoor. Wie zei dat de Eerste Kamer niet snel kon werken?

Als de nieuwe Kamer straks dit unanieme voorstel volgt, zetten we als Eerste Kamer een traject in dat vergelijkbaar is met dat van de Tijdelijke onderzoekscommissie Financieel stelsel, van de Tweede Kamer, de commissie-De Wit, wiens naam ons met enige trots mag vervullen, omdat hij immers oud-lid van deze Kamer is. De aanpak van de commissie-De Wit lijkt uiterst effectief: in de eerste fase van het parlementair onderzoek zijn alle bevindingen van de commissie overgenomen door de Tweede Kamer, waarna in de tweede fase een parlementaire enquête is ingezet. In de nu voorgestelde onderzoeksvariant beginnen we eveneens eenvoudig, maar behouden we nadrukkelijk de mogelijkheid van opschaling tot een parlementaire enquête, als het nodig mocht blijken om getuigen ook onder ede te horen. Zover is het nog lang niet. Mijn fractie hoopt dat de nieuwe Kamer kort na haar installatie op 7 juni het voorstel van de voorbereidingscommissie zal bekrachtigen, waarna we aan de slag kunnen met ons parlementair onderzoek.

Aan dat onderzoek wil mijn fractie ook in personele zin een stevige bijdrage leveren. Wij vinden het immers van een groot politiek en maatschappelijk belang dat na 25 jaar privatisering van overheidsdiensten de balans wordt opgemaakt en lessen worden getrokken, om daarmee bij toekomstige beslissingen ons aller voordeel te doen. Het is fijn dat deze Kamer op haar voorlaatste werkdag dit voorstel uit eigen boezem in ontvangst neemt. Na al het formalistische gedoe van gisteren, dat voor ons allen per saldo weinig verheffend was, is dit een goede, inhoudelijke revanche. Nogmaals, onze complimenten aan de voorbereidingscommissie, en een speciaal dankjewel aan de nestor van deze Kamer, die het vuurtje aanstak. We nemen volgende week afscheid van hem, maar het is toch heel mooi dat Egbert Schuurman zijn eigen afscheidscadeau al heeft georganiseerd middels dit onderzoek. Daarvoor hartelijk dank.

De heer Thissen (GroenLinks):

Voorzitter. Ik begin bij waar de heer Kox eindigde, namelijk bij het uitspreken van dank aan collega Egbert Schuurman, die deze zaak op een uitermate zorgvuldige manier heeft voorgesteld en ontdaan heeft van alle van tevoren mogelijk bedachte of gedachte politieke voetangels en klemmen. Vervolgens een compliment aan de Tijdelijke commissie, die in een zeer korte tijd niet alleen een zorgvuldig en deugdelijk rapport heeft neergelegd, maar ook unanimiteit heeft weten te bewerkstelligen, daar waar in de aanvankelijke discussies in het College van senioren een behoorlijk verschil van mening leek te gaan ontstaan tussen CDA en VVD enerzijds en de andere partijen anderzijds. Het is dus wel degelijk mogelijk om als senaat bruggen te slaan en meningsverschillen te overbruggen. Dat belooft ook veel voor de nieuwe periode.

Mijn fractie is het eens met de beperking die dit voorstel in zich heeft. Je zou je namelijk kunnen voorstellen dat, als je een periode van twintig jaar bestudeert over privatiseringen van de overheid, je een mer à boire aan het onderzoeken bent. Nu is gezegd dat we alleen naar de privatiseringen in enge zin kijken en naar de externe verzelfstandigingen. Wat ons zeer bijzonder aanspreekt, is dat daarbij vooral wordt gekeken naar de consequenties die dat heeft voor de relatie tussen burger en rijksoverheid, waarbij vooral wordt gekeken naar de kwaliteit van de parlementaire beraadslagingen. We staan dus zeer sympathiek ten opzichte van dit rapport. De aanbevelingen nemen wij zeer ter harte, en die zullen we van harte aanbevelen aan de nieuwe fractie. Toevallig ken ik de nieuwe fractievoorzitter zeer bijzonder goed, dus ik zal aan hem overdragen om ook in de volgende periode dit van harte uit te voeren. Het is namelijk heel erg passend in deze Kamer om zo'n parlementair onderzoek te gaan doen.

Niet in de laatste plaats wil ik woorden van grote dank uitspreken aan de Griffie, die met zeer veel tegenwoordigheid van geest, scherpte en verstand dit proces mede heeft ondersteund. Ook dat belooft veel voor de toekomst.

De heer Noten (PvdA):

Voorzitter. Er is al ongelooflijk veel gezegd en er is al vele malen waardering uitgesproken voor ieder die een bijdrage heeft geleverd aan de totstandkoming van dit rapport, vanaf het initiatief van de heer Schuurman tot de feitelijke presentatie van de heer Leijnse. Ware het niet zo dat ik de heer Leijnse ken als buitengewoon bescheiden, dan zou ik het woord "briljant" hebben durven gebruiken. Maar dat lijkt me niet passend, gezien zijn persoonlijkheid.

Waar zit de grote waardering? Die zit hem juist in de heel praktische en pragmatische benadering die het rapport kiest, om te beginnen bij de afbakening van de vraagstelling. Mijn fractie denkt dat dat een heel verstandige is, namelijk: kijk naar de kwaliteit van het wetgevingsproces en reflecteer daarmee op je eigen handelen. Dat hoort bij deze Kamer en dat was naar mijn overtuiging ook een van de invalshoeken in het debat over de motie-Schuurman. Dank voor die inperking. Daarmee ontdoen we het onderzoek van mogelijke, al te opportunistische voetangels en klemmen in het kader van politieke duiding van discussies. Ook daarmee zijn wij heel blij. Wij zijn blij dat de commissie erin is geslaagd om juist door die pragmatische benadering unanimiteit te bereiken. Wat daarbij ook geholpen heeft, is om niet vast te gaan zitten op de onderzoeksvorm parlementaire enquête, maar eigenlijk te beginnen vanuit de onderzoeksvraag als zodanig. Mocht opschalen naar een dwingender vorm van onderzoeken noodzakelijk zijn, dan ziet de Kamer dat wel, als dat aan de orde is. Waarom daarmee beginnen? Ook dat lijkt ons een heel verstandige keuze.

Wij feliciteren de commissie met het feit dat ze een verstandig rapport heeft gemaakt. Wij zullen dat rapport met gepaste trots overdragen aan onze nieuwe fractie, die wij dringend zullen adviseren om het advies van de commissie over te nemen.

De heer Hermans (VVD):

Voorzitter. Ook mijn fractie wil beginnen met complimenten uit te delen aan de commissie. Ik denk dat de voortvarende wijze waarop zij haar taak heeft opgevat een compliment waard is, in het bijzonder aan de voorzitter, om de toch levende verschillende opvattingen over insteken bij elkaar te brengen tot één gemeenschappelijk advies. Zo ken ik de heer Leijnse. Het is opnieuw gelukt, waarvoor complimenten. De griffier en de plaatsvervangend griffier wil ik danken voor hun werkzaamheden, want het is niet niks. Maar als het doorgaat, staan ze pas aan het begin, en hebben ze pas een heel klein voorproefje gehad, want er komt nog heel erg veel aan.

Een zaak is toch wel heel bijzonder. De heer Noten sprak zojuist over de kwaliteit van het wetgevingsproces, maar het gaat breder. De commissie stelt namelijk voor om het onderzoek inzicht te laten bieden in de beraadslagingen van de Staten-Generaal. Dit betekent dat deze Kamer, met de commissie die straks wellicht door de Kamer in nieuwe samenstelling ingesteld zal worden, een oordeel kan en zal geven over de manier waarop in de Tweede Kamer de politieke beraadslaging en de besluitvorming over dit punt hebben plaatsgevonden. Dat is op zich een zaak die, afgezien van de wetgevingsdiscussie die hier normaal thuishoort, de nodige zorgvuldigheid zal vragen. Ik wijs daar even op, zonder verder in te gaan op het onderzoek en de gang van zaken tot nu toe. De commissie is met een eensluidend advies gekomen. Ook leden van mijn fractie hebben in de commissie geparticipeerd, op verzoek van de heer Kox. Hij vroeg ons wat wij gingen doen, waarop wij hebben geantwoord: gewoon volop participeren, een liberale partij eigen. Het is echter zaak om er goed op te letten dat wij hier te maken hebben met een staatsrechtelijke discussie en met de vraag in hoeverre de Eerste Kamer straks een oordeel zal vellen over het functioneren van de Tweede Kamer.

De voorzitter:

Dat aspect zal zeker aan de orde komen, misschien niet alleen aan deze kant van het Binnenhof.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel vast dat alle woordvoerders woorden van dank en grote waardering hebben uitgesproken voor de wijze waarop de commissie zich inhoudelijk van haar taak gekweten heeft. Als voorzitter sluit ik mij daar graag bij aan. Ik meen ook dat de commissie in een heel korte tijdspanne voortreffelijk werk verricht heeft. Nadrukkelijk wil ik aansluiten bij de complimenten en de woorden van waardering die zijn uitgesproken voor de griffie en de medewerkers.

Ik stel de Kamer voor om de Tijdelijke commissie voorbereiding parlementair onderzoek privatisering/verzelfstandiging overheidsdiensten, onder dankzegging voor haar werkzaamheden, decharge te verlenen, hetgeen op de voet van artikel 35 van het Reglement van Orde meebrengt dat de commissie ophoudt te bestaan.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

De beraadslaging over het rapport en de aanbevelingen van de commissie zal op een later tijdstip worden voortgezet.

De vergadering wordt enkele minuten geschorst.

Naar boven