4 Ouderbetrokkenheid in het onderwijs

Aan de orde is het VAO Ouderbetrokkenheid in het onderwijs (AO d.d. 17/04).

De voorzitter:

Hartelijk welkom aan minister Slob, goedemorgen. We gaan beginnen met een VAO Ouderbetrokkenheid in het onderwijs. Als eerste zou ik het woord willen geven aan de heer Rog van het CDA.

De heer Rog (CDA):

Voorzitter, dank u wel. We hebben een goed algemeen overleg gevoerd met de minister over ouderbetrokkenheid, waarin weer eens duidelijk werd dat kinderen floreren bij ouderbetrokkenheid en waarin de minister een aantal mooie initiatieven heeft aangekondigd.

Twee elementen hebben mijn fractie doen besluiten om toch nog wat extra sturing te geven. Die betreffen de rol van de ouderorganisaties. Dit is mijn eerste motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat op initiatief van de overheid een aantal taken van de ouderverenigingen zijn overgedragen aan Ouders & Onderwijs, maar deze ledenverenigingen thans geen gesprekspartner zijn van Ouders & Onderwijs;

voorts overwegende dat Ouders & Onderwijs geen ledenvereniging is en er door de stichting Ouders & Onderwijs enerzijds en de ouderverenigingen anderzijds zeer verschillend wordt gedacht over de gewenste samenwerking en een passende organisatie en bestuursvorm;

verzoekt de regering om met respect voor het pluriforme karakter van de ouderorganisaties en met behoud van de ontwikkelde expertise het initiatief te nemen te komen tot een nadere samenwerking en passende organisatie en bestuursvorm, waarbij er draagvlak is bij zowel Ouders & Onderwijs als bij de Oudervereniging Balans, Ouders van Waarde, de Vereniging Openbaar Onderwijs en de Reformatorische Oudervereniging,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Rog, Bruins, Van Meenen en Bisschop. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 180 (35000-VIII).

De heer Rog (CDA):

De tweede motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de subsidie voor de dienstverlening van de ouderverenigingen van 3 miljoen euro per jaar met de komst van Ouders & Onderwijs is teruggebracht tot 1 miljoen euro per jaar;

voorts overwegende dat er bij ouders naast het informatiepunt 5010 en het Steunpunt Passend Onderwijs ook behoefte bestaat aan onafhankelijke kennis, toegang tot (regionale) ondersteuning en inhoudelijke belangenbehartiging;

verzoekt de regering onderzoek te doen naar de toereikendheid van het subsidiebedrag voor de dienstverlening van de ouderorganisaties en de Kamer daarover in het najaar, voorafgaand aan de OCW-begrotingsbehandeling voor het jaar 2020 te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Rog, Bruins en Bisschop. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 181 (35000-VIII).

Dank u wel. De heer Bruins? Afwezig. Mevrouw Westerveld van GroenLinks? O nee, excuus, ik moet nog even wakker worden. De heer Beertema ook niet. De heer Van Meenen tot slot. En de heer Heerema ook nog twee minuten? Nee, ook niet. Dat gaat snel.

De heer Van Meenen (D66):

Voorzitter. Ik heb geen moties, maar wel een verhaaltje over ouderbetrokkenheid en zelfs over grootouderbetrokkenheid. Ik mocht vanmorgen weer onder stoom en kokend water mijn kleindochter naar school brengen. U weet hoe het is. Dan kom je daar in die wereld van heel drukke ouders waarvan je zou willen dat ze heel betrokken zouden kunnen zijn bij hun school. Ik heb ook tijdens het algemeen overleg een schets gegeven van de ontwikkeling van die ouderbetrokkenheid in de afgelopen eeuw: van de ouders die werkelijk de baas waren over de school, in het bijzonder onderwijs, tot aan mensen die worden ingezet als timmermoeders en luizenvaders. Je ziet eigenlijk een soort, ik noem het maar, infantilisering van de ouderbetrokkenheid. Ik zou tegen de minister willen zeggen: laten wij proberen weer de weg terug te vinden naar werkelijke invloed van ouders op school. Dat is eigenlijk wat ik hem wil vragen, want — u weet het zelf, voorzitter — de ouders in Nederland hebben het razend druk en als zij hun kostbare tijd dan geven aan dat wat hen het dierbaarst is en ook hun betrokkenheid op school laten zien, laat die er dan ook werkelijk toe doen. Dat wil ik de minister meegeven. Ik ben benieuwd hoe hij daarop reageert.

Dank u zeer.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik kijk naar de minister. De moties worden uitgedeeld en dan kan hij daarop reageren.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Minister Slob:

Voorzitter. Ik dank de Kamer allereerst voor het goede overleg dat wij inderdaad over dit belangrijke onderwerp hebben gevoerd en ook voor de inbreng in dit VAO.

Er zijn twee moties ingediend. Allereerst de motie van de heer Rog waarin hij aan het kabinet vraagt om het initiatief te nemen tot een nadere samenwerking en passende organisatie- en bestuursvorm waarvoor draagvlak is bij zowel ouders als onderwijs. Er wordt een aantal andere ouderorganisaties genoemd. Het is herkenbaar dat deze motie is ingediend. Ik ontraad de motie, maar wij hebben hierover wel uitgebreid met elkaar gesproken tijdens het algemeen overleg. Het is de Kamer ook bekend dat Ouders & Onderwijs nu ook bezig is om de governance wat verder te herzien en in overleg met deze organisaties te bezien op welke wijze zij daar een plekje kunnen krijgen. In dit opzicht worden de indiener van de motie en de medeondertekenaars dus al bediend. Het onderwerp wordt al op deze wijze opgepakt. Dat gebeurt op de plek waar het ook hoort te gebeuren. Dat is, denk ik, ook in een goede christendemocratische traditie. Ik volg dit uiteraard. Ik zal aan de stichting Ouders & Onderwijs vragen mij te informeren over de voortgang hiervan. Ik zal dat verder doorgeleiden naar de Kamer. Wij kunnen op die wijze de vinger aan de pols houden.

Dus ik ontraad de motie, maar de inhoud wordt op dit moment ook al verder opgepakt.

De voorzitter:

De eerste motie van de heer Rog wordt ontraden. De heer Rog?

De heer Rog (CDA):

Als u dat goed vindt, voorzitter, probeer ik de minister toch op andere gedachten te brengen voor wat betreft zijn appreciatie. Hij zegt dat er gesprekken worden gevoerd. Dat is waar, maar de reden dat wij deze motie nu indienen, is dat de overheid, het vorige kabinet, een interventie heeft gepleegd die ertoe heeft geleid dat er nog maar één aanspreekpunt is en dat er veel onmin is tussen de onderliggende organisaties. De ouderverenigingen van oudsher zijn nu zelfs geen gesprekspartner van Ouders & Onderwijs. Ik vind toch echt dat wij als overheid daarbij de verantwoordelijkheid hebben om in ieder geval aan te jagen dat dit gebeurt. Ik zeg niet hoe de minister dat precies moet doen, maar ik zou me kunnen voorstellen dat hij dat door iemand laat verkennen en dat hij het gesprek aangaat. Zou hij daartoe bereid zijn? En zou hij dan ook tot een andere appreciatie kunnen komen?

Minister Slob:

Ik heb al aangegeven dat Ouders & Onderwijs ook nu naar de governance kijkt en met name naar de vertegenwoordiging van deze organisaties, ook bij het werk dat zij doen. Er wordt onder andere nagedacht over een bredere ouderraad die ook plaats gaat bieden aan deze ouderorganisaties. In dat opzicht is het dus gewoon in beweging en gebeurt het ook op de plek waar het hoort te gebeuren. Ik zeg de Kamer toe dat ik haar zal informeren over het verloop van die gesprekken en de conclusies die daar worden getrokken. Maar ik ga daar niet zelf het initiatief toe nemen. Dat is echt iets wat in die organisatie zelf moet gebeuren. En dat gebeurt inmiddels dus ook al.

De heer Van Meenen (D66):

Soms hou je toch vast aan iets wat je voorganger fout heeft gedaan. In het verleden — dat is de fout waar de heer Rog op heeft gewezen — hebben we in het kader van de bezuiniging gezegd dat we tot één organisatie overgaan. Die is er niet gekomen, althans, die is er wel gekomen, maar een aantal andere organisaties is blijven bestaan. Die ene organisatie heeft de subsidie gekregen. Dat kan ik allemaal nog billijken, maar wat ik heel gek vind, is dat de overheid sinds die tijd niet meer met de andere organisaties praat. Ik vind dat de minister in die zin wel degelijk de verantwoordelijkheid heeft om dat fel te doorbreken. Want er is een veelheid aan geluiden en die mogen gehoord worden. Dat moet toch zeker deze minister aanspreken. Mijn vraag aan de minister is dus: opent hij, eventueel zelfs in afwachting van wat er nu gaat gebeuren, wel weer de lijnen met die andere organisaties?

Minister Slob:

De inbreng van de heer Van Meenen verbaast mij een heel klein beetje. Ik denk nu aan de ruimte die er zou zijn om in gesprek te gaan. Ik heb in het algemeen overleg heel duidelijk aangegeven dat ik ervoor opensta om met alle organisaties te spreken, ook als er in organisatorische zin keuzes zijn gemaakt waardoor zaken meer gecentraliseerd zijn. Ik heb het voorbeeld van de sectorraden genoemd. Daar zijn ook nog heel veel organisaties met een bepaalde identiteit die daardoor wat uit zicht zijn verdwenen. Zij zitten ook geregeld bij mij aan tafel. Sterker nog, ik heb zelfs vandaag nog een overleg met hen in mijn agenda staan. Ook deze ouderenorganisaties zijn van harte welkom als ze met mij een gesprek willen. Ik ontmoet ze ook wel op verschillende plekken. Ik kom ook op bijeenkomsten die door hen worden georganiseerd, ook als het gaat om het onderwerp ouderbetrokkenheid.

De heer Van Meenen (D66):

Dat is natuurlijk goed om te horen, maar mij gaat het ook om het gesprek over juist dit onderwerp. Is alleen Ouders & Onderwijs de gesprekspartner als het erom gaat hoe die samenwerking vorm wordt gegeven? Of zijn de organisaties ook welkom om bij de minister te komen, al is het maar als een soort mediator? Want uiteindelijk is de minister degene die stuurt met geld.

Minister Slob:

Zoals ik de Kamer heb toegezegd, volg ik nu even de ontwikkelingen rond de verandering van de governance bij Ouders & Onderwijs. Mocht dat op een of andere wijze vastlopen en mocht men zich bij mij willen melden, dan staat de deur open. Dan wil ik ook met hen in gesprek gaan. Ik hoop uiteraard dat dit op een goede wijze gewoon verder zijn weg zal vinden. Ik heb overigens in brede zin tegenover de Kamer aangegeven dat ik het onderwerp ouderbetrokkenheid ook op een wat groter podium wil bespreken. Daar is Ouders & Onderwijs bij betrokken, en wat mij betreft kunnen die andere organisaties daar ook gewoon een plek krijgen. Want het is het echt waard dat we hier met elkaar op een goede wijze de schouders onder zetten. Het volgende zeg ik ook in relatie tot de vraag van de heer Van Meenen: gelet op het feit dat ouders heel erg druk zijn met heel veel dingen en op het feit dat veel van hen wordt gevraagd, is het nog eens extra belangrijk om op een goede wijze te bekijken hoe je ouders ook in deze veranderende samenleving in de school nog de plek kunt geven die zij verdienen. Daar kan een school denk ik alleen maar beter van worden. Dat is wat mij betreft een permanent agendapunt bij dit onderwerp.

Voorzitter. De motie op stuk nr. 181 gaat over de financiën. De Kamer weet dat er een evaluatie is geweest van de eerste periode, waarin het budget inderdaad behoorlijk is teruggelopen. Maar de conclusie van de evaluatie was dat men, ondanks het feit dat er minder geld was, daar op een hele goede wijze mee uit de voeten kon komen, ook met betrekking tot de taken die er waren. Dus ik ontraad deze motie. Het is natuurlijk altijd zo dat als er meer geld is, er ook meer dingen gedaan kunnen worden. Maar binnen het kader van de taken die zijn afgesproken en het geld dat beschikbaar is gesteld, geeft de evaluatie geen aanleiding om daar nog extra onderzoek naar te gaan doen.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 181 wordt ontraden. Dan was er nog een vraag van de heer Van Meenen, maar die heeft u eigenlijk al beantwoord.

Minister Slob:

Die had ik inderdaad meegenomen bij de motie op stuk nr. 180.

De voorzitter:

Dank u wel.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Daarmee zijn we aan het einde gekomen van dit VAO.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven