16 Noten Schriftelijke antwoorden van de minister en de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie op vragen gesteld in de eerste termijn vande behandeling van de begrotingen van het ministerie van Veiligheid en Justitie (VI) voor het jaar 2013 (33400-VI) en van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) voor het jaar 2013 (onderdelen Immigratie en Asiel) (33400-VII).

Noot 1 (zie item 6)

Vragen van het lid Helder, mr. L.M.J.S. (PVV)

Vraag:

Wat gaat de Staatssecretaris doen aan de situatie dat opgelegde straffen niet altijd uitgevoerd worden? Zoals opgelegde taakstraffen die afgekocht kunnen worden.

Antwoord:

Over het afkopen van taakstrafuren hebben wij eind oktober nog gesproken bij het vragenuur. Ik heb toen aangegeven dat dergelijke fraude gelukkig zeer weinig voor komt. In de periode 2008–2012 zijn ongeveer 120.000 taakstraffen uitgevoerd bij ruim 2000 projecten. Slechts in 9 gevallen ontstonden bij de reclassering vermoedens van fraude met de taakstrafuren. Dit duidt niet op structurele misstanden.

Als fraude wordt geconstateerd, wordt de samenwerking met de betrokken projecten uiteraard direct gestopt en vaak ook permanent beëindigd. Tegen de frauderende medewerker wordt aangifte gedaan en de taakgestrafte krijgt vervangende hechtenis.

Ter voorkoming van fraude neemt de reclassering naar mijn oordeel adequate maatregelen. Zo worden alle taakstrafprojecten geregeld fysiek en telefonisch gecontroleerd, zowel aangekondigd als onaangekondigd. Gemiddeld wordt een project 10 keer per jaar ter controle bezocht. Wij vertrouwen erop dat de kans op fraude met taakstrafuren met deze maatregelen minimaal is.

Vraag:

Ouders van minderjarige slachtoffers kunnen nu geen schade verhalen op de dader. Wanneer komt de Staatssecretaris met een oplossing hiervoor?

Antwoord:

Op dit moment werk ik de maatregelen uit het Regeerakkoord die betrekking hebben op slachtoffers, verder uit. Ik doe dat langs drie lijnen: versterken positie, verbeteren uitvoering én herstellen van schade en schadeverhaal op de dader. Het schadeproces voor slachtoffers wil ik vereenvoudigen en verbeteren. Ik breng nu in kaart wat daarvoor nodig is. De onlangs door mij toegezegde aanpassing van de wet gericht op schadeverhaal door ouders van minderjarige slachtoffers neem ik daarin mee. Een wetsvoorstel zal zo snel mogelijk na verwerking van reacties uit de consultatie en het advies van de RvS aan uw Kamer worden aangeboden. Ik streef daarbij naar de tweede helft van 2013.

Vraag:

Wat vinden de bewindspersonen ervan om slachtoffers voortaan alleen met hun initialen op te nemen in processtukken, zodat ze anoniem kunnen blijven voor de verdachte?

Antwoord:

In de processtukken worden doorgaans de volledige namen genoemd van verdachten, slachtoffers en getuigen. Dit ten behoeve van de waarheidsvinding, de bewijsbaarheid van zaken en de beginselen van fair trial. Als slachtoffers of getuigen daar moeite mee hebben, omdat ze zich bedreigd voelen, is afscherming van personalia mogelijk. Daartoe bestonden al verschillende mogelijkheden, zoals de domiciliekeuze, de anonieme getuige en de bedreigde getuige. Per 30 september 2012 is bovendien aangifte onder nummer mogelijk. In alle processtukken komt dan het nummer in plaats van de naam van de aangever. Dit kan ook voor andere slachtoffers dan de aangever. Het nummer is een uniek nummer, dat betere bescherming biedt dan het gebruik van initialen, die in sommige gevallen toch de identiteit van het slachtoffer kunnen onthullen. Over de vorm en inhoud van de regeling van aangifte onder nummer heb ik u per brief geïnformeerd op 5 september jl..

Vraag:

Hoe gaan de bewindspersonen realiseren dat er een eigen bijdrage in rekening gebracht kan worden bij de daders?

Antwoord:

Dit wordt meegenomen bij de voorbereidingen van het wetsvoorstel over de kostenveroordeling in strafzaken. Dit wetsvoorstel wordt in de eerste helft van 2013 in consultatie gegeven.

Vraag:

Gaat de bewindspersoon de mogelijkheid om een gedetineerde vervroegd in vrijheid te stellen bij goed gedrag terugdraaien?

Antwoord:

In het Regeerakkoord is besloten de algemene detentiefasering te schrappen. Alleen bij goed gedrag kan vervroegde invrijheidsstelling worden verdiend. Deze plannen werk ik nu uit. Vervroegde invrijheidsstelling kan overigens, ondanks goed gedrag, worden geweigerd in geval van redelijkerwijs te verwachten maatschappelijke onrust.

Vraag:

Hoe denkt de Staatssecretaris erover om een broekstok in te stellen bij een gedetineerde die op proefverlof is?

Antwoord:

De inzet van de broekstok bij (jeugdige) gedetineerden die een (jeugd)inrichting tijdelijk verlaten of met verlof gaan, is wettelijk geregeld in de Regeling geweldsinstructie justitiële jeugdinrichtingen en de Regeling geweldsinstructie penitentiaire inrichtingen.

De afweging of inzet van de broekstok gewenst is bij het tijdelijk verlaten van de (jeugd)inrichting of bij verlof, maakt deel uit van de bredere beoordeling van de mate waarin begeleiding en beveiliging nodig is. Bij het tijdelijk verlaten van de inrichting, bijvoorbeeld voor ziekenhuisbezoek, wordt in sommige gevallen reeds een broekstok toegepast in aanvulling op begeleiding/beveiliging door één of twee medewerkers. Ook bij incidenteel verlof, bijvoorbeeld voor het bijwonen van een begrafenis of in andere bijzondere omstandigheden, wordt soms een broekstok toegepast. Ik zal in overleg met de uitvoerende instanties aangeven dat de broekstok bij ingeschat risico moet worden toegepast.

Via planmatig verlof worden jeugdigen voorbereid op een terugkeer naar de vrije samenleving. Daarbij maakt het verlof deel uit van de behandeling en draagt het bij aan de vastgestelde behandeldoelen. Vrijheden worden met verlofactiviteiten geleidelijk opgebouwd om de overgang naar de vrije samenleving op verantwoorde wijze te laten verlopen. Het (structureel) inzetten van de broekstok bij planmatig verlof acht ik ongewenst, omdat dergelijk verlof het noodzakelijke «oefenterrein» vormt ter voorbereiding op de volgende fase in het verloftraject en (uiteindelijk) de terugkeer naar de vrije samenleving. Een van de voorwaarden om een verloftraject te starten is dat er een risicotaxatie wordt uitgevoerd. Wanneer verblijf buiten de inrichting te risicovol wordt geacht, dan wordt geen toestemming gegeven voor verlof.

Vraag:

De Staatssecretaris wordt gevraagd om de PI beginselenwet te herzien. Geen privileges zoals 1 uur luchten, onderwijs en geld storten door derden. Noodzakelijke bezuinigingen moeten worden gerealiseerd door versobering, niet door goed personeel op straat te zetten.

Antwoord:

Gedetineerden hebben thans wekelijks recht op minimaal 18 uur basisactiviteiten, zoals luchten en het ontvangen van bezoek. Dat  moet zo blijven. Wel wordt bezien of er veranderingen moeten plaatsvinden in het activiteitenprogramma.

Verder acht ik het onwenselijk om de cursus motiverende bejegening te schrappen. In het Regeerakkoord wordt grote waarde gehecht aan het terugdringen van recidive. Uit onderzoek blijkt dat een juiste bejegening tijdens detentie van groot belang is om gedetineerden op een goede manier voor te bereiden op hun terugkeer in de maatschappij. Het schrappen van deze cursus zou contraproductief zijn.

Ten slotte kan ik bevestigen dat ik inderdaad voornemens ben om het niet langer mogelijk te maken dat derden geld storten ten behoeve van gedetineerden. Rond 1 april 2013 bericht ik nader.

Vraag:

De PVV stelt voor om artikel IV A van het Wetboek van Strafvordering te wijzigen, om het tonen van foto’s en videobeelden van verdachten als opsporingsmiddel toe te staan.

Antwoord:

Het plaatsen van foto's op billboards of internet ten behoeve van de opsporing is niet in strijd met de privacywetgeving. Het aantal beschikbare mediavormen heeft een enorme vlucht genomen. Vooral het internet heeft de mogelijkheden om burgers te betrekken bij de opsporing vergroot. De Aanwijzing Opsporingsberichtgeving (#00004) van het OM geeft aan wat opsporingsberichtgeving inhoudt, hoe en wanneer het OM de verschillende vormen ervan kan inzetten en aan welke omstandigheden het OM daarbij nog speciale aandacht moet geven. De aanwijzing besteedt ruim aandacht aan het internet. Ook gaat de aanwijzing in op het uitloven van beloningen door het OM en op het gebruik van beeld- en geluidsmateriaal, waaronder het plaatsen van foto’s op billboards of internet. Het opnemen van een wettelijke bevoegdheid in het Wetboek van Strafvordering is juridisch onnodig en zelfs ongewenst, omdat hiermee ten onrechte wordt gesuggereerd dat het plaatsen van de foto's op dit moment niet toelaatbaar zou zijn. Bovendien zal de beperking tot misdrijven waar 4 jaar of meer gevangenisstraf op staat leiden tot een beperking van de bestaande mogelijkheden. Ten aanzien van de overweging dat de rechter bij de strafoplegging rekening houdt met de privacyschending geldt dat de rechter onafhankelijk is. Ook bij het bepalen van de strafmaat. Gelet op deze stand van zaken zie ik dan ook geen aanleiding om dit als bijzondere opsporingsbevoegdheid te regelen.

Vraag:

Gezag van politie is zoek, door onder andere toename criminaliteit en geweld tegen personen met publieke taak. Waat gaat de Minister aan dit alles doen? Wat is het beleid? En wat is de invloed van de PvdA hierop?

Antwoord:

Zoals ik in het Algemeen Overleg van 22 november jl. aan uw Kamer heb medegedeeld, is geweld tegen agenten onaanvaardbaar. Politie en OM treden hier ook hard tegen op, onder meer door de verhoogde strafeis voor personen die geweld plegen tegen werknemers met een publieke taak (politie, brandweer, ambulancepersoneel).Zoals in antwoord op schriftelijke Kamervragen gemeld is het geweld tegen de politie sinds 2007 niet toegenomen, maar helaas ook niet afgenomen. De inspanningen om geweld tegen politie tegen te gaan, worden dus onverminderd doorgezet.

Vraag:

Kan de minister de veiligheid garanderen van de Nederlandse burger tijdens het grote verandertraject dat de invoering van de Nationale politie met zich meebrengt?

Antwoord:

De vorming van de nationale politie is een verandering van enorme omvang en impact. Tijdens de verbouwing moet de winkel open blijven. Vanzelfsprekend gaan de werkzaamheden van de politie gewoon door. De landelijke prioriteiten en de afspraken met het lokale gezag blijven onverkort van kracht.

Ik realiseer me dat een en ander een groot appèl doet op de inzet en commitment van de medewerkers en de leiding van de nationale politie. Ik heb het volste vertrouwen dat zij de organisatorische verandering komend jaar met succes zullen doorvoeren en dat zij tegelijk hun aandeel zullen leveren in het veilig houden van Nederland.   

Vragen van het lid Bontes, drs. L. (PVV)

Vraag:

Het inrichtingsplan van de Nationale Politie is zeer technisch van aard. Hoe gaat de minister de cultuur binnen de politie veranderen?

Antwoord:

Het inrichtingsplan en het realisatieplan zijn inderdaad uit de aard van de zaak voor een belangrijk deel organisatorisch van aard, maar geven ook aan, in combinatie met het ontwerpplan, welke cultuurwaarden de politie wil veranderen en hoe de politie dit aanpakt. Het gaat dan om zaken als operationeel leiderschap, professionele ruimte, integriteit en voorbeeldgedrag. In de komende periode van implementatie zal ik over het cultuurtraject regelmatig met de vakorganisaties overleggen. De plannen voor de organisatiecultuur zal ik nauwgezet volgen via de bestaande informatie- en rapportagelijnen waarbij ik de Inspectie Veiligheid en Justitie zal betrekken.

Vraag:

Wat gaat de politie doen aan het gegeven dat politiebureaus worden gesloten?

Antwoord:

Zoals ik dinsdag 27 november tijdens het debat over het aanvullend wetsvoorstel nationale politie ook heb aangegeven worden er vooralsnog geen posten gesloten, indien dat wel aan de orde is dan zal dit gebeuren na overleg met het betrokken bevoegd gezag.

Vraag:

Wat gaat de Minister doen aan het feit dat zaken met genoeg opsporingsindicatie niet worden opgepakt?

Antwoord:

Mijn inzet is gericht op het beter inzetten van de opsporingscapaciteit en het verbeteren van de processen binnen de politie. Dit zal eraan bijdragen dat met de beschikbare capaciteit meer zaken kunnen worden aangepakt dan nu het geval is. Iedere aangifte wordt opgenomen maar dat betekent niet dat iedere zaak -zelfs als sprake is van een opsporingsindicatie- leidt tot opsporingshandelingen. Effectieve inzet van beschikbare capaciteit, maar ook de zwaarte van het delict speelt in de beoordeling en prioritering mee.

Met de komst van de nationale politie zal de opsporingscapaciteit worden vergroot en is verdere verbetering van de opsporing mogelijk. Door het politiewerk efficienter te organiseren wordt meer ruimte vrijgespeeld voor de opsporing. Tegelijk is door schaalvergroting en een grotere flexibiliteit verhoging van de kwaliteit mogelijk. De nieuwe organisatie – met robuuste basisteams en een adequate capaciteit voor de recherche op alle niveaus – zal bijdragen aan een verdere versterking van de opsporing van daders.

Vraag:

Wat gaat de Minister doen aan het gegeven dat de politie minder gezag heeft?

Antwoord:

Politiewerk wordt uitgevoerd in een steeds complexer wordende maatschappij, waarin confrontaties met agressie en geweld steeds meer voorkomen. Het politiewerk is daarmee een zwaar beroep. Ik zorg ervoor dat de politietaak zo veilig mogelijk kan worden vervuld. Enerzijds moet geweld tegen politiepersoneel worden aangepakt, anderzijds is echter ook de vergroting van de weerbaarheid nodig. De professionele weerbaarheid van politieambtenaren bestaat uit 3 componenten: fysiek, mentaal en moreel. Als deze componenten in samenhang in de juiste mate ontwikkeld zijn, uit zich dit in een politie die optreedt met professionele autoriteit en zelfverzekerdheid. Het versterken van de professionele weerbaarheid is van essentieel belang voor een met gezag optredende politie.

Vraag:

Wat is de verklaring van de Minister voor de slechte resultaten van de politie en de strafrechtketen?

Antwoord:

In het rapport van de Algemene Rekenkamer van 29 februari 2012 -dat betrekking had op de periode 1 oktober 2009 tot en met 30 september 2010- werd geconstateerd dat de strafrechtketen onvoldoende presteert. Eén van de conclusies was dat de samenwerking in de strafrechtketen onvoldoende gericht is op het optimaliseren van de gewenste prestaties. Ik heb daarom een stevige regie op de keten gezet en het programma Versterking Prestaties Strafrechtketen ingesteld. De activiteiten in het kader van dit programma -zoals uitvoerig uiteengezet in mijn brief aan de Kamer van 23 november 2012- leiden tot een strafrechtketen die strafzaken sneller, slimmer, beter en transparanter afdoet.

Vraag:

Wil de Minister voorafgaand aan de tweede termijn de begroting van de politie toesturen, zodat inzichtelijk wordt waar de € 5,2 miljard heen gaat?

Antwoord:

Ik heb de Kamer dinsdag 27 november, tijdens het debat over het aanvullend wetsvoorstel nationale politie, toegezegd dat ik aan de Kamer vanaf volgend jaar de ontwerpbegroting van de politie meezend met de begroting van VenJ, opdat zij door uw Kamer bij de behandeling van de begroting van VenJ kan worden betrokken. De begroting van de NP voor 2013 wordt op dit moment opgesteld en zal ik vóór 1 januari vaststellen. Daarna zal ik de begroting zo spoedig mogelijk aan uw Kamer doen toekomen. 

Vraag:

Hoe reageert de Minister op het feit dat 11 inspecteurs naar Marokko zijn gegaan om daar te ervaren hoe het is om ergens anders vreemdeling te zijn? Had dit niet tegengehouden kunnen worden?

Antwoord:

De inzet van politiepersoneel is in het huidige bestel een verantwoordelijkheid van de korpsbeheerder en de korpschef. De opportuniteit van uitgaven, bijvoorbeeld met het oog op opleiding van politiemensen, staat ter beoordeling van hen. In het kader van opleiding en verbetering van het politiewerk kunnen buitenlandse werkbezoeken, die uiteraard soberheid als uitgangspunt hebben, nuttig zijn.

Vraag:

De politie moet beter worden voorbereid op grote ordeverstoringen, zoals in Haren: Bijvoorbeeld door het opnemen van ME-opleiding in de reguliere politieopleiding. Hoe kijkt de Minister daar tegenaan?

Antwoord:

Het is belangrijk dat alle medewerkers goed uitgerust en opgeleid aan het werk kunnen. Om die reden zet de minister sterk in op het versterken van de Integrale Beroepsvaardigheidstrainingen (IBT). 

Bovenop de reguliere IBT-training van 32 uur, is er, op individueel niveau, eenmalig 32 uur extra IBT-inzet beschikbaar om alle mederwerkers in de frontlinie de mentale krachttrainig te laten volgen. Dit is een forse inhaalslag. De mentale krachttraining, die in groepsverband wordt uitgevoerd, geeft de agent de vaardigheden die hij nodig heeft om zich met zelfvertrouwen op straat aan zijn werk te wijden. De diender is daarmee beter in staat om een keuze te maken uit de beschikbare geweldsmiddelen. De mentale krachttraining wordt momenteel uitgerold en moet eind 2014 afgerond zijn. 30.000 Politiemedewerkers zullen deze training dan gehad hebben.

Parallel hieraan wordt voor de structurele situatie een landelijk uniforme Integrale Beroepsvaardigheden Training (IBT) ontwikkeld en ingevoerd. Hierin zijn de voornaamste elementen uit de mentale krachttraining verwerkt. Het groepsoptreden speelt in deze training ook een belangrijke rol, waardoor de politie beter voorbereid is op ordeverstoringen. Binnen deze IBT-nieuwe-stijl is ruimte voor variatie in specifieke trainingen voor specifieke doelgroepen. Binnen de nationale politie wordt daarmee een krachtiger IBT neergezet. In 2014 moet er een éénduidig IBT-trainingsprogramma zijn.

Eén van de kenmerken van het nieuwe IBT-programma is, dat het realistisch en praktijkgericht zal zijn. Vanuit dit kenmerk zal er aandacht geschonken worden aan de simulatie van de stresssituatie op straat. Het initiële onderwijs zal hier volledig op aansluiten. Met deze maatregelen, naast de reguliere ME opleiding voor specifiek groepsoptreden, investeer ik optimaal in het versterken van integrale beroepsvaardigheid en daarmee ook op de voorbereiding op grote ordeverstoringen. 

Vraag:

Waarom zijn in het regeerakkoord geen zwaardere straffen opgenomen tegen geweld tegen de politie of uitvoerders van de publieke taak?

Antwoord:

De afgelopen jaren zijn de strafeisen voor agressie en geweld tegen werknemers met een publieke taak steeds verder verhoogd. Nu maken de richtlijnen van het OM drie keer zo zware straffen mogelijk. Uit onderzoek dat ik u op 20 november jl heb aangeboden, blijkt dat het OM zwaardere straffen eist en de ZM zwaardere straffen oplegt. Er worden bovendien zwaardere strafmodaliteiten opgelegd (beduidend vaker vrijheidsstraffen en relatief minder geldboetes).

Echter, de drie keer zo zware strafeisen voor VPT-zaken zijn nog niet voldoende zichtbaar. Het OM pakt dat nu op door nader onderzoek te verrichten naar de vraag waarom wordt afgeweken van de richtlijnen en door te onderzoeken of het ontstane beeld ook voor het OM breed geldig is. Daarnaast is er al een brief naar alle parketten gestuurd over dit onderwerp. U kunt ervan op aan dat ook dit sluitstuk van de aanpak van agressie en geweld tegen werknemers met een publieke taak goed geregeld is. Nog verder verhogen van de straffen acht ik op dit moment niet zinvol.

Vraag:

Gezien de relatie tussen huiselijk geweld en dierenmishandeling en het succes van de dierenpolitie verzoek ik de Minister de dierenpolitie te behouden.

Antwoord:

De afgelopen jaren is gebleken dat de politie een belangrijke toegevoegde waarde heeft bij het bestrijden van dierenleed. Daarom heb ik besloten deze taak van de Politie niet te schrappen. U kunt dit terugvinden in de brief die ik 20 november jl aan de Kamer heb gestuurd, over de toekomst van de Dierenpolitie. Hierin staat dat de politietaak op het gebied van de aanpak van verwaarlozing en mishandeling van dieren structureel zal worden opgenomen binnen de nationale politie door deze taak in het reguliere politiewerk op te nemen. Binnen de nationale politie krijgen de robuuste basis teams (RBT’s) taakaccenthouders voor de aanpak van dierenmishandeling. Alle regionale eenheden zullen beschikken over zulke medewerkers. Het aantal medewerkers moet nog worden vastgesteld, maar bedraagt minimaal 180. In het inrichtingsplan nationale politie, dat ik binnenkort vaststel, wordt dit opgenomen.

Het optreden van de politie tegen dierenleed leidt soms tot belangrijke bijvangsten zoals huiselijk geweld, milieudelicten, criminele netwerken en witwaspraktijken. Dit gegeven speelt mede een rol bij de keuze voor taakaccenthouders. Juist doordat agenten niet alleen voor de aanpak van dierenleed worden ingezet, maar deze taak in de basisteams combineren met de aanpak van andersoortige delicten, worden gemakkelijker twee vliegen in één klap geslagen.

Vraag:

Hoe denkt de Staatssecretaris erover om de partneralimentatie terug te brengen van 12 naar 5 jaar?

Antwoord:

Ik heb met belangstelling kennisgenomen van uw initiatief.

Het kabinet is voornemens standpunt te bepalen over het initiatief nadat het voorstel plenair is behandeld in uw Kamer.

Vragen van het lid Fritsma, drs. S.R. (PVV)

Vraag:

Mijn voorstel met de betrekking tot het verlenen van verblijfsvergunningen aan kennis- en arbeidsmigranten is om dit niet afhankelijk van inkomen te doen, maar hier het schaarste criterium voor te hanteren. Graag uw reactie.

Antwoord:

Nederland vaart wel bij kennismigranten, hun kennis zorgt voor toegevoegde waarde. Doel van de Kennismigrantenregeling is om bedrijven de kennismigranten die zij nodig hebben, snel en eenvoudig naar Nederland te halen. Daarom is met de invoering van de regeling gekozen voor een eenduidig salariscriterium. In 2011 is voorts ingevoerd dat de IND de mogelijkheid heeft om af te wijzen als het salaris niet marktconform is, waarmee misbruik wordt tegengegaan. Het salariscriterium is een objectief gegeven en voor de IND goed te handhaven. Wanneer het aanbod van kennismigranten in Nederland in bepaalde sectoren hoog is, zal een werkgever niet snel bereid zijn om een hoog salaris voor een buitenlandse kennismigrant te betalen. De markt kan zijn werk doen en zal daarbij rekening houden met het feit of er schaarste is in bepaalde sectoren. Het schaarstecriterium heeft in de weinige andere landen van de EU, waar dit is ingevoerd, tot veel bureaucratie en weinig concrete resultaten geleid.

Vraag:

Ik verzoek de Staatssecretaris om in te zetten op een opt-out in Europa. Graag uw reactie.

Antwoord:

Voor het verkrijgen van een uitzonderingspositie achteraf, zoals de heer Fritsma in zijn pleidooi voor een opt-out voorstelt, is een Verdragswijziging nodig. Daarvoor zal Nederland de steun nodig hebben van de andere 26 lidstaten, inclusief hun parlementen (nationale ratificatie). In tegenstelling tot de opt-outs en opt-ins die enkele andere lidstaten bedongen bij de opname van het Europees asiel- en migratiebeleid in het Unieverdrag, zou dit betekenen dat Nederland zich wil onttrekken aan een deel van het acquis, waaraan het nu wel gehouden is. 

Dit is een kwetsbaar proces, dat geen juridisch precedent kent en waarvan de kans van slagen op voorhand als zeer gering moet worden ingeschat. Indien het slaagt, zullen andere lidstaten hier wellicht ook gebruik van willen maken. Dit kan de deur openen voor een zekere ‘ontrafeling’ van Europese samenwerking. Deze weg wil ik dan ook niet opgaan.

Vragen van het lid Steur, mr. G.A. van der (VVD)

Vraag:

Kan de Minister, in het kader van de herziening gerechtelijke kaart, antwoord geven op de vraag hoe de evaluatie en monitoring van Oost Nederland worden vormgegeven en in de gaten worden gehouden, opdat in de toekomst geen problemen ontstaan?

Antwoord:

Ik heb de Kamer inmiddels de nota n.a.v. het verslag inzake de Splitswet toegezonden. Daarin komt de monitoring van Oost-Nederland uitvoerig aan de orde.

Direct na de inwerkingtreding van de wet zal de monitor van start gaan. De eerste resultaten van de monitor zullen eind 2013 beschikbaar komen en aan beide Kamers worden gezonden. Naast de monitoring zal een evaluatie worden uitgevoerd, zoals vereist door de Splitsswet en de Wet herziening gerechtelijke kaart.

Bij de monitoring zal in ieder geval worden gelet op de kwaliteitsontwikkeling, de doorlooptijden van zaken en continuiteit van het werk. In het geval van de rechtbank Overijssel zal worden gevolgd of deze voldoende in staat is zelfstandig te functioneren zonder aangewezen te zijn op ondersteuning door andere rechtbanken, bijvoorbeeld in de vorm van het verlenen van bijstand door rechters van andere rechtbanken als rechter-plaatsvervanger of door het afdoen van zaken door andere rechtbanken. Uitgangspunt van de Wet herziening gerechtelijke kaart is immers dat ieder afzonderlijk gerecht in staat is om in principe alle type zaken geheel zelf af te doen, bijzondere concentraties daargelaten. Er wordt nog bezien welke meetbare indicatoren geschikt zijn om het functioneren van de gerechten te kunnen volgen en beoordelen. Vanuit een oogpunt van doelmatigheid zal voor de gegevensverzameling zoveel mogelijk gebruik worden gemaakt van reguliere informatievoorziening en periodieke klanttevredenheidsonderzoeken van de Rechtspraak. Dit biedt de mogelijkheid prestaties beter af te zetten tegen prestaties van rechtbanken elders in het land.

Indien bij de monitoring of de evaluatie blijkt dat het functioneren van een of beide rechtbanken in de regio Oost-Nederland tekortschiet, ook in vergelijking met de andere rechtbanken, dan zullen de noodzakelijke maatregelen worden getroffen om de prestaties te verbeteren, bijvoorbeeld voor wat betreft kwaliteit en doorlooptijden. Welke die maatregelen zijn, zal in voorkomend geval moeten worden bezien. Op voorhand kan daarbij geen enkel scenario geheel worden uitgesloten. Wel moet worden bedacht dat noch organisatie, noch personeel, noch rechtzoekenden gebaat zijn met elkaar in hoog tempo opvolgende reorganisaties. De nieuwe rechtbank Overijssel moet nu de kans en het vertrouwen krijgen om te werken binnen de nieuwe situatie.

Vraag:

Wanneer komt het wetsvoorstel dat disciplinaire maatregelen regelt voor rechters naar de Kamer?

Antwoord:

Het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren (Wrra) is al enige tijd in voorbereiding. Met deze wetswijziging wordt beoogd het arsenaal aan disciplinaire maatregelen die ten aanzien van rechterlijke ambtenaren, met rechtspraak belast, kunnen worden opgelegd, uit te breiden

In de afgelopen periode is voorrang gegeven aan de herziening van de rechterlijke organisatie. De wijziging van de Wrra heeft nu mijn prioriteit. De voorbereiding vergt nog wel enige tijd, omdat is gebleken dat in een groot aantal andere wetten wordt verwezen naar de Wrra voor de regeling van de rechtspositie van de leden van diverse colleges, waaronder de verschillende tuchtcolleges. Dit maakt overleg met de andere departementen noodzakelijk. Ik zal in het eerste kwartaal van 2013 een ontwerp in consultatie geven.

Vraag:

Van het OM worden geluiden vernomen dat de al opgelegde bezuinigingen, de forse stijging van het ambitieniveau en de taakstelling uit het Regeerakkoord, niet haalbaar zouden zijn. Dit zou kunnen leiden tot achteruitgang van de capaciteit en kwaliteit van het OM. Kunnen de bewindspersonen garanderen dat eventuele bezuinigingen zodanig worden opgevangen dat het ambitieniveau en de effectiviteit van het OM daar niet verder onder lijdt?

Antwoord:

Het Regeerakkoord voorziet in een efficiencytaakstelling voor het departement van Veiligheid en Justitie en alle organisaties waarvoor wij als bewindslieden verantwoordelijk zijn. Deze taakstelling geldt ook voor het Openbaar Ministerie. Deze efficiencymaatregelen zullen niet ten koste gaan van het ambitieniveau en de effectiviteit van het OM, temeer niet daar het programma Versterking Prestaties Strafrechtsketen eraan gaat bijdragen dat barrieres die effectief optreden van politie en justitie in de weg staan, worden weggenomen en dat de procedures in de strafrechtelijke keten worden gestroomlijnd. Ik zal de ontwikkelingen -ook ten aanzien van het Openbaar Ministerie- uiteraard goed volgen.

Vragen van het lid Oosten, F. van (VVD)

Vraag:

Wat vindt de Minister van het voorstel om de verklaring van een deurwaarder (in de uitvoering van zijn publieke taak) zwaarder te laten wegen dan die van de agressieveling?

Antwoord:

Agressiviteit tegen gerechtsdeurwaarders en anderen in de uitoefening van een publieke taak neem ik hoog op. Het OM neemt aangiften mbt agressie of geweld zeer serieus en treedt streng op. Voor de gerechtsdeurwaarders geldt hetzelfde uitgangspunt voor de formulering van de strafeis als voor andere ambtsdragers, dat wil zeggen een verdrievoudiging van de strafeis.

Voor een veroordeling van verdachten is uiteraard wel juridisch sluitend bewijs nodig. De verklaring van de deurwaarder is onder ambtseed opgemaakt en als zodanig zwaarwegend. Het is uiteindelijk aan de rechter om beide verklaringen te beoordelen.

Vraag:

Ziet de Minister nog ruimte om verdere maatregelen te treffen om agressie tegen deurwaarders tegen te gaan?

Antwoord:

Zoals ik aangaf, neem ik agressiviteit in het bijzonder tegen gerechtsdeurwaarders en anderen in de uitoefening van een publieke taak zeer ernstig op. Het OM neemt aangiften met betrekking tot agressie of geweld zeer serieus en treedt waar mogelijk streng op.  

Vraag:

Volgens de wet is iedere notaris verplicht alle mogelijke rechtshandelingen te verrichten ("ministerieplicht"), dit terwijl de samenleving steeds ingewikkelder wordt en dit ook zijn doorwerking heeft in de regelgeving. Aan de juridische dienstverlener worden dan ook -terecht- steeds zwaardere eisen gesteld en er is noodzaak voor vergaande specialisatie. De ministerieplicht voor notarissen staat daar aan in de weg en zou om die reden moeten worden afgeschaft, net zoals ook geen ministerieplicht in de advocatuur geldt, Graag uw reactie hierop.

Antwoord:

Ik acht de ministerieplicht van wezenlijk belang voor een adequate uitoefening van het notarisambt en het belang dat daarmee gediend is, zoals de rechtszekerheid, onpartijdigheid en de bewijskracht van akten. Consumenten moeten ook een waarborg hebben dat alle diensten – niet alleen de commercieel interessante – worden aangeboden door het notariaat, welke diensten men in sommige gevallen nu eenmaal verplicht moet inroepen.

Sommige rechtsterreinen zijn inderdaad zeer specialistisch van aard. Daarom is de Wet op het notarisambt per 1 januari 2012 versoepeld. Het is thans mogelijk om in bepaalde gevallen een verzoek van een partij om bepaalde werkzaamheden te verrichten, door te verwijzen naar een andere notaris. Die andere notaris moet dat verzoek wel aanvaarden. Aan de ministerieplicht wordt in deze gevallen voldaan door een adequate verwijzing naar een andere notaris. De ministerieplicht staat aldus niet (meer) in de weg aan de behoefte aan specialisatie.

Vraag:

Wat vindt de Minister van het voorstel om bestuursorganen eerst contact met burgers op te laten nemen alvorens tot besluitvorming te komen, om onnodige juridische procedures te voorkomen. Welke gedragsverandering van de zijde van de overheid is nodig, in het kader van de dejuridificering.

Antwoord:

Voor het voorkomen van onnodige juridische procedures is het zinvol om eerst met burgers contact op te nemen. Steeds vaker worden bezwaarschriften op deze informele manier behandeld. De ervaring leert dat een telefoontje vooraf vaak al veel problemen kan oplossen en de Algemene wet bestuursrecht laat daar alle ruimte toe.

Deze werkwijze – de zgn. informele aanpak – staat centraal in het project Prettig Contact met de Overheid van BZK. De informele aanpak leidt tot kwaliteitsverbetering en kostenbesparing, zowel in de primaire besluitvorming als bij de behandeling van klachten en bezwaren. Over de voortgang en resultaten van het totale project wordt door het ministerie van BZK aan de TK gerapporteerd.

Ik stimuleer deze informele aanpak binnen mijn eigen organisatie. Zo lopen er op dit moment projecten bij de Politie, de IND, bij het Schadefonds Geweldsmisdrijven, bij de Raad voor de Rechtsbijstand, bij de Dienst Justis, bij de Dienst Justitiële Instellingen en bij de Dienst Terugkeer en Vertrek. Die projecten zien allen op het in een vroegtijdig stadium contact op te nemen met de burger en, door te luisteren, nadere informatie te vragen, alternatieve oplossingen te bezien of eventueel door toepassing van mediation, te voorkomen dat er een juridische conflict ontstaat.

De minister van BZK en ik stimuleren dit soort oplossingen dus beiden. Die komen ook te staan in een nieuwe handreiking over de bezwaarschriftprocedure waartoe wij het initiatief hebben genomen. Die geldt voor alle bestuursorganen in Nederland en verschijnt in de loop van volgend jaar. Op deze manier wordt een gedragsverandering gestimuleerd die het ontstaan van juridische conflicten tussen overheid en burger kan voorkomen.

Vraag:

Kan de Minister een indicatie geven van wanneer de eerste voorstellen komen om juridische procedures te digitaliseren en te vereenvoudigen?

Antwoord:

De heer Van Oosten vraagt mij naar een indicatie van de planning op het terrein van de digitalisering en vereenvoudiging van het civiele procesrecht en het bestuursprocesrecht. 

Recentelijk ben ik in goede samenwerking met de Raad voor de Rechtspraak begonnen met het programma Kwaliteit en Innovatie rechtspraak. Dat programma moet leiden tot efficiëntere en toegankelijker procedures bij de rechter. Met het oog daarop ga ik voorstellen doen tot aanpassing van het procesrecht en is de Raad bezig met het digitaliseren van de procedures en het slimmer inrichten van de werkprocessen in de rechtspraak. Dat gebeurt in goede samenspraak met de gerechten en de rechtsprekende colleges en de betrokken beroepsgroepen zoals advocaten en deurwaarders. Met het oog daarop bespreek ik mijn voornemens komend voorjaar met alle betrokken partijen. Vervolgens laat ik onderzoeken wat de baten en de lasten van de plannen zijn en wil ik de Kamer informeren over de plannen. Daarna, ik hoop kort na de zomer, kunnen de wetsvoorstellen in consultatie. In het najaar hoop ik ze dan voor advies aan de Raad van State te kunnen aanbieden.

Vraag:

Kan de Staatssecretaris een beeld schetsen vdan de voortgang van de privacy impact assessment (PIA)?

Antwoord:

Een model voor het uitvoeren van een Privacy Impact Assesment, dat de ministeries kunnen toepassen bij zo'n privacy assesment bij in voorbereiding zijnde regelgeving, is voor advies voorgelegd aan het College Bescherming Persoonsgegevens. Na ontvangst en verwerking van het advies, zal het toetsmodel aan de Kamer worden toegezonden en worden ingevoerd.

Vragen van het lid Azmani, mr. M. (VVD)

Vraag:

Wat zijn de voornemens van de Staatssecretaris om de stapeling van procedures in de vreemdelingenketen tegen te gaan.

Antwoord:

Met het Programma Stroomlijning Toelatingsprocedures (PST), al ingezet door mijn voorganger, wordt een pakket van maatregelen gepresenteerd dat naast het versnellen van de doorlooptijden van procedures vooral ziet op het tegengaan van stapeling van procedures. Deze maatregelen zien erop de prikkels weg te nemen die het voor de vreemdeling aantrekkelijk maken onnodige vervolgprocedures te blijven starten. Hoewel er veel maatregelen onder PST worden uitgewerkt, zijn dit de belangrijkste: Eén van de maatregelen die ik wil invoeren betreft een gedifferentieerd vergoedingensysteem voor de rechtsbijstandverlener bij reguliere en asiel vervolgaanvragen. Daarnaast zal voortaan bij alle vervolgaanvragen (asiel en humanitaire reguliere) ook aan een aantal (extra) humanitaire gronden worden mee getoetst. Omdat deze gronden dan al bij de eerste aanvraag worden mee getoetst, wordt het minder aantrekkelijk om een vervolgaanvraag op basis van één van die gronden in te dienen en als er al een vervolgaanvraag wordt ingediend, wordt snel duidelijk of er sprake is van nieuwe feiten en omstandigheden. Deze beoordeling zal straks in één dag gaan plaatsvinden: de zogenaamde ééndagstoets. Verder zullen alle vreemdelingen van wie de aanvraag in de ééndagstoets is afgewezen, consequent aan de DT&V (en eventueel de VP) worden overgedragen en zal de vreemdeling straks zelf zijn medisch dossier moeten aanleveren bij een beroep op medische omstandigheden, waardoor een drempel wordt opgeworpen voor het indienen van zinloze medische aanvragen. Ik zal met kracht inzetten op deze regeling en implementatie van deze maatregelen. Hiernaast zal ik, en dat geldt voor de gehele keten inclusief de rechterlijke macht, voortdurend verder blijven zoeken naar mogelijkheden tot verkorting van procedures, waarmee ook stapeling minder aantrekkelijk wordt.

Vraag:

Graag hoor ik van de staatssecretaris de stand van zaken m.b.t. het kwalijke voornemen van het Europees Parlement om 75% van het budget van immigratie-agentschappen in reserve te houden?

Antwoord:

Het Europees Parlement heeft op 23 oktober jl. een resolutie aangenomen waarin het zijn positie inzake de begroting voor 2013 bepaald heeft. Deze resolutie stelt dat het Europees Parlement het budget van de immigratie-agentschappen niet in reserve zal plaatsen om de werkzaamheden van de immigratie-agentschappen niet in gevaar te brengen. Ook al hebben de Raad en het Europees Parlement vooralsnog geen overeenstemming kunnen bereiken over de begroting van 2013, het Europees Parlement heeft niet het voornemen om 75% van het budget van immigratie-agentschappen in reserve te plaatsen.

Vraag:

Wat zijn de eerste indrukken van het gebruik van Amigo-Boras? Wat is het effect van het systeem?

Antwoord:

Met de ingebruikname van @migoboras per 1 augustus 2012 versterkt de KMar haar informatiepositie aan de binnengrenzen. Het systeem beoogt de controles effectiever te maken. @migoboras wordt ingezet als selectiemiddel om de controletaak uit te voeren. De inzet van @migoboras maakt het de KMar mogelijk meer informatiegestuurd op te treden. Door de analyse van verkeersgegevens kan worden bepaald op welk tijdstip en waar mobiel toezicht het best kan worden uitgevoerd. Niet alleen levert de inzet van het systeem naar verwachting zo meer treffers op, ook worden zo minder mensen gecontroleerd met wie niets aan de hand blijkt te zijn. Op dit moment is het nog te vroeg om een goed inzicht te geven in het effect van het systeem. In de zomer 2013 draait het systeem een jaar en ik verwacht u tegen die tijd nader te kunnen informeren.

Vraag:

Wat zijn de ervaringen met de pilot kennismigratie kort verblijf?

Antwoord:

De pilot wordt uitgevoerd door het ministerie van SZW en het UWV en is bedoeld voor kennismigranten die door een werkgever korter dan drie maanden in Nederland tewerkgesteld worden. Alleen werkgevers die bij de IND aangemeld zijn voor de kennismigrantenregeling en op de lijst op de website van de IND staan kunnen gebruik maken van de pilot. Ik kan u op dit moment nog niet meedelen wat de ervaringen zijn, maar de minister van SZW komt hier zodra er resultaten van bekend zijn op terug. Naar verwachting is dat in de eerste helft van 2013.

Vraag:

Kan de Minister concreter zijn hoe integraal handhavend wordt opgetreden om misstanden in de chinese beautybranche tegen te gaan?

Antwoord:

Zeer recent – per brief van 23 november 2012 in reactie op schriftelijke vragen van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie – heb ik uw Kamer geïnformeerd over de aanpak van deze problematiek. Vormen van prostitutie zoals die zijn en worden aangetroffen in de Chinese beautybranche worden aangepakt door integrale handhavingsacties waarin de Inspectie-SZW, de politie, de Immigratie en Naturalisatiedienst (IND) en het Openbaar Ministerie gezamenlijk optreden. In de Task Force Mensenhandel wordt voor het eind van dit jaar besproken wat het vervolg op deze handhavingsacties zal zijn en of nadere maatregelen nodig zijn.

Vraag:

Meer dan 10% van de bedrijven is uit de regeling kennismigranten gehaald. Wat doet de Staatssecretaris hieraan? Indien sprake is van misbruik, hoe gaat de Staatssecretaris dit strikter handhaven?

Antwoord:

Op de lijst van bedrijven die zich aangemeld hadden voor de kennismigrantenregeling stonden veel bedrijven die nog nooit, of al geruime tijd niet meer, een kennismigrant hadden laten overkomen. Dit waren dus geen actieve bedrijven in de kennismigrantenregeling. Naar aanleiding van vragen van uw Kamer en om onduidelijkheid te voorkomen, is in 2011 besloten om deze bedrijven van de lijst te verwijderen. Hierdoor is het aantal bedrijven in de kennismigrantenregeling verminderd.

Misbruik en oneigenlijk gebruik van de kennismigrantenregeling pak ik aan. Mijn voorganger heeft deze aanpak al ingezet door de wijziging van de kennismigrantenregeling van 19 juni 2011. Deze wijziging houdt in dat het loon van de kennismigrant marktconform moet zijn, dat wil zeggen vergelijkbaar met wat Nederlanders in een vergelijkbaar beroep onder normale arbeidstijden verdienen. Met deze wijziging wordt het bedrijven praktisch onmogelijk gemaakt misbruik te maken van het salariscriterium van de kennismigrantenregeling. Deze aanpak zet ik voort en met de inwerkingtreding van de Wet Modern Migratiebeleid zullen extra plichten voor bedrijven gaan gelden zoals de administratieplicht en de zorgplicht. Dit houdt in dat werkgevers gegevens (bijvoorbeeld loonspecificaties) vijf jaar moeten bewaren zodat controle op de naleving van de verplichtingen van de referent mogelijk wordt. De zorgplicht houdt in dat de werkgever verplicht is de (aanstaande) werknemer bij de werving en selectie op de hoogte te stellen van de relevante regelgeving. De informatieplicht voor werkgevers om de IND te informeren als de situatie van een kennismigrant wijzigt, die nu al bestaat, zal voortgezet worden. Hierdoor wordt de aanvraagprocedure simpeler en hoeft de werkgever minder bewijsstukken aan de IND over te leggen, wat de administratieve lasten vermindert en de procedure versnelt, maar waardoor ook handhaving voor de IND eenvoudiger wordt.

Vraag:

INDIGO had 2 jaar geleden al ingevoerd moeten worden. Allerlei maatregelen wachten op invoering en de gewenste efficiencyslag wordt maar niet gemaakt. We ontvingen de brief, 90 fte erbij om problemen op te lossen. Wij willen weten hoe het er exact voor staat, in hoeverre die 90 fte een garantie zijn dat INDIGO gaat werken, en of die «freeze» m.b.t. opleveren van managementinformatie geen ijstijd wordt?

Antwoord:

In de derde voortgangsreportage INDiGO, die op 4 oktober jl. naar uw Kamer is gezonden is de verwachting uitgesproken dat INDiGO aan het einde van dit jaar het belangrijkste ICT-systeem van de IND zal zijn. Deze verwachting heb ik nog steeds. De komende weken zullen echter nog veel inspanning vragen van de IND. De planning is strak, waarbij steeds het uitgangspunt kwaliteit voor snelheid gehanteerd wordt.

Wanneer het gaat om de vraag naar de extra fte’s wil ik verwijzen naar de brief van 29 oktober jl., waarin staat dat er reeds vanaf de start van INDiGO rekening mee is gehouden dat bij een verdergaande en bredere implementatie van INDiGO er extra capaciteit nodig zou zijn. Hoewel deze extra inzet bijdraagt aan een goede overstap naar INDiGO en zorgt dat het serviceniveau van de IND ook in deze overgangsfase op een aanvaardbaar niveau blijft, kan ik u ten aanzien van het tijdpad geen garanties geven.

Zoals reeds eerder door mijn ambtsvoorganger werd aangekondigd is er een ‘freeze’ met betrekking tot het genereren van managementinformatie in de fase dat INDiGO ‘gevuld’ wordt met gegevens uit INDIS. Zodra deze fase is afgerond, zal deze informatie met terugwerkende kracht beschikbaar komen.

De volgende rapportage zal ik uw Kamer in januari 2013 doen toekomen. Daarin zal ik u nader informeren over de laatste stand van zaken.

Vragen van het lid Wit, mr. J.M.A.M. de (SP)

Vraag:

Wat gaat het verhalen van proceskosten op daders daadwerkelijk opleveren?

Antwoord:

Zoals afgesproken in het regeerakkoord moet de proceskostenveroordeling in strafzaken (tezamen met de invoering van een eigen bijdrage voor gedetineerden) 60 mln euro opleveren. Op basis van de uitkomsten van het in onze brief van 30 oktober jl. aangekondigde impact assessment wordt bezien hoe een dergelijke regeling (gegeven deze financiële doelstelling) in de praktijk vorm zou kunnen krijgen. Voor de zomer van 2013 zal de Kamer worden geinformeerd over de uitkomsten.

Vraag:

Waarom is de zaak van Lucia de B. nooit geëvalueerd? Dit met het oog op wat hier allemaal fout is gegaan, onder andere m.b.t. de rol van deskundigen.

Antwoord:

Mevrouw De Berk is in 2003 veroordeeld tot levenslange gevangenisstraf wegens de moord op kinderen in een ziekenhuis waar zij werkte. De moorden zouden door vergiftiging zijn gepleegd, wat door een deskundige werd vastgesteld. Nadat haar veroordeling tot en met de Hoge Raad in stand was gebleven is een herzieningsprocedure in gang gezet. De zaak van mevrouw De Berk is geëvalueerd door de Commissie Evaluatie Afgesloten Strafzaken (CEAS). Deze herzieningsprocedure heeft in 2012 geresulteerd in vrijspraak. De herziening van de strafzaak tegen mevrouw De Berk is gebaseerd op rapportages van zowel de CEAS als op een uitvoerige conclusie van de Advocaat-Generaal bij de Hoge Raad. In verband hiermee is een afzonderlijke evaluatie niet nodig.

Naar aanleiding van de Schiedammer parkmoord is in 2006 een aantal maatregelen genomen dat gerechtelijke dwalingen moet voorkomen. Die maatregelen komen voort uit het programma Versterking Opsporing en Vervolging, dat een groot aantal maatregelen bevat op het gebied van onder meer tegenspraak en deskundigen. Ter uitvoering van de maatregelen is onder meer de Wet deskundige in strafzaken tot stand gekomen en het Nederlands Register Gerechtelijk Deskundigen (NRGD) ingesteld. De wet en het register beogen de kwaliteit van de deskundigeninbreng in strafzaken te verhogen.

Vraag:

Wat gaat er gebeuren met de algemene rechtspraak van de raad van state? Waar gaat dit onder vallen gezien de voornemens uit het regeerakkoord?

Antwoord:

De heer De Wit informeerde naar de passage in het regeerakkoord over de rechtspraak bij de Raad van State. Voor de Raad van State draagt mijn collega van BZK de primaire verantwoordelijkheid. Op dit dossier trekken wij dus gezamenlijk op. Het kabinet zal op dit onderwerp zo spoedig mogelijk terugkomen nadat het overleg hierover tussen de betrokken bewindslieden is afgerond.

Vraag:

Het idee achter verhoging van de griffierechten was om de burger te ontmoedigen om te procederen. Wat is hier de bedoeling achter? Kan de bewindspersoon hierop reageren?

Antwoord:

De heer De Wit vraagt naar de redenering die ten grondslag ligt aan het Wetsvoorstel verhoging griffierechten dat door het vorige kabinet was ingediend. Dit wetsvoorstel is door het kabinet ingetrokken. Een discussie over de grondslagen van dat wetsvoorstel is thans niet meer opportuun.

Vraag:

Hoe denkt de Minister te voorkomen dat zaken op de plank blijven liggen, nu hij in aanvulling op het budget NFI geen extra geld meer beschikbaar stelt voor opdrachten aan particuliere instituten.

Antwoord:

In mijn brief van 5 november jl. heb ik uw Kamer geschreven, dat de pilot met de inschakeling van particuliere instituten, waar de heer De Wit op doelt, goed is verlopen, maar dat er geen aanleiding is gemarkeerd budget beschikbaar te stellen voor een structurele inschakeling van die instituten. Dat sluit niet uit dat particuliere instituten worden ingeschakeld. Politie en Openbaar Ministerie prioriteren voortdurend de te onderzoeken zaken. Daarbij spelen de ernst van het delict, de maatschappelijke onrust e.d. een rol. Het kan gebeuren dat zaken met minder prioriteit even op de plank blijven liggen voordat aan het NFI de opdracht voor onderzoek wordt verstrekt. Ook kunnen politie en openbaar ministerie ervoor kiezen de opdracht voor onderzoek aan een ander instituut te verlenen. Dat kan een particulier instituut zijn. Om fricties tussen vraag en aanbod zo veel mogelijk te voorkomen, overlegt het NFI regelmatig met politie en openbaar ministerie over mogelijkheden ter verbetering van de raming en benutting van de capaciteit.

Vragen van het lid Kooiman, C.J.E. (SP)

Vraag:

Hoe ziet maatwerk voor gemeenten er uit als het gaat om de invoering en toepassing van de wietpas?

Antwoord:

Zoals ik in mijn brief van 19 november jl. heb gemeld geschiedt de handhaving van het ingezetenencriterium in overleg met betrokken gemeenten en zo nodig gefaseerd waarbij wordt aangesloten bij het lokale coffeeshop- en veiligheidsbeleid zodat sprake is van lokaal maatwerk. Ik zie dat als volgt:

Het lokale bestuur stelt het coffeeshopbeleid -binnen het landelijke kader (Opiumwet en de Aanwijzing OM)- vast en voert de regie.

  • De lokale driehoek vult het beleid concreet in en stelt prioriteiten bij de dagelijkse handhaving.

  • In mijn brief van 19 november jl. heb ik aangegeven dat een handhavingsarrangement van bestuur, politie en OM onontbeerlijk bij de handhaving is.

  • In de lokale driehoek vindt afstemming plaats over het handhavingsarrangement, inclusief de handhaving en eventuele fasering van de handhaving van het ingezetenencriterium en over de maatregelen die verder worden getroffen in het kader van het coffeeshopbeleid. Dit alles samen is het lokale maatwerk.

Ik heb overigens in mjn brief van 19 november aangegeven dat de wietpas vervalt. Het verplichte lidmaatschap en het "besloten club"-karakter van de coffeeshops komen hiermee te vervallen. De toegang tot coffeeshops blijft voorbehouden aan ingezetenen van Nederland.

Vraag:

Is de Staatssecretaris bereid de Zeer Beperkt Beveiligde Inrichtingen (ZBBI's) niet te sluiten? Deze inrichtingen bieden immers goedkopere en effectieve detentieplekken.

Antwoord:

De visie van het kabinet ten aanzien van de tenuitvoerlegging van straffen en maatregelen is inhoudelijk niet gewijzigd. Het beleid van de afgelopen jaren wordt voortgezet, waarbij de recidivebestrijding voorop staat. De levensloopbenadering en de persoonsgerichte aanpak, die de hoekstenen zijn van deze visie, worden gehandhaafd. Het feit dat er minder geld beschikbaar is, betekent dus niet dat de inhoudelijke focus is gewijzigd. Er is nu een goede screening bij binnenkomst, er worden overal detentie- en reïntegratieplannen opgesteld en in de nazorg wordt meer dan ooit contact gelegd met de ketenpartners.

Wel is het zo dat het budget voor deze aanpak kleiner is geworden door de noodzakelijke bezuinigingen. Ik verwacht in het voorjaar van 2013 uw Kamer nader te kunnen informeren over de keuzes die zijn gemaakt en de effecten hiervan op het personeel en de omvang van de detentiecapaciteit in het masterplan capaciteit DJI. Op dit moment worden de verschillende opties in beeld gebracht. Zoals ik in mijn brief van 27 november jl. heb aangegeven, spelen verschillende factoren een rol bij de besluitvorming over de ombuigingsopties. Het gaat met name om de gevolgen voor het personeel, de werkgelegenheidssituatie in alle landsdelen, bedrijfseconomische factoren en de spreiding van inrichtingen over Nederland.

Ik hecht eraan opnieuw te benadrukken dat er nog geen enkel besluit is genomen. Uiteraard wordt over de plannen uitvoerig gesproken binnen de organisatie van DJI en met de medezeggenschap en de bonden. De kwaliteit van het werk, en van het personeel zijn daarbij van groot belang.

Ik ben erg blij dat de SP zo constructief meedenkt over het realiseren van bezuinigingen op het gevangeniswezen en ik heb uw voorstellen dan ook met belangstelling gelezen. Ik constateer tot mijn genoegen dat DJI hier al deels zelf mee aan de slag is gegaan. Het grootste deel van de voorstellen is dus al in de begroting van DJI verdisconteerd. Maar ik houd mij aanbevolen voor alle plannen waardoor bezuinigingen kunnen worden gerealiseerd.

Ik moet u dan ook melden dat de voorstellen bij lange na niet de totale taakstelling van DJI realiseren. Als het om zulke grote bedragen gaat als ik in mijn eerder vermelde brief van 27 november jl. heb toegelicht, is het onvermijdelijk dat er besluiten moeten worden genomen die pijnlijke gevolgen hebben voor het personeel.

Om recht te doen aan uw voorstellen ga ik er graag meer en detail op in.

Optie 1: Bezuinig ook op hoofdkantoor, management en beleidsafdelingen

We kijken naar bezuinigingsopties voor alle geledingen van DJI, dus ook naar het hoofdkantoor en de ondersteunende landelijke diensten.

Optie 2: Geen nieuwbouw

In het kader van effectief capaciteitsmanagement zijn alle opties open; dus ook de mogelijkheid dat er geen nieuwbouw komt, wordt nader bezien.

In het kader van de besluitvorming over nieuwbouw zal niet alleen de bestaande situatie als uitgangspunt worden genomen, maar wordt vooral ook naar het langere-termijnperspectief gekeken. Vervangende nieuwbouw voor verouderde capaciteit kan immers een kosteneffectieve oplossing zijn. Doel is om een toekomstbestendige en doelmatig ingerichte penitentiaire landkaart op te stellen waarbij bijvoorbeeld het concept van multifunctionele inrichtingen een belangrijke invalshoek is.

Optie 3: Verbeter de prognoses en het capaciteitsmanagement

Het PMJ-model wordt jaarlijks aangepast aan de nieuwste inzichten. Het ramen van een toekomstige behoefte bevat echter per definitie onzekerheden, en aangezien in het PMJ-model talloze maatschappelijke ontwikkelingen worden meegenomen, bevat dit per definitie een onzekerheidsmarge

In het kader van Toekomstvast DJI wordt gewerkt aan een efficiënt en integraal capaciteitsmanagement over de sectoren heen.

Optie 4: Doelmatiger inkoop van zorg;

Doelmatiger inkoop van zorg heeft mijn permanente aandacht. Onlangs heeft het ministerie van Veiligheid en Justitie en GGZ Nederland overeenstemming bereikt over het beschikbare budget voor  de forensische zorg voor 2013. Als gevolg daarvan zal in 2013  € 17 miljoen worden bezuinigd. Daarnaast is een grote stap gezet naar de invoering van prestatiebekostiging in de forensische zorg en zijn afspraken gemaakt inzake een gezamenlijk vervolgtraject voor de jaren vanaf 2014.

Tevens wordt er een prognosemodel voor de zorg ontwikkeld.

Optie 5: Geen onnodige aanbestedingsprocedures

Deze suggestie neem ik niet over. De verwachting is juist dat door consequent goed aan te besteden er nog vele miljoenen kunnen worden bespaard. Er zijn klachten uit het veld over de efficiëntie van de Europese aanbestedingen, maar vast staat dat daar de afgelopen jaren miljoenen mee bespaard zijn.

Optie 6: Vereenvoudig de personele planning en de inzet van de arbeidsvoorwaarden

Hier ga ik graag mee aan de slag. Ik ben blij dat juist de SP met dit voorstel komt, want dit ligt wel moeilijk bij de ondernemingsraden en de vakbonden.

Optie 7: Bezuinig op de ondersteunende diensten en temporiseer de automatisering

Er zijn bezuinigingen ingeboekt op alle landelijke diensten, waaronder bijvoorbeeld de Shared Service Centres en de Dienst Vervoer en Ondersteuning. Ten aanzien van besparingen op ICT ben ik terughoudend. Enerzijds zijn investeringen daarin juist bron voor een efficiëntere bedrijfsvoering. Anderzijds is informatisering een noodzakelijke voorwaarde voor de verbetering van het functioneren van de keten.

Optie 8: Meer open en halfopen inrichtingen

Hoe de detentiecapaciteit van DJI er gaat uitzien, komt aan de orde in het kader van het Masterplan detentiecapaciteit DJI dat ik uw Kamer zal toezenden in het voorjaar van 2013.

Optie 9: Laat gedetineerden werken in de bajes

Dat gebeurt reeds in het kader van het project Modernisering Penitentiaire Arbeid; er zal worden bezien of dit kan worden uitgebreid.

Optie 10: Vereenvoudig het beklagrecht

Er is een rapport uitgebracht door Prof. Bleichrodt waarin is onderzocht wat de stijging is van het aantal klachten binnen het gevangeniswezen. De problematiek van de veelklagers wordt daarin besproken en ik zal bezien of de wetgeving hierop moet worden aangepast.

Uit het rapport blijkt ook dat de bejegening van gedetineerden een belangrijke oorzaak is van het indienen van een klacht. Vandaar dat ik het project motiverende bejegening in volle omvang blijf uitvoeren aangevuld met een pilot over het aanleren van gesprekstechnieken die zijn ontleend aan bemiddeling.

Optie 11: Verbeter de samenwerking met ketenpartners

Daar wordt in het kader van de nazorg vol op ingezet. Verder wijs ik op de start in 2011 van het programma USB (uitvoering strafrechtelijke beslissingen), met als doel de executieketen optimaal te laten functioneren.

Optie 12: Verminder de inhuur van externen

Op de inhuur van externen is de afgelopen periode enkele tientallen miljoen euro bespaard. Vele contracten op het hoofdkantoor zullen spoedig worden beëindigd; ook over de inzet van externe beveiligers wordt inmiddels nagedacht. Maar soms is er specifieke deskundigheid voor een beperkte periode noodzakelijk die niet binnen de bestaande organisatie aanwezig is, en waarbij het juist niet kostenefficiënt zou zijn om daarvoor een vaste functie te creëren. Dit speelt m.n. op het terrein van de ICT.

Waar het gaat om de inhuur van externe beveiligingspersoneel, is dit juist vanuit doelmatigheidsoverwegingen, omdat dit minder kost dan vast personeel, en er sprake is van flexibele contracten, waardoor dergelijk personeel alleen wordt ingehuurd voor zover en voor zo lang dit nodig is. Bij beveiligingspersoneel met een vaste ambtelijke aanstelling, zijn die mogelijkheden veel beperkter.

Vraag:

Waarom kiest de Minister ervoor om miljoenen te besteden aan de straatcoaches en dergelijke functies in plaats van extra geld aan de politie te besteden?

Antwoord:

Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de openbare orde en veiligheid en zetten daarvoor verschillende instrumenten en middelen in, waaronder straatcoaches en stadsmariniers en dergelijke. Juist omdat het gaat om de aanpak van lokale problemen, weten gemeenten welke middelen en instrumenten in hun situatie het best werken. Gemeenten financieren dit vanuit hun algemene middelen en niet vanuit specifieke gelden van VenJ.

Vraag:

Met het oog op de zorgen van gevangenispersoneel over hun pensioen verzoek ik de Staatssecretaris of hij bereid is om de Sbf-regeling te bespreken met zijn collega van BZK.

Antwoord:

Zoals ik eerder aan uw Kamer in de behandeling van het VAO op 5 juli jl. heb gemeld, heb ik binnen de huidige Substantieel Bezwarende Functies (SBF)-regeling al het mogelijke gedaan om deze medewerkers tegemoet te komen. Zo is na overleg met hen en de vakbonden besloten dat zij voortaan zelf mogen bepalen of zij langer doorwerken of niet, mits de medewerker een positief arbeidsgeneeskundig onderzoek kan overleggen. Verder kunnen medewerkers die met SBF-verlof gaan, hiernaast nog een tweede aanstelling bij DJI aangaan van maximaal 4 uur per week (maximaal 208 uur per jaar). SBF-medewerkers kunnen ook gebruik maken van de mogelijkheid om buiten DJI bij te verdienen tot maximaal 100% van het oorspronkelijke bruto inkomen.

Het is mij bekend dat de SBF-medewerkers aanpassing van de regeling wensen. In reactie op een motie van mw. Gesthuizen over deze zaak heb ik al aangegeven dat ik de wensen van deze medewerkers onder de aandacht heb gebracht van de minister van BZK, die verantwoordelijk is voor de regeling. Het is nu een zaak van de minister van BZK en de vakbonden. Ik begrijp dat dit overleg is opgeschort door de vakbonden.

Vraag:

Er komen zware bezuinigingen op het gevangeniswezen. Het plan zou zijn om 11 gevangenissen te sluiten en 700 man te ontslaan. Welke visie ligt aan deze plannen ten grondslag? Wat blijft over van het programma modernisering gevangeniswezen? Waarom is het personeel niet bij het opstellen van de plannen betrokken?

Antwoord:

De visie van het kabinet ten aanzien van de tenuitvoerlegging van straffen en maatregelen is inhoudelijk niet gewijzigd. Het beleid van de afgelopen jaren wordt voortgezet, waarbij de recidivebestrijding voorop staat. De levensloopbenadering en de persoonsgerichte aanpak, die de hoekstenen zijn van deze visie, worden gehandhaafd. Het feit dat er minder geld beschikbaar is, betekent dus niet dat de inhoudelijke focus is gewijzigd. Er is nu een goede screening bij binnenkomst, er worden overal detentie- en reïntegratieplannen opgesteld en in de nazorg wordt meer dan ooit contact gelegd met de ketenpartners.

Wel is het zo dat het budget voor deze aanpak kleiner is geworden door de noodzakelijke bezuinigingen. Ik verwacht in het voorjaar van 2013 uw Kamer nader te kunnen informeren over de keuzes die zijn gemaakt en de effecten hiervan op het personeel en de omvang van de detentiecapaciteit in het masterplan capaciteit DJI. Op dit moment worden de verschillende opties in beeld gebracht. Zoals ik in mijn brief van 27 november jl. heb aangegeven, spelen verschillende factoren een rol bij de besluitvorming over de ombuigingsopties. Het gaat met name om de gevolgen voor het personeel, de werkgelegenheidssituatie in alle landsdelen, bedrijfseconomische factoren en de spreiding van inrichtingen over Nederland.

Ik hecht eraan opnieuw te benadrukken dat er nog geen enkel besluit is genomen. Uiteraard wordt over de plannen uitvoerig gesproken binnen de organisatie van DJI en met de medezeggenschap en de bonden. De kwaliteit van het werk, en van het personeel zijn daarbij van groot belang.

Ik ben erg blij dat de SP zo constructief meedenkt over het realiseren van bezuinigingen op het gevangeniswezen en ik heb uw voorstellen dan ook met belangstelling gelezen. Ik constateer tot mijn genoegen dat DJI hier al deels zelf mee aan de slag is gegaan. Het grootste deel van de voorstellen is dus al in de begroting van DJI verdisconteerd. Maar ik houd mij aanbevolen voor alle plannen waardoor bezuinigingen kunnen worden gerealiseerd.

Ik moet u dan ook melden dat de voorstellen bij lange na niet de totale taakstelling van DJI realiseren. Als het om zulke grote bedragen gaat als ik in mijn eerder vermelde brief van 27 november jl. heb toegelicht, is het onvermijdelijk dat er besluiten moeten worden genomen die pijnlijke gevolgen hebben voor het personeel.

Om recht te doen aan uw voorstellen ga ik er graag meer en detail op in.

Optie 1: Bezuinig ook op hoofdkantoor, management en beleidsafdelingen

We kijken naar bezuinigingsopties voor alle geledingen van DJI, dus ook naar het hoofdkantoor en de ondersteunende landelijke diensten.

Optie 2: Geen nieuwbouw

In het kader van effectief capaciteitsmanagement zijn alle opties open; dus ook de mogelijkheid dat er geen nieuwbouw komt, wordt nader bezien.

In het kader van de besluitvorming over nieuwbouw zal niet alleen de bestaande situatie als uitgangspunt worden genomen, maar wordt vooral ook naar het langere-termijnperspectief gekeken. Vervangende nieuwbouw voor verouderde capaciteit kan immers een kosteneffectieve oplossing zijn. Doel is om een toekomstbestendige en doelmatig ingerichte penitentiaire landkaart op te stellen waarbij bijvoorbeeld het concept van multifunctionele inrichtingen een belangrijke invalshoek is.

Optie 3: Verbeter de prognoses en het capaciteitsmanagement

Het PMJ-model wordt jaarlijks aangepast aan de nieuwste inzichten. Het ramen van een toekomstige behoefte bevat echter per definitie onzekerheden, en aangezien in het PMJ-model talloze maatschappelijke ontwikkelingen worden meegenomen, bevat dit per definitie een onzekerheidsmarge

In het kader van Toekomstvast DJI wordt gewerkt aan een efficiënt en integraal capaciteitsmanagement over de sectoren heen.

Optie 4: Doelmatiger inkoop van zorg;

Doelmatiger inkoop van zorg heeft mijn permanente aandacht. Onlangs heeft het ministerie van Veiligheid en Justitie en GGZ Nederland overeenstemming bereikt over het beschikbare budget voor  de forensische zorg voor 2013. Als gevolg daarvan zal in 2013  € 17 miljoen worden bezuinigd. Daarnaast is een grote stap gezet naar de invoering van prestatiebekostiging in de forensische zorg en zijn afspraken gemaakt inzake een gezamenlijk vervolgtraject voor de jaren vanaf 2014.

Tevens wordt er een prognosemodel voor de zorg ontwikkeld.

Optie 5: Geen onnodige aanbestedingsprocedures

Deze suggestie neem ik niet over. De verwachting is juist dat door consequent goed aan te besteden er nog vele miljoenen kunnen worden bespaard. Er zijn klachten uit het veld over de efficiëntie van de Europese aanbestedingen, maar vast staat dat daar de afgelopen jaren miljoenen mee bespaard zijn.

Optie 6: Vereenvoudig de personele planning en de inzet van de arbeidsvoorwaarden

Hier ga ik graag mee aan de slag. Ik ben blij dat juist de SP met dit voorstel komt, want dit ligt wel moeilijk bij de ondernemingsraden en de vakbonden.

Optie 7: Bezuinig op de ondersteunende diensten en temporiseer de automatisering

Er zijn bezuinigingen ingeboekt op alle landelijke diensten, waaronder bijvoorbeeld de Shared Service Centres en de Dienst Vervoer en Ondersteuning. Ten aanzien van besparingen op ICT ben ik terughoudend. Enerzijds zijn investeringen daarin juist bron voor een efficiëntere bedrijfsvoering. Anderzijds is informatisering een noodzakelijke voorwaarde voor de verbetering van het functioneren van de keten.

Optie 8: Meer open en halfopen inrichtingen

Hoe de detentiecapaciteit van DJI er gaat uitzien, komt aan de orde in het kader van het Masterplan detentiecapaciteit DJI dat ik uw Kamer zal toezenden in het voorjaar van 2013.

Optie 9: Laat gedetineerden werken in de bajes

Dat gebeurt reeds in het kader van het project Modernisering Penitentiaire Arbeid; er zal worden bezien of dit kan worden uitgebreid.

Optie 10: Vereenvoudig het beklagrecht

Er is een rapport uitgebracht door Prof. Bleichrodt waarin is onderzocht wat de stijging is van het aantal klachten binnen het gevangeniswezen. De problematiek van de veelklagers wordt daarin besproken en ik zal bezien of de wetgeving hierop moet worden aangepast.

Uit het rapport blijkt ook dat de bejegening van gedetineerden een belangrijke oorzaak is van het indienen van een klacht. Vandaar dat ik het project motiverende bejegening in volle omvang blijf uitvoeren aangevuld met een pilot over het aanleren van gesprekstechnieken die zijn ontleend aan bemiddeling.

Optie 11: Verbeter de samenwerking met ketenpartners

Daar wordt in het kader van de nazorg vol op ingezet. Verder wijs ik op de start in 2011 van het programma USB (uitvoering strafrechtelijke beslissingen), met als doel de executieketen optimaal te laten functioneren.

Optie 12: Verminder de inhuur van externen

Op de inhuur van externen is de afgelopen periode enkele tientallen miljoen euro bespaard. Vele contracten op het hoofdkantoor zullen spoedig worden beëindigd; ook over de inzet van externe beveiligers wordt inmiddels nagedacht. Maar soms is er specifieke deskundigheid voor een beperkte periode noodzakelijk die niet binnen de bestaande organisatie aanwezig is, en waarbij het juist niet kostenefficiënt zou zijn om daarvoor een vaste functie te creëren. Dit speelt m.n. op het terrein van de ICT.

Waar het gaat om de inhuur van externe beveiligingspersoneel, is dit juist vanuit doelmatigheidsoverwegingen, omdat dit minder kost dan vast personeel, en er sprake is van flexibele contracten, waardoor dergelijk personeel alleen wordt ingehuurd voor zover en voor zo lang dit nodig is. Bij beveiligingspersoneel met een vaste ambtelijke aanstelling, zijn die mogelijkheden veel beperkter.

Vragen van het lid Gesthuizen, S.M.J.G. (SP)

Vraag:

De SP verzoekt de Minister om een meer pro-actieve houding ten aanzien van de bestrijding van cybercriminaliteit en het gegeven dat Nederland een broeinest is voor cybercriminaliteit. Graag uw reactie.

Antwoord:

De wens van mevrouw Gesthuizen om een pro-actieve houding mijnerzijds bij de bestrijding van cybercriminaliteit begrijp ik. Ik blijf moeite houden met haar stelling dat Nederland een broeinest is van cybercriminaliteit en de indruk die zij wekt dat ik niet pro-actief op zou treden. Dat is niet zo. Ik heb dit denk ik duidelijk verwoord in mijn antwoorden op de door haar gestelde Kamervragen.

Nederland neemt een belangrijke positie in als het gaat om de digitale infrastructuur en is mede daardoor aantrekkelijk voor de criminelen die zich op het internet begeven. Dit zien we dan ook terug bij het huren van servers door vaak buitenlandse criminelen bij Nederlandse hostingproviders. Op deze servers bevindt zich dan ook malware. Wereldwijd hebben we daar last van. Het voorkomen van deze vorm van criminaliteit is lastig. Aan een server kun je niet zien wat daar op gebeurd. Hostingproviders mogen dat ook niet zelf onderzoeken.

Als buitenlandse onderzoeksinstanties bij ons melden dat zij een dergelijke server uit de lucht willen halen, geven wij na weging rechtshulp en werken hostingproviders op correcte wijze mee.

Ik vertaal haar vraag als een verzoek om versterking van de aanpak van cybercrime. Daar ben ik mee bezig. De bestrijding van cybercrime is, zoals u heeft kunnen lezen in het regeerakkoord, een prioriteit. Ik werk aan versterking van de aanpak van cybercrime en uitbreiding en aanpassing van wetgeving die nodig is voor de aanpak van cybercrime. Ik voer de sterkte op van met name het Team Hightech Crime, die zich bezig houdt met het topsegment. Ik werk aan opleiding binnen de politie zodat er brede kennis ontstaat over het onderwerp cybercrime. Ik heb uw Kamer per brief van 15 oktober bericht over mijn activiteiten op wetgevingsgebied. Eergisteren heb ik uw Kamer bericht over mijn wetsvoorstel om te komen tot een wettelijk decriptiebevel.

Vraag:

Wanneer gaat de Staatssecretaris in op zijn eerdere toezegging inzake de cijfers over het gebruik van isolatie in vreemdelingendetentie?

Antwoord:

Deze toezegging wordt meegenomen in de verzamelde beleidsreactie op de rapporten van de Inspectie voor de Sanctietoepassing. Deze wordt voor het kerstreces aan uw Kamer aangeboden.

Vraag:

Wat gaat de Staatssecretaris eraan doen om te voorkomen dat zieke asielzoekers terug moeten keren, terwijl ze daar fysiek niet toe in staat zijn?

Antwoord:

Asielzoekers hebben in de rust- en voorbereidingstermijn van de verbeterde asielprocedure de mogelijkheid om deel te nemen aan een medisch onderzoek. Hoewel dit onderzoek in beginsel gericht is op de medische advisering, zorgt dit onderzoek dat asielzoekers die dat nodig hebben de weg naar de zorg wordt gewezen. Asielzoekers zullen klachten als depressies, angst of andere psychische klachten doorgaans melden bij de huisarts.

Gedurende de gehele asielprocedure kan de vreemdeling gebruik maken van de medische zorg. Deze zorg is geregeld via het COA en zorgverzekeraar Menzis.

Mocht de vreemdeling een negatieve beslissing krijgen op het asielverzoek en dus Nederland moet verlaten, kan door de vreemdelingen in geval van medisch problematiek een beroep worden gedaan op artikel 64 Vreemdelingenwet. Op 26 oktober 2012 (kamerstuk 30846 nr. 18) heeft de toenmalige minister voor Immigratie, Integratie en Asiel een brief aan de Tweede Kamer gezonden over de verbeterde werkwijze om opvang te krijgen in afwachting van de beslissing hierop (uitvoering motie Spekman).

Wanneer terugkeer daadwerkelijk aan de orde is, wordt nog voordat een vreemdeling wordt vervoerd, bekeken of een vreemdeling in staat is om te vliegen, door middel van de zogeheten fit-to-flight check.

Vraag:

De Nationale Ombudsman heeft een kritisch rapport uitgebracht over vreemdelingendetentie. Wanneer volgt de kabinetsreactie? Wanneer gaat u met alternatieven voor vreemdelingendetentie aan de slag, waarvoor ook in de sector draagvlak bestaat?

Antwoord:

De kabinetsreactie op het rapport stuur ik voor het kerstreces aan uw Kamer. De pilots alternatieven voor vreemdelingenbewaring zijn dit jaar op kleine schaal gestart. De ervaringen tot nu toe zijn overwegend positief. Ik ben voornemens – waar mogelijk – de alternatieven voor vreemdelingenbewaring in te zetten. Het terugkeerperspectief staat daarbij voorop. Dat betekent dat de alternatieven zodanig vorm worden gegeven dat zij zelfstandige terugkeer stimuleren en niet belemmeren. Vreemdelingenbewaring zal echter wel noodzakelijk blijven.

Vraag:

In het kader van fraudebestrijding is «naming and shaming» van bedrijven niet mogelijk zolang bedrijven niet strafrechtelijk vervolgd kunnen worden. Kan de Minister hierop reageren?

Antwoord:

Ik werk aan het civielrechtelijk bestuursverbod om los van een strafrechtelijke veroordeling maatregelen te kunnen nemen tegen malafide ondernemers. In mijn brief over faillissementsfraude en de herijking van het faillissementsrecht die ik deze week naar uw Kamer stuurde, heb ik u gemeld dat ik uiterlijk 1 maart 2013 een voorontwerp inzake het civielrechtelijk bestuursverbod in consultatie zal geven. Ik streef ernaar om personen die een dergelijk bestuursverbod opgelegd hebben gekregen, op te nemen in een openbaar toegankelijk register.

Vragen van het lid Marcouch, A. (PvdA)

Vraag:

Criminelen worden geholpen door malafide autoverhuurders, maar deze autoverhuurders zijn echter niet strafbaar. Malafide verhuurders moeten voor medeplichtigheid kunnen worden aangeklaagd. Wat vindt de Minister van dit idee?

Antwoord:

Afhankelijk van de omstandigheden van het geval zullen malafide autoverhuurbedrijven die bewust criminelen faciliteren strafrechtelijk vervolgd kunnen worden voor bijvoorbeeld het witwassen van crimineel geld of medeplichtigheid daaraan. Verder wordt door de politie overleg met de verhuurbranche geëntameerd om bonafide bedrijven bewust te maken van de problematiek van criminelen die tegen hoge bedragen vaak langere tijd dure auto’s huren. Ik ondersteun dat overleg. De bedoeling is om verhuurbedrijven te waarschuwen voor de risico’s die ze lopen als ze in zee gaan met criminelen. Hiermee doel ik niet alleen op het gevaar van strafrechtelijke vervolging waaraan zij zich dan blootstellen. Het zogenaamde "schuldwitwassen", waarbij het bedrijf redelijkerwijs had kunnen vermoeden dat het foute boel was, ligt namelijk in deze gevallen wel degelijk op de loer. Een aparte strafbaarstelling is dus niet nodig. Met de bestaande instrumenten en strafbaarstellingen kunnen we deze bedrijven aanpakken. Sowieso hebben facilitators bijzondere aandacht bij de bestrijding van de georganiseerde misdaad. Een effectief antwoord van de overheid bij de bestrijding van de georganiseerde misdaad is namelijk niet alleen gericht op het opsporen en vervolgen van de daders, maar ook op de verstoring van de gelegenheidsstructuren en het afbreken van economische machtsposities van criminelen en hun facilitators.

Vraag:

Er is een nieuwe wet pandhuizen. Hierin zou een extra bepaling ten aanzien van heling in moeten worden opgenomen. Gaan VenJ en EZ dit gezamelijk regelen?

Antwoord:

Met de heer Marcouch ben ik van mening dat we ons nog meer inspanning moeten getroosten om de stijging van het aantal woninginbraken tegen te gaan. Ik zet in de eerste plaats het beleid voort dat gericht is op een verhoging van het oplossingspercentage. Voor 2014 geldt het streefpercentage van 25%. In 2013 zal ik met de politie prestatieafspraken maken over het streefpercentage voor 2017. In de tweede plaats willen we harder gaan werken aan het wegnemen van de afzetmarkt voor gestolen goederen. De heer Marcouch heeft daar veel goede dingen over gezegd. Bij het uitwerken van onze precieze plannen zal ik zijn woorden zeker in mijn achterhoofd houden. We moeten wel voor ogen houden dat het hier gaat om lastige materie. De heer Marcouch gaf dat zelf ook al aan. Maar bijvoorbeeld bij de verkoop via internet is er nog winst te behalen. Daar ga ik dan ook zeker op inzetten. Dat zeg ik u toe. Wat betreft zijn opmerkingen over het Wetsvoorstel herziening pandhuisbeleningen, hecht ik eraan om de goede procedure te volgen. Ik vraag de heer Marcouch dan ook om zijn vragen in te brengen in het wetgevingsproces, zodat die meegenomen kunnen worden in de nota naar aanleiding van het verslag. In de derde plaats hebben we ook de nodige aandacht voor preventie. En we betrekken burgers bij de opsporing door initiatieven als Burgernet en buurtpreventieteams. Dat vergroot ook de heterdaadkracht van de politie.

Vraag:

Kan de Minister ervoor zorgen dat agenten beter opgeleid worden om hun taken op het gebied van cybercrime en opsporing op het internet te verbeteren?

Antwoord:

  • Iedere agent moet een basis kennisniveau hebben van cybercrime. Daarom wordt hier in het dit jaar gestarte nieuwe curriculum van de initiële politieopleiding nadrukkelijk aandacht aan besteed. Daarnaast heeft de Politi#000mie in het postinitiële onderwijs een opleiding ingericht die zich specifiek richt op de aanpak van cybercrime. Ook is er een handleiding «alledaags politiewerk in een gedigitaliseerde wereld» beschikbaar.

  • Voor de gecompliceerdehigh tech crimeis in een apart team voorzien. Dit team behoort tot de top van de wereld als het gaat om opsporing op het internet. Onder de landelijke prioriteiten is dit team in 2012 met 33 fte uitgebreid en in 2013 gebeurt dit nog een keer.

  • Daarnaast zet ik in op het binnenhalen van hoger opgeleiden (HBO+) op specifieke thema’s in de opsporing; waaronder de aanpak van cybercrime.

Vraag:

Kan de Staatssecretaris op korte termijn meer duidelijkheid geven over het rapport van de RSJ inzake forensische zorg in het gevangeniswezen?

Antwoord:

Onlangs heeft de RSJ advies uitgebracht over de forensische zorg in het gevangeniswezen. De RSJ concludeert dat de afgelopen jaren een aantal belangrijke wijzigingen zijn doorgevoerd in de (forensische) zorgverlening binnen het gevangeniswezen.

Voorts doet de RSJ een aantal aanbevelingen ter verdere verbetering van de uitvoeringspraktijk. Deze aanbevelingen worden betrokken bij de verdere beleidsvorming van de forensische zorg binnen het gevangeniswezen.

Vraag:

Ten aanzien van de aanpak van high impact criminaliteit zijn veel stappen gezet, maar ik verzoek u om de druk hier flink op te houden en hier voldoende aandacht voor te behouden.

Antwoord:

De aanpak van high impact crime werpt zijn vruchten af, maar vraagt ook de komende jaren nog veel inspanningen. Daarom blijft de aanpak van high impact crime ook de komende jaren hoge prioriteit houden.

Vraag:

Bij de opleiding en training van agenten moet er aandacht zijn voor de aspecten van fysieke en mentale training. Graag uw reactie hierop.

Antwoord:

Ik zet sterk in op het versterken van de Integrale Beroepsvaardigheidstrainingen (IBT). Het is belangrijk dat alle medewerkers goed uitgerust en opgeleid aan het werk kunnen.

Bovenop de reguliere IBT-training van 32 uur, is er, op individueel niveau, eenmalig 32 uur extra IBT-inzet beschikbaar om alle medewerkers in de frontlinie de mentale krachttrainig te laten volgen. Dit is een forse inhaalslag. De mentale krachttraining, die in groepsverband wordt uitgevoerd, geeft de agent de vaardigheden die hij nodig heeft om zich met zelfvertrouwen op straat aan zijn werk te wijden. De agent is daarmee beter in staat om een keuze te maken uit de beschikbare geweldsmiddelen. De mentale krachttraining wordt momenteel uitgerold en moet eind 2014 afgerond zijn. 30.000 Politiemedewerkers zullen deze training dan gehad hebben.

Parallel hieraan wordt voor de structurele situatie een landelijk uniforme Integrale Beroepsvaardigheden Training (IBT) ontwikkeld en ingevoerd. Hierin zijn de voornaamste elementen uit de mentale krachttraining verwerkt. Het groepsoptreden speelt in deze training ook een belangrijke rol, waardoor de politie beter voorbereid is op ordeverstoringen. Binnen deze IBT-nieuwe-stijl is ruimte voor variatie in specifieke trainingen voor specifieke doelgroepen. Binnen de nationale politie wordt daarmee een krachtiger IBT neergezet. In 2014 moet er een éénduidig IBT-trainingsprogramma zijn.

Eén van de kenmerken van het nieuwe IBT-programma is, dat het realistisch en praktijkgericht zal zijn. Vanuit dit kenmerk zal er aandacht geschonken worden aan de simulatie van de stresssituatie op straat. Het initiële onderwijs zal hier volledig op aansluiten. Met deze maatregelen, naast de reguliere ME opleiding voor specifiek groepsoptreden, investeer ik optimaal in het versterken van integrale beroepsvaardigheid en daarmee ook op de voorbereiding op grote ordeverstoringen. 

Vragen van het lid Recourt, mr. J. (PvdA)

Vraag:

De opvang van slachtoffers van mensenhandel moet worden uitgebreid. De wachtlijsten zijn niet toelaatbaar, zeker niet als het om minderjarigen gaat. De B9 regeling is hierbij van belang. Wilt u hiernaar kijken?

Antwoord:

Zoals ik uw Kamer heb gemeld in mijn brief van 8 oktober 2012 is er voldoende capaciteit voor de eerste opvang van slachtoffers van mensenhandel. Er zijn enkele knelpunten in de doorstroom naar bijvoorbeeld andere opvang of huisvesting, maar aan de oplossing hiervan wordt momenteel hard gewerkt.

Vraag:

In het regeerakkoord is opgenomen dat er sprake is van een toenemende bedreiging en kwetsbaarheid op het terrein van cybersecurity. Er wordt in dit kader zwaar ingezet op opsporing. Dat is goed maar er moet ook voorkomen worden dat er slachtoffers vallen, maar juist op preventie wordt bezuinigd, bijvoorbeeld waar het hulp aan het MKB betreft. Graag uw reactie hierop.

Antwoord:

Het kabinet zal ook in de komende jaren een bijdrage blijven leveren aan de veiligheid van ondernemers. De beschikbare financiële middelen voor het Keurmerk Veilig Ondernemen (KVO) en de nieuwe aanpak Veiligheid Kleine Bedrijven (VKB) worden daarop gericht ingezet en gecontinueerd in het Nationaal Platform Criminaliteitsbeheersing met vertegenwoordigers van de betrokken publieke en private partijen afspraken gemaakt. Ook het komend jaar bestaat binnen de nieuwe VKB-aanpak de mogelijkheid voor kleine ondernemers om, op basis van een veiligheidsscan door een onafhankelijke preventieadviseur voor maximaal 1000 euro aan subsidie, adequate preventiemaatregelen te treffen. Bij het uitwerken van de nieuwe aanpak VKB is ook aandacht voor de bedreiging en kwetsbaarheden bij kleine ondernemers op het terrein van cybersecurity.

Vraag:

De termijn voor het doen van aangifte bij mensenhandel is te kort; sinds een paar maanden geldt een versnelde procedure van 10 dagen. Mijn verzoek is om ruimhartiger om te gaan met mogelijke slachtoffers van mensenhandel. Kunt u daar op reageren?

Antwoord:

Waarschijnlijk wordt gedoeld op de pilot die alleen loopt in de regio's Rotterdam Rijnmond en Groningen, Friesland en Drenthe. In deze pilot wordt gekeken of politie en OM aangiften waarin geen of vrijwel geen opsporingsindicaties zitten, versneld kunnen afdoen (het betreft dus niet alle aangiften van mensenhandel). Uw Kamer is hierover geïnformeerd bij brief van 15 november 2011 (Kamerstuk 28638, nr. 57) en bij brief van 21 juni 2012 (Kamerstuk 28638, nr. 89). In de pilot wordt een streeftermijn van 10 dagen gehanteerd voor het onderzoek door politie en OM bij dergelijke aangiften. Alle noodzakelijke opsporingshandelingen worden daarin verricht. Tot nu toe gaat het om een gering aantal aangiften. De zorgvuldigheid staat hierbij voorop, ook als dat betekent dat deze streeftermijn niet gehaald wordt. Het OM ziet hierop toe. Overigens betekent een snel sepot niet per definitie dat daarmee geen verblijfsrecht meer kan bestaan. De IND start weliswaar een intrekkingsprocedure van de B9-vergunning, de betrokken vreemdeling heeft dan echter het recht om een aanvraag om voortgezet verblijf te doen op grond van humanitaire redenen. Tijdens die aanvraagprocedure blijft het verblijfsrecht behouden. Na afloop van de pilot moet blijken of een nieuwe werkwijze voor OM, politie en IND wenselijk is. Mijn ambtenaren hebben overigens met opvanginstellingen en het Coördinatiecentrum Mensenhandel afgesproken dat zij eventuele knelpunten altijd kunnen melden. Dan kan bekeken worden of daarvoor maatregelen genomen moeten worden.

Vraag:

Is de Staatssecretaris bereid om het terugkeerproces structureel te verbeteren en te bezien of de terugkeer bijvoorbeeld á la Barka aanpak voor Polen kan worden geregeld.

Antwoord:

Hetgeen wordt voorgesteld door de heer Recourt, is reeds staande praktijk. Laat ik voorop stellen dat uitgeprocedeerde asielzoekers in de eerste plaats zelf moeten werken aan terugkeer. De DT&V faciliteert vreemdelingen daarbij. Daarbij worden in voorkomende gevallen organisaties ingeschakeld die tot doel hebben om vreemdelingen perspectief te beiden op een duurzame terugkeer naar het land van herkomst. Ik subsidieer diverse projecten in het kader van vrijwillige, duurzame terugkeer en herintegratie van organisaties, zoals Maatwerk bij Terugkeer, Stichting WereldWijd, Stichting Nieuwkomers, Vluchtelingenwerk Brabant-Centraal en de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM). Verder werkt de IOM met zogeheten ‘native counsellors’. Deze medewerkers van IOM zijn afkomstig uit hetzelfde land of hebben dezelfde culturele achtergrond als de vreemdeling die vertrekplichtig is. IOM beweegt zo uitgeprocedeerde asielzoekers om met ondersteuning Nederland te verlaten. Een met Barka vergelijkbare aanpak subsidieer ik in het kader van de pilots Alternatieven voor Vreemdelingenbewaring; daarbij worden organisaties gefinancierd die een bijdrage leveren aan duurzame terugkeer. Een aantal projecten doet daarbij een beroep op medewerkers die uit dezelfde gemeenschap komen als de vreemdeling die moet terugkeren. Ook daarvoor geldt echter weer dat mensen zelf moeten willen vertrekken.

Vraag:

Is de Staatssecretaris bereid om te bekijken of ook zieke asielzoekers die in hoger beroep zitten opvang op grond van het beleid ten aanzien van zieke vreemdelingen (motie Spekman) kunnen krijgen?

Antwoord:

Nee. Ik verwijs u hiervoor naar een brief van mijn voorganger aan uw Kamer van 26 oktober jl., waarin hij u uitgebreid geïnformeerd heeft over de knelpunten in de uitvoering van de motie Spekman. In de brief wordt uitgelegd dat de voorwaarde dat men uitgeprocedeerd asielzoeker moet zijn om in aanmerking te kunnen komen voor opvang, besloten ligt in de motie en dat uitbreiding van de doelgroep een forse toename aan (opvang)kosten met zich mee zou brengen. Ik onderschrijf dit standpunt van mijn voorganger.

Vraag:

Is de Staatssecretaris bereid om in het beleid inzake de opvang van zieke vreemdelingen (motie Spekman) op te nemen dat de medische verklaringen van behandelaars maximaal drie maanden oud mogen zijn in plaats van één maand? Dat voorkomt dat de geldigheid van de verklaringen al verlopen is, voordat iemand zijn aanvraag rond heeft. Graag uw reactie.

Antwoord:

Ik heb er begrip voor dat het lastig kan zijn voor vreemdelingen om ervoor te zorgen dat de verklaringen van de medische behandelaars niet ouder mogen zijn dan één maand. Ik geef er desondanks de voorkeur aan vast te houden aan het vereiste dat de verklaring niet ouder mag zijn dan één maand maar ik ben bereid te onderzoeken of deze termijn van een maand niet verlengd kan worden naar bijvoorbeeld zes weken.

De reden waarom de verklaring niet ouder mag zijn dan één maand is om de actualiteit van het advies van het Bureau Medische Advisering (BMA) te waarborgen. Dit advies moet actueel zijn omdat op basis daarvan ofwel uitstel van vertrek wordt verleend ofwel, als het om een afwijzing gaat en het advies bijvoorbeeld reisvoorwaarden bevat, op basis van het advies het vertrek kan worden voorbereid. Als de medische verklaring drie maanden oud is in plaats van een maand, is de kans groter dat de gegevens hierin inmiddels verouderd zijn, bijvoorbeeld dat de vreemdeling inmiddels een andere behandelaar heeft of een andere behandeling ondergaat. Dat moet worden voorkomen.

Daarnaast, zodra het medisch dossier is opgestuurd en compleet is bevonden, wordt binnen twee weken een afspraak met de vreemdeling gemaakt om de aanvraag in te dienen. In veel gevallen heeft BMA binnen die twee weken al advies kunnen uitbrengen op basis waarvan de IND een beslissing kan nemen. Bij een dergelijke beslissing past ook een actueel en volledig medisch dossier.

Ik zal uw Kamer in de eerste helft van 2013 hierover informeren.

Vraag:

Wat is de termijn waarop de regels met betrekking tot gezinsmigratie kunnen worden aangepast?

Antwoord:

Het wijzigen van de per 1 oktober ingevoerde maatregelen vergt een Algemene maatregel van bestuur tot wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000. Normaliter duurt de procedure voor het aanpassen van een AMvB zo’n zes maanden. Ik overweeg echter hier een spoedprocedure te volgen en zal u zo spoedig mogelijk nader informeren. Ik zal daarbij meenemen of en zo ja welke mogelijkheden ik zie om aan de Amvb terugwerkende kracht te verbinden. Daarbij moet de wijziging ook verwerkt worden in de systemen van de IND. Dit moet aansluiten bij geplande releases van het systeem INDiGO. Ik stel mij voor dat ik de Kamer bij die gelegenheid ook de bij motie Van Dam-Van Nieuwenhuizen-Wijbenga gevraagde informatie over de aantallen aanvragen in de periode 1 oktober 2012-1 december 2012 stuur. U ontvangt voor het kerstreces van mij een brief.

Vragen van het lid Oskam, P. (CDA)

Vraag:

Is er voldoende financiering om ZSM uit te voeren en rond 1 januari ZSM landelijk te implementeren?

Antwoord:

In 2013 krijgt de landelijke uitrol van ZSM verder zijn beslag. Begin 2011 zijn de hiervoor benodigde middelen vrijgemaakt. Daarbij is rekening gehouden met compensatie van officieren van justitie voor hun inzet in de avonduren en in het weekend. Anders dan voor de politie en de burgelijke ambtenaren die bij de parketten werken, voorziet de arbeidsvoorwaardenregeling voor officieren van justitie op dit moment echter niet in de mogelijkheid van een onregelmatigheidstoeslag voor structurele inzet in de avonduren en in het weekend. Het College van PG’s is daarom gevraagd om met gebruik van al bestaande arbeidsvoorwaardelijke instrumenten (bewust belonen of schadeloosstelling) een tijdelijke invulling aan de bedoelde toelage te geven. Op langere termijn blijft een specifieke regeling voor structurele inzet buiten kantooruren nodig.

Vraag:

Wordt het niet tijd om te kijken naar de financiële situatie bij de rechtspraak, gezien de situatie dat veel rechtbanken in de rode cijfers zitten?

Antwoord:

De rechtspraak had eind 2011 een positief eigen vermogen van 38 miljoen en een egalisatiereserve van 33 miljoen. Het is inderdaad nodig om de volumeontwikkelingen komende jaren bij de rechtspraak nauwkeurig te volgen.

Vraag:

Bent u bereid om u in te spannen voor stevig plan van aanpak voor een sterke samenwerking tussen de reclasseringsorganisaties?

Antwoord:

Door de leden Oskam en Van der Steur zijn opmerkingen gemaakt over de wenselijkheid van betere samenwerking tussen de drie reclasseringsorganisaties. Hoewel er de laatste jaren al flinke stappen zijn gezet, onderschrijf ik graag dat deze samenwerking nog verder kan verbeteren; ik spreek de organisaties daar dan ook op aan.

Vraag:

Vindt de Minister het een idee om hoger beroep bij de gerechtshoven te leggen en de Hoge raad bestuurskamer te gebruiken voor cassatierechtspraak?

Antwoord:

De heer De Wit en de heer Oskam informeerden naar de passage in het regeerakkoord over de rechtspraak bij de Raad van State. Voor de Raad van State draagt mijn collega van BZK de primaire verantwoordelijkheid. Op dit dossier trekken wij beiden dus gezamenlijk op. Het kabinet zal op dit onderwerp zo spoedig mogelijk terugkomen nadat het overleg hierover tussen de betrokken bewindslieden is afgerond.

Vraag:

Graag zie ik bevestigt dat het afstandscriterium van 350 meter tussen scholen en coffeeshops zal worden gehandhaafd. Graag uw reactie.

Antwoord:

Het lokale bestuur stelt het coffeeshopbeleid – binnen het landelijke kader (de Opiumwet en Aanwijzing Opiumwet van het OM) – vast. Op lokaal niveau heeft men het beste inzicht welke maatregelen effectief zijn.

In mijn beleving past lokaal maatwerk ook bij het verkleinen van de zichtbaarheid van coffeeshops voor scholieren. Een groot aantal gemeenten met een coffeeshop heeft reeds een afstandscriterium in dit verband. Scholieren kunnen worden ontmoedigd de coffeeshop te bezoeken door het hanteren van specifieke openings– en sluitingstijden. Daarnaast kunnen gemeenten aanvullende maatregelen treffen wanneer de lokale situatie daarom vraagt.

Vanwege deze keuze voor lokaal maatwerk wordt het voorgenomen afstandscriterium van 350 meter nu niet via landelijke regels – opname per 1 januari 2014 in de Aanwijzing Opiumwet – opgelegd. Uiteraard staat het gemeenten vrij om, op basis van de lokale situatie, deze grens van 350 meter te hanteren.

Vraag:

Het CDA pleit al langer voor een tweefasenstructuur, waarbij eerst de dader wordt bepaald en dan het slachtoffer ruimte krijgt om te spreken. In dit kader loopt een pilot. Kan de Staatssecretaris een toelichting geven op de stand van zaken hiervan en kan hij aangeven of de pilot zal worden uitgebreid?

Antwoord:

Inzake het experiment in Amsterdam is te melden dat zich daar nog geen zaak heeft aangediend die in aanmerking kwam voor de proef. Vorige week heb ik in het kader van het debat over de forensische zorg gezegd dat ik met de voorzitter van de Raad voor de rechtspraak ga bespreken of er een uitbreiding van het experiment bij andere rechtbanken kan komen voor wat betreft de problematiek van de weigerende observandi. Ik zal daarbij aan hem ter overweging geven om in het experiment ook Slachtofferhulp Nederland en de Nederlandse Orde van Advocaten te betrekken.

Vraag:

De Commissaris van de Koningin in Zeeland, mevrouw Peijs schrijft dat het OM in 2013 uit Zeeland verdwijnt. Klopt dit?

Antwoord:

Het beeld dat het OM uit Zeeland zou verdwijnen wil ik corrigeren. Het OM verdwijnt natuurlijk nergens, want zal overal in Nederland haar functie blijven uitoefenen. Waar mevrouw Peijs op doelt betreft het locatiebeleid. Ik kom vóór het kerstreces met een brief waarin ik gemaakte keuzes inzake het VenJ brede locatiebeleid bekend zal maken. Het gaat daarbij ook om keuzes met betrekking tot het locatiebeleid van het OM. Ik zal in genoemde brief ook ingaan op de mate waarin dit beleid raakt aan de motie Heijnen/de Pater, waarin aandacht voor onder meer Zeeland wordt gevraagd.

Vraag:

In het Regeerakkoord is een zin opgenomen over meer betrokkenheid van burgers bij het veiligheidsbeleid in wijken. Kunnen de bewindspersonen meer vertellen over hoe zij hier invulling aan geven? Moeten we hier denken aan pilots zoals in het Nieuwe Westen in Rotterdam?

Antwoord:

De betrokkenheid van inwoners bij de veiligheid in hun eigen buurt vind ik erg belangrijk. Niet alleen omdat zij vaak heel goed weten hoe de objectieve veiligheid in hun eigen omgeving vergroot kan worden, maar ook omdat we weten dat door hun betrokkenheid en invloed ook hun veiligheidsbeleving verbetert. Gemeenten zijn hier als eerste aan zet omdat het om lokaal maatwerk gaat. Dat wil niet zeggen dat ik daar niet bij betrokken ben. Ik ondersteun ze, bijvoorbeeld door een aantal gemeenten in staat te stellen om te experimenteren met innovatieve werkwijzen, en die resultaten te delen met de andere gemeenten. Maar ook door het mogelijk te maken dat bewezen effectieve werkwijzen door het CCV breder bekend worden gemaakt. Ik denk hierbijaan de BuurtBestuurt, samenwerkingsvormen van gemeente, burgers en politie over activiteiten in de wijk en buurtpreventie. Burgernet en Amber Alert verhogen bovendien de heterdaadkracht en het opsporingspercentage.

Uiteraard hebben burgers ook een eigen verantwoordelijkheid. De overheid kan en zal niet overal voor zorgen. Dat neemt niet weg dat ik graag bereid ben met de VNG te bespreken hoe wij, binnen de kaders die ik net noemde, er gezamenlijk nog een schepje bovenop kunnen doen. Ik ga dat niet invullen. Gemeenten en hun veiligheidspartners zijn heel goed in staat acht daarover verstandige besluiten te nemen.

Vragen van het lid Hijum, dr. Y.J. van (CDA)

Vraag:

Welke rek zit er in de interpretatie m.b.t. de uitvoering van het Mobiel Toezicht Veiligheid binnen de Europese regelgeving?

Antwoord:

De huidige regels voor MTV ter bestrijding van illegaal verblijf bieden voldoende ruimte om het toezicht bij binnengrens effectief uit te voeren. Nederland heeft in de nationale regelgeving kaders voor het MTV neergelegd die voldoende ruimte bieden om effectief te kunnen controleren en voldoen aan de voorwaarden die de Schengengrenscode stelt. Het EU Hof heeft op 19 juli 2012 een positieve uitspraak gedaan over de Schengenconformiteit van het MTV. De Raad van State heeft het standpunt van het Hof overgenomen. Of een verruiming van het aantal uren waarbinnen het vreemdelingentoezicht nabij de binnengrens kan worden uitgevoerd, mogelijk is valt daarom nog te bezien. Dit heeft ook te maken met de ondersteuning van de controles in de binnengrenszones door een intelligent camerasysteem, @migoboras. De KMar kan door de inzet van @migoboras namelijk binnen de huidige capaciteit gerichter personen in de grenszone staande houden om hun identiteit, nationaliteit en verblijfsrechtelijke positie na het overschrijden van de grens vast te kunnen stellen.

Vraag:

In het regeerakkoord staat dat de regering een eenzijdige regeling opstelt voor vestiging van Nederlanders uit Curacao, Sint Maarten en Aruba. Aan welke inkomenstoets en voorwaarden moeten worden voldaan om tot Nederland te worden toegelaten?

Antwoord:

Op dit moment ligt bij uw Kamer een initiatiefwetsvoorstel van het Lid Bosman. Ik vind het belangrijk dat de eenzijdige regeling snel nader wordt behandeld door beide Kamers. In overleg met de heer Bosman informeer ik de Kamer voor de kerst welke stappen wij hiervoor zullen nemen.

Vraag:

Kunnen wij voorkomen dat de grenzen voor de arbeidsmigranten uit Roemenië en Bulgarije open gaan? Graag reactie van de bewindspersonen.

Antwoord:

Sinds 1 januari 2007 is het gemeenschapsrecht volledig van toepassing op Roemenië en Bulgarije, met uitzondering van de toegang tot de arbeidsmarkt. Dit betekent dat tot 1 januari 2014 een tewerkstellingsvergunning vereist is voor Bulgaarse en Roemeense werknemers. Daarna geldt op grond van de Toetredingsverdragen een volledig vrij verkeer van werknemers voor Bulgaarse en Roemeense werknemers in alle landen van de Europese Unie. Per die datum zijn geen maatregelen meer toegestaan die de toegang van Bulgaarse en Roemeense werknemers tot de arbeidsmarkt reguleren.

Vraag:

Graag een toelichting op de plannen van de Staatssecretaris voor versterking van de samenwerking (ook bestuurlijk) binnen de vreemdelingenketen (IND, DT&V en COA).

Antwoord:

Middels de motie Schouw c.s. (TK 33042, nr. 17) heeft uw Kamer de regering verzocht te verkennen hoe het COA onder meer directe verantwoordelijkheid van de minister is te brengen, en hierover eind 2012 aan de Kamer te rapporteren. Graag betrek ik bij deze verkenning de mogelijkheden tot versterking van de samenwerking tussen de IND, het COA en de DT&V. Begin 2013 kan ik over de verkenning, inclusief de mogelijkheden tot intensievere samenwerking tussen de drie ketenpartners, rapporteren. 

Vraag:

Is de Staatssecretaris bereid zich te committeren aan het verkorten van asielprocedures en een ambitie hiervoor af te spreken?

Antwoord:

Met de invoering van de verbeterde asielprocedure in juli 2010 is de verwachting uitgesproken dat 40% van de asielaanvragen binnen de 8 daagse procedure (Algemene Asielprocedure) zou worden afgehandeld. Het betreft hier zowel afwijzingen als inwilligingen. Inmiddels wordt 58% van de aanvragen binnen deze Algemene Asielprocedure afgehandeld (RVK 2ehelft 2011), dus de realisatie is fors hoger dan verwacht. Ik blijf streven naar verdere verkorting van de procedures, dat blijkt ook uit de maatregelen in het Programma Stroomlijning Toelatingsprocedures (bijvoorbeeld de ééndagstoets voor asiel vervolgaanvragen). Echter, ook daarnaast blijf ik voortdurend zoeken naar mogelijkheden tot verkorting van procedures in de gehele keten waarbij wel voorop staat dat de zorgvuldigheid niet in het geding mag komen.

Vraag:

Wat is de reactie van de Staatssecretaris op het vergroten van de mogelijkheden tot het verrichten van arbeid voor personen met een verblijfsvergunning op basis van een medische indicatie of buiten schuld?

Antwoord:

Voor de toegang tot de arbeidsmarkt voor personen met een verblijfsvergunning op basis van een medische indicatie of buiten schuld is de Minister van SZW verantwoordelijk. Ik zal uw vraag dan ook naar hem doorgeleiden.

Vraag:

Hoe ziet de Staatssecretaris de relatie tussen migratie, buitenlands beleid, ontwikkelingssamenwerking, opvang van vluchtelingen en bijvoorbeeld Nederlandse bijdragen aan de rechtsstaat. Is het Kabinet bereid bij onderhandelingen met landen over andere zaken, ook het instrument van gedwongen terugkeer te betrekken? Gaat de Staatssecretaris inzetten op een Europees migratiebeleid?

Antwoord:

Er is een grote samenhang tussen migratie en buitenlands beleid inclusief ontwikkelingssamenwerking. Nederland kan door investeringen in de welvaart, economie en rechtsstaat van herkomstlanden bijdragen aan het minimaliseren van belangrijke oorzaken van migratie als armoede, onderdrukking, vervolging, mensensmokkel en mensenhandel. Tegelijkertijd zal Nederland altijd bescherming bieden aan vluchtelingen en ervoor zorgen dat zij in staat zijn zo snel mogelijk volwaardig deel uit te maken van onze samenleving. Voor een geloofwaardig immigratiebeleid is het wel noodzakelijk dat vreemdelingen die geen recht op verblijf in Nederland ontvangen ons land verlaten. Daarvoor is niet alleen de medewerking van de vreemdeling vereist, maar ook die van zijn land van herkomst. In het regeerakkoord is daarom opgenomen dat we druk zullen zetten op landen om hun onderdanen terug te nemen, waarvoor in principe alle bilaterale dossiers met die landen kunnen worden ingezet. Daar waar het voor het behalen van de beleidsdoelstellingen op genoemde terreinen van belang is om in Europees verband op te trekken, zal ik mij daarvoor inzetten. Vanzelfsprekend zullen de bestaande uitgangspunten van subsidiariteit en proportionaliteit daarbij leidend zijn.

Vragen van het lid Berndsen-Jansen, M.A. (D66)

Vraag:

Gaat de Minister zich bij het verbeteren van het politieapparaat richten op de gerichte aanpak van «hotspots» en investeren in recherchecapaciteit?

Antwoord:

De gerichte aanpak van hotspots en investering in de recherche zijn belangrijke elementen van de nationale politie, zoals die op 1 januari van start gaat.

Een probleemgerichte aanpak is effectief. Hierbij worden op basis van alle beschikbare informatie (van politie, bestuur, woningcorporaties e.d.) de «hot spots» in kaart gebracht, de criminele individuen en groepen («hot shots») en de delicten waaraan zij zich schuldig maken. Vervolgens worden door de politie gericht activiteiten ontplooid om het probleemgedrag aan te pakken Met zo'n probleemgerichte aanpak worden lokaal al flinke successen geboekt zoals bij de politie Haaglanden. In het inrichtingsplan voor de nationale politie, dat ik binnenkort zal vaststellen, is deze aanpak een belangrijk element.

Vraag:

Waar denkt de Staatssecretaris aan bij levenslang toezicht op zedendelinquenten? Hoe zal dit concreet worden ingevuld?

Antwoord:

Zedendelicten zijn zeer ingrijpend en traumatisch voor slachtoffers en hun naaste omgeving. Daarnaast raken zedendelicten ook het vertrouwen in de rechtsorde en de veiligheidsbeleving van burgers. Het is daarom van groot belang de samenleving optimaal te beveiligen en recidive te voorkomen. De terugkeer van zedendelinquenten in de maatschappij dient met het oog op de veiligheid zo zorgvuldig en verantwoord mogelijk onder strikte voorwaarden plaats te vinden.

Om deze reden werk ik aan een wetsvoorstel «Langdurig toezicht, gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperking». Ik ben voornemens om het wetsvoorstel in de eerste helft van 2013 aan uw Kamer aan te bieden. Overigens wijs ik erop dat in het regeerakkoord ook is vermeld dat dit wetsvoorstel betrekking zal hebben op geweldsdelinquenten.

Nederland is overigens niet het enige land waarin langdurig toezicht mogelijk wordt. Het wordt reeds in een aantal andere landen (Engeland/Wales, Canada en Duitsland) uitgevoerd.

Door de invoering van de wet ben ik voornemens het mogelijk te maken zedendelinquenten langdurig onder toezicht te houden. Met langdurig – en indien noodzakelijk levenslang – toezicht kan terugvalgedrag en dreigende recidive tijdig worden gesignaleerd, zodat met direct ingrijpen nieuwe slachtoffers worden voorkomen.

Natuurlijk moet worden voorkomen dat het toezicht onnodig lang wordt gehandhaafd. Om dit te voorkomen wordt het toezicht ook niet automatisch levenslang opgelegd. Het toezicht geldt telkens voor een bepaalde periode (vijf jaren). Na ommekomst van deze periodekan de maatregel telkens opnieuw door de rechter worden verlengd wanneer deze dat noodzakelijk acht. op deze manier wordt geborgd dat het toezicht (nog) proportioneel is.

Vraag:

Graag reactie van de bewindspersonen dat zij zich net als bij andere slachtoffers van delicten zullen inzetten voor de belangen van slachtoffers van mensenhandel met een B9-vergunning? Kan in dit verband de maatregel m.b.t. de beklagprocedure worden herzien? Kan meer hulpverlening worden gegeven aan getraumatiseerde slachtoffers?

Antwoord:

Daar waar mogelijk en wenselijk wordt de positie van slachtoffers versterkt. Over de positie van slachtoffers is regelmatig contact met belangenorganisaties voor slachtoffers mensenhandel. Er is structurele en gespecialiseerde opvang voor verschillende soorten slachtoffers van mensenhandel. Binnen de categorale opvang is naast de uitbreiding tot 70 plaatsen in juni 2012, ook geregeld dat er psychosociale diagnostiek aan slachtoffers wordt aangeboden. Op grond van deze diagnostiek wordt bepaald welke hulpverlening en vervolgopvang het desbetreffende slachtoffer dient te krijgen. Met betrekking tot het beklagrecht, is het kabinet niet voornemens het B9-verblijfsrecht voor slachtoffers van mensenhandel tijdens de beklagprocedure te herstellen. Veel B9-vergunninghouders gaan in beklag terwijl het beklag (vrijwel) nooit gegrond verklaard wordt door de rechter. Dit blijkt ook uit het dossieronderzoek van de Nationaal Rapporteur Mensenhandel van juni 2012: 80% van de B9-vergunninghouders in de onderzochte zaken ging tegen een sepot van het OM in beklag, terwijl geen enkel beklag gegrond werd verklaard.

Vraag:

De enkelband is een waardevol instrument bij plannen om recidive te verminderen en/of resocialisatie na werkstraffen. Wat gaat het Kabinet hier aan doen?

Antwoord:

Een enkelband wordt nu reeds als hulpmiddel toegepast door de reclassering in het kader van het toezicht. Ik heb Reclassering Nederland gevraagd het gebruik hiervan waar mogelijk te adviseren aan OM en ZM.

Vraag:

Wat verstaat de Minister onder lokale inkleuring t.a.v. de toepassing van de wietpas? Hoeveel ruimte heeft het lokaal bestuur?

Antwoord:

Zoals ik in mijn brief van 19 november jl. heb gemeld geschiedt de handhaving van het ingezetenencriterium in overleg met betrokken gemeenten en zo nodig gefaseerd waarbij wordt aangesloten bij het lokale coffeeshop- en veiligheidsbeleid zodat sprake is van lokaal maatwerk.

 Ik zie dat als volgt: 

Het lokale bestuur stelt het coffeeshopbeleid – binnen het landelijke kader (Opiumwet en de Aanwijzing OM) – vast.

  • De lokale driehoek vult het beleid concreet in en stelt prioriteiten bij de dagelijkse handhaving.

  • In mijn brief van 19 november jl. heb ik aangegeven dat een handhavingsarrangement van bestuur, politie en OM onontbeerlijk bij de handhaving is.

  • In de lokale driehoek vindt afstemming plaats over het handhavingsarrangement, inclusief de handhaving en eventuele fasering van het ingezetenencriterium en over de maatregelen die verder worden getroffen in het kader van het coffeeshopbeleid. Dit alles samen is het lokale maatwerk.

Ik heb overigens in mjn brief van 19 november aangegeven dat de wietpas vervalt. Het verplichte lidmaatschap en het «besloten club»-karakter van de coffeeshops komen hiermee te vervallen. De toegang tot coffeeshops blijft voorbehouden aan ingezetenen van Nederland.

Vraag:

In het kader van het spreekrecht van slachtoffers is het van belang dat slachtoffers ruimte krijgen voor hun relaas, zonder dat daarbij het principe van een eerlijk proces ontwricht raakt. Een citaat van de Staatssecretaris is het "bewerkstelligen van een goed evenwicht tussen expressie slachtoffer en belangenverdediging." Staat u nog achter die woorden?

Antwoord:

In het regeerakkoord is opgenomen dat slachtoffers meer spreekrecht krijgen in het strafproces. Op dit moment onderzoek ik welke vorm die uitbreiding zou kunnen krijgen. Bij het vormgeven van die uitbreiding zal ik er uiteraard op toezien dat aan de eisen van een eerlijk proces zal worden voldaan en dat een goed evenwicht ontstaat tussen de belangen van en de mogelijkheden voor expressie door het slachtoffer en de rechten van de verdediging.

Vraag:

Ziet de Staatssecretaris de mogelijkheid om de pilot tweefasenstructuur zonder codificatie in de praktijk uit te rollen?

Antwoord:

Het wetboek van strafvordering laat nu de mogelijkheid al open om eerst een (voorlopige) beslissing te nemen over de vragen omtrent de bewezenverklaring en de kwalificatie van het strafbaar feit, en de zaak daarna aan te houden voor het vergaren van nadere informatie ten behoeve van rapportage over de persoon van de verdachte in verband met de oplegging van straf of maatregel. De behandeling van de zaak wordt dan afgesloten met een volledig vonnis. De rechtbank Amsterdam baseert zich in haar experiment ook op die mogelijkheid in het wetboek. Zoals ik heb aangegeven zal ik het gesprek aangaan met de voorzitter van de Raad voor de Rechtspraak om meer experimenten in andere rechtbanken met betrekking tot de problematiek van de weigerende observandus.

Anderzijds wil ik benadrukken dat de invoering van een tweefasenproces toch een fundamentele wijziging inhoudt van de wijze waarop ons strafproces is ingericht: het is ook daarom dat ik het WODC onderzoek laat doen naar de voor- en nadelen van een proces in twee fasen. Op basis van de uitkomsten van dat onderzoek zal ik de besluiten om wel of niet over te gaan tot invoering van het tweefasen-proces. 

Vragen van het lid Schouw, dr. A.G. (D66)

Vraag:

Wanneer en op welke wijze zal de splitsing bij de Raad van State plaatsvinden? Graag een duidelijke en heldere toezegging dat er geen dubbelfuncties worden gecreëerd (in de zin van dat dezelfde persoon geen meerdere functies mag vervullen).

Antwoord:

De heer De Wit, de heer Oskam en de heer Schouw informeerden naar de passage in het regeerakkoord over de rechtspraak bij de Raad van State. Voor de Raad van State draagt mijn collega van BZK de primaire verantwoordelijkheid. Op dit dossier trekken wij beiden dus gezamenlijk op. Het kabinet zal op dit onderwerp zo spoedig mogelijk terugkomen nadat het overleg hierover tussen de betrokken bewindslieden is afgerond.

Vraag:

Hoe gaan de bewindspersonen het gat in de begroting bij de rechtspraak opvullen? Voor maart 2013 moeten hier maatregelen voor worden genomen.

Antwoord:

Het begrotingstekort is ontstaan door een combinatie van een geprognosticeerde stijging van de instroom van zaken bij de rechtspraak en het wegvallen van de beoogde dekking hiervoor in de vorm van hogere griffierechttarieven. Indien de griffierechten zouden zijn verhoogd, dan zouden er nu voor grotere aantallen zaken hogere griffierechten zijn ontvangen. Door de intrekking van het Wetsvoorstel verhoging griffierechten is er door de stijging van de instroom een gat op de begroting ontstaan.

Voor het tekort in het jaar 2012 heb ik bij de tweede suppletore begroting 2012 middelen beschikbaar gesteld.

Voor 2013 wordt een beroep gedaan op de aanwezige reserves bij de Rechtspraak. Voor 2014 en volgende jaren zullen we nog bezien hoe we bij een toenemend aantal zaken de kosten van de rechtspraak kunnen beheersen, zodat de rechtspraak goed kan blijven functioneren.

Vraag:

Wat is de sanctie als illegaliteit strafbaar wordt gesteld? Een boete of opsluiten?

Antwoord:

Op dit moment denk ik erover illegaal verblijf te kwalificeren als een overtreding met als sanctie een boete. Maar ik verken ook de mogelijkheid om de illegaal bij recidive een zwaar inreisverbod op te leggen waarvan de niet-naleving is gekwalificeerd als misdrijf, op basis van 197 Sr. Ik zal het wetsvoorstel zo spoedig mogelijk aan uw Kamer zenden nadat ik nog dit jaar, zoals ik ook in antwoord op de vraag van Azmani (48) heb aangegeven, het wetsvoorstel in de ministerraad heb besproken.

Vraag:

Deze week wordt een anti-homo wet aangenomen in Oeganda. Dit heeft directe relatie met lhbt's uit Oeganda. Kan de Staatssecretaris in zijn beantwoording ingaan op deze actualiteit en de gevolgen hiervan voor asielaanvragen van Oegandezen?

Antwoord:

De situatie van homoseksuelen in Oeganda is en blijft zorgelijk en heeft de aandacht, zowel van mij als van de minister van BZ. Wanneer een asielzoeker uit Oeganda zich beroept op problemen van de zijde van de autoriteiten of medeburgers die verband houden met zijn seksuele geaardheid, en er sprake is van geloofwaardige en individualiseerbare verklaringen, zijn er slechts geringe indicaties nodig om aannemelijk te maken dat deze problemen leiden tot een gegronde vrees voor vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag. Er vindt derhalve een zorgvuldige individuele toets plaats met inachtneming van de zorgelijke situatie van homoseksuelen in Oeganda. Ik zie op dit moment echter geen aanleiding om iedere homoseksuele asielzoeker uit Oeganda zonder nadere individuele toets in aanmerking te laten komen voor een asielvergunning dan wel de uitzetting van afgewezen Oegandese homoseksuele asielzoekers op te schorten. De Oegandese premier heeft in een schriftelijke verklaring opnieuw laten weten dat het voorstel voor de anti-homoseksualiteitswet geen onderdeel vormt van zijn wetgevingsprogramma en dat hij hiervan dan ook afstand neemt. De ontwikkelingen rondom het wetsvoorstel zullen zorgvuldig gevolgd worden. Als de wet, tegen de verwachtingen in, toch zal worden ingevoerd zal ik mij opnieuw beraden over de positie van homoseksuelen uit Oeganda.

Vraag:

Hoe gaat de Staatssecretaris om met de discretionaire bevoegdheid aangezien zijn voorganger daarin terughoudend zou zijn geweest?

Antwoord:

De discretionaire bevoegdheid is de bevoegdheid die ik, ingevolge artikel 3.4, derde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 heb, om in die gevallen dat een vreemdeling op basis van het geldende beleid niet in aanmerking komt voor verblijf, op basis van bijzondere individuele omstandigheden toch een verblijfsvergunning te verlenen. Net zoals mijn voorganger zal ik alleen gebruik maken van deze bevoegdheid wanneer er sprake is van een schrijnende situatie voor een individuele vreemdeling door een uniek samenstel van omstandigheden.

Vraag:

D66 ontvangt graag van de Staatssecretaris een evaluatie van de pogingen van voormalig Minister Leers om de Europese regelgeving op het terrein van migratie aan te scherpen/aan te passen.

Antwoord:

Mijn voorganger, Minister Leers, heeft uw Kamer bij al zijn inspanningen die hij ondernam in Brussel en daarbuiten uitgebreid geïnformeerd, zowel schriftelijk als in verscheidene debatten. Het is niet aan mij om de inspanningen van mijn voorganger te beoordelen. Het heeft bovendien mijn voorkeur mijn energie te richten op de doelstellingen van dit kabinet voor het Europees asiel- en migratiebeleid.

1) gezinshereniging:van groot belang dat de leeftijd bij gezinsmigratie wordt verhoogd naar 24 jaar en dat als eis geldt dat een gezinsmigrant in voldoende mate in het onderhoud van het gezin kan voorzien door inkomen uit werk. Ik zal in Brussel er dus voor blijven pleiten dat de richtlijn gezinshereniging aangepast wordt zodat het mogelijk wordt om deze eisen te kunnen stellen. Ik ben realistisch: op korte termijn zal dit niet lukken, maar ik blijf me inspannen om draagvlak te creëren

2) Terugkeer: In EU-verband worden ook afspraken met landen van herkomst gemaakt over terugkeer. Daar waar landen van herkomst moeilijk doen over terugname van illegalen, kan de EU een grotere vuist maken dan NL alleen.

3) Gemeenschappelijk Europees Asielbeleid: onderhandelingen over de tweede fase van dit gemeenschappelijk asielsysteem zijn bijna afgerond. Ik wil toe naar een systeem in Europa waar het eigenlijk niet uitmaakt voor de uitkomst van een asielverzoek, in welk EU-land dit verzoek gedaan wordt. Nu is er in de praktijk toch nog veel verschil. Dit moet uiteindelijk ook leiden tot eerlijkere verdeling van asielzoekers over de EU.

4) Reizigersstromen aan onze buitengrenzen op een modernere en doeltreffendere manier beheren: bonafide reizigers snel en eenvoudig Nederland in, tegelijk veiligheid op passend niveau garanderen. Aangezien we Europese buitengrenzen hebben, moet dit ook op Europees niveau georganiseerd worden.

Vraag:

Wil de Minister in het voorjaar 2013 de uitvoering van de volgende onderwerpen in de Tweede Kamer bespreken: -Ten uitvoerlegging van straffen in eerste aanleg, -Eigen bijdrageregeling voor gedetineerden, -Kosten strafproces verhalen op de dader?

Antwoord:

De onderwerpen die in deze vraag aan de orde worden gesteld vragen een wettelijke regeling. Het wetsvoorstel dadelijke tenuitvoerlegging is nu in voorbereiding. Ik streef ernaar dat wetsvoorstel in het voorjaar2013 in consultatie te geven. Tezelfdertijd zal ook het voorstel betreffende de eigenbijdrageregeling in consultatie kunnen gaan. Daaropvolgend, in de eerste helft van het volgend jaar, komt het voorstel betreffende het verhalen van de kosten van het strafproces op de dader.

Vragen van het lid Segers, G.J.M. (Chr. Unie)

Vraag:

Wat gaat de Minister nu echt doen aan de wachttijden voor opvang van slachtoffers van mensenhandel?

Antwoord:

Zoals ik uw Kamer heb gemeld in mijn brief van 8 oktober 2012 is er voldoende capaciteit voor de eerste opvang van slachtoffers van mensenhandel. Er zijn enkele knelpunten in de doorstroom naar bijvoorbeeld andere opvang of huisvesting, maar aan de oplossing hiervan wordt momenteel hard gewerkt.

Vraag:

Hoe verankert de Minister in het teken van bovenlokale samenwerking de volgende punten:

– Preventie (o.a. opschalen vwb loverboypraktijken)

– Regionale zorgcoördinatoren

– Teams mensenhandel bij Nationale Politie

– Goede registratie en betere informatieuitwisseling?

Antwoord:

  • De bovenlokale samenwerking wordt op de gevraagde punten als volgt verankerd: 

  • loverboys: het huidige actieplan "rijksbrede aanpak loverboyproblematiek" wordt aangescherpt, zodat het nog beter is toegesneden op wat nodig is. 

  • Preventie: de door het departement van Veiligheid en Justitie ontwikkelde voorlichtingsfilm om ouders en hun kinderen  bewust te maken van de risico’s die het gebruik van ‘social media’ met zich meebrengt en het voorlichtingsmateriaal over seksueel geweld en weerbaarheid zullen onder scholen worden verspreid. Ik zal de Kamer hierover in april 2013 nader informeren.

  • Regionale zorgcordinatoren: de zorgcoördinatoren spelen een rol bij het vinden van de juiste opvang, zorg en huisvesting voor slachtoffers van mensenhandel. Zij doen dat veelal in samenwerking met CoMensha. In de regio's rond de grote steden waar de meeste slachtoffers worden aangetroffen zijn reeds cordinatoren. Momenteel onderzoekt CoMensha in samenwerking met de betrokken instanties of het mogelijk is om ook zorgcoördinatoren in de overige regio's te krijgen.

  • Teams mensenhandel Nationale Politie:de taak van de politie ten aanzien van de aanpak van mensenhandel blijft onder de nationale politie geborgd in de recherchecapaciteit in de landelijke en regionale eenheden. In iedere eenheid is substantiele recherchecapaciteit beschikbaar, die flexibiliteit en slagkracht garandeert. De inzet kan worden afgestemd op wat landelijk, regionaal en lokaal nodig is.

  • Registratie en informatie-uitwisseling: de behandeling in de Eerste Kamer van de wet regulering prostitutie -waarin deze onderwerpen worden geregeld- is aangehouden. Ik beraad mij op dit moment op de wijze waarop invulling zal worden gegeven aan de regulering van prostitutie.

Vraag:

Hoe staat het met het gratis verstrekken van een VOG aan vrijwilligers? Kan dit ook worden uitgebreid naar kerken en groene organisaties die vaak met vrijwilligers werken?

Antwoord:

Naar aanleiding van de begrotingsbehandeling van 2012 heb ik uw Kamer eerder bij brief van 22 december 2011 geïnformeerd over de toegezegde tegemoetkoming in de aanvraagkosten van de VOG voor vrijwilligersorganisaties die met kinderen werken. Scouting Nederland, het Steunpunt Kindervakanties en NOC*NSF doen mee aan de pilot «gratis VOG», die mede op verzoek van de deelnemende clubs tot eind 2013 is verlengd. In Nederland doen naar schatting ruim twee miljoen mensen vrijwilligerswerk met minderjarigen. Om de effecten van de gratis VOG en overige integriteitsintrumenten goed te kunnen beoordelen, laat ik de pilot evalueren. Uiterlijk medio 2013 zal ik de Tweede Kamer informeren over de uitkomsten van de pilot. Op basis van deze onafhankelijke evaluatie en van de beschikbare financiële middelen wordt bepaald of en onder welke voorwaarden de tegemoetkoming in de aanvraagkosten voor de VOG structureel kan worden verstrekt aan vrijwilligersorganisaties die met kinderen werken en voldoen aan de gestelde integriteitscriteria. Voor wat betreft de kerkelijke vrijwilligersorganisaties is uw Kamer bij brief van 16 januari 2012 geïnformeerd over ons voornemen om de ontwikkeling van integriteitsinstrumenten voor kerkelijke instellingen te steunen. Zeer recentelijk heb ik hiertoe een subsidieaanvraag van MOVISIE gehonoreerd.

Vraag:

Hoe reageert de Staatssecretaris op het voorstel om bij personen onder de 21 jaar ervoor te zorgen dat het begaan van lichte vergrijpen niet leidt tot het niet uitgeven van een VOG?

Antwoord:

Momenteel kijkt de Dienst Justis, de screeningsautoriteit van Veiligheid en Justitie, minimaal vier jaar terug bij de beoordeling van een VOG-aanvraag. Binnen het huidige beoordelingskader is echter wel ruimte om rekening te houden met de leeftijd van de aanvrager bij het plegen van het delict en met het doel waarvoor de VOG wordt aangevraagd. Als verantwoordelijk staatssecretaris vind ik dat adolescenten die een jeugdzonde hebben begaan een kans moeten krijgen om te resocialiseren door stage te lopen of een baan te vinden. Ik ben bereid om de huidige terugkijktermijn van vier jaar terug te brengen naar twee jaar bij adolescenten die ten tijde van de VOG-aanvraag maximaal 22 jaar oud zijn. Ik merk daarmee meteen op dit niet geldt voor jongvolwassenen die een zeden- of een ernstig geweldsdelict hebben begaan. Ook bij andere ernstige strafbare feiten moet de terugkijktermijn van vier jaar worden gehandhaafd. Ik zal uw Kamer voor het einde van 2012 informeren over de invulling van deze toezegging.

Vraag:

Wat doet de regering aan de toename van gokverslaving, mede in relatie tot het regulering van gokken?

Antwoord:

In 2011 heeft het WODC onderzoek gedaan naar de aard en omvang van kansspelverslaving in Nederland. Dit onderzoek heb ik uw Kamer in maart 2012 doen toekomen (TK, vergaderjaar 2011–2012, 24 557, nr. 131). De onderzoekers concluderen onder meer dat de schattingen van 2011 en 2005 lijken te wijzen op een dalende trend van het aantal risico- en probleemspelers. In mijn overleggen met verslavingsinstellingen wordt mij ook geen toename van gokverslaving gemeld. Een voortvarende regulering van online kansspelen is van belang bij het voorkomen van een toename van het aantal gokverslaafden. Daarom zullen strikte voorwaarden ten aanzien van preventie van kansspelverslaving worden gesteld. Tevens is recent onder regie van de kansspelautoriteit een overeenkomst gesloten tussen de branchevereniging VAN en de GGZ over over een nieuwe cursusopzet voor medewerkers van de speelautomatenhallen. Hierdoor kunnen zij het verslavingsgedrag van spelers beter herkennen en doeltreffende maatregelen daartegen nemen.

Vraag:

Is de Staatssecretaris bereid om met zijn Schengencollega's te bezien op welke wijze de uitvoering van het Mobiel Toezicht Veiligheid kan worden uitgebreid?

Antwoord:

Ik ben bereid dit te bezien, maar realiseer mij dat hier slechts beperkt mogelijkheden toe zijn. Mobiel Toezicht Veiligheid betreftbinnenlandstoezicht. De invulling en uitvoering daarvan is dus nationaal bepaald. Dit mag echter niet in strijd zijn met de Europese regels. Het toezicht mag niet het effect hebben van een grenscontrole. Zoals ik bij de beantwoording van de vraag van de heer Hijum reeds heb uitgelegd, wordt binnen de huidige capaciteit voor MTV controles optimaal gebruik gemaakt van de ruimte die de Schengenregels bieden.

Vraag:

Is het mogelijk dat in een strafzaak (bijvoorbeeld bij moord) de erfenis in een depot raakt en niet wordt uitgekeerd?

Antwoord:

Als één van de erfgenamen ervan wordt verdacht de erflater te hebben omgebracht of een poging daartoe te hebben gedaan, hebben de andere erfgenamen mogelijkheden om de verdeling van de nalatenschap uit te stellen totdat in de strafzaak een onherroepelijke uitspraak is gedaan. Indien de erfgenaam is veroordeeld, is hij op grond van het Burgerlijk Wetboek onwaardig om te erven en wordt hij geacht nooit erfgenaam te zijn geweest.

Vraag:

Kan de verkorte termijn voor aangifte mensenhandel terug worden gedraaid? Graag uw reactie.

Antwoord:

Waarschijnlijk wordt gedoeld op de pilot die alleen loopt in de regio's Rotterdam  Rijnmond en Groningen, Friesland en Drenthe.  In deze pilot wordt gekeken of politie, OM en IND sneller de procedures kunnen afhandelen bij aangiften waarin geen of vrijwel geen opsporingsindicaties zitten (het betreft dus niet alle aangiften van mensenhandel). Uw Kamer is hierover geïnformeerd bij brief van 15 november 2011 (Kamerstuk 28638, nr. 57) en bij brief van 21 juni 2012 (Kamerstuk 28638, nr. 89). In de pilot wordt een streeftermijn van 10 dagen gehanteerd voor het onderzoek door politie en OM bij dergelijke aangiften. Tot nu toe gaat het om een gering aantal. De zorgvuldigheid staat hierbij voorop, ook als dat betekent dat deze streeftermijn niet gehaald wordt. Het OM ziet hierop toe.

Vraag:

Is de Minister het er mee eens dat een ondernemer die bij aangifte een compleet dossier overhandigt, niet mag worden afgewimpeld. Terugmelding na twee weken is prima, maar niet als er niks aan de zaak wordt gedaan. Kan de Minister in dit kader een indicatie geven van het aantal plankzaken met 100-procent opsporingsindicatie?

Antwoord:

Het is voor mij onacceptabel dat een ondernemer die aangifte komt doen, met of zonder dossier, hierbij wordt afgewimpeld. Iedere burger, en dus ook ondernemer, moet bij het doen van aangifte zo goed mogelijk worden geholpen.

Wanneer een ondernemer aangifte komt doen zal deze aangifte worden opgenomen. Het is voor mij niet mogelijk om een indicatie te geven van het aantal plankzaken omdat korpsen hier verschillende definities van hanteren en deze zaken ook op verschillende wijzen registreren. Met de komst van de Nationale Politie en de hiermee samenhangende uniformering van processen zal ik hier een beter beeld van krijgen. Natuurlijk wacht ik dat niet af en kom ik, zoals uiteengezet in mijn brief van 20 november jl., midden volgend jaar met maatregelen om de intake en de terugkoppeling naar de aangever te verbeteren. Deze maatregelen zijn er verder op gericht om het aantal plankzaken, met of zonder opsporingsinformatie, sterk te verminderen. Zaken met opsporingsinformatie moeten snel worden opgepakt en zaken zonder opsporingsinformatie moeten zo snel mogelijk uit het proces stromen zodat burgers en ondernemers duidelijkheid krijgen over hun aangifte. Hiermee zorg ik ervoor dat burgers en ondernemers niet alleen eenvoudig aangifte kunnen doen, maar dat zij er ook op kunnen vertrouwen dat hun aangifte snel en adequaat wordt opgepakt.

Vraag:

Waarom wordt de evenementenheffing niet op korte termijn wettelijk geregeld? Hierdoor zou de noodzaak voor de 60 miljoen euro taakstelling verdwijnen.

Antwoord:

Mijn inspanningen richten zich op de reductie van politie-inzet bij evenementen door zowel het bestuur als organisatoren aan te spreken op de eigen verantwoordelijkheid voor het treffen van maatregelen op het gebied van openbare orde en veiligheid bij evenementen.

In dit licht ben ik, vanuit de gezamenlijke opgave van de betaalvoetbalorganisaties en overheid om het ‘voetbalgeweld’ terug te dringen en de politie-inzet te reduceren, de afgelopen periode met betrokkenen, waaronder de KNVB, in gesprek gegaan om, in aansluiting op de acties die reeds in gang zijn gezet en waarover ik uw Kamer heb geïnformeerd, te bezien welke aanvullende maatregelen hiervoor getroffen kunnen worden.

In dat verband is in het Regeerakkoord VVD-PvdA opgenomen dat er een aangescherpte Voetbalwet komt met hogere straffen, boetes voor clubs die het hooliganverbod niet handhaven en stadion- en gebiedsverboden voor degenen die voor het eerst de fout ingaan.

Om invulling te geven op hetgeen in het Begrotingsakkoord 2013 is opgenomen over doorberekening van politiekosten, heb ik vooralsnog gekozen voor een alternatieve invulling van de maatregel.

Vraag:

Wil de Minister in overleg treden met de KvK over de inschrijving van prostituees en eventuele voorlichting hierover?

Antwoord:

Het Wetsvoorstel regulering prostitutie en bestrijding misstanden in de sexbranche is in de Eerste Kamer aangehouden. Ik heb toegezegd mij te herbezinnen op het wetsvoorstel. De inschrijving van prostituees in het register van de Kamer van Koophandel zal ik meenemen bij mijn herbezinning.

Vraag:

Wat bedoelt u met "lokaal maatwerk" m.b.t. het ingezetenencriterium en waarom laat u het afstandscriterium los? En hoe komt het dat er proefprocessen worden gevoerd? Is dat om wat landelijk wordt verboden lokaal wordt gedoogd?

Antwoord:

Lokaal maatwerk m.b.t. het ingezetenencriterium betekent het volgende:

– Het lokale bestuur stelt het coffeeshopbeleid – binnen het landelijke kader (Opiumwet en de Aanwijzing OM) – vast;

– De lokale driehoek vult het beleid concreet in, toewgesplits op de lokale situatie en stelt prioriteiten bij de dagelijkse handhaving;

– In de lokale driehoek vindt afstemming plaats over de handhaving en eventuele fasering van het ingezetenencriterium en over de maatregelen die verder worden getroffen in het kader van het coffeeshopbeleid. 

Ook het hanteren van een afstandscriterium, bijvoorbeeld om de zichtbaarheid voor scholieren van coffeeshops te verkleinen, is lokaal maatwerk. Een groot aantal gemeenten met een coffeeshop hanteert reeds een afstandscriterium. Daarnaast kunnen scholieren worden ontmoedigd de coffeeshop te bezoeken door het hanteren van specifieke openings– en sluitingstijden. Vanuit de overheid geïnitieerde proefprocessen met betrekking tot het coffeeshopbeleid zijn mij niet bekend.

Vraag:

De minister is van mening dat de bekostiging van beveiliging van Joodse instellingen niet uit rijksmiddelen dient te komen, maar het bewaken van de veiligheid is wel een kerntaak van de overheid. Graag uw reactie.

Antwoord:

De Joodse gemeenschap neemt naar eigen inzicht en op eigen initiatief een aantal beveiligingsmaatregelen en is daar uiteraard vrij in. Conform mijn toezegging aan uw Kamer heb ik onlangs tijdens werkbezoeken uitvoerig gesproken met vertegenwoordigers van diverse organisaties binnen de Joodse gemeenschap, lokaal bestuur en politie. Ik heb uw Kamer, bij brief van 23 november jongstleden, geïnformeerd over mijn bevindingen.

Ik heb tijdens al mijn bezoeken ervaren dat er grote betrokkenheid is bij en aandacht voor de veiligheid en de veiligheidsbeleving van de Joodse gemeenschap. Ik concludeer dat er lokaal zeer goede contacten zijn en dat men zich bewust is van het belang van tijdige melding van zorgen of incidenten en van de zijde van de overheid voor een tijdige en passende reactie hierop. Gemeenten en politie hebben aangegeven dat, ook zonder concrete dreiging, er extra aandacht is voor de veiligheid rondom Joodse instellingen. Ook het vroegtijdig signaleren en voorkomen van spanningen die kunnen leiden tot incidenten is, voldoende onder de aandacht van de gemeenten.

Bij alle betrokken partijen en mijzelf bestaat het vertrouwen dat er lokaal voldoende aandacht is voor de veiligheid van deze gemeenschap. Gelet op dit breed gedeelde beeld bestaat er derhalve op dit moment op basis van dreiging en risico geen aanleiding voor tegemoetkoming in de beveiligingskosten en maatregelen vanuit de rijksoverheid voor de beveiliging van de Joodse gemeenschap. Om blijvend gevoel te houden bij de veiligheidsmaatregelen en veiligheidsbeleving van de Joodse gemeenschap zal ik, naast alle contacten die er al zijn vanuit mijn ministerie, zelf ook jaarlijks in gesprek gaan met de Joodse gemeenschap.

Vraag:

Waarom erkent de regering resocialisering niet als aparte taak, maar wordt dit ondergebracht bij forensische zorg? Wat betekenen de voornemens voor het werk van Exodus?

Antwoord:

De regering erkent resocialisatie wel degelijk als een aparte taak. DJI koopt hiervoor bij een groot aantal zorginstellingen opvang en begeleiding in, de zogenaamde regionale instellingen voor beschermd wonen. Omdat de opvang die Exodus biedt sterk vergelijkbaar is met de zorg in deze instellingen koopt de DJI per 1 januari 2014 ook deze trajecten in (i.p.v. de huidige subsidierelatie). Inhoudelijk veranderen de trajecten die Exodus aan gedetineerden aanbieden niet. Wel verandert de wijze van financiering en aansturing.

Vragen van het lid Voordewind, drs. J.S. (Chr. Unie)

Vraag:

De dagelijkse meldplicht van de ouders gaat ten koste van de bewegingsvrijheid van dan de kinderen. Kan de Staatssecretaris kijken naar de vrijheidsbeperkende maatregelen die van kracht zijn bij gezinslocaties, omdat dit ook kinderen raakt?

Antwoord:

Ik zal het systeem van opvang en onderdak voor vreemdelingen in zijn totaliteit op effectiviteit bezien. De gezinslocaties en het vrijheidsbeperkend regime dat daar geldt heeft daarbij mijn volle aandacht. Ik ben overigens niet met u van mening dat de dagelijkse in huis registratie of de wekelijkse meldplicht ten koste gaan van de bewegingsvrijheid van de kinderen. In het belang van de schoolgang hoeven kinderen zich in beginsel niet dagelijks in huis te laten registreren. Voor kinderen geldt immers de leerplicht net als andere kinderen in Nederland. Voor volwassenen geldt wel een wekelijkse meldplicht en een dagelijkse in huis registratie, zon- en feestdagen uitgezonderd.

Vraag:

Is de Staatssecretaris bereid om de bestaande pilots m.b.t. de vreemdelingendetentie te versnellen en uit te breiden en alleen vreemdelingendetentie in uitzonderlijke situatie in te zetten?

Antwoord:

Vreemdelingenbewaring is reeds het ultimum remedium. Het hoeft niet te worden ingezet als een vreemdeling zelf werkt aan zijn terugkeer. De pilots alternatieven voor vreemdelingenbewaring zijn dit jaar op kleine schaal gestart. Ik ben voornemens – waar mogelijk – de alternatieven voor vreemdelingenbewaring breder in te zetten. Het terugkeerperspectief staat daarbij voorop. Dat betekent dat de alternatieven zodanig vorm worden gegeven dat zij zelfstandige terugkeer stimuleren en niet belemmeren.

Vraag:

Maakt u een uitzondering voor Somaliërs die terug moeten keren naar Mogadishu, conform de uitspraak van de Raad van State?

Antwoord:

 Vrijwillige terugkeer naar alle delen van Somalië is mogelijk en vindt ook plaats. Somaliërs die willen terugkeren naar Somalië kunnen daarin gefaciliteerd worden door de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V). Hierbij kan gereisd worden op een EU-staat (reisdocument) en zijn geen originele documenten vereist. Op deze wijze zijn sinds januari 2010 ca. 25 Somalische vreemdelingen vrijwillig teruggekeerd naar Mogadishu. Het betrof zowel Somalische vreemdelingen uit Zuid- en Centraal-Somalië als uit Noord-Somalië.Daarnaast faciliteert de IOM ook zelfstandige terugkeer direct naar Hargeisha, in Noord-Somalië (Somaliland).

Vraag:

Welk deel van de Irakezen die vrijwillig terugkeren, keert terug naar Noord-Irak/Kurdistan?

Antwoord:

Iraakse asielzoekers waarvan na een zorgvuldige asielprocedure is geoordeeld dat ze geen bescherming in Nederland nodig hebben, dienen terug te keren. Op 27 november jl. heb ik uw Kamer bericht over het asielbeleid ten aanzien van Irak naar aanleiding van het recente ambtsbericht over Irak van 19 november jl. Het is in de eerste plaats aan de vreemdeling om zijn vertrek naar Irak te organiseren. Ongeveer 70 procent van de vreemdelingen die met IOM terugkeren naar Irak, keert terug naar Noord-Irak.

Vraag:

Is het mogelijk om in het kader van de kinderasielwet de leeftijdgrens van 21 jaar los te laten voor oude gevallen?

Antwoord:

  • In het regeerakkoord is opgenomen dat kinderen, die tenminste vijf jaar voor het bereiken van de leeftijd van 18 jaar in Nederland asiel hebben aangevraagd, onder voorwaarden in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning.

  • Uiteindelijk komen er twee regelingen; een definitieve regeling, met daaraan gekoppeld een overgangsregeling.

  • De exacte voorwaarden worden momenteel uitgewerkt. De inwerkingtreding van de regelingen maakt daar onderdeel van uit.

  • Ik streef er naar de Tweede Kamer voor het kerstreces te informeren over de uitwerking van de overgangsregeling en de definitieve regeling voor kinderen die langdurig in Nederland verblijven.

Vraag:

Is de Staatssecretaris bereid om, bij aanvragen voor gezinshereniging, een uitzondering te maken voor partners die meerderjarige kinderen hebben in Nederland en deel uitmaken van een gezin?

Antwoord:

Voor het beoordelen van de aanvraag is relevant of de partner en de referent voldoen aan de gestelde voorwaarden. Het beleid voor verruimde gezinshereniging is afgeschaft. Dat betekent dat meerderjarige kinderen alleen nog kunnen worden toegelaten als artikel 8 EVRM hiertoe noodzaakt. Hierbij is van belang of sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie en of het familie- en gezinsleven enkel en alleen in Nederland kan worden uitgeoefend.

Daarnaast is er op basis van mijn discretionaire bevoegdheid ruimte voor een oplossing in zeer schrijnende gevallen.

Vragen van het lid Tongeren, drs. L. van (Groen links)

Vraag:

Wat is de stand van zaken van het voorstel met betrekking tot het Boerkaverbod? Wat houdt dit verbod precies in?

Antwoord:

Momenteel ligt bij uw Kamer een wetsvoorstel ter invoering van een algemeen verbod van gezichtsbedekkende kleding. Dat voorstel is van het vorige kabinet afkomstig. In het regeerakkoord is afgesproken dat er geen algeheel verbod van gezichtsbedekkende kleding komt. Gezichtsbedekkende kleding wordt verboden in het onderwijs, de zorg, het openbaar vervoer en in overheidsgebouwen. De betrokken bewindslieden beraden zich nog over de vormgeving van dat verbod.

Vraag:

Blijven agenten in de frontlijn op de nullijn?

Antwoord:

Agenten in de frontlijn hebben evenals andere politiemensen geen algemene loonontwikkeling (en blijven dus op de nullijn). Wel krijgen ze, als ze het maximum van hun schaal hebben bereikt, extra periodieken tot maximaal het maximum van de naast hogere schaal.

Vraag:

Komt er een uitzondering op het terugkeerbeleid, in geval van schrijnende zaken waar gezinnen uit elkaar gehaald worden?

Antwoord:

In principe worden gezinsleden niet gescheiden uitgezet. Indien al dan niet door toedoen van een gezinslid gezamenlijk vertrek van het gezin niet mogelijk is, dan kan gescheiden uitzetting pas plaatsvinden als de zaak is beoordeeld en getoetst door de DT&V. Van gescheiden uitzetting kan sprake zijn als het vertrek bewust wordt gefrustreerd.

Vraag:

Welke activiteiten worden door de Minister verricht om kindersextoerisme effectief aan te pakken? Op welke wijze worden de verdachten ook daadwerkelijk aangepakt?

Antwoord:

In 2013 wordt het beleid en de aanpak van kindersekstoerisme verder geïntensiveerd.

Zo zal er een criminaliteitsbeeldanalyse en barrièremodel kindersekstoerisme worden gemaakt. Daarvoor zullen wij in bronlanden de aard en omvang van seksueel misbruik door Nederlanders in kaart te brengen. Niet alleen van de zogenaamde vakantiegangers, maar ook van mensen die zich voor langere duur met dit doel gevestigd hebben. Verder zijn wij momenteel bezig met een verkenning naar de mogelijkheden voor de ontwikkeling van profielen van daders en dadergroepen, om daarmee misbruikers op te sporen. We gaan kijken of we deze technieken preventief kunnen gebruiken, bijvoorbeeld op Schiphol, om te voorkomen (barrière opwerpen) dat Nederlanders in het buitenland minderjarigen seksueel misbruiken.

Ook zal in 2013 de vervolgcampagne kindersekstoerisme worden geëvalueerd die op 24 oktober 2012 is gelanceerd. Het primaire doel van de vervolgcampagne is het binnenkrijgen van kwalitatief betere meldingen. Op 1 april 2012 is de nieuwe wetgeving inzake de regeling van de voorwaardelijke veroordeling en de regeling van de voorwaardelijke invrijheidstelling in werking getreden. Deze wetgeving voorziet in een wettelijke mogelijkheid om bij een strafrechtelijke veroordeling een reisverbod als bijzondere voorwaarde op te nemen. Tevens is momenteel een wetsvoorstel aanhangig dat voorziet in langdurig en mogelijk levenslang toezicht op zedendelinquenten in voorbereiding. Dit wetsvoorstel zal tevens voorzien in de mogelijkheid voor de rechter om een reis- of locatieverbod op te leggen. Daarnaast financiert Nederland vanuit het Mensenrechtenfonds een tweetal internationale projecten ter bestrijding van (de gevolgen) van kindersekstoerisme.

De meldingen die over kindersekstoerisme binnenkomen (op de internethotline, bij Meld Misdaad Anoniem of bij de Kmar op Schiphol) worden centraal geregistreerd bij de landelijke eenheid voor de aanpak van kinderporno en kindersekstoerisme. Daar vindt ook sturing en weging van deze meldingen als ook de uitzetting naar de regionale eenheden voor opvolging plaats.

Vraag:

Wil de Staatssecretaris reageren op de motie Gesthuizen inzake de tentenkampen?

Antwoord:

Ik heb uw Kamer op 28 november jl. schriftelijk geïnformeerd over mijn reactie op de motie-Gesthuizen (Tweede Kamer, 2012–2013, 29344, nr. 103). In deze brief heb ik geconcludeerd dat de doelgroep die de motie voor ogen heeft, aansluit bij de doelgroep van het buitenschuldbeleid. Om recht te doen aan de motie heb ik besloten om vreemdelingen waarvan de DT&V de IND positief heeft geadviseerd om een verblijfsvergunning te verlenen in het kader van buitenschuld, opvang aan te bieden in een asielzoekerscentrum zolang de beoordeling hierover bij de IND loopt. Aanvullend hierop komt een vreemdeling die wenst door te reizen naar een derde land en die zelf heeft aangetoond dat zijn toegang tot dat derde land is gewaarborgd, in aanmerking voor opvang of onderdak gedurende het vertrektraject.

Vraag:

Is de Staatssecretaris het ermee eens dat er meer aandacht zou moeten komen voor de begeleiding van gedetineerden in het kader van reintegratie en het beperken van recidive?

Antwoord:

Het beperken van recidive is een van de doelstellingen uit het regeerakkoord omdat hiermee de veiligheid in Nederland wordt vergroot. Een goede voorbereiding van gedetineerden op hun terugkeer in de samenleving is daarbij onontbeerlijk.

Een succesvolle terugkeer vraagt allereerst de inzet van de gedetineerde zelf. Daar staat of valt een succesvolle aanpak mee. Ook DJI, de Reclassering en de gemeenten, spelen een essentiële rol in de begeleiding van daders bij terugkeer naar de maatschappij. Hieronder noem ik enkele voorbeelden van activiteiten die worden ondernomen op dit terrein. 

Er wordt door DJI in samenwerking met de ketenpartners gewerkt met een persoonsgerichte aanpak van gedetineerden, gebaseerd op de levensloopbenadering. Dit betekent dat voor iedere gedetineerde specifiek wordt bekeken welke interventies en activiteiten tijdens detentie een bijdrage kunnen leveren aan het verkleinen van de kans op recidive. Ook worden reeds voor detentie gestarte trajecten, voor zover mogelijk, en gewenst, tijdens detentie voortgezet, om deze vervolgens na detentie te continueren. Op deze wijze kan het effect van de interventies in het gevangeniswezen worden versterkt.

De gemeenten dragen bij aan de resocialisatie van gedetineerden door het leveren van nazorg. De gemeente waar de ex-gedetineerde gaat wonen is verantwoordelijk voor zijn opvang en begeleiding. Het Gevangeniswezen draagt de zorg voor een goede overdracht van de gedetineerde naar de gemeente. Deze aanpak is in de praktijk succesvol gebleken. Belangrijk is dat op het moment van ontslag uit de inrichting aan de vijf basisvoorwaarden voor een goede re-integratie is voldaan. Iedere gedetineerde moet bij het verlaten van de inrichting beschikken over identiteitspapieren, inkomen, afspraken met de schuldhulpverlening (indien van toepassing), huisvesting en (indien geïndiceerd) zorg.

Vraag:

Gaat de minister uitvoering geven aan de tien punten van de homopride?

Antwoord:

Het Roze Netwerk Ambtenaren binnen het ministerie van Veiligheid en Justitie is aangesloten bij het Government Pride Platform. De tien punten van de Verklaring van Amsterdam geven richtsnoeren voor een vriendelijke werkomgeving voor LHBT’s (lesbische vrouwen, homoseksuele mannen, biseksuelen en transgenders). Ik onderschrijf de gedachte achter de Verklaring van Amsterdam. Mijn ministerie onderschrijft het belang van een LHBT-vriendelijke werkvloer en faciliteert daarom ook het Roze Netwerk faciliteert, evenals een aantal andere netwerksorganisaties als Next (jongeren) en Young@Hart (50+-medewerkers).

Vraag:

Hebben de verhoogde veiligheidsrisico's in Irak effect op het terugkeerbeleid?

Antwoord:

Op 27 november jl. heb ik uw Kamer bericht over het asielbeleid ten aanzien van Irak naar aanleiding van het recente ambtsbericht over Irak van 19 november. Het ambtsbericht laat een relatieve verslechtering zien. De veiligheidssituatie is echter nog steeds aanzienlijk beter dan in de periode 2006 en 2007. Toen was er sprake van extreme vormen van geweld en dagelijks een zeer hoog aantal gewelddadige incidenten, wat aanleiding was om tijdelijk een categoriaal beschermingsbeleid in te stellen. Het huidige geweldsniveau is weliswaar nog steeds reden tot zorg, maar ligt beduidend lager. Het enkele feit dat een asielzoeker afkomstig is uit Irak is dus onvoldoende voor een asielstatus. Uiteraard zal deze asielstatus wel worden verstrekt als uit iemands individuele omstandigheden blijkt dat hij bescherming in Nederland nodig heeft. Iraakse asielzoekers die geen bescherming nodig hebben, dienen terug te keren naar Irak.

Vraag:

Waar blijft het echte beleidsprogramma van VenJ? Waar zijn de streefcijfers en doelstellingen in dit kader? Welk mensbeleid staat voorop bij dit kabinet? Wordt er geen dominante leefstijl opgelegd? Welk wereldbeeld en maatschappijbeeld heeft dit kabinet? Wie heeft nog toegang tot de rechter? Als deze overladen raakt door zaken als gevolg van investering aan de voorkant en bezuiniging aan de achterkant?

Antwoord:

Het kabinet staat voor een doortastend, gezaghebbend én rechtvaardig veiligheidsbeleid voor de komende jaren, waarbij preventie en repressie hand in hand gaan. De paragraaf Veiligheid en Justitie uit het regeerakkoord bevat daartoe een groot aantal concrete maatregelen die de komende jaren tot uitvoering worden gebracht. Deze maatregelen zullen worden geclusterd in een zevental overkoepelende, prioritaire thema's die duidelijk maken waar het kabinet voor staat:

1. Versterking prestaties strafrechtsketen

2. Nederland nog veiliger

3. Nationale Politie

4. Versterking rechtsstaat

5. Slachtoffer centraal

6. Immigratie en asiel

7. Kansspelen

Uitwerking van de diverse maatregelen vindt momenteel plaats. De begroting van 2013 bevat op alleproirtaire thema's concrete doelstellingen en streefcijfers. Voor komend jaar zal ik samen met bestuur, politie en OM de huidige landelijke prioriteiten bevestigen. Het gaat om consistentie en continuïteit. Voor 2014 en verder zal ik met bestuur, politie en OM op korte termijn overleggen over de aanscherping van de prioriteiten.

De intensivering aan de voorkant (extra middelen voor de politie) maken ook verdere kwaliteitsverbetering van het opsporingsproces mogelijk, zoals verbetering van het aangifteproces en een digitaal procesdossier. Deze concrete maatregelen zorgen ervoor dat de rest van de strafrechtelijke keten wordt ontlast.

Vraag:

Werkt deze regering toe naar een nationale database met betrekking tot DNA?

Antwoord:

Ik heb eerder aangegeven dat ik dit geen goed idee vind. Zo’n maatregel is disproportioneel en staat op gespannen voet met art. 8 EVRM. Slechts een klein deel van de bevolking is verantwoordelijk voor criminaliteit. Het DNA van alle Nederlanders opslaan draagt niet bij aan een effectievere opsporing. Het schept bovendien schijnveiligheid, omdat toeristen, illegalen en mensen die tijdelijk in Nederland werken of studeren niet in de databank zouden zitten. Ook heb ik praktische bezwaren, zoals de hoge kosten en de grotere foutmarges: in een nationale DNA-databank is er een grotere kans op hits met het DNA van onschuldige burgers.

Vraag:

Kan de Staatssecretaris iets doen voor vreemdelingen uit Syrie die 5 jaar geleden voor een generaal pardon in aanmerking kwamen maar niet in het bezit zijn van de noodzakelijk identiteitsdocumenten?

Antwoord:

Indien gedoeld wordt op Syriërs die op grond van de regeling afwikkeling nalatenschap oude vreemdelingenwet in 2007 een verblijfsvergunning is verleend, kunnen betrokkenen in aanmerking komen voor naturalisatie. Indien de betrokkenen niet over de noodzakelijke identiteitsdocumenten voor naturalisatie beschikken, zal per individueel geval worden bezien of een beroep op bewijsnood kan worden gehonoreerd. Hierin kan ook de situatie in Syrië worden betrokken. 

Vraag:

Kan de minister getallen geven over verdachten die in hoger beroep gaat en de uitkomsten daarvan?

Antwoord:

In 2011 gingen ongeveer 25.000 verdachten in hoger beroep. Dat is bijna 80% meer dan in 2000. Tussen 2001 en 2005 was er een sterke stijging. In de stijging speelde mee dat sinds 2002 verdachten tegen beslissingen van de kantonrechter beroep bij het Hof kunnen instellen; eerder deden de rechtbanken die beroepszaken. Vanaf 2006 tot 2008 daalde het aantal beroepen om daarna te blijven schommelen. Verdachten die in eerste aanleg zijn veroordeeld, kunnen in hoger beroep worden vrijgesproken, maar het Hof kan ook een hogere straf opleggen.

Vraag:

Kan de minister aangeven hoeveel bedrijven, naar aanleiding van de brand bij Chemiepack, inmiddels hun brandveiligheid op orde hebben?

Antwoord:

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu (IenM) heeft de Tweede Kamer op 16 juli 2012, mede namens de bewindspersonen van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) en mij, twee rapportages aangeboden over de naleving en de handhaving bij Brzo-bedrijven (TK 2011–2012, 26956, nr. 137). Ik verwijs u naar deze rapportages, die ook de brandveiligheid betreffen. De volgende rapportages (over 2012 en verder) vormen bouwstenen voor de jaarlijkse integrale rapportage over de Staat van Veiligheid die de staatssecretaris van IenM mede namens de bewindspersonen van SZW en mij met ingang van 2013 aan de Tweede Kamer zal zenden. 

Vraag:

Als bestuurders niets te verbergen hebben, waarom doet u dan geen voorstel voor een nieuwe WOB?

Antwoord:

De Wob is de primaire verantwoordelijkheid van de minister van Algemene Zaken. Aan hem komt dan ook in de eerste plaats het oordeel toe of er voldoende aanleiding is te voorzien in een nieuwe wettelijke regeling van de openbaarheid van bestuur.

Vragen van het lid Staaij, mr. C.G. van der (SGP)

Vraag:

Welke mogelijkheden ziet de Minister om subsidie te geven aan maatschappelijke organisaties die vrouwen helpen om uit de prostitutie te stappen?

Antwoord:

Zoals aangegeven in eerdere brieven en de op 12 november 2012 aan uw Kamer gezonden antwoorden op de vragen van de heer Segers ligt de verantwoordelijkheid voor uitstapprogramma’s bij gemeenten, omdat prostitutiebeleid in eerste instantie een lokale aangelegenheid is. Gezien het positieve verloop van de warme overdracht van uitstapprogramma’s zie ik geen aanleiding om hier verandering in aan te brengen. Het zal dan ook aan gemeenten zijn om eventueel in gesprek te gaan met deze maatschappelijke organisaties.

Vraag:

Wat kunnen we van de Minister verwachten van zijn nieuwe taak: de invulling van de coördinatie van de contacten met de kerkgenootschappen?

Antwoord:

De coordinatie van het contact van de Rijksoverheid met de kerkgenootschappen is traditioneel opgedragen aan de minister van Veiligheid en Justitie en was alleen onder het vorige kabinet de verantwoordelijkheid van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Het contact zal zoals sinds vele jaren gebruikelijk verlopen via het overleg met het Interkerkelijk Contact in overheidszaken.

Dit contactorgaan wordt voorgezeten door staatsraad W. Deetman. De meeste Joodse en Christelijke kerkgenootschappen zijn daarin vertegenwoordigd.

Het overleg in dit orgaan ziet vooral op de materiële belangen van de kerkgenootschappen en hun verhouding met de overheid. Een breed scala van onderwerpen komt daarbij aan bod: de zorg voor monumenten, de status als Algemeen nut beogende instellingen voor de belastingdienst, en de zending van geestelijk verzorgers naar Justitiële inrichtingen.

Waar nodig zal ook met religieuze en levensbeschouwelijke organisaties die niet bij het CIO zijn aangesloten overleg worden gevoerd over hun belangen en hun verhouding tot de overheid.

Vraag:

Hoe wordt gemeten dat door de nieuwe structuur van de Nationale Politie de dienders ook meer slagkracht hebben? Graag reactie van de Minister op welke wijze deze meting zal plaatsvinden en op welke wijze de Tweede Kamer hierover wordt geinformeerd.

Antwoord:

Met robuuste basis- en flexteams kan de nationale politie slagvaardig optreden. Deze slagkracht moet leiden tot meer en betere prestaties. Over deze prestaties, welke deels vastliggen in de landelijke prioriteiten voor de politie, word ik via de bestaande informatie- en rapportagelijnen periodiek geinformeerd. Ik stuur daarmee op de resultaten van de politie. Ik informeer uw Kamer via de Jaarverslagen van VenJ en nationale politie over de prestaties.

Vraag:

Hoe gaat de Minister verder met het drugsbeleid? Welke inzet pleegt de Minister om het opendeurbeleid te beeindigen? Is het tegengaan van illegale handel nog een speerpunt?

Antwoord:

In mijn mijn brief van 19 november 2012 heb ik de hoofdlijnen van het coffeeshopbeleid geschetst:

– de aanpak van overlast en (georganiseerde) criminaliteit rondom coffeeshops wordt gecontinueerd;

– landelijke invoering van het ingezetenencriterium per 1 januari 2013 wordt doorgezet: alleen ingezetenen van Nederland hebben toegang tot coffeeshops;

– het «besloten club-criterium» vervalt;

– handhaving van het ingezetenencriterium vindt plaats in overleg met betrokken gemeenten en zo nodig gefaseerd waarbij wordt aangesloten bij het lokale coffeeshop- en veiligheidsbeleid zodat sprake is van lokaal maatwerk;

– illegale straathandel en drugsrunners worden hard aangepakt door lokaal bestuur, politie en OM.

Voorts blijft de bestrijding van zowel de productie van als de handel in drugs onverkort een prioriteit voor politie en OM.

Vraag:

Heeft de Staatssecretaris een helder en duidelijk signaleringssysteem van vreemdelingen die te lang in Nederland verblijven?

Antwoord:

Nee. Vreemdelingen die op legale wijze Nederland binnenkomen worden niet geregistreerd aan de grens. Een dergelijk registratiesysteem (entry-exit) kan alleen in Schengenverband worden opgezet. Voorstellen hiertoe van de Commissie worden in 2013 verwacht.

Vraag:

Kunnen de bewindspersonen zo spoedig mogelijk duidelijkheid bieden over de neerslag van de bezuinigingsplannen en maatregelen voor werknemers van Veiligheid en Justitie?

Antwoord:

De bezuinigingsplannen hebben uiteraard effect op de medewerkers van VenJ. De exacte maatregelen ter invulling van de ombuigingen worden op dit moment nader uitgewerkt.

Vraag:

Hoe wil de Staatssecretaris op een verantwoorde manier de herhaalde asielaanvragen tegen gaan?

Antwoord:

Het tegengaan van herhaalde asielaanvragen zal onder meer gebeuren door het weghalen van prikkels die het indienen van vervolgaanvragen stimuleren, zoals het beperken van de vergoeding van de rechtsbijstand in die zaken. Daarnaast wordt met het Programma Stroomlijning Toelatingsprocedures onder meer een ééndagstoets geïntroduceerd waarbinnen lik op stuk kan worden gegeven bij ongefundeerde vervolgaanvragen.

Vragen van het lid Krol, H.C.M. (50 plus)

Vraag:

Kan de Minister toezeggen dat de OM-aanwijzing over geweld in afhankelijkheidsrelaties in het voorjaar 2013 gereed is en dat hierin aandacht zal zijn voor geweld tegen ouderen?

Antwoord:

In de voorgangsrapportage over geweld in afhankelijkheidsrelaties van eind oktober, is aangegeven dat het OM in het voorjaar 2013 met een nieuwe Aanwijzing ‘Geweld in afhankelijkheidsrelaties’ zal komen. Hierin wordt de huidige OM-Aanwijzingen over huiselijk geweld en eergerelateerd geweld en over kindermishandeling gecombineerd. In deze Aanwijzing zal ook expliciet aandacht worden besteed aan ouderenmishandeling.

Vraag:

De administratieve lasten bij politie zouden zijn gedaald met 25%. Signalen uit het veld geven echter een ander beeld. Kunnen de bewindspersonen aangeven of die 25% nu wel gehaald wordt?

Antwoord:

In mijn brief van 28 augustus jl. heb ik u geinformeerd over de maatregelen waarmee tot nu toe ruim 500 fte productiviteitswinst is gerealiseerd, waaronder de uitrol van Summ-IT, de anderstalige aanhoudingsformulieren, de gevonden voorwerpen en de aangepaste werkwijze bij vermissing van reisdocumenten en rijbewijzen. Het einddoel blijft om ultimo 2014 een daling van de administratieve lasten bij de politie van 25% te hebben gerealiseerd.

Vraag:

Kan de Minister uitleggen waarom de prognoses uitwijzen dat het aantal «afpakzaken» zal afnemen terwijl de prioriteit op voordeelsontneming verhoogd wordt?

Antwoord:

De ambitie van het kabinet om meer crimineel vermogen af te nemen, staat. Er wordt daarbij ingezet op de strafrechtelijke, fiscale of bestuursrechtelijke weg. In de tabel op pagina 101 van de begroting is een prognose opgenomen van alleen het deel van de zaken waarin het CJIB wordt ingezet ter executie van een ontnemingsmaatregel. Dit aantal daalt wanneer door beter financieel onderzoek en verruiming van de mogelijkheden het Openbaar Ministerie het criminele geld in meer gevallen zelf kan innen. Ook de zaken waarin de overheid crimineel geld afpakt via de fiscale of bestuursrechtelijke weg zijn niet in deze tabel opgenomen. Mocht de feitelijke ontwikkeling ten aanzien van ontnemingsvorderingen anders zijn dan thans verwacht, dan vormt deze prognose geen belemmering voor het CJIB om in meer gevallen tot executie over te gaan. Stap voor stap werken we zo op een verantwoorde manier toe naar een digitaal dossier.

Vraag:

Graag nadere uitleg van de Staatssecretaris over de verhoging van de eigen bijdragen voor de rechtsbijstand en de consequenties hiervan?

Antwoord:

De verhoging van de eigen bijdragen voor de rechtsbijstand vloeit voort uit de financiele taakstellingen voor de gefinancierde rechtsbijstand ter grootte van € 50 miljoen die door het vorige kabinet zijn ingeboekt. De verhoging (van € 125 naar € 193 voor gewone zaken en van € 125 naar € 330 voor echtscheidingen) van de eigen bijdragen is onvermijdelijk met het oog op het realiseren van de genoemde besparingen. Daartoe is een algemene maatregel van bestuur opgesteld die thans in consultatie en voorhangprocedure bij de Tweede Kamer is. Het streven is om de amvb op 1 juli 2013 in werking te laten treden. Het gevolg is dat rechtzoekenden een hogere eigen bijdrage zullen moeten betalen voor gefinancierde rechtshulp.

Vraag:

Kan de minister ervoor zorgen dat het budgetrecht van de Tweede Kamer voor de begroting van de Nationale Politie integraal geldt?

Antwoord:

Zoals ik u gisteren in het debat over het aanvullend wetsvoorstel nationale politie heb gemeld is de politie vormgegeven als een aparte rechtspersoon. De wet regelt dat de rechtspersoon politie een eigen begroting heeft. De wet regelt dat het geld voor de politie uit de departementale begroting van de Minister komt. De politiebegroting wordt vastgesteld door de Minister. Het amendementsrecht van de Kamer beperkt zich tot de departementale begroting. De departementale begroting wordt immers als wetsvoorstel aan het parlement voorgelegd. De Kamer kan de Minister door middel van moties bewegen tot het aanpassen van de voorgenomen politiebegroting.

Ik vind het van belang dat het parlement voldoende inzicht heeft in de besteding van de politiemiddelen. Daarom heb ik toegezegd bij de eerstvolgende departementale begrotingswet de ontwerpbegroting van de politie mee te zenden. In plaats dus van de indicatieve conceptbegroting op hoofdlijnen. De Kamer kan dan zien wat de uitwerking is van het voor de politie in de departementale begroting gereserveerde bedrag. Gecombineerd met het feit dat ook de jaarrekening van de politie ter informatie aan het parlement wordt gezonden, is sprake van een optimale informatiepositie. Het is van belang dat de informatiepositie van het parlement en de wijze waarop is omgegaan met opmerkingen en eventuele moties van het parlement wordt geëvalueerd. Ik heb toegezegd dat mee te nemen bij de evaluatievan de Politiewet 2012.

De begroting van de nationale politie voor 2013 wordt op dit moment opgesteld en zal ik voor 1 januari vaststellen. Daarna zal ik de begroting zo spoedig mogelijk aan uw Kamer doen toekomen.

Naar boven