6 Begroting Veiligheid en Justitie

Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:

  • - het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het ministerie van Veiligheid en Justitie (VI) voor het jaar 2013 ( 33400-VI );

  • - het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) voor het jaar 2013 (onderdelen Immigratie en Asiel) ( 33400-VII ).

(Zie vergadering van 28 november 2012.)

De voorzitter:

Dit is de voortzetting van het debat. Gisteren heeft de Kamer haar eerste termijn gehad. Wij beginnen vandaag met de beantwoording van de regering in eerste termijn. Ik herhaal wat wij zojuist hebben afgesproken, namelijk dat de fracties per interruptie twee vragen mogen stellen: een interruptie en een vervolgvraag. Zij zullen zich in hun interrupties beperken tot een korte duidelijke vraag en stellen dus niet een heleboel vragen in één interruptie. Ik heb begrepen dat de minister gaat antwoorden in blokjes. Het verzoek van mijn zijde is dat hij duidelijk aangeeft wanneer een blokje is afgelopen. Dan kunnen de Kamerleden beoordelen of de vragen die zij gisteren hebben gesteld, zijn beantwoord en daar gelijk hun vinger over opsteken.

Door mij zijn schriftelijke antwoorden ontvangen van op vragen, gesteld in eerste termijn.

Deze antwoorden zullen worden opgenomen in een bijvoegsel bij de Handelingen van deze vergadering.

(Het bijvoegsel is opgenomen aan het eind van deze editie.) 1

De voorzitter:

Ik geef het woord aan de minister van Veiligheid en Justitie.

De algemene beraadslaging wordt hervat.

Minister Opstelten:

Mevrouw de voorzitter. Dank aan de geachte afgevaardigden voor hun bijdrage in eerste termijn. De staatssecretaris en ik kijken uit naar een buitengewoon goede samenwerking met de Kamer de komende jaren bij de uitvoering van het regeerakkoord van de VVD en de PvdA. Dat was goed merkbaar in het debat. Mag ik u daarvoor dankzeggen? Aan de ene kant hebben wij de demissionaire beleidsagenda van het vorige kabinet, aan de andere kant het regeerakkoord. Wij zijn nog niet kunnen overgaan tot een heel precieze invulling van de uitwerking van het regeerakkoord. Dat gaan wij graag samen met de Kamer doen. Wij kijken daarnaar uit.

De toon in het debat beviel ons: kritisch maar constructief. Ik vond de bijdrage van de heer Van der Staaij ook mooi. Hij sprak over "tweejaarsrecidive". Een enkeling heeft aan mij gevraagd hoe ik die recidive naar beneden krijg. Meestal zijn wij daar ook voor. In dit geval gaan wij dat bij uitzondering wat ophogen en de termijn wat bijstellen in afwijking van onze taakstelling.

Bij zo'n nieuwe doorstart feliciteren sommigen je er altijd mee dat je door mocht gaan. Dank u zeer daarvoor. Anderen hebben daarover gezwegen. Dat is mij niet ontgaan. Wat dat betreft, hebben alle woordvoerders allemaal een sterretje of een streepje. Ik vergeet dat natuurlijk niet, maar de woordvoerders ook niet. De heer Van der Staaij heeft mij gefeliciteerd met de uitbreiding van mijn portefeuille. Natuurlijk heb ik over het contact met de kerken gevochten met de staatssecretaris, maar uiteindelijk mag ik als minister die knoop doorhakken. Dat is mijn eigen kerk niet ontgaan, maar die is ook erg vrijzinnig. Dat resulteerde er direct in dat ik de zondag daaropvolgend de bloemen uit de kerk kreeg op verzoek van de dominee. Meestal betekent dat iets anders, maar hij had nu in zijn preek gevraagd om hun eigen minister geluk te wensen. Dank daarvoor.

Tot genoegen van velen maar tot spijt van de staatssecretaris, die er echter het nodige heeft bij gekregen, zal ik de portefeuille preventie ten volle behartigen. Dat betekent – ik ga nu naar de inhoud van het debat – dat er sprake is van continuïteit in en consistentie van het beleid. Op de prioriteiten komen wij straks. Zoals de Kamer dat van ons gewend is, is de formulering bij repressie en preventie dat het allebei is: het is en-en.

Ik sta met veel genoegen voor de Kamerleden om mijn plannen voor 2013 te presenteren. De voorzitter vroeg dat ook even.

Het zijn vier punten. Ten eerste versterk ik de prestaties in de strafrechtketen. Ten tweede ben ik twee jaar geleden begonnen om Nederland veilig te maken. Daar ga ik gewoon mee door. Ten derde sta ik als minister voor de rechtsstaat. Ik voel die verantwoordelijkheid nadrukkelijk. Ik sta voor de rechtsstaat en versterk deze. Ten vierde draag ik de verantwoordelijkheid voor de grote, complexe stelselwijziging van de implementatie van de nationale politie. Deze ambities voer ik vanzelfsprekend uit binnen het kader dat de rijksbegroting ons oplegt. Dat is met inachtneming van het regeerakkoord natuurlijk een niet geringe taak, gelet op de taakstellingen die ons departement heeft gekregen. Dat is een grote, zware, maar wel verantwoorde taakstelling, anders stonden wij hier niet. Wij zullen die op verantwoorde wijze uitvoeren, en natuurlijk op zeer transparante wijze naar de Kamer en naar onze medewerkers toe. De heer Oskam en anderen vroegen ons om dat goed te doen en de Kamer op tijd alle informatie daarover te geven. Op het terrein van Veiligheid en Justitie staan we echt voor substantiële opgaven. Er moeten keuzen worden gemaakt en dat gaan we doen, maar laat ik duidelijk zijn: op onze rechtsstaat ben ik zuinig.

Het is van evident belang om bij alle noodzakelijke beslissingen ook oog te hebben voor de gevolgen voor de werkgelegenheid en voor de effecten op de lokale gemeenschappen. In het verleden zijn daar moties over aangenomen, die ik natuurlijk zal meenemen in de beslissingen die we moeten nemen. In de wijze waarop de taakstelling uitgevoerd zal worden, nemen we natuurlijk ook de taakstellingen mee die we vanuit Rutte I kregen en die nog niet allemaal zijn geëffectueerd, en de extra taakstellingen van Rutte-Asscher. Wij zijn van plan om de Kamer hierover tijdig, voor de behandeling van de voorjaarsnota, apart te informeren. Het is echt onze bedoeling om de Kamer mee te nemen in het hele proces dat wij willen uitvoeren.

Ik zal alvast een paar hoofdlijnen van onze aanpak schetsen. Allereerst zullen we de beleidskernen van het departement sneller aanslaan dan de uitvoering. Dat is een keuze. Ten tweede gaan wij alle maatregelen die in het regeerakkoord staan, volmondig en met overtuiging en enthousiasme uitvoeren. Dat is vanzelfsprekend, maar ik moet het zeggen. Ten derde versterken wij onze ketens door onder meer een betere digitalisering over de hele lijn. Daarmee worden ze effectiever maar ook efficiënter. Ten vierde, en dat zeg ik met name in de richting van de heer De Wit, houden we voor 2014 en later scherp de volumeontwikkeling bij de rechtspraak in de gaten. Zo nodig komen we ook hierbij met aanvullende maatregelen. Ik acht het ook mijn plicht en taak om bij alle maatregelen die we voorstellen, verzekerd te zijn van de steun van degenen om wie het gaat. Dat is onze taak. Ik vraag de Kamer dan ook om ons daarvoor even de tijd te geven. Sommigen leden zullen mij al wat guidance willen meegeven. Mag ik hen vragen om ons ook de kans te geven om, bijvoorbeeld over het aspect van de Raad voor de rechtspraak dat ik zojuist noemde, eerst goed, stevig en prettig overleg te voeren? Mijn inzet zal zijn om dat gezamenlijk te doen. Dat geldt natuurlijk ook voor andere instanties waarvoor wij de verantwoordelijkheid dragen. Het gaat er namelijk ook om dat je met dit soort taakstellingen in staat moet zijn om je eigen mensen te inspireren en hen ervan te overtuigen dat de weg die je wilt inslaan een goede en begaanbare weg is. Zij moeten met plezier kunnen werken en zij moeten samen met ons resultaten boeken. Ik ben bijvoorbeeld laatst op de jaarlijkse werkconferentie van het Openbaar Ministerie toegesproken, maar ik heb hen ook toegesproken. Ik denk dat we elkaar kunnen vinden. Dit zijn een aantal voorbeelden. De Kamer neemt het ons vast niet kwalijk als ik zeg dat er voor ongedekte wensen echt geen geld is. We moeten namelijk echt op de penning letten. Dat moge duidelijk zijn. Ik zal daar straks misschien nog iets over zeggen op basis van een enkele specifieke vraag. Dit is in ieder geval alvast een verklaring van onze opstelling.

Ik zal de vragen van de Kamer beantwoorden langs de lijnen van de genoemde thema's. Ten eerste: verbetering van de prestaties van de strafrechtketen. Ten tweede: Nederland veiliger maken. Dat is een heel belangrijke prioriteit van mij. Ten derde: de rechtsstaat. Ten vierde: de nationale politie.

Voordat ik aan de beantwoording van de vragen toekom, wil ik eerst nog even iets zeggen in reactie op de heer Schouw. Ik ben natuurlijk opgevoed met het adagium dat de Tour de France in bed wordt gewonnen. Dat was een uitspraak van Joop Zoetemelk. In de politiek is het ook belangrijk om dat te beseffen. Toch heb ik tijdens mijn nachtrust aan zelfreflectie gedaan; continu. De heer Schouw achtte mij daar wel toe in staat. Ik denk dat hij daar gelijk in heeft. Aan de vermeende machtsconcentratie bij Veiligheid en Justitie en de politieke kleur van de beide bewindslieden zouden de staatssecretaris en ik niets willen veranderen. De heer Schouw gaat nu al staan. Misschien is er voor hem ook enige aanleiding om te reflecteren op wat hij heeft gezegd. Laat ik vooropstellen dat de overkomst van de politie naar het oude ministerie van Justitie een nieuwe, en naar mijn inzicht ook zeer wenselijke, benadering heeft opgeleverd. We zijn nu niet voor niets het departement voor Veiligheid en Justitie. Een van de grote voordelen van de wijze waarop nu in de strafrechtketen wordt gewerkt, is dat het bestuur het departement is binnengekomen. Dat is ook zichtbaar. Het bestuur kwam daar namelijk eigenlijk nooit. De gordijnen zijn opengegaan en het is een ander departement aan het worden waar in zichzelf de countervailing powers aanwezig zijn. Juist door de samenvoeging van deze twee belangrijke onderdelen kan er beweging komen in de strafrechtketen. In een heel kritisch Rekenkamerrapport is al eens gevraagd waarom we daar niets aan deden. Checks-and-balances zitten in het systeem: de burgemeesters en het OM. Dat is belangrijk. Ik denk bovendien dat er in het kabinet sprake is van normaal en collegiaal verkeer, in alle scherpte gelukkig. In onderraden, commissies en in het dagelijks een-op-eenverkeer is dat ook zo. Ik denk dus dat er geen reden is om daar nu nog een nadere beschouwing aan te wijden of een onderzoek naar te laten doen. Ik denk dat dit tot misverstanden zou kunnen leiden.

De heer Schouw (D66):

Ik moet u iets bekennen. Ik heb vannacht ook aan reflectie gedaan. Ik heb de heer Van der Steur beschuldigd van communistische ideeën, maar ik neem dat voor een deel terug, want dat was niet netjes van mij. Ik zie dat de heer Van der Steur daar blij mee is, maar mijn punt blijft hiermee wel recht overeind: er is een machtsconcentratie op één ministerie van twee VVD'ers. Ik heb een zakelijke vraag aan de minister: hoe is het geregeld in de overige EU-landen? Wil de meerderheid van de landen justitie en politie op elkaar plakken of willen zij deze juist uit elkaar houden vanwege de countervailing powers?

Minister Opstelten:

Vorig jaar toen ik aantrad, hebben veel collega's mij gecomplimenteerd en gevraagd hoe zij dit ook voor elkaar konden krijgen, omdat zij dit wel nodig vonden, niet uit eigenbelang. De machtsverhoudingen zijn verschillend. In Scandinavische landen is de situatie vaak zoals bij ons: politie onder justitie. In een aantal andere landen is de situatie verschillend. In Engeland is de Home Secretary een bolwerk van macht, maar de decentralisatie in dat land is niet zo groot. Wij hebben dat voorrecht zeker. In het centralistisch georganiseerde Frankrijk, waar de burgemeester van Bordeaux ook premier ministre kan zijn, is het wel iets anders dan hier. Gelukkig hebben wij een sterk decentraal georganiseerd land, ook in de gezagsverhoudingen bij politie. Bij het departement staat het Openbaar Ministerie op afstand van de minister. Dat willen wij ook vasthouden. Ik denk dat iedereen hier gelukkig mee is, wellicht op enkele oud-bewindspersonen van Binnenlandse Zaken na, maar dat neem ik hen ook niet kwalijk. Ik zie geen meerwaarde om dit nog een keer tegen het licht te houden. De keuze is gemaakt en laten we daarmee verder aan de slag gaan. Ik blijf elk moment van de dag aan zelfreflectie doen en vraag mijn omgeving en u om mij daarbij te helpen.

De voorzitter:

U mag dat van mij wel wat minder uitgebreid doen, minister.

Minister Opstelten:

Zeker. Het is ook een begin.

De voorzitter:

Dat weet ik.

De heer Schouw (D66):

Heel kort: ik vind het antwoord onbevredigend. Ik blijf de machtsconcentratie een probleem vinden. De minister kent ook de feiten niet, want in Frankrijk is het helder gescheiden. Is de minister bereid om een overzichtje te geven waarin staat hoe het in een aantal andere Europese landen zit? Dan hebben wij het over de feiten. Dat is belangrijk.

Minister Opstelten:

Ten aanzien van Frankrijk moet ik u tegenspreken. Het is inderdaad gescheiden, maar op een heel andere manier. Laten wij dat niet doen. Ik vind het prima om een overzichtje te geven. Dat is geen enkel punt.

De heer De Wit (SP):

Ik aarzelde even omdat ik niet wist of het blokje in de blokkendoos van vandaag paste, maar ik wil toch nog even terug naar 2014. In de schriftelijke beantwoording van twee weken geleden heeft de minister een akelig dilemma geschetst. Heel simpel gezegd: of er moet vanaf 2014 geld bij, of er ontstaan nog meer achterstanden en er komen nog meer zaken op de plank te liggen. De minister vraagt ons om hem de ruimte te geven, maar waar zet hij op in?

Minister Opstelten:

Dat dilemma is er. Daarom schetste ik het ook. Ik zei al dat ik er later nog op terug zou komen. Ik wilde een paar inleidende statements afgeven, zodat de Kamer daarop is voorbereid. Wij komen hierop terug. De kern van mijn betoog is dat ik het nu afdek met hiervoor bestemd vermogen. De heer De Wit begint er immers nu al over. Voor 2013 is het geregeld. In de tussentijd wil ik er samen met de Raad voor de rechtspraak en anderen toe komen dat wij de situatie in 2014 op een ordelijke manier organiseren. Er zal geld bij moeten komen. Ook zal moeten worden gekeken naar volumebeperking van de rechtspraak. Ik studeer op die punten en ik zal daar nader mee naar de Kamer komen. Dat zal ik ruim voor de Voorjaarsnota doen. Dan heeft de Kamer alle tijd om hierover met mij in debat te gaan, want ik vind het een belangrijke issue. Ik wil daarbij echte, absolute en precieze zorgvuldigheid betrachten.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):

Ik wil helemaal terug naar het begin van de inleidende woorden van de minister. Hij kondigde vol trots aan dat hij nu preventie in zijn portefeuille heeft. Het klinkt mij in ieder geval als muziek in de oren wanneer de minister daaraan daadwerkelijk inhoud gaat geven. Het belang van preventie is namelijk iets wat D66 altijd al naar voren brengt. Nu hebben de woordvoerders van de Partij van de Arbeid van de week in de krant aangegeven dat dit onvoldoende in het regeerakkoord staat. Dat hebben wij wel "toon en taal" genoemd. Hoe gaat de minister invulling geven aan preventie binnen zijn beleidsterreinen?

Minister Opstelten:

Ik kom daarop in mijn betoog absoluut nog terug. Dat is natuurlijk het risico, als je van tevoren al een beetje zegt waarover je het gaat hebben. Ik wil ook nadrukkelijk aangeven dat dit geen verandering van beleid hoef te zijn, want repressie, handhaving en preventie gaan altijd hand in hand. Ik ben van de stelling dat preventie als zodanig alleen nooit een succes kan zijn, als de repressie- en de handhavingsketen niet goed op orde zijn. Dan loopt die weg. Het is een kwestie van een integrale en een duidelijk resultaatgerichte aanpak. Ik kom dadelijk met een aantal heel concrete voorbeelden, want dan blijven wij niet in het algemene hangen.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):

Dan bewaar ik mijn tweede vraag voor een andere interruptie.

Minister Opstelten:

Dan kom ik inderdaad op het eerste punt, versterking van de prestaties van de strafrechtketen. Een aantal leden, onder anderen mevrouw Helder, mevrouw Berndsen en de heer Recourt, hebben hierover vragen gesteld. Het rapport van de Algemene Rekenkamer – wij kennen het allemaal – onderschrijft de noodzaak om de prestatie in de strafrechtketen te verbeteren. De aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer voer ik uit. Ik heb dat al eerder gezegd. Ik heb hierover inmiddels drie brieven gestuurd. De Kamer kent mijn ambitie.

Ook heb ik gezegd dat het mooi is dat de nulmeting van de afgelopen jaren heeft plaatsgevonden. Ik ben de Rekenkamer daarvoor erkentelijk. Ik geef de Kamer een spoorboekje ten aanzien van wat ik wil bereiken. Zo spoedig mogelijk, eind 2013, en zo slim mogelijk is het landelijk uitgerold. Tegen die tijd zullen de werkprocessen van politie, Openbaar Ministerie en andere betrokken partijen zo zijn ingericht dat in heel het land de veelvoorkomende criminaliteit wordt afgedaan volgens de methode dat het zo snel mogelijk moet. Dat is heel concreet. Officieren, politie en andere betrokkenen zitten met elkaar aan tafel om binnen korte tijd een beslissing te nemen ten aanzien van de afdoening. Slachtoffers moeten, waar mogelijk, hun schade direct vergoed krijgen door de dader. In 2011 werden ruim 13.000 zaken op deze manier afgehandeld. In de eerste tien maanden van 2012 waren dat er al 32.000. Eind 2015 wordt twee derde van de standaardzaken in vier weken afgedaan met een strafbeschikking of een vonnis in eerste aanleg. Er is voldoende inzicht in de ketenprestaties, zodat goede sturing mogelijk is. Dat is natuurlijk waar het altijd aan ontbroken heeft. Ik ben gestart met voorbereidingen om een digitaal procesdossier mogelijk te maken. Ik kom daar nog expliciet op terug. Anonieme aangifte op nummer is mogelijk. Ik noem verder verbetering in het aangifteproces, waarover de Kamer van mij een brief heeft gekregen, en passende informatieverstrekking over de voortgang. Vanaf 1 januari gebeurt dat na twee weken, alleen over inbraken, en bij high impact crimes zal een snelle terugkoppeling vanaf een later moment plaatsvinden. Met de komst van de nationale politie zal er overal op dezelfde wijze met de weging van aangiften worden omgegaan.

De heer Oskam vroeg mij naar de financiering van ZSM. In mijn schriftelijke beantwoording ben ik daarop reeds ingegaan.

Mevrouw Helder (PVV):

Deze enorme ambitie van de minister klinkt mooi, maar ik heb ook gevraagd hoe hij dit alles gaat betalen gezien de structurele bezuinigingen.

Minister Opstelten:

Dat is precies het punt waarmee ik begon. Dat vereist keuzes op het departement en bij de diensten in de taakstelling. Daarom begin ik met dit onderwerp. Dit is topprioriteit. Dit zullen wij moeten waarmaken in het land. Als wij het over de rechtsstaat hebben, hebben wij het ook over het goed functioneren van politie, Openbaar Ministerie, rechterlijke macht en de executiesector met elkaar. Binnen de begroting gaan wij daarvoor middelen vinden. Ik moet echter even de tijd krijgen om dit op orde te brengen. Ik heb mijn mensen inmiddels wel 35 keer gevraagd of ik hapklare brokken kan krijgen en wanneer wat klaar is. Ik wil bijvoorbeeld graag aangeven wanneer het digitale dossier klaar is. Men heeft mij gewaarschuwd en gezegd: als u onderwerp wilt worden van een parlementaire enquête, moet u morgen een datum noemen.

Ik noem die datum nog niet. Wij moeten echt leren van de fouten die in het verleden zijn gemaakt. Dat zeg ik duidelijk.

Mevrouw Helder (PVV):

Ik concludeer dat de ambitie tomeloos is, maar met minder centen. Dat gaat in de regel niet samen; dus wij zullen het goed in de gaten blijven houden.

De heer Segers (ChristenUnie):

Het is wel curieus dat er eerst een taakstelling van 60 miljoen euro is. Er wordt flink bezuinigd, er is een efficiencykorting. Tegelijkertijd moet echter geïnvesteerd worden in de digitalisering. Zou je het niet moeten omdraaien? Eerst investeren in digitalisering en dan toewerken naar de efficiencykorting?

Minister Opstelten:

Juist niet. Voor de totale keten zijn er budgetten; dat is duidelijk. De positie van de politie is ook helder. Daar kom ik straks nog op terug. Er gebeurt heel veel op ICT-gebied, alleen niet in verband met elkaar. Men kent de situatie rond ICT bij de politie. De budgetten zijn bepaald. Bij het hele programma, het aanvalsplan, zijn ook het OM en de zittende magistratuur betrokken. Wij zetten die ontwikkeling in, die wij met veel ambitie en koerskracht moeten vasthouden. Wij moeten strak aansturen, en met mij ook de verantwoordelijken in de verschillende kolommen van de strafrechtketen.

De heer Segers (ChristenUnie):

Hoe denkt de minister efficiency te bereiken terwijl de digitalisering nog niet heeft plaatsgevonden? Daarin moet juist worden geïnvesteerd. In navolging van mevrouw Helder zeg ik dat ambitie mooi is, maar het moet wel kunnen.

Minister Opstelten:

Ja, zeker. Het kan, anders had ik hier niet gestaan. Ik kom daarop nog terug naar aanleiding van de vraag over 105 miljoen en de politie.

De heer Recourt en de heer Oskam hebben gevraagd of er aanleiding is om de bekostigingssystematiek van respectievelijk ZSM en OM te wijzigen en of er niet perverse prikkels in het systeem zitten. De zittende magistratuur wordt gefinancierd op basis van prijzen die steeds voor drie jaar worden vastgesteld. Binnenkort start ik met nieuwe onderhandelingen.

De heer Recourt vroeg naar perverse prikkels in het systeem. Er is geen enkel bekostigingssysteem zonder gewenste of ongewenste prikkels. De ervaringen met de huidige systematiek bij de zittende magistratuur zijn over het algemeen positief. Voor het OM zal in 2013 worden proefgedraaid met een nieuw systeem van bekostiging dat transparant is over prestaties en kosten. Wij moeten het systeem niet telkens willen veranderen. Wij laten de situaties zoals ze zijn en zullen ze hier en daar aanscherpen als er aanleiding toe is.

De heer Recourt (PvdA):

Bekostigingssystemen zijn heel belangrijk, omdat de organisatie zich ernaar richt. Het Openbaar Ministerie en de rechterlijke macht hebben een ander bekostigingssysteem en werken niet optimaal samen, omdat dat voor de een geld oplevert en voor de ander niet. Worden die bekostigingssystemen nu zo op elkaar afgestemd dat ze elkaar versterken in plaats van tegenwerken?

Minister Opstelten:

Dat is de kern. Dat had ik misschien ook direct kunnen begrijpen van de heer Recourt. Natuurlijk moet dat gebeuren. Je werkt er in de hele keten naartoe. In de verdere rapportages over de strafrechtketen zal ik laten zien hoe wij dat doen. Die toezegging is er. Dank voor deze interventie en daardoor verduidelijking.

De heer Van der Steur vroeg wanneer er een einde komt aan het uitwisselen van papieren stukken. Ik had natuurlijk de neiging om hem heel concreet over alles tevreden te stellen, maar ik ben daar door mijn mensen voor behoed. De ambitie is groot. Digitalisering is van groot belang om tot versnelling in de keten te komen. Zekerheid over de status van een aangeboden document, de validering, is belangrijk. Nog dit jaar zijn het waarmerkteken en de validatieservice beschikbaar. In het voorjaar van 2013 volgt een systeem voor de langetermijnvalidatie. Dat moet ik hebben voordat wij concreet dingen kunnen doen. Ik ben mij ervan bewust dat verdergaande digitalisering een zaak van lange adem is. Dat is niet van vandaag op morgen georganiseerd. Ik zal er bovenop zitten, maar wel op een verantwoorde manier.

Ik kom tot een tweede blok, Nederland veiliger. Mevrouw Berndsen, de heer Recourt en mevrouw Van Tongeren vroegen naar mijn prioriteiten. Ik herken hun optreden daarin. Wat hen betreft, is er sprake van continuïteit. In 2011 zijn er landelijke prioriteiten vastgesteld. Deze zijn tot stand gekomen in nauw overleg met het bestuur en het Openbaar Ministerie. Zoals ik ook in het AO politie heb gezegd, is het mijn inzet om die prioriteiten te continueren. Criminaliteit kan alleen effectief worden aangepakt door een combinatie van preventieve en repressieve maatregelen. Hier sta ik vanaf dag één van mijn ministerschap achter. Zoals ik veel eerder heb gezegd in mijn leven, is het ook voor mij en-en. Ik zal over die prioriteiten natuurlijk overleggen met het gezag, dus het bestuur en het OM. Ik zal kijken of wij in deze nieuwe positie – ik ben nieuw als minister in een nieuw kabinet; zo sta ik erin – kunnen doorzetten. Dan kent u mijn inzet.

De politie en het OM werken op dit gebied intensief samen met het lokaal bestuur, het bedrijfsleven en de burgers. Er is een aantal voorbeelden. Ik noem het Donkere Dagen Offensief, een preventieve actie. Ik denk ook aan de toepassing van de Wet Bibob en de inzet van cameratoezicht. Ik noem het voorlichten en stimuleren van burgers over preventieve maatregelen. Ik noem het Politiekeurmerk Veilig Wonen en het Politiekeurmerk Veilig Ondernemen. Ik noem het installeren van afroomkluizen bij ondernemers. Juweliers worden beter beveiligd, hetgeen resultaat oplevert. Een van de leukere dingen die ik heb meegemaakt, was de installatie van een digitaal deurspionnetje bij seniorenwoningen. Recent ben ik de campagne "Alleen jij bepaalt wie je bent" gestart. Daarin worden door topsporters clinics gegeven aan potentiële plegers van High Impact Crime. Ik ga op de lijn van dit soort maatregelen door.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):

Ik kom terug op die prioriteiten. De wereld in 2013 is veranderd. Als de minister blijft vasthouden aan die hele lijst met prioriteiten – ik zal ze niet allemaal opnoemen …

Minister Opstelten:

Ik ga dat wel doen.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):

Dan gaat het in ieder geval niet van mijn spreektijd af. Het zijn tien prioriteiten met allemaal "subdingetjes" eronder. In 2013 is er het gezag van de burgemeester. Er zullen lokale integrale veiligheidsplannen moeten worden opgesteld. Er is een amendement aangenomen op grond waarvan eerst lokale prioriteiten gehonoreerd moeten worden en daarna de landelijke prioriteiten moeten worden vastgesteld. De minister houdt echter vast aan de continuering van zijn prioriteiten in 2011. Hoe is het in vredesnaam mogelijk om die prioriteiten, plus de lokale prioriteiten, op het bordje van de politie te leggen? Daar is onvoldoende capaciteit voor.

Minister Opstelten:

Daar ben ik het niet mee eens, maar dat was de afgelopen twee jaar ook al zo. Het slechtste zou zijn als wij de prioriteiten die eigenlijk voor iedereen logisch zijn, die door het lokale gezag worden gehonoreerd, die niet van mij afkomstig zijn, nu weer zouden afschaffen. Er wordt nu net gedaan alsof ik dat in een kamertje zou hebben bedacht en vervolgens zou hebben opgeschreven. Nee, het is andersom. Het is van onderaf uit het gezag gekomen. Ik noem ze, opdat wij even kunnen kijken waar wij het over hebben en vooral waar wij het niet over hebben.

Het eerste is de High Impact Crime. Dat zijn de dingen die de burger raken: overvallen, inbraken, straatroof, geweldsdelicten, jeugdgroepen, mensenhandel en kinderporno. Ik zal niet alle resultaten noemen die ik in dit verband kan memoreren, want die zijn de Kamer bekend. De heer Van der Steur sprak over Meld Misdaad Anoniem, een heel sterk instituut. Ik vind het belangrijk dat de meldlijn blijft voortbestaan, en ik zal mij daarvoor inzetten.

De tweede prioriteit is de veiligheid op straat. Het lokale bestuur heeft een belangrijke rol als centrale partner in het veiligheidsdomein. Ik stimuleer dat en ik dien het in het stelsel te bewaken. De heer Oskam heeft gesproken over Burgerparticipatie Rotterdam. In Lansingerland vergadert de driehoek met bewoners in wijken over de lokale veiligheidsagenda en de aanpak van uitgaansoverlast, onder andere veroorzaakt door overmatig gebruik van alcohol. Dat wordt vanuit mijn departement ondersteund via zogenaamde praktijkteams. Ik wil met die ondersteuning doorgaan. Continueren van de harde aanpak van de illegale straathandel en de drugsrunners.

De voorzitter:

Mijnheer de minister, ik heb toch de indruk dat u inmiddels bent doorgegaan met de beantwoording van uw vragen, terwijl mevrouw Berndsen nog een vervolgvraag heeft staan.

Minister Opstelten:

Zeker, dan luister ik verder.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):

Al die prioriteiten staan op mijn netvlies gegrift. Wat mij betreft hoeft de minister die niet allemaal op te noemen.

De voorzitter:

U hebt daar wel om gevraagd.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):

Nee, ik heb gezegd: de prioriteiten die de minister in 2011 heeft aangegeven, zal hij continueren. Verder heb ik gezegd dat de wereld er in 2013 anders uitziet. Er worden dan lokale integrale veiligheidsplannen gemaakt. Daar zal capaciteit voor beschikbaar moeten zijn. Ik sta overigens niet alleen: de politiebonden hebben ook al aangegeven dat er veel te veel op het bordje van de politie wordt gelegd. Als de minister zegt dat het goed is dat er gecontinueerd wordt dan zeg ik: het zijn allemaal hartstikke belangrijke prioriteiten, maar het zal wel uitgevoerd moeten worden. Ik heb de minister in mijn bijdrage uitgedaagd om vijf prioriteiten te noemen, zodat het behapbaar wordt, zowel voor de politie, als voor het OM, en zodat de strafrechtketen op orde kan komen.

Minister Opstelten:

Daar was ik mee bezig. Het zijn er vier geworden. Daarin is verpakt wat ik aan het doen ben. Ik herhaal: High Impact Crime en in het verlengde daarvan mensenhandel, de veiligheid op straat. In dat verband wil ik mevrouw Kooiman beantwoorden inzake haar vragen over illegale straathandel en drugsrunners. In de schriftelijke beantwoording ben ik daarop ingegaan. De heer Marcouch heeft een vraag gesteld over de VNG-visie op de boa. Ik heb die visie in ontvangst genomen, en onderschrijf haar. De derde prioriteit is de ondermijnende criminaliteit. Dan hebben we het over een aantal forse doelstellingen, zoals de georganiseerde criminaliteit. Dat is een topprioriteit, met een heel concrete doelstelling. Die ga ik doorzetten met steun van de Kamer. Mevrouw Berndsen vroeg gisteren of ik een tandje bij kon zetten, omdat ik achterbleef met mijn taakstellingen en resultaten. Overigens is dat niet het geval. De voorzitter van het college – híj doet het – heeft publiekelijk gezegd: we liggen op koers. Dat is niet niets. OM, politie, bestuur en fiscus vormen immers één front tegen de georganiseerde criminaliteit. Dat is de winst van de ontwikkelingen van de laatste jaren: het bestuur en het OM opereren schouder aan schouder in het bestrijden van de georganiseerde criminaliteit. Dat is niet meer het alleenrecht van het OM. Natuurlijk denk ik aan het rijksbreed afpakken van crimineel vermogen ter grootte van 4,5 miljard, wat ik natuurlijk samen met een aantal collega's doe. Niet meer iedere collega apart, maar nu gebundeld. Ik voer daarvoor de coördinatie.

Mevrouw Gesthuizen stelde een vraag over faillissementsfraude. De aanpak resulteert in een breed pakket van maatregelen, waaronder de korte-klapmethode, die de politie gebruikt om gelegenheidsfraudeurs aan te pakken. De aanpak van faillissementsfraude profiteert bovendien van de forse uitbreiding van het aantal financiële rechercheurs. Ook de FIOD streeft ernaar om meer capaciteit in te zetten op de aanpak van de faillissementsfraude. Wij zijn het erover eens dat de pakkans volstrekt onvoldoende is. Wij investeren in een stijging van de pakkans. Mevrouw Gesthuizen sprak mij aan op een onjuiste voorstellen van zaken, wat ik niet onbesproken kan laten, omdat ik het daar niet mee eens ben. Bij brief van 14 december 2011 heb ik de Kamer geïnformeerd over de beperkte en beheerste start van het herziene toezicht op de rechtspersoon. Wij komen daar overigens nog apart op terug in een AO. Mijn vierde prioriteit is de cyber security. Dat zijn dus de prioriteiten in dit verband. Ik ondersteun de ambitie die ik bij de Kamer proef. Ik dank mevrouw Gesthuizen voor het compliment, dat ik heb doorgegeven aan mijn medewerkers van het Nationaal Cyber Security Centrum.

Ik ben met mijn collega's van Binnenlandse Zaken, EZ en Wonen en Rijksdienst in gesprek om binnen hun begroting het benodigde budget vrij te maken. Ik zal daar natuurlijk ook zelf het nodige aan doen. Dat moet gebeuren.

In januari 2014 wordt een nationaal detectie- en responsnetwerk voor de vitale infrastructuur en de rijksoverheid operationeel, dat 24 uur per dag beschikbaar zal zijn. Het wetsvoorstel ten aanzien van de security breach notification komt in 2013. Jaarlijks zijn er 1.500 operationele beveiligingsadviezen.

Ik kom nu bij een aantal specifieke vragen. De heer Bontes vroeg waarom het aantal door de politie opgeloste zaken afneemt.

Voorzitter: Van Hijum

Mevrouw Gesthuizen (SP):

De minister is al kort ingegaan op zijn prioriteit "fraude". Daar komen wij inderdaad in volgend debat nog over te spreken, maar wij hebben bij deze begroting alvast een amendement ingediend over het versterken van de positie van de Fraudehelpdesk. Dat is een investering om ervoor te zorgen dat al die mooie, door mij natuurlijk toegejuichte plannen van de minister daadwerkelijk kunnen worden uitgevoerd. Kan de minister alvast reageren op het amendement van mijzelf en de heer Recourt van de PvdA?

Minister Opstelten:

Ik kom natuurlijk apart op het amendement terug. Ik was überhaupt van plan om de Fraudehelpdesk overeind te houden. Wat mij betreft, is het amendement dus niet nodig, omdat ik op dat punt een toezegging zal doen. Ik wil mijn onderhandelingen met externe financiers niet verpesten, maar ik zal ervoor zorgen dat die Fraudehelpdesk er gewoon blijft en een stevige positie houdt, want we gaan op het belangrijke punt van de aanpak van de fraude niet iets afbreken waarmee we net begonnen zijn.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Dan vraag ik formeel of de minister inderdaad van plan is om straks bij zijn commentaar op de amendementen aan te geven welk budget hij voor ogen heeft voor de Fraudehelpdesk. Dan weten wij op dat moment of wij ons amendement moeten handhaven.

Minister Opstelten:

Ik ken mijn positie, maar omdat u het nu vraagt, geef ik alvast een kleine tip over de kant die mijn denken uit gaat. Ik zal dat specifieker maken.

De heer Van Oosten (VVD):

Ik twijfelde even of ik naar voren zou lopen, omdat het lijkt te gaan over de Fraudehelpdesk, waar mevrouw Gesthuizen het zojuist ook over had. Ik heb begrepen dat de minister daar in een ander blokje nog op terugkomt, maar ik vind het interessant om de opmerking van de minister te markeren dat hij de geest, het belang en het doel waar die Fraudehelpdesk voor staat en waar de VVD vanuit het oogpunt van preventie natuurlijk altijd voor heeft gepleit, steunt maar dat hij zelf op zoek gaat naar financiële ondersteuning daarvan, samen met de private sector. Misschien kunnen we dit onderdeel nu afmaken, omdat dit wellicht nog enkele vragen oproept.

Voorzitter: Van Miltenburg

Minister Opstelten:

Het antwoord daarop is ja, maar ik zal ervoor zorgen dat er binnen mijn departement financiering wordt gevonden voor de gevraagde € 250.000. Er wordt dus niet gekort. Ik zal natuurlijk ook even naar andere collega's kijken om te bezien in welk verband dat kan, maar ik zal natuurlijk ook proberen om externe financiers binnen te halen. Ik wil nadrukkelijk het signaal afgeven dat die fraudehelpdesk in zijn volle omvang wordt gecontinueerd. Het brengt de overheid in een slechte positie als het fraude aanpakt, maar daar na een jaar al mee stopt of half afwikkelt. Ik heb het met het bedrijfsleven besproken en geëvalueerd. Men is er ook voorstander van en wij gaan het doorzetten.

De heer Van Oosten (VVD):

De minister ondersteunt het en zet het door. Ik begrijp goed dat hij het op een andere wijze financieel gaat invullen dan in het amendement staat.

Minister Opstelten:

Dank u zeer.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Bij het blokje Nederland veiliger wil ik iets vragen over het tegengaan van verkrachting van kinderen in vakantielanden. In de schriftelijke beantwoording stond niet of Nederland nu de internationale samenwerking gaat opzoeken of andere strafzaken gaat overnemen of daaraan gaat meewerken. Daar ging het mij nu juist om en niet alleen om de bekendheid. Ik ben blij dat de minister daarvoor campagne voert. Uit de antwoorden begrijp ik dat hij gaat monitoren hoe het in die landen zit. Hij gaat in kaart brengen hoe groot het probleem is.

Minister Opstelten:

Mag ik deze vraag meenemen naar de tweede termijn? Dan kan ik daar heel specifiek op ingaan. Ik kan mij herinneren dat mevrouw Van Tongeren dat ook in eerste termijn heeft gevraagd. Er komt een antwoord.

De heer Oskam (CDA):

Ik kom terug op het kopje Nederland veiliger. Ik heb gisteren een vraag gesteld aan de minister over de 105 miljoen euro die hij extra aan de politie geeft. Dat veroorzaakt een follow-up bij de ketenpartners. De vraag is wat de minister daaraan gaat doen. Dat antwoord mis ik nog.

Minister Opstelten:

Ik kom daar zo op terug. Anderen hebben daarover ook vragen gesteld. Mag dat, voorzitter?

Ik kom op de vragen van de heer Bontes over het aantal door de politie onopgeloste zaken. Ik herken het beeld van dalende oplossingspercentages niet. Het WODC stelt dat 24% van de misdrijven wordt opgelost. Dat percentage varieert aanzienlijk in de verschillende delictsoorten. Er zit bijvoorbeeld een onderscheid in de hight impact crime. Het aantal aanhoudingen van verdachten van geweld, straatroof en overvallen is sterk toegenomen. Ik zeg daar nadrukkelijk bij dat het niet genoeg is. Voor overvallen is het oplossingspercentage 30, terwijl dit een aantal jaren geleden nog 23 was. Wij zijn er nog niet. In de vigerende landelijke prioriteiten voor de politie heb ik met het lokaal bestuur en het OM afgesproken dat de pakkans voor deze delicten de komende jaren verder moet toenemen. Het is een zaak die wij bijna dag en nacht tegen het licht houden.

De voorzitter:

Mag ik u een vraag stellen? U hebt gezegd dat u in tweede termijn op een vraag van mevrouw Van Tongeren terugkomt. Ik weet zeker dat wij een schorsing hebben tijdens uw eerste termijn. Misschien kunt u er in uw eerste termijn op terugkomen, want mevrouw Van Tongeren overweegt in tweede termijn een motie in te dienen. Gaat u verder.

Minister Opstelten:

Ik zal dat doen. Dat is duidelijk.

Ik kom nu bij mijn derde blokje en daarom was ik misschien optimistisch. Het gaat over de implementatie van de nationale politie. Wij weten dat de nationale politie op 1 januari van start gaat. Gelet op het debat, hoef ik niet nog een keer aan te geven wat er allemaal staat. Lokaal gezag is heel belangrijk. In antwoord op de vragen van de heer Krol en de heer Van der Staaij zeg ik dat bij de verdeling van de sterkte van de politie rekening wordt gehouden met de beschikbaarheid en de bereikbaarheid van de politie op het platteland. In mijn schriftelijke beantwoording ben ik daarvan uitgegaan. Er heeft een verschuiving plaatsgevonden van de Randstad naar het oosten. Mag ik het zo zeggen? Ik kom dan inderdaad terug bij de aangekondigde investering van 105 miljoen euro in de politie. U kent de jaarschijven daarover. Wij intensiveren op high impact crime en ondermijnende criminaliteit, door versterking van de robuuste basisteams en de opsporing op alle niveaus. Concreet leidt dit tot een sterk verbeterd aangiftebeleid, wat echt noodzakelijk is. Ik merk dat sommigen niet geloven dat dit gaat gebeuren. Dat respecteer ik, want daar is natuurlijk al vaker aan gedacht en op ingezet, maar het versterkt en verbeterd aangiftebeleid komt er. Ook komt er een digitaal procesdossier, zodat wij eindelijk kunnen ophouden met het geschuif met papier, wat eveneens ongelofelijk belangrijk is. Daarnaast zorgen wij voor versterking en verbetering van de inzet van de hulpofficier – op dit moment de grote klacht van het Openbaar Ministerie – en ICT-voorzieningen, bijvoorbeeld voor de vreemdelingenketen.

Tegen de heer Van der Steur en mevrouw Berndsen zeg ik dat de 105 miljoen euro leidt tot meer blauw op straat en vooral tot versterking van de recherche. Zoals ik eerder heb gezegd, is mijn inzet om te bezien waar de prioriteiten nu liggen. Wij houden die vast en het lokaal gezag en het Openbaar Ministerie steunen mij in die prioriteiten. Daar gaan wij ons op richten bij hetgeen ten aanzien van de politie moet gebeuren.

Tegen de leden Recourt en Oskam zeg ik dat de rest van de strafrechtketen naar mijn volle overtuiging baat zal hebben bij deze specifieke investeringen. Die zijn absoluut noodzakelijk. Immers, door een versterkte en verbeterde inzet van de hulpofficieren stijgt bijvoorbeeld de kwaliteit van de processen-verbaal en daar heeft de keten baat bij. Dat geldt ook voor het digitale procesdossier. Het verhaal dat de heer Recourt gisteren hield over de trechter – als men aan de voorkant begint om de zaak op te jagen, krijgt de rest van de keten daar ook last van – is nu juist niet aan de orde. Wij investeren in de kwaliteit van de politie, die aan de voorkant van de keten zit. Wat bij de rest van de ketenpartners komt, heeft dus hoge kwaliteit, waardoor in de rest van de keten efficiënter geopereerd kan worden.

De voorzitter:

Ik zie dat mevrouw Kooiman wil interrumperen. Ik weet niet zeker of het op dit punt is.

Mevrouw Kooiman (SP):

Ik werd getriggerd door de opmerking dat er meer blauw op straat komt. Dat had ik nog niet eerder gehoord …

Minister Opstelten:

Dat staat in het regeerakkoord.

Mevrouw Kooiman (SP):

Ik had wel de garantie gehoord dat wij de hoeveelheid blauw op straat zullen behouden, maar de uitspraak "meer blauw op straat" vind ik knap. Als wij kijken naar de eerdere bezuinigingen van 230 miljoen euro op de politie, dan snap ik deze uitspraak niet. Mijn vraag is dan meteen hoeveel meer blauw er op straat komt.

Minister Opstelten:

Nee, ik heb wat dat betreft mijn lessen geleerd. Ik zal geen getallen noemen. Daar gaat het ook niet om. Het gaat om investeringen en ik voer het regeerakkoord uit. Wat ik zeg, staat in het regeerakkoord. Daaraan geef ik een invulling; ik vul in wat wij kwalitatief moeten doen. Daarom noem ik even de kwaliteit van de hulpofficieren, die ongelofelijk belangrijk is. Ik doe dat uiteraard niet alleen samen met de politie. Ik kijk en luister ook naar de andere ketenpartners. Meer blauw op straat is natuurlijk ook de bedoeling van de nationale politie.

Mevrouw Kooiman (SP):

Dat vind ik gek, want de bonden zeggen dat de politie eigenlijk capaciteit te kort komt. De politie krijgt straks een aantal extra taken van de minister. De politie moet zich onder meer bezighouden met het opsporen van drugscriminaliteit op straat, de straathandel, en ook moet zij twee weken na een aangifte nog eens contact opnemen met de betrokken burger. Dat kost allemaal tijd, gedurende welke de agent niet op straat kan zijn. Ik vraag de minister derhalve nogmaals of hij wel kan garanderen dat er extra blauw op straat komt.

Minister Opstelten:

Ik zeg wat mijn inzet is. Ik ben niet de man die garanties geeft. Ik geef concreet aan wat wij willen en garandeer dat de operationele sterkte 49.500 politiemensen zal bedragen. Absoluut. De 105 miljoen euro zal worden geïnvesteerd volgens de kaders die ik heb ingezet, ter uitvoering van het regeerakkoord, waarbij de kwaliteit ongelofelijk belangrijk is.

Ik wil ook nog een keer tegen mevrouw Kooiman zeggen dat we nog nooit zo veel operationele sterkte hebben gehad. Ook is het in het kader van de Nederlandse politie nog nooit voorgekomen dat men precies wist aan welke sterkte men, in meerjarig perspectief, toe was. Mevrouw Kooiman zit mij maar glimlachend aan te kijken, dat mag, bedankt voor het compliment! Het is echter onze gezamenlijke verdienste en daar kan men deze prioriteiten mee uitvoeren.

De heer Oskam (CDA):

De minister heeft het nu duidelijk uitgelegd. Het bedrag van 105 miljoen euro blijft bij de politie en gaat niet naar de rest van de keten. Prima, als het gaat om een kwaliteitsimpuls. Dat steunt het CDA. Maar het is ook een kwantiteitsimpuls, want het leidt tot meer opsporing, meer bonnen, meer processen-verbaal en ook meer werk voor de rest van de keten. De keten heeft het al heel moeilijk. Ik daag de minister uit om uit te leggen hoe het kan dat de keten geen geld erbij krijgt, maar wel meer werk. Hoe gaan we dat doen?

Minister Opstelten:

Dat gaan we precies zo doen zoals ik net zei. We gaan investeren aan de voorkant. Je hoeft echt niet veel ervaring te hebben om te zien dat het daar moet gebeuren. Dat is heel belangrijk. Het staat ook centraal in het rapport van de Algemene Rekenkamer. Voor 105 miljoen euro kun je niet zo veel extra doen, zeker niet qua kwantiteit, laat ik dat ook zeggen. Wat dat betreft moeten we het beeld nuanceren. Het is een impuls die we heel verstandig moeten geven. Ik zal dat aan de voorkant van de strafrechtketen doen. Belangrijk zijn de digitalisering, ict-voorzieningen, de hulpofficier en natuurlijk de kwaliteit van de verschillende procesdossiers waar we verdere impulsen geven. Ik noem het financieel-economisch afromen, waar we druk mee bezig zijn. Ik noem ook het dossier van de mensenhandel. Daar moeten we gewoon capaciteit vinden. Dat is een aantal opties waaraan gedacht wordt.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Mede onder het motto "Nederland Veiliger" heb ik een vraag gesteld over de brandveiligheid bij de gevaarlijkste bedrijven van Nederland. Ik word verwezen naar de minister van I en M, maar volgens mij valt de brandweer nog steeds onder dit ministerie.

Minister Opstelten:

Dat is zeker zo. Maar de eerst verantwoordelijke voor de Brzo-bedrijven en de vergunningverlening is de staatssecretaris van I en M. Over machtsconcentratie gesproken: ik wil het onderwerp best meenemen, maar dan weet ik niet hoe we internationaal vergelijkend, door de toets komen. Het hoort bij de staatssecretaris van I en M en ik zal de vraag die mevrouw Van Tongeren gesteld heeft aan hem overbrengen. Dan kan hij bij de begroting, die net vorige week achter de rug is ….

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Ja, ik heb die vraag daar namelijk ook gesteld. We hebben hier dus een paarse krokodil te pakken, want de ene minister zegt dat brandweer bij minister Opstelten hoort en …

De voorzitter:

De minister van I en M heeft toegezegd dat zij met een gezamenlijke brief op het onderwerp zal terugkomen. Volgens mij wordt de vraag daar beantwoord.

Minister Opstelten:

De stelselverantwoordelijkheid ligt bij I en M. Ik ga over de brandweer, absoluut.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Als ik een antwoord van de regering krijg, ben ik tevreden. Vorig jaar waren 168 bedrijven onveilig. Hoeveel bedrijven zijn het nu minder?

Minister Opstelten:

Voorzitter …

De voorzitter:

Ja, de heer Schouw wil ook nog een vraag stellen. Tenminste, hij staat bij de interruptiemicrofoon, dus ik neem aan dat hij een vraag wil stellen.

De heer Schouw (D66):

De minister had het over de prioriteiten van de politie. Ik was even benieuwd of hij nog weet wat in 2011 op nummer 10 stond.

De voorzitter:

U mag het zelf zeggen van de minister. Ga uw gang.

De heer Schouw (D66):

Ik zal de minister helpen. In 2011 stond de jacht op illegalen op nummer 10. Wat ik nu eigenlijk zo aardig vond, en waarmee ik de minister misschien wel wil complimenteren, is dat hij dit net niet meer noemde in rijtje van prioriteiten. Is dat nu de uitwerking van wat de heer Recourt en zijn partij wil, namelijk een andere koers van de minister van Justitie? Dus het wel noemen in een regeerakkoord maar er eigenlijk helemaal geen prioriteit aan geven?

Minister Opstelten:

Nee, dan moet ik ook daarin heel duidelijk zijn. Ik vind het in onze taakverdeling goed dat de staatssecretaris hierop ingaat. Ik hecht er in dit verband aan, ook tegenover de Kamer, dat de gezagsdrager aangeeft dat hij daaraan prioriteit geeft. Wij hebben er natuurlijk samen over gesproken. Ook het controleren, identificeren en overdragen van criminele illegale vreemdelingen aan de strafrechtketen blijft een prioriteit. Dat is juist. Als u de wet kent, zou u dat ook weten, omdat de gezagsdrager daarover ook rechtstreeks contact met de politie heeft. De staatssecretaris is het gezag in dat verband. Ik zit daar dicht tegenaan.

De heer Schouw (D66):

Ik stel toch met enig genoegen vast dat deze minister, die nu bijna een uur bezig is om zijn prioriteiten uit te leggen, in dat uur niet vanzelf de jacht op illegalen heeft genoemd. Compliment daarvoor. Mijn vervolgvraag is of deze minister pas de jacht op illegalen gaat openen op het moment dat wij hier een degelijk wetsvoorstel daarover bespreken.

Minister Opstelten:

De heer Schouw weet dat ik dat als beheerder van de politie niet zelf doe, net als voor de andere prioriteiten. Dat is een zaak van het gezag, dus de burgemeester en het Openbaar Ministerie. Het gezag ligt bij het vreemdelingentoezicht – en niet bij de jacht op illegalen, want dat zeggen wij niet – met alles wat daaraan vastzit bij de staatssecretaris. Ik ben de beheerder van de politie. Ik zal dat stelsel spijkerhard handhaven, ook naar de Kamer. Het Openbaar Ministerie en andere lokale gezagsdragers in het land moeten, zoals de heer Schouw ook wil, net als deze staatssecretaris hun rol kunnen spelen bij wat zij aan de politie vragen. Dat is belangrijk. Het begint bij het gezag.

Dus het staat wel op het lijstje, maar onder een andere titel dan de heer Schouw aangaf.

De heer Recourt (PvdA):

Nu lijkt het een woordenspelletje te worden. Ik heb de minister toch goed gehoord dat hij zegt dat het gaat over de samenwerking tussen de vreemdelingenketen en Justitie waar het criminele illegalen betreft? Daarbij lijkt het mij vooral heel zinvol dat er als criminele illegalen in de justitieketen voorkomen goed wordt samengewerkt met de vreemdelingenketen om de uitzetting en verwijdering te effectueren.

Minister Opstelten:

Jazeker. Ik heb het precies zo gezegd. Het is in relatie tot de strafrechtketen. U hebt daarover gisteren iets gezegd. De staatssecretaris heeft daarop ook schriftelijk geantwoord. Hij zal hierover straks ook het nodige zeggen, dus daar wil ik naar verwijzen. Er kan niets verrassends uit onze mond klinken op dit punt.

Nog even over het blauw op straat. Ik noem geen extra fte's omdat wij natuurlijk ook hard bezig zijn om de politie te ontbureaucratiseren, om het werk van de diender op straat leuker te laten zijn, met meer professionele ruimte voor de politie. Daardoor komt er meer ruimte voor het werk op straat in plaats van op het politiebureau. Dat wil ik ook nog een keer zeggen.

Ik kom dan bij de heer Marcouch en de heer Oskam, die mij vroegen naar de taakstelling die oploopt tot 60 miljoen in de strafrechtketen. Ik heb nog geen beslissing genomen over de vraag waar deze exact zal neerslaan. Ik moet hierin zorgvuldig opereren. Hier geldt ook wat ik in het begin van mijn betoog zei. Ik wil eerst zien waar de resultaten van bijvoorbeeld het programma van de strafrechtketen het meest effect hebben en hoe intensiveringen uitwerken, gewoon langs de lijn van de inhoud; niet even alles gaan verdelen, geen klassieke methodes. Uiterlijk voorafgaand aan de Voorjaarsnota zal ik de Kamer berichten op welke wijze deze taakstelling ingevuld wordt. Ik onderstreep dat een balans in de keten hierbij vooropstaat. Ik zal de Kamer dus laten weten hoe ik enerzijds die 105 miljoen en anderzijds die 60 miljoen zal inzetten.

De heer Bontes kwam met voor velen verrassend nieuws: waarom geen gekozen korpschef? In het Verenigd Koninkrijk heeft men dit gedaan. Dit is geen groot succes geworden. Er waren namelijk geen kiezers. Ik had een beetje de indruk dat alleen de gezinsleden van de kandidaat-korpschefs kozen ... Nee, dat is een grapje, misschien misplaatst. De kranten volgend: er waren geen kiezers, er was zeer geringe belangstelling. Ik ben überhaupt tegen dit plan. Ik draag de korpschef voor op basis van kwaliteit. Die moet getoetst zijn, net als de professionaliteit. De Tweede Kamer mag mij natuurlijk altijd ter verantwoording roepen over benoemingen. Dat is de democratische controle.

De heer Bontes (PVV):

Het is bijzonder dat wij het succes in Nederland zouden laten afhangen van het opkomstpercentage in Engeland. Het gaat om het principe dat de burger invloed heeft op het politieapparaat. Van die principiële keus moeten wij uitgaan. Daar wil ik graag een uitspraak over, en niet over het opkomstpercentage van de Engelsen. Dat heeft immers niets met een principiële keus te maken.

Minister Opstelten:

Ik ben het met de principiële keus van de heer Bontes oneens, dat moge duidelijk zijn. Maar ik ben het dan ook volstrekt oneens; er is geen begin van een richting die kant uit. Ik ken het Engelse politiebestel goed. Ik vind de keuze die men daar heeft gemaakt heel onbegrijpelijk. In Nederland moet de korpschef borg staan voor kwaliteit en professionaliteit. Wij moeten de beste benoemen. De bestuurders zijn in de ring om hierop democratische controle uit te oefenen; zij zijn aanspreekbaar. Natuurlijk moet de politiechef zo professioneel zijn dat hij vanzelfsprekend contact kan leggen met burgers. Naar aanleiding van de vragen van de heer Oskam heb ik aangegeven hoe het in Rotterdam en in andere plaatsen gaat: gewoon als driehoek met de burgers praten en hen laten meebeslissen over de prioriteiten. Zo gaat dat daar in Het Nieuwe Westen. Dit is een verschil van inzicht tussen de heer Bontes en mij.

Ik kom bij het laatste stukje van mijn betoog, namelijk de versterking van de rechtsstaat en de rechtspraak.

De voorzitter:

Dan stel ik voor dat wij nu gaan lunchen.

De algemene beraadslaging wordt geschorst.

De vergadering wordt van 12.39 uur tot 13.15 uur geschorst.

Naar boven