4 Kinderopvang

Aan de orde is de behandeling van:

  • - het verslag van een algemeen overleg over kinderopvang ( 33275, nr. 2 ).

De beraadslaging wordt geopend.

De voorzitter:

Er hebben zich vijf leden gemeld om iets te zeggen.

De heer Klaver (GroenLinks):

Voorzitter. Ik wil graag citeren uit een Kamerstuk uit 2005: bij de voorziene invoering van de Wbk in 2005 hangt de bijdrage van de overheid, werkgevers en ouders direct samen met de feitelijke prijs van de kinderopvang, tot een maximumprijs gelegen op het niveau waaronder 80% van de ondernemingen deze kinderopvang aanbiedt; het deel van de prijs boven 80% komt voor rekening van de ouders.

Wij zien dat dit in de huidige situatie niet het geval is. Dat komt door het budgettair beslag, maar ook door de keuzes die kinderopvanginstellingen zelf maken. Daarom kom ik tot de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het kabinet bij de invoering van de Wet kinderopvang als uitgangspunt hanteerde dat "de bijdrage van overheid, werkgevers en ouders direct samenhangt met de feitelijke prijs van de kinderopvang, tot een maximumprijs, gelegen op het niveau waaronder 80% van de ondernemingen deze kinderopvang aanbieden";

constaterende dat volgens Kinderopvang in Kaart (CPB 2011) voor 37% van de kinderen in kinderdagverblijven en voor 75% van de kinderen in buitenschoolse opvang meer moet worden betaald dan het maximumuurtarief;

overwegende dat de kosten boven het maximumuurtarief die volledig voor rekening van de ouders komen, niet zichtbaar zijn in de percentages die het kabinet hanteert als het gaat om de verdeling van de kosten tussen overheid, werkgevers en ouders;

verzoekt de regering, binnen het huidige financieel kader te streven naar vasthouden aan het uitgangspunt dat 80% van de kinderopvang, uitgesplitst naar gastouderopvang, kinderdagverblijven en buitenschoolse opvang, betaald kan worden met het maximumuurtarief,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Klaver. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 194 (31322).

De heer Klaver (GroenLinks):

Het Kamerstuk dat ik zojuist citeerde, komt uit de tijd dat minister-president Rutte nog staatssecretaris was. Ik verwacht hiervoor dus brede steun, zeker van mijn VVD-collega. Ik heb nog een motie. Daar zal ik direct toe overgaan.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat in de motie-Van Aartsen/Bos (30300, nr. 14) wordt geconstateerd "dat het van groot belang is dat alle schoolgebouwen en het terrein van de school ook na de schooldag, in het belang van de ouders en de kinderen, ter beschikking gesteld worden voor naschoolse opvang van de kinderen die leerling zijn van de betreffende school";

constaterende dat samenwerking tussen buitenschoolse opvang en onderwijsinstellingen wordt belemmerd doordat regels, cao's en kwaliteitsvereisten niet op elkaar aansluiten;

overwegende dat er een aantal scholen zijn die de buitenschoolse opvang hebben geïntegreerd in hun onderwijsconcept, maar dat veel scholen nog niet geschikt zijn om ook naschoolse opvang te bieden;

verzoekt de regering, een plan van aanpak op te stellen waarmee aan het einde van de kabinetsperiode alle scholen geschikt zijn om naschoolse opvang aan te bieden en de Kamer daarover te informeren voor 1 maart 2013,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Klaver. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 195 (31322).

De heer Van Vliet (PVV):

Voorzitter. Nu denkt de minister vast: daar staat die constructieve meneer van de PVV weer. Ik ben echter alleen constructief als het gaat om de veiligheid van kinderen. Dat was voor ons het belangrijkste thema van het laatste AO. Daarom dien in de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat kindermisbruik in de kinderopvang koste wat kost moet worden voorkomen;

overwegende dat de commissie-Gunning onderzoek deed naar de Amsterdamse zedenzaak en dat de Kamer vervolgens de motie-De Mos/Van den Besselaar heeft aangenomen;

overwegende dat de regering vervolgens een aanpak van continue screening heeft opgezet;

overwegende dat deze systematiek pas eind 2016 volledig van kracht is voor alle medewerkers in de kinderopvang, peuterspeelzalen en voor gastouders;

verzoekt de regering om alle medewerkers en nog aan te nemen nieuwe medewerkers in de hele sector al vanaf begin 2013 te verplichten tot het aanvragen en inleveren van een verklaring omtrent gedrag,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Vliet. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 196 (31322).

De heer Heerma (CDA):

Voorzitter. De minister denkt vast ook: daar staat die constructieve meneer van het CDA.

Op 24 oktober hadden wij een overleg met staatssecretaris De Krom. Daarin heb ik namens de CDA-fractie gepleit voor grotere betrokkenheid van ouders bij de inspectie door de GGD in de kinderopvang. De staatssecretaris heeft in dat overleg warm gereageerd op dat idee en gezegd dat hij dit aan zijn opvolger zal meegeven. Op basis van deze suggesties in het overleg, dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat controles van kinderopvanginstellingen door de GGD de afgelopen jaren zijn geïntensiveerd,

overwegende dat de meest geconstateerde tekortkoming de afwezigheid van een oudercommissie is, maar dat oudercommissies niet de enige vorm voor ouderbetrokkenheid vormen;

overwegende dat de betrokkenheid van ouders voor de kwaliteit van kinderopvang van groot belang is en dat dus ook betrokkenheid van ouders bij GGD-inspecties van evidente meerwaarde is;

verzoekt de regering om voorstellen te ontwikkelen om de betrokkenheid van ouders bij de GGD-inspecties in de kinderopvang te vergroten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Heerma, Yücel en Van Weyenberg. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 197 (31322).

Mevrouw Tellegen en mevrouw Yücel zien af van hun spreekrecht. Ik zie dat de minister meteen kan reageren op de moties.

Minister Asscher:

Voorzitter. Ik ontraad de motie-Klaver over de maximumuurprijs. In de brief aan de Kamer over de cijfers kinderopvang uit het tweede kwartaal 2012 staat dat de gemiddelde uurprijs die ouders opgeven bij de Belastingdienst, voor zowel dagopvang als bso gemiddeld hoger is dan de maximaal te vergoeden uurprijs. In voorgaande jaren was de gemiddelde uurprijs die ouders opgaven, lager dan de maximaal te vergoeden uurprijs. Het feit dat die prijs nu hoger is dan de maximaal te vergoeden uurprijs, kan verschillende oorzaken hebben. Zo worden naast de basisopvang vaak ook nevenactiviteiten aangeboden, zoals flexibele contracten, warme maaltijden en noem maar op. Waardoor de uurprijs wordt bepaald, is onderwerp geweest van een onderzoek naar de kostprijs van de kinderopvang. Dit onderzoek zal ik begeleid door een kabinetsreactie nog dit jaar naar de Kamer sturen. Keuzes maken nog voordat de Kamer kennis heeft kunnen nemen van dat onderzoek, lijkt onverstandig. Vandaar het ontraden.

In zijn andere motie refereert de heer Klaver aan de motie-Van Aartsen/Bos. De indertijd ingediende motie-Van Aartsen/Bos betreft vooral de organisatorische aansluiting tussen het basisonderwijs en de buitenschoolse opvang. Die aansluiting is vrijwel overal, in 96% van de gevallen, tot stand gekomen, behalve op een aantal plaatsen waar ouders hebben aangegeven geen behoefte te hebben aan een bso-voorziening. De locatie waar de bso wordt aangeboden, varieert. Deze motie van het lid Klaver ziet erop dat de scholen, de gebouwen dus, geschikt zijn voor het aanbieden van naschoolse opvang. In onze ogen moet het juist gaan om de organisatorische aanpassing en het organisatorisch klaarmaken voor het aanbieden van deze buitenschoolse opvang. Wij ontraden dan ook deze motie.

De heer Klaver (GroenLinks):

Uit het jaarbericht 2011 over brede scholen in Nederland wordt duidelijk dat er 1.600 brede scholen in Nederland zijn op zo'n 7.000 Nederlandse basisscholen. Daaraan kunnen wij zien dat er nog een vrij grote opdracht ligt om ervoor te zorgen dat de scholen in het kader van de motie-Van Aartsen/Bos ook breed toegankelijk worden. Zo was de motie bedoeld en daartoe roep ik op. Daarom vraag ik een plan van aanpak. Daarin kunnen streefcijfers worden opgenomen. Daarin kan de minister aangeven dat het realistisch is dat 80% van de scholen een brede school kan worden en welke termijn hij daarvoor ziet. Ik vraag in elk geval om met een actieplan te komen, want als wij het laten zoals het nu is, zal het tempo van ontwikkeling niet hoog genoeg zijn.

Minister Asscher:

Die motie verplichtte scholen destijds om zich klaar te maken voor een brede school. Dat is ook in groten getale gebeurd, in 96% van de gevallen. Alleen kiezen niet alle scholen ervoor om daadwerkelijk een bredeschoolconcept te vormen zoals dat in die telling wordt genoemd. Ik vind het verdedigbaar en ook terecht dat scholen zich nu vooral concentreren op de kwaliteit van het onderwijs, taal en rekenen in het bijzonder. Er ligt nu geen taak voor de rijksoverheid om dat percentage verder te vergroten door middel van een actieplan.

De heer Klaver (GroenLinks):

Omwille van de tijd zal ik ook dit punt laten rusten en dit verder bespreken met de coalitiefracties om te bekijken of zij hier nog wel licht in zien, meer dan de minister.

Ik vind het jammer hoe hij reageert op het verzoek in mijn andere motie om te streven naar vasthouden aan het uitgangspunt van 80%. Ik vraag niet om nieuw beleid. Ik vraag of de minister zich wil houden aan het beleid dat zijn ambtsvoorganger, nu de premier van dit kabinet, in 2005 al heeft uitgesproken, namelijk dat 80% onder die norm moet vallen. Wil de minister dat bevestigen?

Minister Asscher:

Ik lees die motie van destijds als een verplichting om scholen geschikt te maken voor het eventueel aanbieden van een bredeschoolarrangement. Dat is ook in grote mate gebeurd, niet als een resultaatsverplichting ...

De heer Klaver (GroenLinks):

Voorzitter, sorry ...

De voorzitter:

Laat de minister even antwoorden.

De heer Klaver (GroenLinks):

Hij geeft antwoord op een vraag die ik niet heb gesteld.

De voorzitter:

De minister gaat echt over zijn eigen antwoord, dus misschien kan hij even doorgaan met het geven van het antwoord.

Minister Asscher:

De heer Klaver vraagt of ik van plan ben het beleid van de regering voort te zetten. Het antwoord daarop is ja. Ik heb de indruk dat hij de strekking van die motie en dus van het toenmalige beleid anders interpreteert dan ik. Misschien komen wij er later nog uit, maar vooralsnog ontraad ik de motie.

De heer Klaver (GroenLinks):

Ik heb een punt van orde. Ik heb twee moties ingediend. Over de ene motie, over de brede scholen, heb ik een vraag gesteld en daarbij heb ik het kort gehouden. Mijn andere vraag ging over de motie over het uurtarief, maar de minister reageert op de motie over de brede scholen. Dat probeerde ik zojuist al aan te geven. Natuurlijk gaat de minister over zijn eigen antwoorden, maar ik hoop wel dat hij antwoord geeft op de vraag die ik stel.

Minister Asscher:

In dit geval vergis ik mij waarvoor excuses, ook aan de heer Klaver. Ik dacht dat hij nog over de andere motie sprak. Wij zijn zeker van plan dat beleid voort te zetten, ook wat de maximumuurprijzen betreft. Daarvoor geldt alleen dat het verstandig is om eerst naar aanleiding van dat onderzoek te bekijken waardoor de verhoging van de uurprijzen kan worden veroorzaakt. Heeft dat te maken met de kostprijs of met andere dingen? Excuus, de heer Klaver had gelijk.

De voorzitter:

Het is handig als de leden duidelijk aangeven over welke motie zij een vraag stellen. Dat scheelt een hoop onduidelijkheid.

Minister Asscher:

Ik denk dat het helemaal aan mij lag, want de heer Klaver zei het duidelijk.

Ik kom bij de motie van de heer Van Vliet. Ik zie uitsluitend constructieve leden, of zij nu van de coalitie of van de oppositie zijn. In dit geval kan ik hem tevredenstellen, want die verplichting zal al in de loop van 2013 worden ingevoerd. Het protocol dat daarvoor geldt, zal volgende maand worden ingevoerd en vanaf maart 2013 zal de continue screening een feit zijn. Ik beschouw de motie daarom als ondersteuning van het beleid.

De motie van de heer Heerma over oudercommissies spreekt mij bijzonder aan, omdat ik net als de staatssecretaris veel belang hecht aan de rol van ouders en het oordeel van de commissie-Gunning volledig volg. Ik laat het oordeel over deze motie dan ook aan uw Kamer en zal het onderwerp meenemen in de voorstellen omtrent de versterking van de positie van ouders.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

De stemming over de moties zal komende dinsdag plaatshebben.

Naar boven