6 Mensenrechten

Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 14 juni 2011 over mensenrechten en vrijheid van godsdienst en meningsuiting.

De heer Timmermans (PvdA):

Voorzitter. Ik heb twee moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de notitie "Verantwoordelijk voor vrijheid; Mensenrechten in het buitenlands beleid" vaststelt dat het Europese Hof voor de Rechten van de Mens zijn eigen gezag niet moet verzwakken door uitspraken te doen over zaken die slechts op perifere wijze verband houden met mensenrechten en dat het Hof zich zou moeten bezighouden met toezicht op de kern van het Europese mensenrechtenacquis;

overwegende dat de rechtsvorming door het Hof dient te worden gerespecteerd en er geen reden is om meer ruimte te bepleiten voor de "margin of appreciation" van verdragspartijen bij de invulling van standaarden;

van oordeel dat het signaal vanuit Nederland, dat neerkomt op beperking van de in verdragen vastgelegde rechtsmacht van het Hof, door andere partijen zo verstaan zal worden dat zij daarmee ook het recht krijgen om internationale verplichtingen desgewenst te beperken, waardoor de mensenrechtenbescherming in Europa schade zou kunnen oplopen;

verzoekt de regering, in lijn met 60 jaar Nederlands mensenrechtenbeleid, zich te blijven inzetten voor onverkorte toepassing door alle staten die partij zijn bij het EVRM, inclusief Nederland, van alle verplichtingen die voortvloeien uit het EVRM en de jurisprudentie van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens en tevens actief de toetreding van de EU tot het EVRM te blijven bevorderen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Timmermans, Peters en Hachchi. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 5 (32735).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het Mensenrechtenfonds is opgesteld om ondersteuning te bieden aan activiteiten die inspelen op actuele ontwikkelingen op het terrein van mensenrechten en ondersteunend zijn aan de langetermijndoelstellingen van het buitenlands beleid;

constaterende dat de regering het Mensenrechtenfonds niet alleen open wil stellen voor het maatschappelijk middenveld, maar ook het Nederlandse bedrijfsleven de mogelijkheid wil bieden om van dit fonds gebruik te maken;

constaterende dat de regering desondanks van plan is om ruim 10% te korten op het Mensenrechtenfonds;

van mening dat actuele ontwikkelingen wereldwijd de noodzaak en het grote belang onderstrepen van het bevorderen van de rechten van de mens;

verzoekt de regering om de voorgenomen bezuiniging op het Mensenrechtenfonds niet door te voeren en eventuele tekorten zo nodig aan te vullen met (een deel van) het beleidsmatig nog niet ingevulde bedrag van operationele doelstelling 2.5 van de Rijksbegroting 2011 (hoofdstuk V),

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Timmermans en Peters. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 6 (32735).

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik heb een vijftal moties. Ik zal ze in een rap tempo voorlezen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er sterke aanwijzingen zijn dat kinder- en slavenarbeid op omvangrijke schaal in Afghanistan wordt ingezet bij het fabriceren van bakstenen, onder meer voor de NAVO/ISAF en dat de NAVO/ISAF daarop nog geen adequate actie heeft ondernomen;

overwegende dat ook bekend is dat bij veel andere producten en diensten zoals voedsel, kleding, hout en materiaalreparaties, kinderarbeid veelvuldig voorkomt;

overwegende dat de politietrainingsmissie in Kunduz sterk inzet op bevordering van de rechtsstaat en mensenrechten en dat bestrijding van kinderarbeid en andere fundamentele arbeidsrechten zoals dwangarbeid, voor de regering een hoge prioriteit hebben;

overwegende dat NAVO/ISAF en Nederland middels zijn betrokkenheid bij de Kunduzmissie, bij moeten dragen aan het bestrijden van kinderarbeid en slavenarbeid in Afghanistan, voornamelijk in de productieketens van aan hun uitvoerders leverende bedrijven;

verzoekt de regering:

  • - ervoor te zorgen dat voor de Kunduzmissie geen producten worden gebruikt die door kinderen of slaven zijn gemaakt en de clausule tegen kinderarbeid in het contract met uitvoerders aan te vullen met effectieve controles, ook bij de leveranciers van de uitvoerders, om kinder- of dwangarbeid te kunnen vermijden en bestrijden;

  • - ervoor te zorgen dat er, indien er sprake is van kinder- en/of dwangarbeid, een tijdgebonden plan wordt gemaakt om dit snel te beëindigen en te zorgen dat de kinderen naar school kunnen en de slaven worden bevrijd en als normale werknemers worden behandeld;

  • - er bij de NAVO/ISAF op aan te dringen om zelf zo spoedig mogelijk de kwestie van kinderarbeid en dwangarbeid te onderzoeken en indien deze wordt gevonden, passende maatregelen te nemen en daar de hulp van deskundige organisaties als UNICEF, UNDP en de ILO bij in te roepen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Voordewind. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 7 (32735).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat circa 250 miljoen Dalits het slachtoffer zijn van talloze schendingen van fundamentele mensenrechten en dat deze groep disproportioneel lijdt onder schendingen van arbeidsrechten in productieketens van Nederlandse bedrijven, waaronder in de kleding, zaden en natuursteen;

constaterende dat het Internationale Dalit Solidarity Network een cruciale rol speelt in het bestrijden van kastendiscriminatie maar dat de beoogde financiering door Buitenlandse Zaken, na een overbruggingssubsidie, alsnog lijkt te worden afgewezen;

verzoekt de regering, het onderwerp kastendiscriminatie in de EU en alle relevante internationale gremia aan de orde te stellen, waaronder in de onderhandelingen van het EU-lndia vrijhandelsverdrag, VN-organisaties (waaronder de ILO), de Wereldbank en het IMF;

verzoekt de regering tevens, in samenwerking met Denemarken het thema kastendiscriminatie in de VN-Mensenrechtenraad te blijven agenderen, onder meer via het zich uitspreken over, steun verwerven voor en het aannemen van de concept-VN-Richtlijnen tegen Discriminatie op basis van Werk en Afkomst in de VN-Mensenrechtenraad;

verzoekt de regering voorts, te bevorderen dat het bestrijden van kastendiscriminatie een integraal onderdeel wordt van het mvo-beleid van Nederlandse en Europese bedrijven, inclusief de productenketens, die in landen actief zijn waar kastendiscriminatie wordt gepraktiseerd;

verzoekt de regering ten slotte, de financiering van het International Dalit Solidarity Network te continueren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Voordewind. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 8 (32735).

De heer Voordewind (ChristenUnie):

De volgende motie gaat over handelssteun.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat er nog altijd verschillende landen zijn die de doodstraf hanteren voor afvalligheid, blasfemie, overspel en homoseksualiteit;

overwegende dat de Nederlandse overheid met een aantal van deze landen een actief handelsbeleid voert en/of door ontwikkelingshulp steunt;

van mening dat het ongeloofwaardig is om handel te drijven met landen waar dergelijke fundamentele mensenrechten met de voeten worden getreden;

verzoekt de regering, geen actief handelsbeleid te voeren met landen die de doodstraf hanteren voor afvalligheid, blasfemie, overspel en homoseksualiteit en daarmee geen Nederlandse bedrijven te faciliteren door middel van handelsmissies,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Voordewind. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 9 (32735).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat Assyrische christenen van Irak structureel worden vervolgd en dat hun aantallen daardoor drastisch afnemen;

overwegende dat er nog altijd een aanzienlijke groep christenen leeft in de Ninevehvlakte:

overwegende dat een geïmproviseerde politie-eenheid in de Ninevehvlakte bestaat van circa 5000 man, welke het ontbeert aan gedegen training, materiaal, financiering en erkenning van de Irakese overheid en welke de verantwoordelijkheid neemt om elementaire human security te bieden aan religieuze en etnische minderheden;

verzoekt de minister, bij zijn Irakese ambtsgenoot aan te dringen op erkenning, training en financiering van deze politie-eenheid en tevens binnen de EU steun te verwerven voor dit standpunt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Voordewind, Van der Staaij en Çörüz. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 10 (32735).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het individueel klachtrecht bij het Europese Hof voor de Rechten van de Mens de hoeksteen vormt van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en het Europese mensenrechtensysteem;

overwegende dat het invoeren van griffiekosten voor procedures bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens de toegang tot het Hof voor de meest kwetsbare personen zal beperken;

overwegende dat het Hof zelf tegenstander is van de invoering van een systeem van griffiekosten;

verzoekt de regering om in het Comité van Ministers van de Raad van Europa zich tegen de invoering van griffiekosten te verzetten en de nadruk te leggen op de naleving van uitspraken van het Hof,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Voordewind. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 11 (32735).

De heer Çörüz (CDA):

Voorzitter. Ik heb drie moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de positie van vrouwen en meisjes in conflictgebieden zeer kwetsbaar is en dat het aantal berichten over verkrachtingen als wapen in de strijd en als oorlogsbuit schrikbarend toeneemt;

overwegende dat ook de manier waarop de Libiër Kadhafi zijn troepen aanzet tot verkrachting, de urgentie van deze problematiek onderstreept;

overwegende dat deze praktijken eens temeer de noodzaak aantonen van een brede en snelle uitvoering van resolutie 1325;

verzoekt de regering, de problematiek van verkrachting als oorlogsbuit te betrekken bij de geïntegreerde Nederlandse benadering en specifiek te benoemen in het Nederlandse actieplan ter uitvoering van resolutie 1325 en te bevorderen dat deze problematiek ook in andere actieplannen wordt geïntegreerd,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Çörüz, Voordewind, Dijkhoff en Van der Staaij. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 12 (32735).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het lidmaatschap van de Mensenrechtenraad van de Verenigde Naties ook open staat voor landen met een zeer slechte reputatie op dit gebied;

overwegende dat een goede reputatie op dit gebied een noodzakelijke voorwaarde is voor een geloofwaardig optreden van de Mensenrechtenraad;

van mening dat dit elementaire respect voor mensenrechten in ieder geval zou moeten worden getoetst aan de deelname van aspirant-leden bij bestaande mensenrechtenverdragen;

verzoekt de regering om internationale afspraken te bevorderen die deelname aan bestaande mensenrechtenverdragen als voorwaarde stellen voor het lidmaatschap van de VN-Mensenrechtenraad,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Çörüz, Voordewind, Dijkhoff en Van der Staaij. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 13 (32735).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Russische advocaat Sergei Magnitsky onder verdachte omstandigheden is overleden in een Russische gevangenis, nadat hij een grootschalig corruptieschandaal in Rusland had blootgelegd;

overwegende dat de zaak van Magnitsky niet op zich staat, maar symbool is voor de verslechtering van de situatie op het gebied van mensenrechten in Rusland;

constaterende dat onder andere de Amerikaanse senaat en het Europees Parlement stappen hebben gezet om visa te beperken en tegoeden te bevriezen van Russische ambtenaren die betrokken waren bij de dood van Magnitsky;

verzoekt de regering, stappen te zetten en in Europees verband te bevorderen, in lijn met de initiatieven van de Amerikaanse senaat en het Europees Parlement, zodat de verantwoordelijken voor de dood van Sergei Magnitsky aansprakelijk worden gesteld,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Çörüz, Voordewind, Ten Broeke en Van der Staaij. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 14 (32735).

Mevrouw Peters (GroenLinks):

Voorzitter. Voor de mensenrechten.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering de VN Ruggierichtlijnen over maatschappelijk verantwoord ondernemen onderschrijft en zich inspant voor brede toepassing ervan;

overwegende dat deze richtlijnen staten oproepen tot actieve communicatie en beleidsmaatregelen richting bedrijven;

overwegende dat daaronder is begrepen de advisering van bedrijven die actief zijn in landen met conflict, om risico's van mensenrechtenschendingen van hun activiteiten of van die van hun handelspartners te identificeren, voorkomen en mitigeren;

verzoekt de regering, de Kamer voor de begrotingsbehandeling te informeren over de wijze waarop zij aan de Ruggierichtlijnen vormgeeft,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Peters, Timmermans, Hachchi en Van Bommel. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 15 (32735).

De heer De Roon (PVV):

Voorzitter. Ik heb twee moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat belangen van veel Nederlanders geschaad worden doordat de rechtspleging in Italië traag en bureaucratisch verloopt;

verzoekt de regering, er bij de regering van Italië en in de Raad van Europa op aan te dringen dat de behandeling van rechtszaken in Italië waar Nederlanders bij zijn betrokken binnen een redelijke termijn zal plaatsvinden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid De Roon. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 16 (32735).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat overal waar de islam bestuurlijke invloed tracht te verkrijgen of verkrijgt de mensenrechten in het gedrang komen en dat dit streven vaak gepaard gaat met geweld;

verzoekt de regering om in haar mensenrechtenbeleid centraal te stellen dat de politieke ideologie van de islam wereldwijd een grote bedreiging van mensenrechten, in het bijzonder van de vrijheid van meningsuiting, de gelijkheid van man en vrouw en van het verbod tot discriminatie wegens seksuele geaardheid, vormt en ook aanzet tot geweld,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid De Roon. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 17 (32735).

De heer Van Bommel (SP):

Voorzitter. Mijn motie gaat over de prioriteiten in het mensenrechtenbeleid.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het Nederlandse mensenrechtenbeleid prioriteit geeft aan de vrijheid van meningsuiting;

van oordeel dat het kracht bijzetten van de vrijheid van vereniging en vrijheid van vergadering ook door de Nederlandse regering moet worden gestimuleerd;

verzoekt de regering, naast de vrijheid van meningsuiting ook de vrijheid van vergadering en vereniging voorrang te geven in het mensenrechtenbeleid en de Kamer jaarlijks te rapporteren over activiteiten op dit gebied,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Bommel. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 18 (32735).

De heer Van der Staaij (SGP):

Voorzitter. Ik zou graag de volgende twee moties indienen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de minister van Buitenlandse Zaken in de nota Verantwoordelijk voor Vrijheid het belang van de effectiviteit van de Nederlandse inspanningen op mensenrechtengebied onderstreept;

overwegende dat de minister er in dat verband de voorkeur aan geeft om uit oogpunt van effectiviteit soms met staten een dialoog aan te gaan om nakoming van hun verplichtingen te verzekeren boven het aangaan van de confrontatie;

overwegende dat de minister in dat verband een rol weggelegd ziet voor de receptorbenadering, die mensenrechten probeert te versterken door aansluiting te zoeken bij bestaande sociale instituties;

verzoekt de regering, een pilot te laten uitvoeren met de receptorbenadering om de bruikbaarheid voor het Nederlandse mensenrechtenbeleid vast te stellen;

verzoekt de regering voorts om daarbij in het bijzonder aandacht te besteden aan de vraag hoe kan worden verzekerd dat een mix van de confrontatie- en de dialoogbenadering kan leiden tot een verhoging van de effectiviteit van de Nederlandse inspanningen op mensenrechtengebied,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Staaij, Dijkhoff, Van Bommel en Çörüz. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 19 (32735).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat Nederland ook ontwikkelingsrelaties onderhoudt met landen waarin sprake is van mensenrechtenschendingen en vervolging of verdrukking van (religieuze) minderheden;

overwegende dat relaties op het terrein van ontwikkelingssamenwerking een handvat kunnen bieden om genoemde schendingen, verdrukking en vervolging aan de orde te stellen;

verzoekt de regering om bij de verstrekking van ontwikkelingshulp expliciet de positie van vervolgde (religieuze) minderheden en de kwestie van mensenrechtenschendingen mee te wegen en concrete voorstellen te ontwikkelen op welke wijze de ontwikkelingsrelatie effectief kan worden benut om deze misstanden tegen te gaan, en de Kamer daarover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Staaij, Voordewind en Çörüz. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 20 (32735).

Mevrouw Hachchi (D66):

Voorzitter. Ik dien twee moties in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de mensenrechtennotitie "Verantwoordelijk voor vrijheid; Mensenrechten in het buitenlands beleid" geen melding maakt van het aanspreken van bevriende landen over het bewaken van mensenrechten;

constaterende dat mensenrechtenstrategieën decennialang expliciete uitspraken over het aanspreken van bevriende landen bevatten;

overwegende dat mensenrechten altijd en overal beschermd dienen te worden;

overwegende dat het in bepaalde gevallen zelfs effectiever kan zijn om bevriende landen aan te spreken op deze gedeelde verantwoordelijkheid;

verzoekt de regering, in haar mensenrechtenbeleid niet alleen aandacht te vestigen op de zwaarste en meest in het oog springende overtreders van mensenrechten, maar ook bevriende landen, waaronder andere EU-lidstaten, wanneer het nodig is te bekritiseren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Hachchi en Peters. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 21 (32735).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de mensenrechtennotitie "Verantwoordelijk voor vrijheid; Mensenrechten in het buitenlands beleid" weinig actiepunten, weinig evaluatiemomenten en nauwelijks de gevolgen van de bezuinigingen bevat;

overwegende dat het van belang is om een helder beeld te krijgen van de concrete inzet die uit de notitie voortvloeit;

verzoekt de regering, voor de begrotingsbehandeling 2012 een volledige lijst van (meerjarige) actiepunten op alle onderdelen van de nota naar de Kamer te doen toekomen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Hachchi en Peters. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 22 (32735).

Minister Rosenthal:

Voorzitter. Er zijn achttien moties ingediend, waarop ik aldus reageer.

De motie-Timmermans c.s. op stuk nr. 5 gaat over het EVRM en het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. Zoals bekend, zal de Kamer binnen zeer afzienbare termijn een brief van de regering bereiken over dit onderwerp. Daarin zal de thematiek van de margin of appreciation en de positie van het Comité van Ministers onverkort terugkomen. In de motie bespeur ik een andere lijn, waarmee daarop al een bod wordt gedaan. De motie is in dat licht ontijdig. Ik ontraad de motie.

De motie-Timmermans/Peters op stuk nr. 6 betreft het Mensenrechtenfonds. Net als bij andere prioritaire fondsen bezuinig ik daarop 10%. Andere fondsen zullen helaas een bezuiniging van 20% of meer tegemoetzien. Ik ontraad de motie.

De motie op stuk nr. 7 van de heer Voordewind gaat over Kunduz. Ik zie deze motie als een aansporing in de richting van de regering. Ik laat de motie aan het oordeel van de Kamer over.

De motie op stuk nr. 8 van de heer Voordewind gaat over de dalits. Ook daarover kan ik kort zijn. In de vier dicta zie ik een lijn die de regering kan meenemen. In dat verband zie ik de motie als ondersteuning van het beleid en laat ik het over aan het oordeel van de Kamer.

De motie op stuk nr. 9, ook van de heer Voordewind, heeft een voor de regering te generale strekking. Ik ontraad de motie derhalve.

De motie-Voordewind c.s. op stuk nr. 10 betreft het aansporen van mijn Irakese ambtgenoot om de politie-eenheid in Nineveh op allerlei fronten te versterken en daarvoor binnen de EU steun te verwerven, althans ervoor te zorgen dat ook de EU dit kenbaar maakt in de richting van Bagdad. Dit past binnen wat ik al eerder aan Bagdad heb gemeld over aanpalende problemen in Irak. Ik zie de motie dan ook als ondersteuning van het beleid en laat haar aan het oordeel van de Kamer over.

De motie van de heer Voordewind op stuk nr. 11 gaat over het klachtrecht bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. Ik zie geen reden om voor het EHRM een uitzondering te maken wat het introduceren van griffiekosten betreft. Derhalve ontraad ik de motie.

De motie-Çörüz c.s. op stuk nr. 12 gaat over de positie van vrouwen en meisjes in conflictgebieden en bevat een referte aan de ook door mij zeer gewaardeerde en steeds weer ondersteunde resolutie 1325. Destijds is daarover de motie-Ferrier c.s. aangenomen. Ik zie de motie als ondersteuning van het beleid. Ik ben blij dat deze motie er ligt en zal haar dan ook graag ten uitvoer brengen. Ik laat het oordeel over aan de Kamer en hoop dat dit positief is.

De negende motie, van de heer Çörüz, gaat over de Mensenrechtenraad. Ik zie die motie ook als een ondersteuning van het beleid van de regering. De leden Çörüz en Voordewind dank ik voor de precieuze wijze waarop zij haar hebben geformuleerd. Ik kan daar wat mee. We zijn er natuurlijk al mee bezig, maar ik laat het oordeel over deze motie met plezier aan de Kamer over.

De tiende motie, van de heer Çörüz, gaat over advocaat Sergei Magnitsky. De zorg van de heer Çörüz deel ik in hoge mate. Wij stellen deze zaak aan de orde. Nederland en de Europese Unie blijven de Russische federatie ook aansporen om schuldigen op te sporen en te berechten. Gezien de voortgang enzovoort kan deze motie echter al gauw gezien worden als een blijk van forse kritiek. Een blokkade van tegoeden en visa zal op dit moment ook geen effect sorteren en de relatie tussen de Europese Unie en de Russische federatie niet bevorderen. Om die reden ontraad ik per saldo de aanneming van deze motie. Het spijt mij zeer, maar ik kan niet tot een ander oordeel komen dan dat.

Ik begrijp de elfde motie, van mevrouw Peters, over de Ruggierichtlijnen zo dat mevrouw Peters vraagt om hieraan aandacht te besteden in de memorie van toelichting op de begroting. Dat doe ik graag, dus ik laat het oordeel over deze motie aan de Kamer over.

De twaalfde motie van de heer De Roon gaat over de rechtspleging in Italië. Zij bevat het verzoek om er in de Raad van Europa bij de regering van Italië op aan te dringen dat de behandeling van rechtszaken in Italië waarmee Nederlanders gemoeid zijn, binnen een redelijke termijn plaatsvindt. In de eerste plaats lijkt het mij niet dienstig om de regering van Italië nu op al dit soort dingen te wijzen en dan nog eens specifiek waar het Nederlanders betreft. Ik ben bereid om dit punt op zichzelf ter kennis van mijn collega van Veiligheid en Justitie te brengen, maar ik voel niet voor de tekst en de strekking van deze motie. Daarom ontraad ik de aanneming daarvan.

De dertiende motie, van de heer De Roon, gaat over de islam. Zoals de heer De Roon bekend is, beschouwt de Nederlandse regering de islam niet als een politieke ideologie, maar als een religie. Ik kan deze motie dus niet tot de mijne maken. Ik ontraad de aanneming ervan.

Met de veertiende motie, van de heer Van Bommel, over de vrijheid van vereniging en vergadering heb ik moeite, dus ik ontraad de aanneming ervan. Dat doe ik omdat ik binnen het gehele complex van mensenrechten de vrijheid van vereniging en vergadering volop aan de orde heb. Bovendien neem ik die vrijheid van vereniging en vergadering ook nog eens ter harte in het kader van de nadruk die ik leg op de vier ILO-pijlers. Daarvan is de heer Van Bommel zich bewust. Ik vind de motie echt overbodig.

De voorzitter:

Het kerstregime geldt, mijnheer Van Bommel.

De heer Van Bommel (SP):

Ik heb een vraag aan de minister. Hij beoordeelt het tweede deel van het dictum namelijk niet. Het eerste deel komt kennelijk overeen met de intentie van de regering, maar het tweede deel, om daar expliciet over te rapporteren …

De voorzitter:

Punt gemaakt. De minister.

Minister Rosenthal:

Voorzitter. Ik rapporteer jaarlijks over de mensenrechten. Verder doe ik dat steeds impliciet wanneer ik over de mensenrechten met de Kamer van gedachten wissel. Ik vind het tweede dictum dus overbodig, met permissie. Ik ontraad de aanneming ervan, ook waar het het tweede dictum betreft. Ik kan niet anders, maar laat er geen misverstand over bestaan dat ik hard trek aan de vrijheid van vereniging en vergadering en aan mensenrechten als zodanig. Deze ILO-pijlers vind ik in beide opzichten zeer belangrijk. De heer Van Bommel hoeft op dat punt niet ongerust te zijn.

De vijftiende motie, van de heer Van der Staaij, gaat over de receptorbenadering. Ik sta zeer sympathiek tegenover deze motie. De heer Van der Staaij weet ook dat ik die receptorbenadering zeer boeiend vind en dat het een belangrijk instrument zou kunnen zijn voor het mensenrechtenbeleid in de komende jaren. Mag ik het laten uitvoeren van een pilot ruim opvatten en zoeken naar een effectief instrument om datgene te bewerkstelligen waar in de motie om wordt gevraagd? Ik zie de heer Van der Staaij knikken, dus in dat geval wil ik de motie met een positief geluid aan het oordeel van de Kamer overlaten.

Dan de motie op stuk nr. 20 van de heer Van der Staaij c.s. over de ontwikkelingsrelaties en het in dat verband aankaarten van de positie van vervolgde minderheden en religieuze minderheden. Deze motie zie ik als ondersteuning van het beleid en ik wil deze ook graag tot de mijne maken, maar ook tot het gedachtegoed en handelingsgoed van collega Knapen, bij wie dit in eerste instantie berust. Hij zal het volledig met mij eens zijn.

De motie op stuk nr. 21 gaat over het aanspreken van bevriende landen. Die ontraad ik. Ik heb de Kamer meermaals gezegd dat ik het verschil wil maken met het mensenrechtenbeleid. Ik wil daar naartoe waar ik echt verschil kan maken en dat doe ik vooral in die landen waar het er heel slecht aan toegaat c.q. waar net een tipping point in zit, zoals we dat gisteren ook in de discussie over de Arabische regio aan de orde hebben gehad. Derhalve ontraad ik deze motie.

De motie op stuk nr. 22 van mevrouw Hachchi en mevrouw Peters gaat over de noodzaak om een volledige lijst van meerjarige actiepunten op alle onderdelen van de nota aan de Kamer te doen toekomen. Deze motie ontraad ik ook. Dit omdat ik in de mensenrechtennotitie vanaf, uit mijn hoofd, blz. 31 maar het kan ook een andere bladzijde zijn, al die verschillende actiepunten al breedvoerig heb genoteerd en aan de orde heb gesteld. Natuurlijk zal ik bij de begrotingsbehandeling 2012 ook op dit soort punten terugkomen, maar het kan er bij mij niet in dat ik niet al een helder beeld heb gegeven van de concrete inzet die met de notitie Verantwoordelijk voor vrijheid is gemoeid.

Hiermee heb ik mijn reactie gegeven op de achttien moties in het VAO Mensenrechten in het buitenlands beleid.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

De stemming over de moties vindt plaats bij de eindstemming morgenavond of halverwege de dag. Waarschijnlijk zijn er morgen op twee momenten stemmingen.

De vergadering wordt van 14.35 uur tot 14.45 uur geschorst.

De voorzitter:

Op de tafel van de Griffier ligt een lijst van ingekomen stukken. Op die lijst staan voorstellen voor de behandeling van deze stukken. Als voor het einde van de vergadering daartegen geen bezwaar is gemaakt, neem ik aan dat daarmee wordt ingestemd.

Naar boven