10 Uitspraak Hoge Raad

Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 7 juni 2011 over de uitspraak van de Hoge Raad over de SGP.

De voorzitter:

Ik heet welkom de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Ik geef het woord aan de heer Heijnen. U weet dat de kerst dit jaar iets eerder valt.

De heer Heijnen (PvdA):

Voorzitter. Betekent dit dat ik alleen de moties mag voorlezen?

De voorzitter:

Ja.

De heer Heijnen (PvdA):

Dat zal ik dan maar doen. Wij hebben drie moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat Nederland een democratische rechtsstaat is waar eenieder voor de wet gelijk is en eenieder zich aan de wet behoort te houden, ook de regering;

overwegende dat de Hoge Raad in laatste en hoogste instantie inhoudelijk uitspraak heeft gedaan en daarin heeft vastgesteld dat Nederland in strijd met het VN-Vrouwenverdrag handelt en daarom de regering heeft opgedragen, effectieve maatregelen te nemen die een einde maken aan het uitsluiten van vrouwen op de kieslijsten van de SGP;

overwegende dat de regering uitvoering van het vonnis uitstelt totdat het Europees Hof voor de Rechten van de Mens uitspraak heeft gedaan naar aanleiding van de klacht van de SGP;

overwegende dat er geen enkele noodzaak bestaat voor dit langdurige uitstel en de regering net als eenieder zich aan de uitspraak van de Hoge Raad heeft te houden;

verzoekt de regering, alsnog de uitspraak van de Hoge Raad gestand te doen en effectieve maatregelen te nemen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Heijnen en Schouw. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 9 (28481).

De heer Koopmans (CDA):

Ik vraag collega Heijnen welke effectieve maatregelen hij voor de regering voorstelt om uit te voeren.

De heer Heijnen (PvdA):

De Hoge Raad heeft een uitspraak gedaan en de regering en niet de Tweede Kamer gevraagd om effectieve, passende maatregelen te nemen. Dan zou ik van de regering verwachten dat zij de Kamer informeert over de maatregelen die zij in petto heeft en daarin een keuze maakt. Als er een "non possible" zou zijn, zou zij dat aan de Kamer kunnen melden. Dat is niet gebeurd. Integendeel, de regering heeft de SGP een briefje gestuurd met de vraag of de uitspraak van de Hoge Raad en de gronden waarop deze gebaseerd is, kloppen. De SGP heeft daarop als vereniging een briefje teruggestuurd met de mededeling dat het niet klopt. De minister heeft daar genoegen mee genomen. En dat is niet zoals het hoort. Wanneer de rechter in laatste instantie heeft gesproken, behoort iedere Nederlander daarnaar te handelen.

De voorzitter:

Ik wijs erop dat wij een kerstregime hanteren. Alleen als het echt nodig is, mogen de leden een verduidelijkende vraag stellen. Zij mogen niet via een omweg een heel debat gaan voeren. Als de heer Van Raak een korte, scherpe vraag stelt, krijgt hij een dito antwoord.

De heer Van Raak (SP):

De minister heeft de motie al beantwoord. Ingrijpen in de beginselen van de SGP, het feitelijk verbieden van de SGP is de enige maatregel die er is. De PvdA vraagt nu om maatregelen. Deze motie kan niet; het is een gepasseerd station. Ik wil van de PvdA horen welke maatregelen zij nu tegen de SGP wil nemen, terwijl de zaak nog onder de rechter is.

De heer Heijnen (PvdA):

Ik kan slechts herhalen wat ik net zei. Het is aan de regering om met maatregelen te komen. Niet de Tweede Kamer heeft een veroordeling van de Hoge Raad aan haar broek, maar de Nederlandse overheid. Wij hebben een regering om daar gestalte aan te geven. De regering is aan zet, de Kamer kan vervolgens kijken of zij de maatregelen aanvaardt of niet.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende de uitspraak van de Hoge Raad over de SGP;

overwegende dat leden van de SGP (juridisch) gebonden zijn aan de doelstelling en grondslag van deze partij, waarin het regeerambt voor vrouwen wordt afgewezen;

overwegende dat de regering op basis van informatie van de SGP van mening is dat er thans geen formeel (juridisch) beletsel is voor vrouwen om hun passief kiesrecht uit te oefenen binnen de SGP;

verzoekt de regering nadere informatie bij het bestuur van de SGP in te winnen over deze tegenstrijdigheid,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Heijnen en Schouw. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 10 (28481).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat vertegenwoordigers van de SGP in tal van bestuursorganen actieve steun verlenen aan vrouwelijke bestuurders;

overwegende dat de SGP de facto noch vrouwelijke volksvertegenwoordigers afvaardigt, noch vrouwelijke kandidaten voor bestuursfuncties in het openbaar bestuur kandideert;

verzoekt de regering, in het licht van uitvoering van de uitspraak van de Hoge Raad, het bestuur van de SGP te verzoeken deze tegenstrijdigheid toe te lichten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Heijnen en Schouw. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 11 (28481).

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Voorzitter. Ik heb een drietal moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de SGP wel mag vinden dat vrouwen uitgesloten dienen te worden van het passief kiesrecht, maar er niet naar mag handelen;

constaterende dat de Hoge Raad de Staat heeft opgeroepen, effectieve en passende maatregelen te nemen om een einde te maken aan de actieve uitsluiting van vrouwen voor het passief kiesrecht door de SGP;

constaterende dat het kabinet het bestuur van de SGP heeft gevraagd of er in juridische zin belemmeringen zijn voor vrouwen om zich namens de SGP kandidaat te stellen als volksvertegenwoordiger;

overwegende dat met de uitspraak van de Hoge Raad die juridische belemmeringen zijn vastgesteld en dat een brief van het bestuur van de SGP over haar reglementen daar niets aan af doet;

overwegende dat er verschillende maatregelen denkbaar zijn om een einde te maken aan de actieve uitsluiting van vrouwen voor het passief kiesrecht door de SGP, waaronder wettelijk te regelen dat politieke partijen geen bevolkingsgroepen mogen uitsluiten van het lidmaatschap en het passieve kiesrecht of een subsidieverbod;

constaterende dat het kabinet, door te stellen dat het de uitspraak van het Europees Hof wil betrekken alvorens tot een definitief oordeel te komen, feitelijk een schorsende werking toekent aan het verzoekschrift van de SGP en daarmee voorbijgaat aan het feit dat de hoogste rechterlijke instantie van Nederland een uitspraak heeft gedaan en dat de Staat gehouden is daar gevolg aan te geven;

verzoekt de regering, effectieve en passende maatregelen te nemen om een einde te maken aan de actieve uitsluiting van vrouwen voor het passief kiesrecht door de SGP,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Gent. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 12 (28481).

De heer Van Raak (SP):

Het was een heel verhaal, maar wat is het verschil met de eerste motie van de heer Heijnen?

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Ik geef wel degelijk een aantal opties in deze motie die overwogen kunnen worden en als advies aan de regering worden gegeven over de wijze waarop maatregelen kunnen worden genomen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Hoge Raad de Staat heeft opgeroepen, effectieve en passende maatregelen te nemen om een einde te maken aan de actieve uitsluiting van vrouwen voor het passief kiesrecht door de SGP;

overwegende dat in andere Europese landen er regelingen zijn waarmee wordt voorkomen dat partijen zich registreren voor de kieslijst die vrouwen actief uitsluiten van het passief kiesrecht;

verzoekt de regering, te inventariseren welke regelingen er zijn in andere Europese landen, waaronder België, Frankrijk en Groot-Brittannië en de Kamer daarover te informeren voor 1 januari 2012,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Gent, Heijnen en Schouw. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 13 (28481).

De heer Koopmans (CDA):

Voorzitter. Waarom geeft mevrouw Van Gent in haar overwegingen slechts de helft van de uitspraak van de Hoge Raad weer?

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Ik wil die ook wel helemaal opnemen. Als de heer Koopmans de motie dan wel steunt, kunnen wij misschien een stap zetten.

De heer Koopmans (CDA):

Het is een serieuze vraag, want het gaat over datgene wat de Hoge Raad heeft gemeld, namelijk "met zo min mogelijk inbreuk op de grondrechten van de SGP en de leden van de SGP". Waarom neemt mevrouw Van Gent dat niet mee?

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Het lijkt mij vanzelfsprekend. De GroenLinksfractie en andere fracties in het parlement zijn van mening dat de uitspraak van de Hoge Raad gehonoreerd moet worden. Het is onze hoogste rechterlijke instantie. Die zijn niet van de straat! Wij zijn van mening dat het arrest integraal overgenomen moet worden, want we mogen in Nederland ook geen vrouwen of homoseksuelen discrimineren. Dat weet de heer Koopmans ook.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Hoge Raad de Staat heeft opgeroepen, effectieve en passende maatregelen te nemen om een einde te maken aan de actieve uitsluiting van vrouwen voor het passief kiesrecht door de SGP;

verzoekt de regering, het traject om te komen tot effectieve en passende maatregelen in gang te zetten, zodat deze na uitspraak van het Europees Hof onverwijld uitgevoerd kunnen worden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Gent en Schouw. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 14 (28481).

Minister Donner:

Voorzitter. Het is alweer enige tijd geleden dat we over deze materie gesproken hebben in een algemeen overleg, waarin ik de Kamer omstandig heb uitgelegd dat ik meen, zo juist mogelijk uitvoering te geven aan het arrest van de Hoge Raad, gegeven de omstandigheid dat de SGP een nader verzoek heeft gedaan aan het Europese Hof voor de Rechten van de Mens in Straatsburg, teneinde vastgesteld te krijgen in hoeverre de regeling en de uitleg van de wet zoals de Hoge Raad die geeft, een inbreuk maakt op de grondrechten van de SGP. Verschillende moties wekken de indruk dat het kabinet niet handelt naar aanleiding van het arrest van de Hoge Raad. Ik meen dat dat onterecht is. Het kabinet heeft bij hande van mij de SGP gevraagd, in hoeverre er formele belemmeringen zijn met betrekking tot het passief kiesrecht van vrouwen. Ik heb die brieven overlegd. Ik heb de mededeling van de SGP gekregen dat dat niet het geval is. Onder die omstandigheden meen ik dat op dit moment, gelet op het feit dat de Hoge Raad in zijn uitspraak aangeeft dat ik maatregelen moet nemen die effectief zijn, maar tegelijkertijd de minste inbreuk maken op de grondrechten van de leden van de SGP, voldoe aan de uitspraak van de Hoge Raad. Uiteraard kan dat anders zijn, zo het Hof te Straatsburg constateert dat de uitleg van de Hoge Raad met betrekking tot de verdragsverplichtingen van Nederland geldig is. Op dat moment, heb ik ook aangegeven, zou de uitspraak van de Hoge Raad onder die omstandigheden wellicht tot andere maatregelen leiden, die dan echter naar mijn verwachting niet meer nodig zijn, omdat ik verwacht dat de SGP zoals ik die ken zich aan de Nederlandse wet houdt.

De heer Heijnen (PvdA):

We hebben hierover inderdaad al een uitvoerig debat gehad, dus maar één korte vraag. De minister zegt: de SGP laat mij weten dat er geen formele/juridische belemmeringen zijn voor vrouwen om zich te kandideren. Hoe waardeert de minister het dan, gegeven die brief die hij van de SGP heeft gekregen, dat op de website van de SGP letterlijk staat er gelukkig juridische belemmeringen zijn, omdat men de grondslag en de uitgangspunten van de SGP moet aanvaarden, namelijk dat vrouwen het regeerambt niet gegeven is? Letterlijk: juridische belemmeringen. Hoe waardeert de minister die uitspraak op de website van de SGP?

Minister Donner:

De heer Heijnen vraagt mij nu naar allerlei informatie, zoals die eventueel op een website van de SGP staat. Ik houd mij toch aan de briefwisseling die ik heb gehad met de SGP, waarin uitdrukkelijk wordt gemeld dat er slechts één formele belemmering is met betrekking tot het passief kiesrecht, namelijk een regel met betrekking tot de duur van het partijlidmaatschap, en in voorkomende gevallen een leeftijdscriterium. We kunnen het er natuurlijk over hebben of dat leeftijdsdiscriminatie is, maar dat is hier verder niet aan de orde.

De heer Heijnen (PvdA):

De conclusie: de minister laat zich gewoon met open ogen op het verkeerde been zetten door zo'n brief. Ik vind dat kwalijk, want van een minister verwacht ik dat hij zich goed laat adviseren en ook kijkt naar achterliggende stukken en overwegingen, zoals zo'n website. Daarop toets je de brief die je hebt gekregen. Dat de minister dat niet heeft gedaan, betreur ik. Misschien wil hij dat alsnog doen?

Minister Donner:

Zoals ik de SGP ken, ga ik er niet van uit dat men in een brief aan mij het ene zegt en vervolgens het andere doet. Ik betwijfel of er in deze Kamer een partij is die de SGP op die wijze kent. Ik word regelmatig opgeroepen om meer vertrouwen te hebben in mensen. Nu heb ik dat een keer en dan is het ook weer niet in orde. Ik geef uitvoering aan de uitspraak van de Hoge Raad. De motie-Heijnen/Schouw om de uitspraak van de Hoge Rad gestand te doen en effectieve maatregelen te nemen, is strikt genomen ondersteuning van het beleid van het kabinet. Onder de gegeven omstandigheden heb ik dat gedaan. Zo er een uitspraak van het Hof in Straatsburg komt, komen andere maatregelen in het vizier die eventueel overwogen moeten worden.

Ik stel vast dat ik de motie-Heijnen/Schouw beschouw als ondersteuning van beleid, tenzij de uitleg van de motie zodanig is dat de leden menen dat ik meer zou moeten doen dan ik heb gedaan. In dat geval moet ik het aannemen van deze motie ontraden, omdat die mij in strijd zou brengen met het arrest van de Hoge Raad. Overigens wijs ik op de overweging in Brussel dat eenieder zich aan de wet behoort te houden. De Staat doet dat in dit geval. De discussie gaat over conflicterende gedragsbepalingen; enerzijds de bepalingen van het VN-Vrouwenverdrag en anderzijds de bepalingen van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Wat dat betreft meen ik te moeten handelen zoals ik heb gedaan.

De heer Van der Staaij (SGP):

Ik heb maar een kleinigheidje. De inhoudelijke discussie hebben we bij het algemeen overleg gevoerd en het gaat nu alleen om de moties. Ik wil erop wijzen dat boven de moties staat: uitspraak van de Hoge Raad inzake de Staatsrechtelijk Gereformeerde Partij. Het is voor alle correctheid de Staatkundig Gereformeerde Partij. Wij hechten wel aan het staatsrecht, maar misschien is die slordigheid symptomatisch voor wat er verder door de heer Heijnen naar voren wordt gebracht.

De voorzitter:

Minister, wilt u kort en scherp op de volgende moties reageren? We zitten in tijdnood.

Minister Donner:

In de tweede motie stelt de heer Heijnen dat de SGP gehouden is aan doelstelling en grondslag van de SGP, haalt de brief aan van de SGP en verzoekt mij vervolgens om informatie in te winnen over deze tegenstrijdigheid. In de brief die ik ontvangen heb, wordt uitvoerig ingegaan dat er ondertekening moet zijn van de grondslag van de partij. Dat is een discussie over welke eventuele verdergaande maatregelen getroffen moeten worden indien de rechtsvragen die in dezen spelen, zijn beantwoord. Het aannemen van deze motie moet ik ontraden, want ik vind het niet passend om de minister terug te sturen naar een politieke partij met het dictum dat de partij onwaarheden verkoopt. Dan moet dat ook uitdrukkelijker gezegd worden, want dat is een veroordeling van die partij.

Dan een derde motie van de heren Heijnen en Schouw, die erop wijzen dat de SGP in tal van bestuursorganen actieve steun verleent aan vrouwelijke bestuurders, maar dat men voor de eigen partij meent het uitgangspunt zoals bekend te moeten hanteren. De regering moet in het licht van de uitvoering deze tegenstrijdigheid toelichten. Ik zie niet wat dit te maken heeft met de uitvoering van de uitspraak van de Hoge Raad. Ik neem aan dat ieder hier in deze Kamer zijn verzoek om informatie rechtstreeks aan de SGP kan richten. Ik vind het niet passend om hier in de Kamer bij motie dit voorwerp van discussie te maken tussen de regering en de betrokken politieke partij. Stel je voor dat er iedere keer hier een meerderheid is die gaat vragen of de regering een bepaalde politieke partij wil aanspreken op eventuele tegenstrijdigheden tussen wat men zegt, opschrijft en doet. Dat zou toch een controle van de regering op politieke partijen impliceren die ten enenmale ongewenst is en niet verenigbaar is met het democratisch karakter van de Staat. Derhalve lijkt me dat dit soort conflicten tussen de partijen uitgevochten moet worden, dus buiten de regering om.

De heer Heijnen (PvdA):

Deze minister heeft wel vaker de neiging om in zijn antwoord niet alleen te overdrijven maar ook om ongeveer een hyperbool te schetsen van wat er wordt gevraagd. Wat er gevraagd wordt, is een maatregel in het licht van de uitspraak van de Hoge Raad, niet zijnde een verbod op die partij of andere draconische maatregelen. Nee, een overheid die met een uitspraak van de hoogste rechter geconfronteerd wordt, heeft voordat die tot wet- en regelgeving overgaat nog allerlei andere manieren om met zo'n partij in gesprek te raken. En dat beoogt deze motie. En dat is niet willekeurige partijen met elkaar, maar dit zou een heel kleine uitvoering kunnen zijn van die uitspraak van de Hoge Raad en zelfs daar lijkt de minister voor te passen.

Minister Donner:

U probeert dat zo in die richting uit te leggen, maar de motie verzoekt de regering heel eenvoudig om bij de SGP een tegenstrijdigheid op te gaan helderen met betrekking tot enerzijds de steun die men verleent, dus het handelen van een partij, en anderzijds het standpunt dat men inneemt ten aanzien van vrouwelijke vertegenwoordigers in de eigen bestuursfuncties. Dat impliceert dat de Kamer zich het recht aanmatigt om de regering tot iedere partij te laten wenden en te zeggen: kunt u mij uitleggen waarom u in uw programma dit zegt en vervolgens hiervoor staat? Dat is toch geen wijze waarop er tussen de regering en de partijen omgegaan kan worden? Die motie zou in wezen niet passen binnen het democratisch karakter en de verhouding tussen de regering en de partijen. En dat is geen hyperbool. U moet er ook op letten wat de implicaties zijn van een motie. Dat betreft het beginsel van gerechtigheid zoals de heer Rowles dat ons heeft uitgelegd, namelijk dat als men niet de SGP op het oog heeft maar iedere willekeurige partij, er dan nog sprake is van gerechtigheid. Ik meen dat dit niet het geval is.

Dan kom ik bij de moties van mevrouw Van Gent. In haar eerste motie wordt mij verzocht om effectieve en passende maatregelen te nemen om een eind te maken aan de actieve uitsluiting van vrouwen voor het passief kiesrecht door de SGP. Die motie moet ik ten stelligste ontraden, want die gaat verder dan de uitspraak van de Hoge Raad en stelt een eigen norm. Dat zou de regering niet kunnen. De norm van de Hoge Raad in zijn arrest is: effectieve maatregelen waarbij er de minst mogelijke inbreuk is op de rechten van de SGP. Deze motie zou substantieel verdergaan.

De tweede motie van mevrouw Van Gent verzoekt de regering te inventariseren welke regelingen er zijn in andere Europese landen, waaronder België en Frankrijk, en de Kamer daarover te informeren. Ik neem aan dat zij doelt op regelingen zoals zij die omschrijft in de tweede overweging. Ik moet eerlijk zeggen dat ik geen behoefte heb aan een dergelijke inventarisatie, maar ik laat het aan het oordeel van de Kamer over of er behoefte is aan een dergelijke inventarisatie, want dat is een zuivere vraag waar men verlegen zit om kennis. Het is niet mijn werk maar als men de regering als informatiebureau wil behandelen, alla.

In haar derde motie verzoekt mevrouw Van Gent de regering het traject om te komen tot effectieve en passende maatregelen in gang te zetten zodat deze na de uitspraak van het Europees Hof deze onverwijld uitgevoerd kunnen worden. Ik moet deze motie ontraden omdat ik al uitgelegd heb dat op het moment dat het Europese Hof tot een uitspraak komt, ik ervan uitga dat het arrest uitgevoerd wordt.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik dank de minister voor zijn adviezen en beantwoording.

De stemmingen over de moties zullen morgen plaatsvinden.

Naar boven