19 Invoering profielen voorbereidend beroepsonderwijs

Aan de orde is de behandeling van: 

  • - het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet voortgezet onderwijs BES en enkele aanverwante wetten in verband met het invoeren van profielen in het voorbereidend beroepsonderwijs en het middelbaar algemeen voortgezet onderwijs, alsmede de actualisatie en flexibilisering van het beroepsgerichte deel van de examenprogramma's in het voorbereidend beroepsonderwijs ( 34184 ).

De voorzitter:

Er hebben zich voor de behandeling van dit wetsvoorstel zeven sprekers gemeld. De eerste spreker staat al klaar. Dat is mevrouw Siderius van de SP. 

De algemene beraadslaging wordt geopend. 

Mevrouw Siderius (SP):

Voorzitter. Vakmanschap hebben wij in Nederland hard nodig. Zonder zijn wij immers nergens, ik tenminste niet. Ik had onlangs nog een lekkend plafond en ik was blij dat er iemand kon komen om het te maken. Maar ook vastgelopen fietskettingen, mankementen aan auto's: het moet allemaal gerepareerd worden. Onze vaklieden lossen het op en zijn daarmee de ruggengraat van onze samenleving. Dat geldt niet alleen voor de technische beroepen, ook de ziekenverzorgers en de verkopers in onze winkelstraten zijn onmisbare krachten. 

Het vmbo leidt deze mensen op. Helaas is het vmbo een bonte verzameling geworden van opleidingen met allerlei leerwegen en een zware focus op cognitief presteren. Praktische vaardigheden worden in de ogen van de SP ondergewaardeerd. Het vmbo is een doolhof geworden van leerwegen, niveaus en sectoren. De SP wil deze wildgroei graag aanpakken door het vmbo te splitsen in kleinschalige vakscholen, waar vakmanschap weer centraal staat. Daarnaast voeren wij de mavo in voor leerlingen die willen doorstromen naar de havo of naar een gespecialiseerde mbo-opleiding op niveau 3 of 4. In de beroepsgerichte opleidingen van de vakscholen moet het beroepsonderwijs daadwerkelijk centraal komen te staan. In die opleidingen moet het gaan om vakmanschap. Allerlei cognitieve eisen moeten niet in de weg staan voor scholieren die uitblinken in de praktijk. Dit vakcollege moet daarom grotendeels uit beroepsgerelateerde vakken bestaan. 

Daarnaast wordt wat ons betreft de mavo in ere hersteld. Dit is de leerweg die kinderen uit lager opgeleide gezinnen een kans geeft om hogerop te klimmen. Bovendien kan het leerlingen voorbereiden op de verdiepende en gespecialiseerde opleidingen op mbo-niveau. De mavo zou moeten bestaan uit algemeen vormende vakken met daarnaast mogelijkheden om te kiezen voor beroepsgerichte verdieping. 80% van de huidige mavo- of tl-leerlingen gaat uiteindelijk naar het mbo. Door hun ook de mogelijkheid te geven om beroepsgerichte vakken te volgen, kunnen zij zich tijdens de opleiding oriënteren op hun loopbaan. 

Het huidige vmbo heeft volgens ons gefaald. Het bestaat uit een verzameling van allerlei opleidingen die weinig met elkaar gemeen hebben. Er is weinig uitwisseling tussen de hogere en de lagere leerwegen. Het heeft wat ons betreft ook geen zin om deze kunstmatig bij elkaar te houden. Het wordt tijd om dat te erkennen. Ik ben benieuwd wat de staatssecretaris hiervan vindt. 

Het wetsvoorstel van de regering snoeit aardig in de profielen in de beroepsgerichte leerwegen. Het SP kan dat steunen. Je hebt op dit moment hogere wiskunde nodig om alle leerwegen en niveaus nog enigszins te kunnen bolwerken. Ook het omkeren van de examinering van het profielvak aan het einde van het derde jaar en van de beroepsgerichte keuzevakken in het vierde jaar kan op steun van de SP rekenen. Dit is overigens ook een diepgevoelde wens van docenten uit het vmbo. 

De SP wil vandaag graag specifieke aandacht vragen voor de loopbaanoriëntatie binnen het vmbo. De komst van het loopbaandossier juichen wij toe. Opvallend is wel dat het alleen geldt voor de beroepsgerichte leerwegen. Hoeven scholieren in de theoretische leerweg zich niet te oriënteren op hun loopbaan? Het vak studie en beroep dat nu in die theoretische leerweg zit, wordt nogal op wisselend niveau op scholen verzorgd. De SP wil graag dat het loopbaandossier ook voor de theoretische leerweg een verplicht onderdeel van het programma wordt. Wij willen hierover dan ook een motie indienen, tenzij de staatssecretaris al onze goede voorstellen vanavond gaat steunen. 

Opvallend is ook dat, als een scholier een profiel heeft gekozen dat niet past, het vervolgens niet op elke vmbo-school mogelijk is om over te stappen op een ander profiel. In het kader van de loopbaanoriëntatie en het feit dat voor sommige leerlingen het kiezen van een profiel op 14-jarige leeftijd erg vroeg komt, moet het wat ons betreft voor elke scholier mogelijk zijn om tussentijds te kunnen wisselen, zowel binnen als buiten de school. Wil de staatssecretaris dit mogelijk maken? 

Tussen de 13% en 18% van de leerlingen met een vmbo-diploma stroomt door naar het havo. Dat is opvallend. Het stapelen van diploma's wordt als belangrijk onderdeel gezien om leerlingen te laten doorstromen naar hogere niveaus. Het wordt in dit parlement ook vaak geroemd. Een maand geleden pleitte minister Bussemaker er in Trouw nog voor dat het onderwijs weer terug moet naar zijn verheffingstaak. Ondertussen maakt diezelfde minister het onmogelijk om te stapelen of door te stromen. 

Vorige week spraken we met elkaar over de verfoeide cascadebekostiging. Dat betekent dat studenten in het mbo in vier jaar door de studie moeten rollen, omdat de instelling anders geen financiering meer krijgt. Als we binnenkort weer over dat onderwerp spreken, zullen we een motie indienen om die cascadebekostiging te schrappen. Maar ook de doorstroming naar het havo vanuit het vmbo kent obstakels. Een gediplomeerde vmbo'er moet minimaal gemiddeld het eindcijfer 6,8 hebben om naar het havo te mogen doorstromen. Bovendien geldt er op een deel van de havo-scholen een doubleerverbod voor ex-vmbo'ers. Als je als vmbo'er met een diploma blijft zitten op het havo, word je gewoon van school gestuurd. Hoezo verheffing? Dit slaat echt als een tang op een varken. De SP wil graag dat een vmbo-t-diploma gewoon toegang geeft tot het havo. De toelatingscode van de VO-raad is helaas meer een weigercode geworden voor deze leerlingen. Dat moet stoppen. Is de regering bereid om het wettelijk onmogelijk te maken dat scholen een doubleerverbod instellen? 

De SP kan het schrappen van de profielen van harte steunen. Wat ons betreft is er echter meer onderhoudswerk nodig in het vmbo. Wij willen daar graag vandaag nog mee beginnen. 

De heer Beertema (PVV):

Voorzitter. Met dit wetsvoorstel dat de invoering van de profielen en de vier leerwegen in het vmbo regelt, kan het onderwijsaanbod van het vmbo beter worden georganiseerd. Het zal daardoor beter aansluiten op het vervolgonderwijs en, heel belangrijk ook, op de regionale arbeidsmarkt. Dit wetsvoorstel maakt het mogelijk dat de profielen in plaats van de huidige sectoren en afdeling komen. Het is inderdaad een beetje een wirwar van sectoren en afdelingen. Mensen begrijpen dat vaak ook niet helemaal. Ik wil wel zeggen dat er heel mooie dingen gebeuren in het vmbo, al heel lang. Deze modernisering is wat ons betreft echter hard nodig. Het is al twintig jaar hetzelfde. Het moet inderdaad worden gestroomlijnd. Met de komst van deze profielen, die de leerwegen zullen vervangen, wordt het vmbo gelijkgetrokken met de rest van het voortgezet onderwijs. Er komt een profieldeel, een gemeenschappelijk deel en een vrij deel. Dit brengt alleen maar voordelen met zich mee. Het onderwijs wordt beter gestructureerd. 

We hebben maar één vraag aan de staatssecretaris. Op grond van het wetsvoorstel kunnen scholen ervoor kiezen om de profielstructuur in te voeren vanaf het schooljaar 2016-2017 of een jaar later, in het schooljaar 2017-2018. De Raad van State wijst erop dat pas tot nieuwe wetgeving moet worden overgegaan als de praktijk er echt klaar voor is. Het is niet een heel grote stelselwijziging, maar er gaat toch wel veel gebeuren. Is de praktijk er in 2016 wel klaar voor? Hoe staat het met de ontwikkelingen? Heeft de staatssecretaris er überhaupt zicht op hoeveel scholen er op dit moment klaar voor zijn om al op 1 augustus de nieuwe profielstructuur in te voeren? Daarop willen we graag een reactie. 

De heer Rog (CDA):

Voorzitter. De laatste tijd wordt vaak gevraagd of we met ons huidige schoolsysteem de kinderen nog wel opleiden voor de banen van de toekomst. Het CDA kan zich goed voorstellen dat we na twintig jaar nog eens goed kijken naar de inhoud van de beroepsgerichte programma's in het vmbo. Dit wetsvoorstel actualiseert deze inhoud, waardoor het vmbo beter zal aansluiten op de vervolgopleidingen en beter zal voldoen aan de vraag van de regionale arbeidsmarkt. 

Het CDA zich ook goed vinden in het terugbrengen van de huidige 35 profielen naar 10 profielen per leerweg. Dit zal het onderwijsaanbod inzichtelijker maken en scholen makkelijker in staat stellen om hun aanbod op een beheerst niveau te houden. Het is beter dat de nieuwe, brede profielvakken beter aansluiten op de opleidingstermijnen van het vmbo. Ook dit was immers een hardnekkig probleem, terwijl de doorlopende leerlijnen, waar juist deze leerlingen zo veel baat bij hebben, nog niet goed op orde waren. 

We hebben naar aanleiding van het tijdpad van de invoering vragen gesteld in onze schriftelijke inbreng. Het kabinet antwoordt dat met name de pilotscholen al ver zijn en dat die dit alles al komend schooljaar kunnen invoeren. Er komt een impuls van 5,5 miljoen euro om de transitie te ondersteunen. Ondanks deze impuls houdt het CDA wel zorgen over deze snelle invoering. Kan de staatssecretaris ons aangeven of leraren en lerarenopleidingen hierop voldoende zijn voorbereid? 

Naar aanleiding van onze vragen over de vroege selectie antwoordt het kabinet dat er al meer is ingezet op loopbaanoriëntatie en -begeleiding (LOB) en dat de mogelijkheid bestaat om in het derde jaar over te stappen naar een ander profiel, mocht het gekozen profiel toch niet aansluiten. Op welke wijze worden decanen hier goed op voorbereid? Is de beschikbare €15 per leerling per jaar in het vmbo voor LOB eigenlijk wel voldoende om deze belangrijke taken uit te voeren? Is de staatssecretaris bereid om dit te monitoren? Nederlandse scholieren moeten per slot van rekening al heel vroeg kiezen voor een onderwijstype en een profiel. Een verkeerd gekozen profiel kan de doorstroming naar het mbo belemmeren. 

Mevrouw Siderius (SP):

Ik denk dat de SP en het CDA elkaar op dit punt, de vroege selectie, heel goed zouden kunnen vinden. De SP ziet ook dat soms het keuzemoment voor leerlingen wat te vroeg komt. Vindt het CDA nu ook niet dat eigenlijk elke scholier tussentijds zou moeten kunnen wisselen van profiel? Als het gebeurt, gebeurt het voornamelijk in het derde jaar. Het kan echter niet op elke vmbo-school. Zou dat wat het CDA betreft niet op elke school moeten kunnen? 

De heer Rog (CDA):

Dit vind ik een heel terechte vraag. Ik heb aandachtig geluisterd naar het betoog van mevrouw Siderius. Er zit een keuzemoment in het wetsvoorstel. Ik heb net aangegeven dat ik dat heel graag wil steunen. Ik wil ook heel nadrukkelijk luisteren naar het antwoord van het kabinet op de vraag die zij gesteld heeft. Ik kan mij voorstellen dat wij ook een ander keuzemoment willen toestaan, voor alle scholen dus, maar daar ben ik nog niet helemaal 100% uit. Ik wil nog even zorgvuldig naar de antwoorden luisteren, maar mevrouw Siderius heeft mij geprikkeld. Mag ik het zo samenvatten? 

De voorzitter:

Dat mag. Gaat u verder. 

De heer Rog (CDA):

Het CDA vindt dat in het wetsvoorstel veel goede dingen worden voorgesteld. Aan de andere kant blijft het vmbo een imagoprobleem houden. Misschien moet ik ook hier iets zeggen over de inbreng van mevrouw Siderius, die duidelijk dat verschil tussen de beroepsgerichte opleidingen en de mavo nog een keer helder voor het voetlicht brengt. Ik wil daaraan toevoegen dat ook de grootte van de instellingen veel invloed heeft op het imago van het vmbo. De menselijke maat moet belangrijk zijn, zeker in het vmbo, maar ook in het vervolg, het mbo. Het CDA is van mening dat juist een herwaardering van het vakmanschap en de mogelijkheden voor de meester-en-gezelconstructie hierbij kunnen helpen. Wij waarderen de stappen die hierin zijn gezet en hebben deze eerder ook bepleit. 

Ik heb nog een paar korte punten. We hebben zo veel tijd nodig gehad voor de motie over de vve dat we even wat hebben moeten beknibbelen op de tijd die we hadden willen besteden aan de voorbereiding van dit belangrijke wetsvoorstel. 

De brede profielvakken en de flexibele beroepsgerichte keuzevakken kunnen door kleine vmbo's makkelijk in hun aanbod in stand worden gehouden. Het CDA is bezorgd over de schaalvergroting in het onderwijs. Ik vraag de staatssecretaris of hij daarop nog eens kan reflecteren. Maatschappijleer blijft altijd een belangrijk vak. Ik vind het jammer dat de staatssecretaris er niet voor kiest om van maatschappijleer 2 een verplicht profielvak te maken in de profielen Zorg en welzijn en Media, vormgeving en ICT. Het CDA betreurt dit ten zeerste. Wij zijn wel blij dat de staatssecretaris de suggestie, van onder andere het CDA, heeft overgenomen om maatschappijleer 1 en 2 om te dopen in maatschappijleer en maatschappijkunde. Ik dank hem daar vriendelijk voor. 

De voorzitter:

Dan wil ik u hier vriendelijk voor bedanken. 

Het woord is aan mevrouw Jadnanansing. 

Mevrouw Jadnanansing (PvdA):

Voorzitter. We praten vandaag over de invoering van nieuwe profielen in het beroepsgerichte vmbo met als doel het herkenbaarder, maar zeker ook aantrekkelijker, maken van het beroepsonderwijs. De beroepsgerichte keuzevakken bieden niet alleen kansen voor een regionale inkleuring van het vmbo, maar ook aansluiting bij het lokale bedrijfsleven. Daarnaast wil dit wetsvoorstel ook kansen bieden voor meer leerlinggerichte talentontwikkeling. Er wordt veel aandacht besteed aan loopbaanoriëntatie en dat is meer dan terecht. Volgens mij is er de laatste tijd geen debat over het beroepsonderwijs gevoerd waarbij het belang van loopbaanoriëntatie niet werd onderstreept. Verschillende moties over LOB, loopbaanoriëntatie en -begeleiding, hebben een meerderheid in deze Kamer gehaald en dat is goed nieuws. Als ik vervolgens op de website kijk waar de evaluatie van LOB wordt beschreven, zie ik toch een beeld naar voren komen dat dit meer een papieren zaak is, die vooral door decanen wordt vormgegeven en veel minder door leerkrachten. Mijn indruk is — ik hoop dat de staatssecretaris die kan wegnemen — dat veel van wat er gebeurt op het gebied van LOB vooral aan buitenstaanders te danken is, zoals het initiatief "vmbo On Stage". Wezenlijk LOB-beleid gaat over vragen als: wie ben ik? Wat kan ik? Hoe sta ik in het leven? Hoe kijk ik naar mezelf? Wat zijn mijn kansen en bedreigingen? Het gaat om ondersteuning bij het begeleiden van deze denkende doeners op hun weg naar baan en burgerschap. Dit wetsvoorstel kan daarin een rol spelen. Het vmbo wordt gemoderniseerd, maar krijgt pas vorm als de mensen die het mogen doen worden geïnspireerd om juist die jongeren in het vmbo anders te bekijken. Er zijn gewoon te veel voorbeelden waarin jongeren uit het vmbo net even anders worden bekeken dan jongeren uit het vwo. Dat is jammer. Op elk werkbezoek waarop ik jongeren uit het vmbo vraag wat ik voor hen kan doen, is het eerste antwoord: mevrouw, zorg ervoor dat mensen niet zo op ons neerkijken. Daarom gebruik ik ook de term "denkende doeners". Ik blijf die consequent gebruiken, om jongeren uit het beroepsonderwijs mee te geven dat zij die combinatie van denken en doen kunnen maken. Een mooie tafel komt niet alleen tot stand door handigheid; je maakt daar eerst een plan voor. Dat vertelde Hans tijdens mijn werkbezoek aan het Esdal College. Dat zijn goede, mooie woorden. Denkende doeners: zet ze in de etalage. 

Voorbereidend beroepsonderwijs moet betekenisvol onderwijs zijn, waarin een balans is gevonden tussen praktische en cognitieve vaardigheden en waarin de beroepscontext centraal staat. Hoe komen wij weg van het plichtsgetrouwe met zijn allen roepen dat het vmbo zo ontzettend belangrijk is? Dat is altijd maar geroep. Hoe zorgen we ervoor dat het geroep in daadwerkelijk gedragen geloof en handelen wordt vertaald? Hoe wordt bewerkstelligd dat ook het echt zo is? Er is bijvoorbeeld het Platform 2032, dat onlangs op bezoek was in de Kamer. Tijdens dat bezoek heb ik aangegeven dat hun eerste concept veel interessante aanknopingspunten biedt, maar dat het vmbo er wel heel mager vanaf komt. Het vmbo schreeuwt om een eigen, doordachte aanpak. Talentontwikkeling is op het vmbo immers echt iets anders dan op het havo. Het gaat om skills en beroepsvaardigheden. Het gaat om taal en rekenen, vakken die voor deze jongeren doordacht moeten worden op het gebied van het beroepsonderwijs en niet klakkeloos moeten worden afgeleid van het andere voortgezet onderwijs. Er moet flink worden gefaciliteerd in scholing en het opzetten van programma's. Het vmbo heeft een heel grote opdracht van ons gekregen. Daar is een cultuurverandering voor nodig. Ze gaan nu tussen de tien en achttien uur praktijkles geven en dat is nogal wat. Begeleiding van directies in de uitvoering hiervan is erg belangrijk. Ik krijg daarop graag een reactie van de staatssecretaris. 

Studiesucces moet voorop staan, naast vakkennis in een echte context en een eigen aanpak. Het gaat om gezien worden. Het gaat ook om hulp van het bedrijfsleven. Het FD kwam onlangs met een megagroot artikel over NL2025, een groep CEO's en andere bekende Nederlanders die over onderwijs en samenleving gaat nadenken en initiatieven gaat ondersteunen. Het is ongelofelijk mooi dat ook in die hoek wordt nagedacht over hoe het nog mooier kan in het onderwijs en in de samenleving. Maar ook hen wil ik uitdagen. Geen dure projecten, geen dikke nota's, maar gewoon 80 CEO's die 80 vmbo's meenemen en uitleggen hoe het bedrijfsleven werkt, hoe netwerken gaat, hoe je een goede indruk maakt op een werkgever en welke kennis en vaardigheden daarbij nodig zijn. Ze moeten gewoon concreet aan de slag. Ontmoet elkaar, leer van elkaar. 

En als we toch aan het leren zijn, waarom bieden we dan niet een vmbo-klas en een vwo-klas veel meer gemeenschappelijks aan? Laat jongeren uit het vmbo samen met jongeren uit het vwo maatschappijleerlessen volgen. Organiseer de ontmoeting, organiseer het gesprek en voorkom zo de gescheiden werelden. Meer dan ooit is het nodig om naast vaardigheden voor vakmanschap ook vaardigheden voor het leven te leren. Daarom stel ik de vraag in hoeverre het vak maatschappijleer naast LOB goed wordt ingebed, ook in de profielen. De heer Rog van het CDA noemde al de brief die wij hebben ontvangen van de Nederlandse Vereniging van Leraren Maatschappijleer. Die benadrukt het belang van maatschappijkunde, vooral binnen het profiel Zorg en welzijn, als noodzakelijk voor de toekomstige beroepspraktijk van de leerlingen die dit profiel kiezen. Ik hoor heel graag de reactie van de staatssecretaris daarop. Ook houdt de vereniging het pleidooi om het profiel Media en ICT niet alleen technisch in te vullen, maar ervoor te zorgen dat leerlingen ook mediawijsheid krijgen. Ik wil ook daarop heel graag een reactie van de staatssecretaris. 

Ik heb twee laatste vragen. Zijn de lerarenopleidingen al voldoende voorbereid op de profielen van het vmbo? Sluiten de opleidingen aan op deze nieuwe profielen? Is het mogelijk dat er bijvoorbeeld binnenkort studenten afstuderen die zich direct moeten gaan bijscholen om vakbekwaam te zijn binnen de nieuwe profielen? Welke aandacht is er voor deze groep? 

We praten over het feit dat het vmbo bij wet wordt gemoderniseerd, maar het vmbo krijgt pas vorm als niet alleen de leraren, maar zeker ook het management het belang van het vmbo onderstreept. Kijk, modernisering is een leuk begin, maar wat echt moet veranderen is de wijze van omgang met de leerlingen. Het vmbo is wat mij betreft net als het mbo het hart van ons onderwijs. Daar zitten de leerlingen die ervoor gaan zorgen dat de maatschappij van de toekomst blijft draaien. Als wij hen niet serieus nemen, betekent dat wij onze eigen toekomst niet serieus nemen. Dat lijkt mij niet de bedoeling. 

Mevrouw Siderius (SP):

Ik wil het nog even hebben over het vmbo als emancipatiemachine; laat ik het maar even zo zeggen. Vroeger was het mavo met name bedoeld voor leerlingen die opgroeiden in gezinnen met een laag opleidingsniveau. Via het mavo konden zij wat hogerop komen. Het vmbo had die taak moeten overnemen, maar dat is niet helemaal gelukt. Als wij naar de cijfers kijken, blijkt dat maar 13% van de tl-leerlingen doorstroomt naar het havo. Er zijn nogal wat blokkades te overwinnen om in te kunnen stromen op het havo. Je moet bijvoorbeeld een gemiddeld eindcijfer hebben en er is ook een doubleerverbod. Wat vindt de Partij van de Arbeid daar nou eigenlijk van? Zeker na het betoog van de minister een maand geleden in Trouw, kan ik mij bijna niet voorstellen dat de Partij van de Arbeid dit soort blokkades wil laten bestaan. 

Mevrouw Jadnanansing (PvdA):

Dank voor deze vraag. Ik meen mij te herinneren dat mijn voorganger op het dossier beroepsonderwijs, de heer Metin Çelik, moties daarover heeft ingediend die ook zijn aangenomen. Hij heeft de regering daarin verzocht om erop te letten dat de doorstroom goed zou gaan. Het betoog van mevrouw Siderius komt heel dicht bij al de moties die hij heeft ingediend. Daar staan wij nog steeds voor. Ik sta daar ook voor. 

Mevrouw Siderius (SP):

Het is mooi dat de voorganger van mevrouw Jadnanansing moties heeft ingediend, maar die worden blijkbaar niet uitgevoerd. Het gemiddelde eindcijfer 6,8 bestaat nog steeds als voorwaarde. Een mavodiploma geeft geen recht op instroom op het havo. Het doubleerverbod bestaat nog steeds op bepaalde havoscholen. Gaat de Partij van de Arbeid die obstakels samen met de SP slechten? In het verkiezingsprogramma van de PvdA staat immers dat zij dat van plan is. 

Mevrouw Jadnanansing (PvdA):

Ik kijk nu even naar onze supermedewerker die de moties heel snel gaat zoeken. Als ik de moties heb, kunnen wij die samen even lezen en zien wat daarin staat. Dan kunnen wij bekijken hoe wij dit samen kunnen oplossen. 

De heer Van Meenen (D66):

Voorzitter. Het vmbo is prachtig onderwijs. Laat ik dat ook maar eens zeggen, want dat ben ik met alle vorige sprekers eens. Ik spreek ook uit eigen ervaring: heerlijk, die kindertjes, mooi, maar er zijn ook veel zorgen. 

Het is goed dat wij vandaag de vmbo-profielen onder de loep nemen. Vernieuwing is hard nodig, want het kan een stuk eenvoudiger, toekomstgerichter en aantrekkelijker. D66 vindt dat het vmbo eigenlijk doorlopend moet kunnen vernieuwen om zo aansluiting te houden op de arbeidsmarkt en de samenleving. Dat gebeurt ook al veel. Scholen zoeken samenwerking met het mbo, met bedrijven en met de buurt. Docenten ontwikkelen hun vak en maken nieuwe ontwikkelingen toegankelijk voor hun leerlingen. 

Soms moeten wij bekijken of de wet- en regelgeving nog van deze tijd is. Wat moeten de leerlingen kennen en kunnen? Hoe organiseren wij dat? Hoe zorgen wij ervoor dat het onderwijs kan meebewegen met de ontwikkelingen in de samenleving, op de arbeidsmarkt en in de technologie? Daarom debatteren wij vanavond over de invoering van profielen en over de actualisatie van examenprogramma's op het vmbo. 

Zijn vmbo-leerlingen echt geholpen met deze herziening? Zijn scholen en docenten wel klaar voor deze vernieuwing? Deze vragen staan centraal voor D66. Allereerst ga ik in op het allerbelangrijkste, namelijk het draagvlak voor deze wijziging. Wij kunnen op deze woensdagavond wel beslissen over deze wetswijziging, maar de docenten moeten er straks handen en voeten aan geven. Ik denk dat een wijze les van veel onderwijsvernieuwingen is dat wij een vernieuwing niet onder grote tijdsdruk en top-down moeten opleggen. Mijn vraag is daarom of docenten voldoende zijn meegenomen. Hebben zij voldoende tijd om deze vernieuwing in het onderwijs vorm en inhoud te geven? Ik hoor graag geruststellende antwoorden van de staatssecretaris op deze vragen. 

In het wetsvoorstel wordt de enorme hoeveelheid bestaande afdelingsvakken en programma's vervangen door tien bredere, beroepsgerichte profielvakken per leerweg. Dat klinkt ontegenzeggelijk overzichtelijker. Toch heb ik er nog enkele vragen bij. Behalve die tien overzichtelijke profielen, komen er 40 modulen en 150 keuzevakken. D66 vindt het goed om te zien dat keuzevakken flexibeler worden en dat er meer ingespeeld kan worden op de regionale verschillen et cetera. Een nieuw keuzevak kan binnen een jaar worden opgezet. Dat is mooi. Als er straks echter 10.000 keuzevakken zijn, kunnen we dat ontegenzeggelijk overzichtelijke ook wel weer schrappen. Voor het gehele aanbod geldt dat grootte en niveau van detaillering sterk verschillen, zowel tussen de profielen onderling als tussen de profielvakken en de keuzevakken. Maakt dit het voor scholen, docenten en leerlingen wel goed hanteerbaar? 

D66 vindt het goed dat er voor een gespreide invoerdatum is gekozen. Dat geeft scholen die staan te popelen de kans om er direct mee aan de slag te gaan, terwijl andere scholen zich dan wat langer kunnen voorbereiden. Gaat de staatssecretaris vaker voor zo'n aanpak kiezen? 

De herziening van vmbo-profielen past natuurlijk in een veel bredere discussie over de inrichting van het vmbo, over de inrichting van ons onderwijsbestel als geheel, over de gevolgen van krimp in het onderwijs, over het mogelijk maken van doorstroom, maatwerk en stapelen en over ons onderwijs van de toekomst in 2032. Wat D66 betreft zullen we ons nog uitgebreid aan die discussies wagen. Met de genoemde vragen, kanttekeningen en zorgen lijkt dit wetsvoorstel echter een goede stap. 

Mevrouw Straus (VVD):

Voorzitter. Het vmbo voldoet niet meer aan de eisen van deze tijd. Het sluit niet aan op het vervolgonderwijs en al helemaal niet op de vraag van het bedrijfsleven. Bedrijven klagen dat stagiaires over onvoldoende kennis en vaardigheden beschikken en leerlingen geven aan niet voldoende te weten over het beroep waarvoor ze worden opgeleid. In 2010 is gestart met een vernieuwingstraject. Het voorliggende wetsvoorstel is het sluitstuk van dit traject. 

Het wetsvoorstel betreft echter niet alleen een formele wijziging. Het ligt wat de VVD betreft veel dieper. Het vmbo staat momenteel bij veel mensen in een slecht aanzien. Dat vinden wij jammer. Het belang van vakmanschap voor de Nederlandse economie hebben wij hier in de Kamer al vaak voor het voetlicht gebracht. Juist de meer praktische talenten zouden in het onderwijs en in de samenleving veel meer waardering moeten krijgen. Ik ben het met mevrouw Siderius eens: een goede loodgieter is onmisbaar, vooral als je lekkages hebt. 

Ouders denken vaak dat hun kind met een beroepsopleiding een minder rooskleurige toekomst tegemoet gaat dan wanneer het een algemeen vormende opleiding doet. Als we de vraag vanuit de werkgevers zien, blijkt echter dat het juist omgekeerd is. De European Employment Services kijken elk kwartaal naar de vacatures in alle EU-landen, om te bepalen welke beroepen het hardst nodig zijn. Voor Nederland staan ambachtslieden op de eerste plaats. Plek twee wordt ingenomen door administratief personeel en op drie komen dan weer technici en vakspecialisten. De toekomst van een leerling met een beroepsopleiding is dus rooskleurig. Het is echter nodig dat er bij ouders en leerlingen meer duidelijkheid komt over de vraag waar het vmbo daadwerkelijk voor opleidt. Ook is het nodig dat de aansluiting en de herkenbaarheid met het regionale bedrijfsleven verbeteren. 

Dit wetsvoorstel verandert de opzet van het vmbo. We gaan van 35 verschillende afdelingsvakken en programma's per leerweg naar tien profielen. Deze profielen bestaan uit nieuwe, vaste profielvakken en keuzevakken. Die laatste kunnen in samenspraak met het vervolgonderwijs en het regionale bedrijfsleven ontwikkeld worden. Voor de VVD is dit een belangrijke ontwikkeling, die we van harte steunen. Er komt meer flexibiliteit en daardoor kan er beter ingespeeld worden op veranderingen in de regionale arbeidsmarkt, maar ook op ontwikkelingen in het vervolgonderwijs. Steeds meer vmbo's werken samen met het mbo en passen hun opleidingsprogramma's op elkaar aan. Wat de VVD betreft is dit een goede ontwikkeling, die zowel de doorlopende leerlijnen als een antwoord op krimp betreft. Vakmanschapsroutes worden bijvoorbeeld steeds vaker ook in andere sectoren dan techniek opgezet, waardoor in gezamenlijkheid aan onderwijsprogramma's wordt vormgegeven. Dit wetsvoorstel zal deze ontwikkelingen alleen maar verder stimuleren. 

Toch heb ik nog een paar vragen. Het wetsvoorstel staat vol met termen als "het georganiseerde bedrijfsleven" en "sectorvernieuwingscommissies". Dat baart mij zorgen. Bij de modernisering van de inhoud van het onderwijs is bijvoorbeeld het georganiseerde bedrijfsleven via digitale veldraadpleging betrokken. Wat de VVD betreft is dit een veel te bureaucratische benadering. Ook is het georganiseerde bedrijfsleven niet altijd even representatief. Cruciaal voor ons is dat juist vertegenwoordigers van het regionaal bedrijfsleven betrokken zijn bij vmbo-scholen, en dat dit zichtbaar wordt in de profilering van een school, in het lesprogramma, de organisatie en de aangeboden keuzevakken. Het is cruciaal dat vakmensen van bedrijven op school inhoudelijk betrokken zijn bij het onderwijs, dat er bij die bedrijven docentenstages worden georganiseerd en dat de keuze van materialen en machines in overleg met die bedrijven plaatsvindt. Ik kwam op mijn werkbezoeken het voorbeeld van vmbo-school Het Kwadrant in Weert tegen. Deze school heeft al sinds 1999 met een aantal bedrijven in de regio een convenant met afspraken om samen te werken op tal van onderwerpen die de relatie tussen het beroepsonderwijs en het regionaal bedrijfsleven versterken. Daarbij horen bijvoorbeeld leerling- en personeelsstages, maar ook de inrichting van innovatieve onderwijsruimtes en kennisuitwisseling. Het was dan ook vanzelfsprekend om de convenantpartijen te betrekken bij keuzes over de nieuwe profielen en keuzevakken. Wat de VVD betreft gaan alle scholen dit doen. Is de staatssecretaris het hiermee eens? Welke stappen wil hij zetten om dit te bereiken? 

Daarnaast wil de VVD dat bij de beoordeling van de vmbo's door de inspectie specifiek aandacht wordt besteed aan de manier waarop een school met het regionaal bedrijfsleven samenwerkt. Dat zou je bijvoorbeeld in een aparte paragraaf in het inspectierapport moeten kunnen terugzien. De staatssecretaris geeft aan dat de keuzevakken in samenspraak met het vervolgonderwijs en het regionaal bedrijfsleven kunnen worden ontwikkeld. Wat ons betreft worden dit harde criteria. Keuzevakken móéten in samenspraak met het vervolgonderwijs en het regionaal bedrijfsleven worden ontwikkeld. Juist betrokkenheid van het regionaal bedrijfsleven en afstemming met het mbo bij de ontwikkeling van een keuzevak laten zien dat een school daadwerkelijk in contact staat met zijn omgeving. De VVD wil dit punt dan ook als criterium opnemen in de set van kwaliteitscriteria die de staatssecretaris momenteel opstelt. Daarnaast lijkt het ons belangrijk dat die criteria zo veel mogelijk aansluiten op de criteria die reeds bij de beoordeling van keuzevakken in het mbo gebruikt worden. Ons bereiken nu signalen dat deze criteria voor het vmbo zelfs strenger zijn dan voor het mbo. Graag ontvangen wij een reactie van de staatssecretaris. 

Een andere manier om het regionaal bedrijfsleven nauwer bij het vmbo te betrekken, is het een rol te geven als beoordelaar bij het cspe. De staatssecretaris schrijft dat hij wil onderzoeken of mbo-docenten de rol van tweede examinator kunnen vervullen. Ook dat is een goed idee. Wat de VVD betreft neemt hij in dit onderzoek meteen mee in hoeverre iemand uit het bedrijfsleven tweede of misschien derde examinator zou kunnen zijn. 

De VVD is blij om te zien dat loopbaanoriëntatie en -begeleiding in het wetsvoorstel niet gepresenteerd wordt als een apart vak, maar als een structureel onderdeel van het onderwijsproces. Het loopbaandossier — in de woorden van de human capital agenda zouden wij het een "portfolio" noemen — wordt hét instrument om LOB een centrale plek in de onderwijsloopbaan van een leerling te geven. Deze ontwikkeling steunen wij van harte, maar we zouden graag zien dat dit in de praktijk zo gaat uitwerken. Uit recent onderzoek over LOB in het vmbo bleek dat pas 18% van de respondenten op een structurele manier samenwerkte met mensen uit het bedrijfsleven in het kader van LOB. 89% van de respondenten gaf aan dat de kwaliteit van de loopbaangesprekken verbeterd kon worden. Dit alles toont aan dat er met LOB nog een wereld te winnen is, terwijl het een van de belangrijkste elementen van een schoolloopbaan is. Het gaat om het leren ontdekken wie je bent, wat jij belangrijk vindt in het leven, waar jouw talenten liggen en hoe je die naar de toekomst toe verder zou willen ontwikkelen. Deze brede interpretatie van de inhoud van het portfolio zien wij nog onvoldoende terug in de beantwoording van onze vragen hierover in de nota naar aanleiding van het verslag. Graag ontvang ik een reactie van de staatssecretaris op dit punt. 

Bij de behandeling van de Onderwijsbegroting heb ik samen met mevrouw Jadnanansing een motie over LOB ingediend, die door de Kamer is aangenomen. Hoe gaat de staatssecretaris deze motie uitvoeren? En hoe kan de Kamer de vinger aan de pols houden opdat LOB daadwerkelijk het structurele en brede karakter krijgt dat wij wensen? Wat de VVD betreft gaan we nu namelijk echt kijken hoe we LOB de komende jaren een veel prominentere plek in het onderwijs kunnen geven. 

De Onderwijsraad geeft in zijn advies Herkenbaar vmbo met sterk vakmanschap aan dat er nog veel meer moet gebeuren dan enkel de versterking van de profielen waarover wij vanavond spreken. Wat de VVD betreft is een van de belangrijkste aanbevelingen van de Onderwijsraad dat de aansluiting tussen vmbo-t en de havo verbeterd moet worden. Wij zien uit naar de reactie van de staatssecretaris op dit advies van de Onderwijsraad. Wat de VVD betreft hoort daar ook bij dat in het vmbo-t, maar eigenlijk ook in het havo, beroepsgerichte keuzevakken in een programma zouden moeten worden opgenomen. Voor het vmbo zouden we daar vanavond al mee kunnen beginnen. Daarmee wordt uiteindelijk de aansluiting met het hbo versterkt. De staatssecretaris geeft nu aan dat vmbo-scholen dit aan hun vmbo-t-leerlingen mogen aanbieden, maar dat het geen structureel onderdeel van hun programma hoeft te zijn. De VVD vindt dit jammer en heeft daarover een amendement in voorbereiding. Juist enkele beroepsgerichte vakken zijn van toegevoegde waarde, ook voor deze leerlingen. Niet alleen zijn het vaak de leerlingen die gebaat zijn bij een iets meer praktische wijze van leren, het helpt hen ook bij hun loopbaanoriëntatie. In dat kader vinden we het dan ook een gemiste kans om voor het vmbo-t het loopbaandossier niet verplicht te maken. Ik hoor graag een reactie van de staatssecretaris. 

Een ander punt betreft het feit dat de kwaliteit van ons onderwijs, en dus ook van het vmbo, staat of valt met de kwaliteit van de docenten. Bevoegdheid is echter een probleem in het vmbo, simpelweg omdat er geen opleidingen zijn om docent te worden voor veel vakken die in het vmbo gegeven worden en ook omdat het vaak juist vakmensen uit de praktijk zijn die met veel bevlogenheid in het onderwijs actief zijn. De staatssecretaris heeft hierover een brief gestuurd en binnenkort komt hij ook met zijn plan van aanpak Tegengaan onbevoegd lesgeven. De VVD vindt het belangrijk dat docenten bevoegd voor de klas staan, maar heeft ook oog voor de specifieke situatie van het vmbo. In het verleden is er vaker gebruikgemaakt van een 114-verklaring. Daarbij werden criteria gesteld. Een docent die bekwaam werd geacht kon via een proeve van bekwaamheid getoetst worden en bij gebleken geschiktheid bevoegd worden verklaard. In hoeverre heeft de staatssecretaris deze route, of een moderne variant ervan, ook overwogen? 

Ter afronding heb ik nog twee kleine punten. Zoals gezegd zijn de huidige vmbo-examenprogramma's twintig jaar oud. Met deze wet komt er meer flexibiliteit om in te spelen op veranderingen en wat de VVD betreft is dat heel belangrijk. De wereld verandert, de tijd waarin leerlingen opgroeien verandert en het onderwijs zal in reactie daarop ook moeten veranderen. Maar ik hoor nu al reacties uit het onderwijs dat bijvoorbeeld ICT-onderdelen inhoudelijk alweer bijna verouderd zijn. Hoe gaan we ervoor zorgen dat we niet elke twintig jaar opnieuw zo'n hele exercitie van vernieuwingscommissies en werkgroepen moeten optuigen? Overigens is mijn dank zeer groot aan de mensen die eraan gewerkt hebben. De VVD wil dat het bij de tijd houden van vmbo-programma's iets wordt dat niet alleen voor de keuzevakken geldt, maar ook voor de profielvakken. Is het bijvoorbeeld mogelijk dat inhoudelijke commissies periodiek bepaalde onderdelen van de profielvakken tegen het licht houden? 

Ik kom op mijn laatste punt. In het vmbo gaan de leerlingen meestal in het derde jaar op stage. Veel leerlingen zijn dan pas 15 jaar. In de Arbowet is geregeld dat leerlingen vanaf 16 jaar, mits onder deskundig toezicht, ook risicovollere werkzaamheden mogen doen. In de praktijk kan dit ertoe leiden dat sommige leerlingen op de stage niet datgene kunnen leren wat ze eigenlijk zouden moeten leren. Ik wil de staatssecretaris vragen om dit onderwerp met de sector te bespreken. 

De heer Van Meenen (D66):

Heel goed dat mevrouw Straus wijst op de artikel 114-procedure. Die kan voor meerdere problemen een oplossing betekenen. Zij heeft het zelf gehad over mensen vanuit de beroepspraktijk die kunnen aantonen dat ze over alle vaardigheden beschikken. Is zij het met D66 eens dat ook voor de ervaren basisschooldocenten, de pabodocenten, die met veel succes werken in de onderbouw van het vmbo, hiernaar gekeken zou moeten worden? 

Mevrouw Straus (VVD):

Wat mij betreft gaat het erom dat we, als mensen bekwaam zijn om in de onderbouw van het vmbo te werken, kijken hoe zij ook bevoegd kunnen raken zonder dat zij per se de route van de langjarige lerarenopleiding moeten volgen. Als we gaan kijken naar het plan van aanpak Tegengaan onbevoegd lesgeven, hoop ik dat de categorie die de heer Van Meenen noemt daar ook in wordt meegenomen. Wat mij betreft zou dat ook een categorie kunnen zijn die we, als de staatssecretaris inderdaad aangeeft de 114-verklaring een interessante route te vinden, daadwerkelijk daarin meenemen. 

De voorzitter:

Daarmee is een einde gekomen aan de eerste termijn van de Kamer. De staatssecretaris heeft aangegeven dat hij zich heel even wil voorbereiden op zijn antwoord. Ik schors de vergadering tot 22.10 uur. 

De vergadering wordt van 22.03 uur tot 22.10 uur geschorst. 

Staatssecretaris Dekker:

Voorzitter. Het is goed om vandaag te spreken over de nieuwe beroepsprofielen in het beroepsgerichte vmbo. Het is ook goed om het speelveld overziend te proeven dat er brede steun is voor dit wetsvoorstel. Het curriculum voor het vmbo is dringend aan vernieuwing toe. De huidige vakken zijn gemiddeld zo'n twintig jaar oud. De inhoudelijke vernieuwing is nodig voor een verbeterde aansluiting op het vervolgonderwijs aan de ene kant en de beroepspraktijk in het regionale bedrijfsleven aan de andere kant. Er is nu sprake van heel veel versnippering, hetgeen de flexibiliteit niet ten goede komt. 

De nieuwe profielen spelen daar goed op in. De onderwijsroutes passen bij verschillende leerlingen, maar maken het door de ruimte die wij in die profielen scheppen ook mogelijk om veel meer de binding op te zoeken met de roc's en met het regionale bedrijfsleven. Het georganiseerde bedrijfsleven is uiteraard ook zeer betrokken geweest bij het hele proces, niet alleen via digitale consultatie, maar ook in verschillende werkgroepen. Wij hebben steeds goed contact gehouden. Het mooie is dat hiermee profielen ontstaan die straks in het land gevormd kunnen worden naar de lokale praktijk. Ik noem altijd het voorbeeld van metaalbewerking. Dat is in Schoonhoven echt wat anders dan in IJmuiden. Daarom is het goed dat een school zich als een kameleon kan kleuren naar de andere opleidingen in de regio en de vraag op de arbeidsmarkt. 

Ik realiseer mij tegelijkertijd dat dit slechts een eerste stap is in de vernieuwing. Wij praten nu over het beroepsgerichte vmbo. Er zijn veel meer vragen die rond het vmbo spelen. Op de middellange termijn zijn er natuurlijk ook andere vraagstukken die langskomen. Neem de discussie rond het onderwijscurriculum onder voorzitterschap van Schnabel. Daar zullen adviezen uitkomen die ook weer relevant zijn voor het vmbo. Rond de zomer is het rapport van de Onderwijsraad verschenen. Ook daarin worden best vergaande ideeën gelanceerd. Ik wil daar goed naar kijken, want het heeft veel consequenties voor het stelsel. Ik kom er op een later moment graag op terug. 

Voorzitter. Ik heb een aantal wat bredere thema's uit het wetsvoorstel gehaald. De eerste is de positionering van het vmbo. Mevrouw Siderius vroeg bijvoorbeeld hoe het zit met de mavo. Zou die niet terug moeten komen? Mevrouw Straus stelde de vraag of er niet meer moet gebeuren met de keuze van beroepsprofielen in de tl. Al die vragen zou ik onder dit kopje willen beantwoorden. Het tweede thema is het tempo van de invoering. Is het onderwijs er klaar voor? Het blok daarna gaat over de loopbaanoriëntatie. Ik zie die heel vaak terugkomen. Het is heel mooi geborgd in dit wetsvoorstel en de vraag is hoe het op andere vlakken zit. Ik behandel daarna een aantal vragen over de samenwerking met het bedrijfsleven. Mevrouw Straus kwam er een aantal keren op terug. Tot slot behandel ik wat losse vragen in een variablokje. 

Ik denk dat mijn probleemschets uit de inleiding nauw aansluit bij de probleemsets van de Onderwijsraad en zijn advies Herkenbaar vmbo met sterk vakmanschap. Als je goed naar dat advies kijkt, zie je echter ook dat de aanbevelingen van de Onderwijsraad best grote consequenties hebben voor het stelsel: het samenpakken van bb en kb en het samenpakken van gl en tl in een soort oude mavo. Zo noem ik het maar even in reactie op mevrouw Siderius. Wat bedoelen we precies als we spreken over de terugkeer van de mavo? Heel veel vmbo-tl's noemen zich al mavo. Je kunt natuurlijk een andere naam op de gevel spijkeren, maar hebben we dan bereikt wat we willen? Willen we soms terug naar de oude mavo van voor 2002? Een van de redenen dat we daarmee zijn gestopt, is dat het leidde tot heel veel onduidelijkheid over de verschillende c- en d-vakken en de verschillende niveaus. Ik denk dat we dat ook niet zouden moeten willen. 

Of willen we naar een soort mavo-achtige constructie, zoals wordt voorgesteld door de Onderwijsraad? Maar dat heeft grote consequenties voor het stelsel. Ik denk dat het goed is om ons daarop te bezinnen. Ik vind de gedachten en de ideeën die de Onderwijsraad daarvoor aandraagt in zijn rapport, interessant. Ik ben daar ook over in gesprek met verschillende betrokkenen, want het heeft grote consequenties. Eigenlijk zegt de Onderwijsraad dat zelf ook. Je kunt niet zomaar iets zeggen over het vmbo, zonder het breder te trekken richting de havo. Wellicht is het goed om hierover op een later moment aan de hand van mijn reactie op het rapport van de Onderwijsraad nog wat uitvoeriger door te praten. 

Mevrouw Siderius (SP):

Ik begrijp waarom de staatssecretaris zegt dat we daarover op een later moment moeten doorpraten, want het zou wel wat zijn als we dat vanavond even met elkaar zouden beslissen! 

Ik ben benieuwd om van de staatssecretaris te horen of hij ook van mening is dat er wel wat moet veranderen. De uitkomst kan niet zijn dat we het … We zijn nu bezig met de profielen en dat is een eerste stap, maar daarna moeten we doorpakken om er echt voor te zorgen dat de herkenbaarheid van het vmbo terugkomt en dat het vakmanschap weer echt duidelijk naar voren komt. Het imago van het vmbo is nu zo dat mensen zeggen: als je op het vmbo hebt gezeten, kun je niks. Dat is natuurlijk niet waar en daarom moeten we het imago van het vmbo zeker verstevigen. Dat is natuurlijk ook de reden waarom de Onderwijsraad zegt dat je het zou kunnen splitsen. De SP lijkt dat een heel goed idee. Is de staatssecretaris wel van mening dat we nu verder moeten kijken en moeten gaan nadenken over een mogelijke stelselwijziging? 

Staatssecretaris Dekker:

Het onderwijs is nooit klaar en het is altijd goed om te bekijken of je het stelsel beter kunt maken. We hebben echter ook van het verleden geleerd dat stelselwijzigingen niet altijd leiden tot beter onderwijs. Iedere stelselwijziging blijkt immers ook nieuwe nadelen met zich mee te brengen. Laat ik een voorbeeld geven. Als je in de vakmanschapsroute die de Onderwijsraad voorstelt, bb en kb samenpakt, dan heeft dat grote consequenties voor de kb'ers, want die kunnen nu nog eenvoudig doorstromen naar mbo-3 en -4. Voordat je zoiets doet, moet je er wel heel goed over hebben nagedacht. Wat mij betreft, zijn discussies over stelsels niet taboe, maar voordat je zo'n ingrijpende wijziging invoert, moet je er wel heel goed over hebben nagedacht. 

Mevrouw Siderius (SP):

Over dat laatste zijn wij het natuurlijk eens. Dat elke stelselwijziging nadelen kent, merken wij ook bij het passend onderwijs; dat is natuurlijk zo. Je moet van tevoren de voor- en nadelen afwegen en bekijken welke afweging je wilt maken. Tussen de regels door hoor ik toch wel dat de staatssecretaris zegt dat wij verder moeten kijken of het beter kan binnen het vmbo. Dat is mooi. Wanneer denkt de staatssecretaris daarmee bij de Kamer terug te kunnen komen? Het lijkt mij wel goed dat wij deze discussie niet pas over een jaar weer gaan voeren, maar dat wij de discussie nu echt op gang brengen, daaraan een soort tijdpad verbinden en uiteindelijk ook echt beslissingen gaan nemen. 

Staatssecretaris Dekker:

Ik vermoed dat de reactie kort na de jaarwisseling naar de Kamer komt. 

Voorzitter. De heer Rog vroeg, mede in het kader van verdere doorontwikkeling, of het niet nog eenvoudiger en meer organiseerbaar zou moeten, ook in het kader van wat hij noemt de schaalvergroting. Ik denk dat wij voor de toekomst heel goed moeten kijken naar de organiseerbaarheid van het vmbo. Overigens denk ik dat wij dat niet zozeer vanwege schaalvergroting moeten doen. Ik denk dat de grote uitdaging voor het vmbo een heel andere is, namelijk schaalverkleining. Het vmbo is nu grotendeels georganiseerd in relatief kleine scholen en vestigingen. In grote delen van ons land krijgen die in de komende jaren te maken met forse krimp. Tot 2029 krimpt de bovenbouw van het vmbo gemiddeld met zo'n 20%. Dat is fors als je kleine opleidingen overeind wilt houden, zeker omdat wij nu al zien dat op dit moment 90% van de beroepsgerichte vakken op vmbo-scholen minder dan achttien leerlingen telt. Zie dat dan maar in de lucht te houden. Als wij het hebben over de organiseerbaarheid, zijn wij het eens. Wij moeten ook kijken hoe wij dat in de toekomst doen. Ik vlieg hem echter aan vanuit de krimpdiscussie en iets minder vanuit de schaalgroottediscussie. 

Dan zijn er verschillende vragen gesteld over de overgang van het vmbo naar het havo, de kwesties rond vroege selectie. Er komen binnenkort twee brieven naar de Kamer. De ene gaat over het ibo Effectieve leerroutes. Daarbij gaat het om het feit van zittenblijven en de vraag hoe je ervoor kunt zorgen dat je leerlingen de kans geeft om hun talenten optimaal te benutten. Ik denk dat daarbij zaken als de drempelloze doorstroom van het vmbo naar het havo en kwesties als het doubleerverbod ook wel weer terugkomen. De andere gaat over het volgende, iets waarover wij het een aantal keer hebben gehad. De VO-raad evalueert op dit moment serieus het geldende doorstroomvereiste. Hierover zijn er veel vragen in de Kamer: is dit terecht? Ik denk dat iedereen het leerlingen gunt om een overstap te maken, en wij zijn allemaal wel enthousiast, denk ik, over de mogelijkheden om te stapelen. Die willen wij ook behouden. Tegelijkertijd willen wij schooluitval voorkomen. De overgangsregeling van het vmbo naar het havo is met name bedoeld om daarop toe te zien. Ik zou er een grote voorkeur voor hebben om even de evaluatie af te wachten. Die komt in het voorjaar. Dan kunnen wij dit oppikken en op basis daarvan een zinnige discussie voeren. 

Mevrouw Siderius (SP):

Ik kan er niks aan doen, maar ik wil wel graag antwoord op mijn vragen. Ik heb het antwoord gekregen, maar dit is wel een heel makkelijke manier om je van een antwoord af te maken, laat ik het maar zo zeggen. Wij gaan het evalueren en wij komen er wel op terug, werd gezegd. Ik denk, zegt de staatssecretaris dan, dat het doubleerverbod daar misschien wel in voorkomt. Ik wil graag een uitspraak van de staatssecretaris: wat vindt hij van het doubleerverbod op het havo voor oud-vmbo'ers? Vindt de staatssecretaris dat wenselijk, ja of nee? 

Staatssecretaris Dekker:

Ik vermoed dat ik dat niet wenselijk vind. We hebben het over de vraag wat er in de praktijk feitelijk gebeurt op scholen die met de toelatingscode werken. Dat is wat ertoe doet, niet een soort theoretisch iets. In de praktijk hebben scholen die met de toelatingscode werken afgesproken om voor het doubleren van leerlingen in havo 4 dezelfde regels te hanteren voor zowel oud-vmbo'ers als leerlingen die uit havo 3 komen. Dat lijkt me een heel rechtvaardige en eerlijke manier van doen. Het zit in de toelatingscode en die gaan we evalueren. De vraag is dan welk probleem we op dit moment precies oplossen als dat wellicht ook een leidraad kan zijn voor de manier waarop scholen in het vo ermee omgaan. 

Mevrouw Siderius (SP):

Dit is toch wel een beetje vreemd. De staatssecretaris zegt: ik vermoed dat ik dat niet wenselijk vind. Ik dacht dat staatssecretarissen over het algemeen toch wel een mening zouden hebben over het onderwerp waarvan zij bestuurder zijn. Dit vind ik dus bijzonder, zeg ik maar zachtjes. 

Bovendien heeft de Onderwijsraad onlangs nog, in mei, geconstateerd dat er havoscholen zijn die specifiek voor vmbo-gediplomeerden een doubleerverbod hebben ingesteld. Deze scholen houden zich dus niet aan de code. Dat hoeft ook niet, want de onderwijsinspectie bekijkt alleen of een school voldoet aan de wettelijke regels en niet of een school voldoet aan dit soort richtlijnen van de VO-raad. Gaat de staatssecretaris ervoor zorgen dat het wettelijk onmogelijk wordt voor havoscholen om zo'n doubleerverbod in te stellen, nu de staatssecretaris "vermoedt" dat hij dat verbod niet wenselijk vindt? 

Staatssecretaris Dekker:

Daar wil ik mij eerst wat meer in verdiepen. Een van de manieren om dat te doen is door goed te evalueren wat de staande praktijk op scholen is en wat daar de voor- en nadelen van zijn. We hebben met zijn allen afgesproken om dat te doen en die evaluatie verschijnt in het voorjaar. Laten we die afwachten, want dan weten we hoeveel scholen gebruikmaken van zo'n verbod, wat daar de consequenties van zijn en of dat echt zo'n drempel vormt voor leerlingen die de overstap willen maken van het vmbo naar het havo of dat het wellicht heel erg goed is om te kunnen bekijken welke leerlingen zo'n overstap reëel aankunnen, om zo schooluitval te voorkomen. Wat mij betreft neem ik dan het punt van mevrouw Siderius mee. 

De heer Van Meenen (D66):

Wat mij hogelijk verbaast, is dat het lijkt alsof de staatssecretaris niet op de hoogte is van de motie van de heer Grashoff en anderen waarin wordt gezegd dat leerlingen met vmbo-tl- en vmbo-gl-diploma het recht moeten krijgen om door te stromen naar het havo (nr. 53, 31332). Dat lijkt de evaluatie in ieder geval overbodig te maken. Mijn vraag is dus of de staatssecretaris van plan is om deze motie naast zich neer te leggen. Ik meen dat de heer Grashoff ook nog gevraagd heeft om een reactie. Is dit de inhoud daar dan van? "U zegt maar wat u wilt, maar wij gaan eerst eens rustig evalueren of wij het met u eens zijn"? 

Staatssecretaris Dekker:

Ik wil de heer Van Meenen adviseren om de reactie op de motie rustig af te wachten. Die volgt rond de kerst. Ik wil goed bekijken wat de consequenties zijn. We hebben ook met zijn allen afspraken gemaakt en ik ben erg voor behoorlijk bestuur. Als wij afspraken maken met onderwijspartners, moeten we die nakomen. In het voorjaar pakken we het allemaal op en dan gaan we bezien hoe we verdergaan. 

De heer Van Meenen (D66):

Dit gaat mij toch wel erg ver. Dit suggereert dat de Kamer niet een behoorlijk bestuur is en maar wat doet. Het is namelijk helemaal niet de eerste keer dat er in de Kamer over dit onderwerp wordt gesproken. Er wordt al jaren over gesproken en er was toen die toegangscode werd ingevoerd ook veel discussie over. De Kamer heeft zich hier gewoon over uitgesproken. Mijn vraag aan de staatssecretaris is dus of hij het uitgesloten acht dat hij deze uitspraak van de Kamer naast zich neerlegt. Ja of nee? 

Staatssecretaris Dekker:

Ik acht helemaal niets uitgesloten. Ik ga er eens even goed naar kijken. Ik heb de Kamer toegezegd om rond de kerst met een reactie te komen en dat ga ik ook gewoon doen. 

Mevrouw Straus heeft vragen gesteld over het up-to-date houden van vakken. Het lijkt mij goed om niet weer 20 jaar te wachten met een herziening. Dat is ook een van de redenen waarom het traject onderwijs2032 is gestart, namelijk om het curriculum integraler en in zijn totaliteit te bekijken en als dat bevalt, dat wellicht ook periodiek te doen. In die systematiek kunnen wij periodiek bekijken of ons onderwijs inhoudelijk moet worden herzien in plaats van dat 20, 30 jaar ongemoeid te laten om erachter te komen dat het een en ander hopeloos verouderd is. Dat is een heel goede manier om steeds bij de tijd te blijven. 

Mevrouw Straus heeft een amendement ingediend. Ik vraag mij af wat het precies toevoegt aan het huidige aanbod. Mevrouw Straus vraagt eigenlijk om het in de tl mogelijk te maken om een algemeen vormend vak in te ruilen voor een beroepsgericht vak. Als je daarvoor kiest, dan doe je volgens mij in feite wat je in de gl doet. 

Mevrouw Straus (VVD):

Ik heb twee vragen in één. Ik zal de vraag van de staatssecretaris aan mij eerst beantwoorden. Het idee is om het vmbo-t zo veel mogelijk intact te laten, behalve op één punt. Je geeft deze leerlingen namelijk de mogelijkheid niet alleen te kiezen uit algemeen vormende vakken, maar ook beroepsgerichte keuzevakken te volgen in plaats van een van die algemeen vormende vakken. Wij zien dat het heel goed zou zijn dat deze kinderen, die heel vaak doorstromen naar het mbo of via de havo naar het hbo, al iets meer vooropleiding beroepsonderwijs in hun programma krijgen. Wij hebben nu de gelegenheid om dat in het vmbo te doen. Het is een heel kleine stap om deze twee keuzemogelijkheden te bieden. De staatssecretaris geeft in zijn nota naar aanleiding van het verslag aan dat heel veel scholen dit al aanbieden aan leerlingen, maar nog niet alle scholen. Wij zouden graag zien dat alle scholen vmbo-t-leerlingen de mogelijkheid geven om in die keuzeruimte ook voor beroepsgerichte keuzevakken te kiezen. 

Staatssecretaris Dekker:

Ik ben even aan het zoeken. Ik ben het helemaal met mevrouw Straus eens dat het heel nuttig kan zijn om ook een beroepsgericht keuzevak erbij te doen, maar dat is toch feitelijk de gl? 

Mevrouw Straus (VVD):

Nee, de staatssecretaris heeft er zelf voor gekozen om leerlingen in de gl uit de tien profielen te laten kiezen; dat is ook het diploma dat zij krijgen. Dat is een ander diploma dan vmbo-t. Het gaat erom dat leerlingen die al weten dat zij gaan doorstromen en die naar het havo willen gaan, die later een bepaalde hbo-opleiding willen volgen en zich daarop al willen oriënteren, de mogelijkheid krijgen om in hun keuzeruimte in dit geval twee beroepsgerichte keuzevakken te volgen, omdat die bij elkaar evenveel gewicht geven als één algemeen vormend vak. 

Staatssecretaris Dekker:

Ik ken de systematiek heel goed. Ik zal het amendement nog even goed bestuderen, want het is voor mij niet helemaal helder wat het precies toevoegt. Een andere complicatie is dat er categorale mavo's zijn die alleen tl aanbieden. Als die ook beroepsgerichte profielen moeten aanbieden, vraagt dat een enorme investering van deze scholen. Ze hebben vaak geen praktijklokalen. Op een brede vmbo is dat een stuk makkelijker. Als je van bb tot tl hebt, heb je ook de praktijkdocenten en de praktijklokalen in de buurt. Bij categorale mavo's is dat echter niet altijd het geval. Ik kom er in tweede termijn graag nog even precies op terug om, met de toelichting van mevrouw Straus, advies over dit amendement te geven. 

De voorzitter:

Mevrouw Straus, ik twijfel even om u nog een keer het woord te geven, omdat de staatssecretaris heeft aangegeven dat hij in tweede termijn hierop terugkomt. 

Mevrouw Straus (VVD):

Nog één kleine opmerking, voorzitter … 

De voorzitter:

Omdat het om een amendement gaat, zal ik met mijn hand over mijn hart stijken en u het woord nog een keer geven. 

Mevrouw Straus (VVD):

Ik zal het heel kort maken, voorzitter. De staatssecretaris geeft zelf aan in het wetsvoorstel dat het mogelijk is om keuzevakken te volgen op een ander vmbo of zelfs bij een bedrijf. Dat zou dus in dit geval ook heel goed kunnen. Scholen die enkel vmbo-t aanbieden of zich nog mavo noemen en daardoor enkel een vmbo-t-programma aanbieden, kunnen dus bijvoorbeeld in samenspraak met een ander vmbo de leerling toch de mogelijkheid geven om keuzevakken te volgen. 

Staatssecretaris Dekker:

Die mogelijkheid bestaat natuurlijk altijd, om een vak te doen bovenop het standaardpakket dat er van je wordt gevraagd in de tl en dat inderdaad algemeen vormend is. Als wij dit amendement zo precies zouden invoegen, wordt het volgens mij een recht van een leerling om een van zijn avo-vakken te laten vallen. Daardoor neemt het tl-karakter, het algemeen vormende karakter, wat af en gaat tl heel erg op gl lijken of wordt het er misschien wel identiek aan. In combinatie daarmee ontstaat er een recht voor leerlingen om daar gebruik van te maken als je het zo opneemt in de wet. Dan is het geen keuze meer om samen te werken met een bedrijf of een extra stage te doen. Er zijn vmbo's waar het makkelijk te organiseren is binnen de brede school of met een school in de buurt. Ik denk echter dat je wel om een forse investering vraagt van categorale mavo's. Ik zal het nog even goed bestuderen, ook met de toelichting die mevrouw Straus heeft gegeven, en kom er in de tweede termijn op terug. 

Dan kom ik bij het onderdeel ondersteuning aan en eigenlijk bij de vraag of het onderwijs er nu klaar voor is. De invoering van de nieuwe profielen vraagt heel erg veel van de scholen. Ik constateer ook dat er heel veel energie is bij scholen. Wij zijn inmiddels op 48 pilotscholen gestart. De reacties zijn enthousiast. Er wordt ook teruggeven dat dit over de kern gaat van waar men eigenlijk mee bezig is en waar behoefte aan is. Tegelijkertijd is het heel veel werk. De invoering kost veel tijd. Scholen moeten keuzes maken in hun onderwijsaanbod en nadenken over combinaties, profielvakken en keuzevakken. Zij moeten examenprogramma's vertalen. Intussen moeten de leerlingen gewoon ook les krijgen. Dat is dus een enorme opgave. Dit schooljaar zet ik samen met Stichting Platforms VMBO, de VO-raad, de MBO Raad, VNO-NCW en MKB Nederland extra in op professionalisering, communicatie en het opbouwen van regionale netwerken die nodig zijn om dit goed te laten slagen. Ook online is er van alles beschikbaar. Tevens worden regionale informatie- en scholingsbijeenkomsten georganiseerd. 

Met de invoering van de tien brede profielen verandert er natuurlijk ook wat voor het werk van docenten. Neem een docent motorvoertuigentechniek die straks mobiliteit en transport gaat geven. Die is in feite opgeleid voor een deel van dat profiel. Transport is een geheel nieuw vakterrein. Dat betekent ook iets voor de opleiding. Daarom zijn wij met opleidingen in gesprek om te bekijken hoe het een goed op het ander kan aansluiten. 

De heer Beertema vroeg of iedereen er dan klaar voor is. Ik denk dat wij reëel moeten zijn. Dit hele traject gaat sneller dan bijvoorbeeld de vakvernieuwing in algemeen vormende vakken. Wij zijn hiermee begonnen in 2011. Toen zijn er ontwikkelcommissies in het leven geroepen met vmbo- en mbo-docenten. Vier jaar later behandelen wij dit wetsvoorstel. Ik zie echter ook de roep vanuit het onderwijs zelf. Men zegt: doe dit nu, want het wordt steeds ingewikkelder om al die profielen te verzorgen; dit is echt wat er nodig is. Dat is een van de redenen dat wij de afgelopen jaren niet hebben gewacht met het doorvoeren van de ontwikkelingen. Sommige scholen zijn bij wijze van proef alvast aan de slag gegaan. Dat maakt dat wij nu niet pas een soort opstart moeten gaan doen. Wij maken eigenlijk een vliegende start. 

Het is echter ook reëel om te zeggen dat als scholen gaan beginnen — zij mogen zelf kiezen of zij dat in 2016 of in 2017 doen — het niet het simpelweg de knop omzetten is en dat dan alles klaar is. Scholen zullen erin moeten groeien en zullen misschien ook besluiten nemen waarvan zij in 2017 zeggen dat zij het net weer even anders gaan doen. Ik zou zeggen: learning by doing. Tegelijkertijd wordt er heel erg hard aan gewerkt, is er extra geld beschikbaar voor allerlei opleidingen en zie ik dat heel veel scholen tijd inruimen om samen met hun teams hieraan te werken. 

Mevrouw Jadnanansing vroeg in het verlengde hiervan of de lerarenopleidingen er volledig klaar voor zijn. Wij hebben de lerarenopleidingen hier de afgelopen vier jaar nauw bij betrokken, maar het is niet zo dat er vanaf 2016 automatisch nieuwe leraren uit de opleidingen rollen die al volledig zijn opgeleid naar de nieuwe profielen. Dat vergt ook voor hen nadere bijscholing. Dat is ook niet erg. Wij hebben gisteren allemaal gezegd, ook in het kader van leraren: je bent nooit klaar met bijleren. Dus die bijscholing geldt voor hen net zo goed als voor de zittende leraren. 

Wij zijn in gesprek met opleidingen over conversietabellen. Daarbij gaat het om de vraag hoe oude diploma's zich verhouden tot de nieuwe profielen en wanneer je precies bevoegd bent. Tegelijkertijd proberen wij een zo goed, sluitend en dekkend mogelijk netwerk van lerarenopleidingen te krijgen voor die beroepsgerichte vakken. Daar zijn wij nog niet. Voor de wat grotere vakken als economie zijn wij een heel eind. Voor de wat kleinere vakken zijn wij er niet. Overigens is dat ook nu met de 35 profielen niet het geval. Er bestaat niet een soort lerarenopleiding voor de kappersopleiding. Dus wij zullen moeten bekijken hoe wij dat organiseren. 

Een van de dingen waar wij daarbij tegen aanlopen is dat er ook met de huidige tien profielen profielen en vakken zijn die klein zijn en zullen blijven. Daarvan kun je je afvragen of er ooit een lerarenopleiding zal zijn die daarin kan voorzien. Laat ik het voorbeeld geven van maritiem en techniek. Dat wordt op drie vmbo-scholen gegeven. Daar zijn momenteel zo'n twintig docenten bij betrokken. Je kunt haast niet vragen aan een lerarenopleiding om een hele opleiding voor zo'n kleine doelgroep op te richten. Dat vraagt om andere, slimmere manieren van kijken naar dat soort bekwaamheden. Wij hebben het daar vanochtend in het AO leraren ook over gehad. Ik kom daar binnenkort op terug in de brief over het plan van aanpak onbevoegden. 

Mevrouw Jadnanansing (PvdA):

De staatssecretaris geeft aan dat wij voor sommige vakken, sommige profielen nog niet weten hoe dat gaat uitpakken. Hij zei in een brief nog terug te komen op een aantal zaken die vanmorgen zijn besproken in dat AO, waar ik overigens niet bij was. Kan de staatssecretaris daarin iets meer beeld en geluid geven bij hoe dat daadwerkelijk vorm gaat krijgen? 

Staatssecretaris Dekker:

Dat zal ik doen. Overigens heb ik zeer recentelijk, een maand of twee geleden, een vrij uitvoerige brief geschreven over professionalisering. Dat heeft een zeer nauwe relatie met de nieuwe profielen. Daarin beschrijven wij nauwkeurig wat wij op de korte termijn gaan doen om de slag naar de profielen te maken — wij steken bijvoorbeeld 5,5 miljoen extra in bijscholing — en wat wij doen op de wat langere termijn door goede afspraken met lerarenopleidingen te maken. De vraag wat dat betekent voor de bevoegdheden zal ik meenemen in dat plan van aanpak. 

Mevrouw Jadnanansing had het ook over pedagogiek in het vmbo. Dat is zeker in de onderste tree heel relevant, want dan gaat het niet alleen over didactiek maar ook over de aanpak en vragen als hoe je ervoor zorgt dat de jongens en meisjes een stap verder komen. Daarbij gaan pedagogiek en didactiek hand in hand. Ik geef overigens een groot compliment aan heel veel vmbo's die dat perfect aanpakken. Ook daar zit je weer met een bevoegdhedenvraagstuk. Wij zien dat bij de onderste treden van het vmbo ook vaak pabodocenten worden betrokken. Die zijn daar heel erg goed in, zeker in dingen als het bijbrengen van basisvaardigheden als taal en rekenen. Ze zijn nu onbevoegd. Ook naar dat onderdeel moeten wij goed kijken. Bij het onderdeel professionalisering en bevoegdheden vroeg mevrouw Straus of we niet vaker gebruik kunnen maken van artikel 114 oftewel de 114-verklaring. Discretionaire bevoegdheid om sommige leraren op basis van bekwaamheidseisen bevoegd te verklaren. Dat is een soort uitzonderingsclausule. Die kunnen we hier en daar best gebruiken, maar ik vind ook dat we moeten bekijken of we voor het vmbo niet eerst goede afspraken kunnen maken met lerarenopleidingen om ervoor te zorgen dat die leraren goed worden opgeleid. Ik ben er niet zozeer voor om nu direct voor heel grote groepen te zeggen: die gaan we even witwassen via een 114-verklaring. Laten we dus kijken hoever we komen in de conversietabel, waarin opleidingen op de nieuwe profielen worden gelegd. Laten we kijken of we afspraken kunnen maken met lerarenopleidingen voor het ontwikkelen en aanbieden van nieuwe opleidingen, en deze verklaring voor uitzonderingen bewaren. 

Mevrouw Straus (VVD):

Ik dank de staatssecretaris voor deze toezegging, althans als ik het als een toezegging mag interpreteren. In de brief waarin hij aangeeft hoe hij omgaat met die bevoegdheden in het vmbo, wordt hier namelijk geen melding van gemaakt. Ik zou het dus wel heel fijn vinden als de staatssecretaris in het actieplan tegen onbevoegde leraren een paragraaf aan deze toezegging zou willen wijden. 

Staatssecretaris Dekker:

Dat ga ik doen. 

Er zijn veel vragen gesteld over LOB. Ik vind het zelf een van de mooie onderdelen uit dit wetsvoorstel dat we het voor die beroepsgerichte profielen, en dus voor de basis-, kaderberoepsgerichte en de gemengde leerweg, heel goed borgen. Ik constateer overigens ook dat scholen in toenemende mate bezig zijn met het vormgeven van LOB, maar dat scholen soms nog wat zoekende zijn. Ik constateer dat projecten als Champs on Stage daar enorm bij helpen. Tegelijk moet LOB, loopbaanbegeleiding, niet alleen maar buiten de school plaatsvinden. Dat betekent ook intern reflecteren op wat daar gebeurt, leerlingen bij de hand nemen en mensen helpen, wat mij betreft zo veel mogelijk in goede samenwerking. Ik denk dat het een van de onderwerpen is waar we wat uitvoeriger bij stil zullen staan bij de uitvoering van de motie-Jadnanansing/Straus, die is aangenomen in het kader van de begroting van Onderwijs. De minister en ik gaan samen aan de slag om dat plan van aanpak op te zetten, omdat de indieners van de motie helemaal gelijk hebben als zij stellen dat dit iets is wat niet alleen maar in de beroepsgerichte profielen speelt maar bijvoorbeeld ook in tl, en eigenlijk ook op havo en vwo, kortom: in het gehele onderwijs. In dat kader komen we daar uitvoerig op terug. 

Mevrouw Siderius (SP):

Het is bijzonder dat de staatssecretaris zegt dat het loopbaandossier een van de mooiste dingen uit het wetsvoorstel is, maar dat hij pas later terugkomt op de theoretische leerweg. Kan de staatssecretaris aangeven waarom hij vindt dat het voor leerlingen of scholieren van het vmbo-t niet zo nodig is om een loopbaandossier aan te leggen? Zij moeten zich toch ook oriënteren op beroep, en wellicht vervolgstudie, en daar een serieus dossier voor aanleggen? 

Staatssecretaris Dekker:

Dat ben ik helemaal met mevrouw Siderius eens, maar dit wetsvoorstel gaat over de beroepsprofielen. Daar hebben we dat nu mooi in kunnen meenemen. Voor het vmbo-tl is afsluiting met een LOB-dossier of een portfolio nu nog niet verplicht. Ik zie overigens dat heel veel scholen dat in de praktijk wel al doen. Ik gaf zojuist aan, ook in reactie op de motie-Jadnanansing/Straus, waarin gevraagd wordt om te komen met een plan van aanpak om LOB goed in het hele onderwijs te borgen, dat dit wellicht een element is dat we daarin heel goed kunnen meenemen. 

Mevrouw Siderius (SP):

Dit wetsvoorstel gaat over het vmbo. Een van de dingen die in het wetsvoorstel staan, is dat we proberen om de terminologie voor alle leerwegen gelijk te laten zijn. In het vmbo-tl praten we dus niet meer over "sectoren" maar over "profielen", omdat we willen aansluiten bij de andere leerwegen. Dan is het vreemd dat we bij de loopbaanoriëntatie zeggen: voor de eerste drie leerwegen doen we het loopbaandossier, maar als je vmbo-t doet, dan hoeft dat niet en dan mag een school zelf bekijken wat hij daaraan doet. Helaas blijkt dat nog heel veel scholen dit niet op orde hebben. Dit is juist het moment om te zeggen: we gaan ervoor zorgen dat dit ook voor de mavovariant goed wordt georganiseerd en dat het een verplicht onderdeel wordt van het programma. Als de staatssecretaris dit zo belangrijk vindt, dan begrijp ik niet waarom hij nu niet met de vuist op tafel slaat en zegt dat hij het gaat regelen. 

Staatssecretaris Dekker:

Mevrouw Siderius probeert de politieke verschillen uit te vergroten, terwijl er volgens mij op dit onderdeel helemaal niet zulke vreselijke verschillen zijn. Het gaat hier om de vernieuwing van de beroepsprofielen. Daar is in de afgelopen jaren aan gewerkt. Daar is mee geëxperimenteerd. Er is bekeken hoe het een goede plek kan worden gegeven en hoe het landt in scholen. Ik heb niet de illusie dat, als we nu met een amendement of een nota van wijziging voorstellen dat het ook voor het vmbo-tl geldt, dat ook onmiddellijk gebeurt. Laten we met dit wetsvoorstel de beroepsprofielen goed codificeren en borgen en laten we bekijken hoe we de lessen die we hieruit trekken en hoe we de plek die LOB hierin krijgt, ook goed in de andere onderwijssectoren kunnen borgen. Daar komen we dan binnenkort op terug. 

Ik gaf al aan dat een aantal scholen het in de praktijk al doen. Ten aanzien van de loopbaandossiers zeg ik tegen mevrouw Straus dat de elementen waarop zij wijst, volgens mij al wel degelijk terugkomen, en wel aan de hand van een aantal LOB-competenties. Ik noem kwaliteitenreflectie (wat kan ik het beste doen?), motievenreflectie (voor wie?), werkverkenning (waar ben ik het meest op mijn plek?), loopbaansturing (waarom juist daar?) en netwerken. Ik heb dus de indruk dat het met name in de beroepsprofielen heel goed is geborgd. 

De heer Rog vroeg of die €15 per leerling wel voldoende is. Het is onderdeel van de lumpsum. Het is dus niet zo dat scholen hieraan "maar €15 per leerling" mogen besteden. We hebben heel lange discussies gevoerd over de lumpsum en de aanwending van middelen. Gelet op de omvang ervan in de totale lumpsum en op de manier waarop de loopbaanoriëntatie nu een plek krijgt in het totale onderwijscurriculum, denk ik dat scholen het heel goed kunnen inpassen. Zeker als je ook optrekt met het lokale bedrijfsleven, maak je loopbaanoriëntatie niet alleen heel levendig maar kun je er ook voor zorgen dat het niet vreselijk veel geld hoeft te kosten. 

Dit is een aardig bruggetje naar het blokje "hoe betrekken we het lokale bedrijfsleven erbij?" Er zijn al heel veel vmbo's die dit zelfstandig doen. Ik denk bijvoorbeeld aan het Schoonhovens College, waar ik onlangs was. Het is fantastisch mooi: 50 bedrijven uit de regio die zich als sponsor aan die school hebben verbonden. Ik noem ook het Teylingen College. Voor scholen waar het minder goed loopt, ben ik samen met werkgeversorganisaties VNO-NCW en MKB-Nederland, de brancheorganisaties en hun regionale partners bezig om de samenwerking tussen onderwijs en bedrijfsleven in de regio te versterken. Daarnaast is er een netwerk van gedreven praktijkdocenten, die als ambassadeurs de scholen bijstaan en adviezen geven over hoe je die samenwerking op een goede manier opzet. Daarbij wordt ook bekeken in hoeverre kan worden aangesloten bij reeds bestaande regionale samenwerkingsverbanden, waarin bedrijven vaak zijn georganiseerd. 

Mevrouw Straus (VVD):

Ik wil nog even met de staatssecretaris hierover doorpraten. Het is inderdaad zo dat er scholen zijn die als best practice op dit gebied fungeren. Recentelijk ontvingen we een onderzoek dat was uitgevoerd in opdracht van het Platform Bèta Techniek en de Stichting Platforms VMBO. Daaruit kwam naar voren dat slechts 18% van de scholen, althans van de respondenten in dit onderzoek, aangeeft LOB structureel samen met het bedrijfsleven vorm te geven. Slechts 18%. Er zijn er dus nog een heleboel die het niet doen. Hoe kunnen wij ervoor zorgen dat alle scholen het gaan doen? Ik wil graag dat die andere 82% van de scholen ook deze manier van LOB aan deze kinderen aanbieden. 

Staatssecretaris Dekker:

Dat kan door samen met werkgeversorganisaties te laten zien dat het kan en hoe je dat op een goede manier organiseert. Samenwerking met het bedrijfsleven is breder dan alleen maar loopbaanoriëntatie. Ik ben er vóór om het bedrijfsleven te betrekken bij de profielvakken en de keuzevakken. Er zullen scholen zijn die loopbaanoriëntatie samen met het bedrijfsleven organiseren. Daarnaast zullen er scholen zijn waarvan de decanen zeggen dat ze de loopbaanoriëntatie liever met het schoolteam doen en niet met het bedrijfsleven, terwijl er op andere terreinen binnen de school wel heel goed wordt samengewerkt met het bedrijfsleven. Ik zou weleens willen zien hoe die enquête precies is geweest. Ik vind eerlijk gezegd de percentages die in het onderzoek worden genoemd wat aan de lage kant als ik ze vergelijk met wat ik terugzie in de scholen. 

De voorzitter:

Gaat u verder. 

Staatssecretaris Dekker:

Mevrouw Straus vroeg of de inspectie hierin ook een rol zou kunnen spelen. Dat vind ik een wat ingewikkelder vraag. Wij hebben hier onlangs een discussie gehad over de rol van de inspectie en dat zij vooral moet kijken naar de deugdelijkheidseisen. Dit is in ieder geval geen deugdelijkheidseis. De inspectie kijkt verder vooral naar de kwaliteit van het onderwijs. Ik vind het er niet onmiddellijk in passen om er een element heel specifiek uit te pakken. Wat ik wel een goed idee vind, is het betrekken van mensen uit het bedrijfsleven, bijvoorbeeld als tweede examinator. Dit is iets waar mevrouw Straus naar vroeg en wat ook kan. Sommige scholen betrekken mensen uit het bedrijfsleven al bij de praktijkprogramma's. Ik zie dat bijvoorbeeld gebeuren op de horecascholen, waar koks meekijken bij de praktijkexamens en ze beoordelen. Het is puur een kwestie van goed samenwerken met het bedrijfsleven; dan kan je die mensen er ook bij betrekken. 

Mevrouw Straus stelde een vraag over het criterium dat beroepsgerichte keuzevakken in samenspraak met het vervolgonderwijs en het regionale bedrijfsleven moeten worden ontwikkeld. Ik ben het hier helemaal mee eens. Dat wordt ook een hard criterium. Ik ga mij voor de vaststelling van de beroepsgerichte keuzevakken laten adviseren door een adviescommissie. Deze zal onder andere bestaan uit een deskundige van de stichting Samenwerking Beroepsonderwijs Bedrijfsleven, de SBB. Dit advies wordt meegenomen bij de uiteindelijke vaststelling van de keuzevakken. 

Tot slot enkele vragen die langs het wetsvoorstel scheren, maar wel betrekking hebben op het vmbo. Sterker nog, deze twee hebben er wel direct betrekking op. Een vraag van mevrouw Jadnanansing gaat over maatschappijleer en maatschappijkunde. Nu geldt voor alle profielvakken twee profielgebonden algemeen vormende vakken. Voor MVI worden nu de vakken wiskunde en nask 1 gevraagd, juist op verzoek van het bedrijfsleven en het vervolgonderwijs. Als ik signalen krijg dat maatschappijkunde belangrijker wordt gevonden, is het weer een punt om dat te heroverwegen. Dat is op dit moment nog niet het geval. Maatschappijleer is een verplicht vak voor alle leerlingen en hoort bij het gemeenschappelijke deel. 

De heer Rog (CDA):

Ik heb daar ook vragen over gesteld. Voor het mbo wordt er bijvoorbeeld door het NRO bekeken hoe burgerschapsvorming beter ingebed kan worden. Ziet de staatssecretaris mogelijkheden om te bekijken of dit meegenomen kan worden in zo'n NRO-onderzoek, zeker voor Zorg en welzijn en voor Media en ICT? 

Staatssecretaris Dekker:

Ik begrijp die vraag wel, want het gaat eigenlijk breed over burgerschapsvorming. Dat is ook een thema dat mevrouw Jadnanansing heeft aangezwengeld. Ik zie dat dit in de breedte nog niet overal goed geborgd is. Misschien mag ik dit dus inderdaad meenemen in het NRO-onderzoek. 

De voorzitter:

Gaat u verder. 

Staatssecretaris Dekker:

Ik kom bij de vraag van mevrouw Straus over 15-jarige leerlingen die stage lopen in de derde klas van het vmbo. Mogen zij, met het oog op de arbowetgeving, ook risicovollere werkzaamheden uitvoeren? Die arbowetgeving is er niet voor niets. Die is er ook ter bescherming van de gezondheid van leerlingen. Leerlingen in de derde klas van het vmbo moeten natuurlijk een stage volgen die past bij hun leeftijd. Die mag best uitdagend zijn, maar de echte beroepspraktijkvorming volgt pas in het mbo. Als je er dus niet aan toekomt in het vmbo, is er bij je vervolgopleiding wel meer ruimte voor. Dan zijn de kinderen ook ouder en kun je ze aan uitdagendere of beroepsgevaarlijkere situaties blootstellen. 

Voorzitter, daarmee ben ik door mijn vragen heen. We hebben ook veel discussies gehad over elementen die niet zozeer in het wetsvoorstel zitten maar wel heel relevant zijn. Ik kijk ook uit naar de bredere discussie over de toekomst van het vmbo, die we zullen voeren naar aanleiding van de reactie op het rapport van de Onderwijsraad. 

De voorzitter:

Het komt goed uit dat u daarnaar uitkijkt, want mevrouw Siderius heeft er nog een vraag over. 

Mevrouw Siderius (SP):

Ik wacht nog met smart op het antwoord over het tussentijds wisselen van profiel, en de heer Rog waarschijnlijk ook. Daarover heb ik een vraag gesteld. Ik heb de heer Rog daarover ook een vraag gesteld en hij kon niet antwoorden, dus hij heeft de vraag min of meer … 

De heer Rog (CDA):

… nog een keer onderstreept! 

Mevrouw Siderius (SP):

… nog een keer onderstreept. 

Staatssecretaris Dekker:

Als u het mij toestaat, kom ik daarop terug in tweede termijn. Ik moet het antwoord even opduikelen. 

De voorzitter:

Daarmee heeft de staatssecretaris aangegeven dat er een tweede termijn komt. Ik wilde namelijk net gaan vragen: is er behoefte aan een tweede termijn? In ieder geval heeft de staatssecretaris daaraan behoefte. Hebben de woordvoerders behoefte aan een tweede termijn? Mevrouw Siderius wel. 

Mevrouw Siderius (SP):

Voorzitter. Ik heb een aantal moties. De eerste gaat over het opnemen van het loopbaandossier als verplicht onderdeel in de theoretische leerweg. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat het werken aan een loopbaandossier een verplicht onderdeel wordt voor alle leerlingen in de beroepsgerichte leerwegen en de gemengde leerweg in het vmbo; 

van mening dat loopbaanoriëntatie voor de theoretische leerweg minstens zo belangrijk is als voor de beroepsgerichte leerwegen; 

verzoekt de regering, het inrichten van een loopbaandossier ook als verplicht onderdeel op te nemen in de theoretische leerweg, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Siderius, Jadnanansing en Straus. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 10 (34184). 

Mevrouw Siderius (SP):

Ik heb ook een motie over het doubleerverbod bij het overstappen van mavo naar havo. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat scholen nog steeds de vrijheid hebben om te kiezen voor een doubleerverbod op het havo voor gediplomeerde oud-vmbo-leerlingen; 

constaterende dat bijna 20% van de vmbo-gediplomeerden de overstap naar het havo maakt; 

van mening dat een vmbo-t-diploma een drempelloze toegang tot het havo moet verschaffen; 

verzoekt de regering, de mogelijkheid voor scholen om te kiezen voor een doubleerverbod op het havo voor gediplomeerde oud-vmbo-leerlingen wettelijk onmogelijk te maken, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Siderius. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 11 (34184). 

Mevrouw Siderius (SP):

Met een VVD-pen ik heb nog wat toegevoegd. De staatssecretaris heeft nog niet kunnen antwoorden op een vraag van mij, ofwel omdat hij de vraag kwijt was, ofwel omdat het een heel ingewikkelde vraag was. Mijn vraag ging over het tussentijds switchen naar een ander profiel. Ik dien daarover een motie in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat het overstappen naar een ander profiel in het vmbo niet op alle scholen mogelijk is en dat dit vaak alleen in het derde leerjaar kan; 

van mening dat het voor elke leerling te allen tijde mogelijk moet zijn om tussentijds van profiel te wisselen; 

verzoekt de regering, het mogelijk te maken dat leerlingen op elke school te allen tijde kunnen overstappen naar een ander profiel in het vmbo, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Siderius. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 12 (34184). 

Mevrouw Siderius (SP):

Afhankelijk van de beantwoording van de staatssecretaris pas ik de motie mogelijk nog aan. 

Mevrouw Straus (VVD):

Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor de beantwoording. Wij hebben een amendement ingediend. Ik heb goed geluisterd naar de staatssecretaris en wij zullen het amendement aanpassen. De aanpassing die wij willen doen, is dat het een keuzemogelijkheid wordt bovenop het reguliere programma van vmbo-t, maar dat is wel een keuzemogelijkheid voor alle leerlingen in vmbo-t om een beroepsgericht vak te volgen. Het gewijzigde amendement krijgt de Kamer toegestuurd. 

Heb ik goed begrepen dat de staatssecretaris in eerste termijn zegt dat hij wil bekijken of iemand uit het bedrijfsleven ook de rol als tweede of derde examinator zou kunnen vervullen bij het examen? Gaat de staatssecretaris dat ook meenemen in het onderzoek dat hij momenteel daarover aan het doen is? Als dat zo is, vind ik dat heel fijn. 

Nu kom ik op het arbostuk. Wij hebben niet gevraagd om dat allemaal meteen te veranderen, maar wij zouden wel graag zien dat de staatssecretaris dat met de sector bespreekt en bekijkt of daar knelpunten zijn. Want wij horen dat er wel knelpunten zijn. Wij begrijpen heel goed dat je jonge kinderen niet meteen aan allerlei gevaarlijke situaties moet blootstellen, maar het zou heel sneu zijn als 16-jarige kinderen wel een aantrekkelijke stage kunnen doen, terwijl ze die als 15-jarige niet mogen doen. Wellicht kunnen wij daarnaar kijken. 

Ik dien drie moties in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat er een loopbaandossier wordt geïntroduceerd in het vmbo; 

overwegende dat in de memorie van toelichting voor het loopbaandossier een nauwe definitie wordt gehanteerd waarbij alleen aandacht is voor de opgedane kennis en ervaring op school; 

constaterende dat scholieren naast wat zij leren op school ook ontdekken wie ze zijn, wat zij belangrijk vinden in het leven, waar hun talenten liggen en hoe ze deze naar de toekomst toe verder zouden willen ontwikkelen; 

verzoekt de regering, het loopbaandossier breder te definiëren zodat de persoonlijke ontwikkeling centraal komt te staan en inzichtelijk wordt, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Straus en Jadnanansing. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 13 (34184). 

Mevrouw Straus (VVD):

Nu dien ik mijn tweede motie in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat het bevoegd gezag beslist welke beroepsgerichte keuzevakken worden aangeboden; 

overwegende dat in de memorie van toelichting op de wetswijziging is opgenomen dat afstemming in het regionaal plan onderwijsvoorzieningen niet verplicht is, maar wel aan te bevelen; 

constaterende dat de selectie van de keuzevakken van belang kan zijn voor het mogelijk maken van doorlopende leerlijnen richting mbo-instellingen en de afstemming met het regionale bedrijfsleven; 

verzoekt de regering om in de nog nader uit te werken Algemene Maatregel van Bestuur over de voorschriften van de beroepsgerichte keuzevakken op te nemen dat bij de selectie van de keuzevakken door het bevoegd gezag het regionale bedrijfsleven en mbo-instellingen worden geconsulteerd, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Straus. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 14 (34184). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat een sterk vmbo met nauwe banden met het regionale bedrijfsleven en het aansluitende mbo van groot belang is voor het stimuleren en versterken van vakmanschap; 

constaterende dat er tal van indicatoren zijn die zichtbaar maken in hoeverre er structureel contact is met het regionale bedrijfsleven en mbo-instellingen; 

verzoekt de regering om de Inspectie van het Onderwijs in een aparte paragraaf van het inspectierapport weer te laten geven hoe de school contact onderhoudt met het regionale bedrijfsleven en mbo-instellingen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Straus. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 15 (34184). 

Hiermee is een einde gekomen aan de tweede termijn van de zijde van de Kamer. De staatssecretaris geeft aan een korte schorsing nodig te hebben om zich voor te bereiden op de beantwoording. 

De vergadering wordt van 23.07 uur tot 23.15 uur geschorst. 

Staatssecretaris Dekker:

Voorzitter. Ik begin met de vragen. Mevrouw Straus vroeg of ze het antwoord over de tweede en derde examinator goed begreep. Het antwoord daarop is ja. Ze vroeg of ik het onderwerp arbo mee wil nemen in de gesprekken met het bedrijfsleven. Dat zal ik doen. 

Uit de eerste termijn stond nog de vraag open over het switchen tussen profielen. Het meest natuurlijke moment is natuurlijk vaak toch het derde jaar. Niets verbiedt het om het ook in andere jaren te doen, maar dan moet een leerling wel vaak een en ander inhalen. De vraag is of dat altijd in diens belang is, want hij moet dan langer op school blijven of langer doorwerken. Het kan in beginsel echter wel. 

Mevrouw Siderius (SP):

De essentie van de vraag was anders, namelijk dat niet elke vmbo-school überhaupt de gelegenheid geeft om te switchen tussen de profielen. Dat is natuurlijk jammer, want iemand zou gekozen kunnen hebben voor Techniek en halverwege het jaar kunnen denken: misschien past Groen toch beter bij mij. Het zou dan toch fijn zijn als je die overstap al kunt maken in plaats van dat je moet wachten? Daar gaat het om. Misschien kan de staatssecretaris daarop reageren. Ik begrijp dat mijn motie wel een beetje breed is geformuleerd. Daar ga ik nog naar kijken. 

Staatssecretaris Dekker:

Ik heb de indruk dat dit al kan. 

Mevrouw Siderius (SP):

Dat is mooi, maar er zijn scholen waar dit niet kan. En dat is het probleem. 

Staatssecretaris Dekker:

Maar dan is de vraag wat mevrouw Siderius precies wil. 

De heer Rog (CDA):

Een verplichting? 

Staatssecretaris Dekker:

O, nog een verplichting vanuit Den Haag ... 

Mevrouw Siderius (SP):

Enorm grappig, maar nee, ik vind dat je als leerling moet kunnen wisselen van profielen als je denkt: Techniek past me toch niet zo goed, ik wil naar Groen, bijvoorbeeld omdat dat beter aansluit bij mijn vervolgopleiding in het mbo. Wij gaan dan toch niet tegen scholieren zeggen: je moet toch nog maar even bij Techniek blijven ondanks dat je straks een groene mbo-opleiding wilt doen? Dat lijkt mij helemaal niet wenselijk. Ik wil dus toch echt graag dat de staatssecretaris hiernaar gaat kijken. 

Staatssecretaris Dekker:

Misschien kan ik mevrouw Siderius vragen om de motie op stuk nr. 12 aan te houden, dit onderwerp meenemen en in gesprek gaan met scholen over de vraag wat het precies zou betekenen. Ik ken scholen waar je prima kunt switchen. Doorgaans gebeurt dat dan in het derde jaar, als je naar de bovenbouw gaat. Dat is een logisch moment. Als je het te allen tijde zou willen doen en het een soort recht maakt van een leerling, dan heeft dat zeer vergaande consequenties. Mevrouw Siderius zegt: het kan wel, maar de staande praktijk is dat scholen er eigenlijk niet aan willen beginnen of daar geen toestemming voor willen geven. Ik wil dat even goed in beeld krijgen, het meenemen en het bespreken met scholen. Ik kom daar dan bij haar op terug. 

Mevrouw Siderius (SP):

Prima, dan ga ik de motie op stuk nr. 12 aanhouden. Kan de staatssecretaris een indicatie geven over wanneer wij daar meer informatie over krijgen? 

Staatssecretaris Dekker:

Ik denk dat dit kan in het voorjaar. Dan hebben we toch al een hele trits discussies over de overgang van het vmbo naar de havo, switchen en de flexibiliteit in het stelsel. Daar past het volgens mij heel goed bij. 

De voorzitter:

Op verzoek van mevrouw Siderius stel ik voor, haar motie (34184, nr. 12) aan te houden. 

Daartoe wordt besloten. 

Staatssecretaris Dekker:

Ik zou nog terugkomen op het amendement op stuk nr. 9 van mevrouw Straus. Zij gaf aan dat ze het zou gaan wijzigen. Ik heb dat nog niet gezien, maar als ik het zo hoor, denk ik dat ik er dan beter mee uit de voeten kan, want dan komt het er eigenlijk bovenop. Ik zou het oordeel over het amendement dan aan de Kamer kunnen laten. Mocht dat oordeel wijzigen op basis van het uiteindelijke amendement, dan zal ik dat de Kamer nog schriftelijk doen toekomen. 

Dan de moties. Over de motie op stuk nr. 10 kan ik het oordeel aan de Kamer laten. De motie op stuk nr. 11 wil ik ontraden, want zij grijpt heel erg diep in op de ruimte die scholen hebben om een eigen afweging te maken. 

De motie op stuk nr. 12 is aangehouden. Met de motie op stuk nr. 13 wordt mij gevraagd die loopbaandossiers breder te definiëren. Ik heb de indruk dat dit er echt al in zit, dus ik vind de motie wat overbodig. Het maakt deel uit van die vijf loopbaancompetenties. Als mevrouw Straus en mevrouw Jadnanansing de indruk hebben dat het nog wel een extra accent mag krijgen, dan laat ik het oordeel over de motie aan de Kamer. Wij zullen als gevolg van de motie nog eens goed bekijken of het zo expliciet is. 

Ook het oordeel over de motie op stuk nr. 14 kan ik aan de Kamer laten. 

De motie op stuk nr. 15 over de inspectie wil ik echt ontraden. Dit zou weer een extra taak voor de inspectie zijn op basis van een onderdeel dat niet tot de deugdelijkheidseisen behoort en heel veel extra capaciteit vraagt. 

De algemene beraadslaging wordt gesloten. 

De voorzitter:

De stemming over het wetsvoorstel, de amendementen en de moties zal plaatsvinden op 24 november. Ik sluit de vergadering en wens u allen een veilige thuisreis. 

Naar boven