12 Reorganisatie bij de Nationale Politie

Aan de orde is het debat over de reorganisatie bij de Nationale Politie.

Voorzitter: Bosma

De voorzitter:

Ik heet de minister van Veiligheid en Justitie hartelijk welkom. Er hebben zich negen sprekers voor de termijn van de Kamer ingeschreven. Zij hebben allemaal zes minuten spreektijd, behalve de heer Bontes. Het woord is aan hem.

De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren):

Voorzitter. De afgang bij de Nationale Politie is compleet. Het paradepaardje van de VVD is verworden tot een gedrocht. Drie jaar lang heeft de Kamer gehoord dat alles goed zou komen. Drie jaar lang werden we aan het lijntje gehouden. Maar nu is het hoge woord eruit: het komt niet goed. De rammelende reorganisatie is ernstig vertraagd en valt twee keer zo duur uit.

Dat is niet het enige. Ook is de kwaliteit van de recherche zwaar onvoldoende en is de opsporing nagenoeg lamgelegd. Er is een tekort aan wijkagenten en een overschot aan taken. Jaarlijks worden er duizenden misdrijven minder opgelost. Ook de dienstverlening is ernstig verslechterd. Dit falende kabinetsbeleid heeft geleid tot problemen waarvoor ik vanaf het begin al heb gewaarschuwd. In recordtempo reorganiseren en tegelijkertijd met te weinig geld aan hogere ambities voldoen, is een onmogelijke opdracht. Het is een onmogelijke opdracht én een onverantwoordelijke opdracht, in deze tijd van enorme terreurdreiging.

Nergens lezen we in de herijkingsnota hoe de puinhoop die is veroorzaakt, nu wordt opgeruimd. Het is ook helemaal geen herijking, maar een herhaling van slecht nieuws. De grootste vraag is waar de minister die 460 miljoen eigenlijk vandaan gaat halen. De politie moet namelijk zelf betalen voor de duurdere reorganisatie. Het kan niet anders zijn, dan dat dit wederom ten koste gaat van capaciteit en de uitvoering van taken. Dit zal het functioneren van de politie verder belemmeren.

Het is daarom een slecht besluit om drie jaar langer uit te trekken voor de reorganisatie. Mijn fractie stelt wederom haar alternatief voor. Wij stellen voor om uitsluitend op drie gebieden, gebieden waar quick wins geboekt kunnen worden, door te gaan met de Nationale Politie, namelijk op ICT-terrein, bij de inkoop en bij werkprocessen. De overige doelstellingen blijven dan op lokaal niveau.

De politieorganisatie heeft lucht nodig, geen langdurende, verstikkende reorganisatie. Stop met dit tekentafelfiasco. Met alleen mooie plannen op papier vang je geen boeven. Opstelten en Bouman bleken, zoals ik al eerder voorspelde, geen politiehervormers, maar "politievervormers". De belangen zijn te groot om de huidige, tekortschietende korpsleiding te handhaven. Er moet schoon schip worden gemaakt. Daarom roept mijn fractie de minister op om afscheid te nemen van de gehele korpsleiding.

Mevrouw Kooiman (SP):

Voorzitter. Het is inmiddels drie en een half jaar geleden dat we de wet over de Nationale Politie hier in de Tweede Kamer hebben behandeld en aangenomen. Iedereen was het erover eens dat het een goede wet was die er moest komen. Dat gold voor agenten, voor burgermeesters, voor de bonden en voor de Tweede Kamer. Hiermee werd immers gezorgd voor meer ruimte voor de professional, voor minder bureaucratie en voor een effectievere opsporing. De politie kwam dicht bij het lokaal gezag en burgers te staan. En zij zou ook nog eens in staat zijn om als één organisatie grote thema's aan te pakken, zoals de georganiseerde misdaad.

Ik heb me geregeld afgevraagd hoe zo'n goed plan zo waardeloos kan zijn uitgevoerd. Tijdens de vele werkbezoeken en uit veel SP-onderzoeken onder het personeel werd mij al snel duidelijk dat de onrust en boosheid rondom de vorming van de Nationale Politie groeide. De vernietigende rapporten en kritiek van wetenschappers bleven maar binnenstromen. De parate kennis van agenten bleek zwaar onder de maat te zijn, omdat ze onvoldoende geschoold werden. De inspectie constateerde dat agenten onvoldoende rust nemen en onvoldoende beschermd worden tegen agressie en geweld. Verder werden er problemen gemeld met de ICT en met de capaciteit van de meldkamers. Dit weekeinde verscheen dan het lang verstopte rapport over de problemen bij de recherche. Dit is een rapport uit 2011, maar helaas nog erg actueel. Heeft het ministerie er helemaal geen weet van gehad dat dit rapport in de la lag?

Het moge duidelijk zijn, struisvogelpolitiek hielp de minister destijds niet meer. Het plan was slecht uitgevoerd en er moest een nieuw plan komen. Dit nieuwe plan bespreken wij vandaag. Het is een realistisch plan, hoorde ik de minister nog roepen. Wie helpt deze minister dan aan meer realisme? Hij roept namelijk met veel bravoure dat 230 miljoen wordt vrijgemaakt. Kan de minister daarbij uitleggen dat dit gewoon uit de politiebegroting komt? De agenten zullen straks weer de prijs betalen voor het falende beleid van deze minister.

De SP wil dat de beloften die destijds bij de wet over de Nationale Politie zijn gedaan, ook worden waargemaakt. Er is van die beloften niets meer over. De belofte van meer blauw op straat is niet nagekomen. De politie functioneert nog steeds op crepeersterkte. Deze minister zegt dat we te veel agenten hebben en dat er agenten weg moeten. Kan de minister uitleggen waarom er wel extreem veel geld wordt vrijgemaakt voor externen? De bonden zeggen dat dit om 300 miljoen gaat. Klopt dit? Waarom is er dan niet voldoende geld om meer blauw op straat te creëren? Ook de belofte van één wijkagent op 5.000 inwoners is niet waargemaakt. Er is nog steeds sprake van een onderbezetting. Voor de SP was en is het van groot belang dat de politie in de wijk te vinden is, ook met politieposten. Minister Opstelten beloofde de Kamer — ik heb dit opgezocht en ik citeer hem — ik hoor absoluut niet dat er bureaus dichtgaan vanwege de Nationale Politie. Deze minister wil nu de helft van alle bureaus sluiten. De 5.000 politievrijwilligers die beloofd werden, kwamen er niet. De belofte van minder bureaucratie werd ook niet ingevuld. De doelstelling was dat de lastendruk met 25% omlaag zou gaan. In dit nieuwe reorganisatieplan is hierover geen enkele meting en geen doelstelling terug te lezen. Dat de belofte dat 20% van de opsporingsmedewerkers een hbo werk- en denkniveau moet hebben, niet is nagekomen, is wel te lezen in het plan van de minister. De minister zegt namelijk dat hij een plan voor de recherche heeft. Wat dit plan precies zal inhouden, weet ik nog niet, maar er komt een plan.

We weten dat de minister 50 miljoen bezuinigt op het politieonderwijs, terwijl de werkvloer smeekt om meer trainingen. Wanneer gaat de minister hiervoor zorgen? De bonden geven aan dat er meer geld gaat naar leiderschapsopleidingen dan naar trainingen die gericht zijn op het vak. Kan de minister aangeven of dit klopt? Belofte maakt schuld! Ik heb een heel rijtje verbroken beloften voor de minister opgesomd. Hoe gaat hij dit repareren? Kan de minister dan ook met een plan komen? Ik heb het papierwerk serieus doorgespit en dacht: wat schiet de werkvloer hiermee op? Ik las wel dat de stappen in 2017 als een aquarel zijn weergegeven en een richtpunt vormen voor de keuzen per jaar. Ook las ik dat 2016 in potlood is geschreven en de indicatie bevat van wat uitgevoerd gaat worden. Ik vraag niet om een vaag schilderij, maar om een plan. Ik vraag om een plan met een doel, tijdspaden en een risicoparagraaf. Kan de minister dat toezeggen?

Een hoofdagent met acht dienstjaren verdient een gemiddeld salaris van ongeveer €1.800 netto. Hij staat hiervoor dag en nacht op zijn benen en wordt geacht met gevaar voor eigen leven en welzijn zijn werk te doen. Het vooruitzicht om tot je 67ste te werken en met een rollator de boeven te vangen is op z'n zachtst gezegd bizar te noemen. Kan de minister eindelijk zorgen voor een fatsoenlijke cao?

Ik ben nog niet helemaal klaar, voorzitter. Het is een goed gebruik van de SP-fractie om altijd de werkvloer te bevragen over goede plannen maar ook over slechte plannen. Ik wilde deze minister niet ontzien en heb in ieder geval een mooi rapport voor hem gemaakt waarin de werkvloer wederom is bevraagd over de plannen. Ik wil hem dit rapport graag aanbieden.

De voorzitter:

Ik neem aan dat er geen bezwaar tegen bestaat dat dit stuk ter inzage wordt gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Kamer.

(Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.)

De heer Oskam (CDA):

Voorzitter. De vorming van een Nationale Politie blijft een onderwerp waarover de CDA-fractie grote zorgen heeft. Het kabinet begon met grote beloftes over veiligheid, maar het paradepaardje van Rutte II is inmiddels de achilleshiel van het kabinet geworden. De afgelopen jaren stapelden de problemen zich op bij de politie. Telkens werd door de voorganger van deze minister mooi weer gespeeld. Er werden toezeggingen gedaan, maar de vraag is waar we vandaag nu echt staan. Daar gaan we het over hebben.

De minister schetst in zijn brief aan de Kamer een beeld van hoe hij de gesignaleerde knelpunten in het proces wil aanpakken. De herijkingsnota begint met een zonnig beeld: "Na tweeënhalf jaar Nationale Politie staat er nu één korps dat beter dan tevoren operationeel kan samenwerken. Een korps dat de prestaties op peil heeft gehouden en verbeterd en dat tijdens een aantal grootschalige en complexe evenementen de veiligheid heeft gegarandeerd. Dit is, gezien de grote veranderingsoperatie die gaande is, een goede prestatie die niet onderschat mag worden." Dat is mooi, want er is ook best veel goed werk geweest.

De minister zou een populaire weerman zijn als hij alleen maar mooi weer voorspelt. Het zou ook snel gaan met zijn populariteit als het gaat regenen en waaien. Dat gevoel bekruipt mij steeds bij de berichten die wij van het ministerie krijgen. De feiten zijn immers anders.

Ik som het even op. Het aantal politiebureaus wordt gehalveerd. Nog niet alle wijken in Nederland hebben een eigen wijkagent. De instroom op de Politieacademie is nog steeds te laag. De berichten over de capaciteit en cultuur bij de recherche baren zorgen. Het OM klaagt inmiddels steen en been over de kwaliteit van de recherche. De financiële situatie is verre van stabiel. De onzekerheid over de taken die nu op de lange baan worden geschoven, blijft bestaan. Ik wil de minister hierover bevragen.

Een van de knelpunten bij de reorganisatie van de politie was dat de politie te veel tegelijk moest doen met te weinig middelen. Daar heeft de politie ook steeds voor gewaarschuwd. De minister geeft de politie nu meer tijd om de basis op orde te brengen. Ik snap best dat dit moet gebeuren. De focus komt dan te liggen op de bedrijfsvoering. Dan heb je het over een ander soort mensen dan politiemensen. Als we de politie meer rust gunnen, wat zal zij dan niet meer doen? Het moet binnen de begroting immers ergens vandaan komen. Als je meer energie en geld wilt steken in het op orde krijgen van de bedrijfsvoering, moet dat ten koste van iets gaan. Ik wil van de minister weten hoe dit zit, ook al omdat, naar wij begrijpen, het aantal politiemensen toch al wordt teruggeschroefd om binnen het budget te blijven. Als het anders is, hoor ik het graag van de minister.

Ik kom op het geld. In het persbericht bij de voortgangsbrief schrijft het ministerie: het oorspronkelijk geraamde reorganisatiebudget is opgehoogd van 230 miljoen naar 460 miljoen euro. Als je het snel leest, lijkt het een kleine tegenvaller, maar het gaat om een kwart van de bezuinigingen, de taakstellingen, waarvoor de minister staat. Als dit erbovenop komt, is dat gewoon heel veel. Deze eenmalige kosten zijn binnen de begroting van de politie verwerkt, zo wordt geschreven. Het CDA heeft bij herhaling gevraagd naar de financiële problemen bij de reorganisatie van de Nationale Politie en ook andere partijen hebben dat gedaan. De minister heeft steeds voorgehouden dat er geen sprake was van een financieel probleem. De Kamer was onderhands al in november vorig jaar geïnformeerd, bij het wetgevingsoverleg over de politie. Ook toen werd steeds ontkend dat er sprake was van een financieel probleem. Komt dit als een aap uit de mouw, is dit een verrassing voor de minister, een enorme tegenvaller? Ik wil ook weten waaruit het wordt betaald. Wordt de verhoging van het reorganisatiebudget gedekt uit nog niet gerealiseerde besparingen, of worden de financiële reserves van de politie aangesproken? Zal de minister bijspringen? Vaak horen we, bijvoorbeeld bij de rechtspraak of het OM, dat er allerlei potjes zijn waardoor de minister kan bijspringen als het echt misgaat. Welke gevolgen heeft dat voor de begroting? Ik krijg daar graag een reactie op van de minister.

Ik kom op de wijkagenten. Helaas moet ik terugkomen op dat punt. Ik wil dat niet, maar het is wel een beetje ons punt geworden. We hebben daar nog steeds zorgen over. Wijkagenten zijn het eerste aanspreekpunt voor de burgers. We zijn erg bezig met jihadisme. Er is steeds gezegd dat het belangrijk is dat de politie iemand op straat heeft die weet wat er speelt en die de ogen en de oren van de wijk is. Die agenten kunnen ook als eerste problemen signaleren. Zo kan escalatie vaak worden voorkomen. Daarom heeft de CDA-fractie er bij de minister op aangedrongen dat het aantal wijkagenten op peil zou worden gebracht. Ik heb dat niet alleen gedaan. Mevrouw Berndsen en mevrouw Kooiman hebben dat ook gedaan. Dat wordt breed gesteund in de Kamer.

Niet voor niets staat de norm van 1 wijkagent op 5.000 inwoners in de Politiewet. Er is heel lang met dat getal gestoeid. Er zijn heel vaak cijfers tot ons gekomen die een beetje gemanipuleerd waren, maar we hebben gezegd: we willen nu echt dat het goed is. Ik herinner mij nog heel goed dat ik in een AO aan de vorige minister vroeg: kan het in het voorjaar van 2015 geregeld zijn? Ik hoor de korpschef nog in het oor van de minister fluisteren: dat halen we niet, maar 1 juli is een zekerheidje. Wij hebben toen samen met andere oppositiepartijen een motie ingediend waarin stond: 1 juli moet het toch echt wel geregeld zijn. Dat was geen probleem. Dat zou allemaal geregeld zijn. En wat lezen we nu? Dat het in 2016 ongeveer gaat gebeuren.

Er is ook een inspectierapport van V en J. Vier eenheden zijn onderzocht. De conclusie is eigenlijk dat er te weinig wijkagenten zijn om te voldoen aan de norm van 1 agent op 5.000 inwoners. De wijkagent vervult, vooral al gevolg van de onvoltooide, traag verlopende reorganisatie, nog niet de gewenste regierol. Wanneer er niet tijdig voldoende wordt geïnvesteerd in nieuwe ontwikkelingen en in de positie van de wijkagent, zal het verder ontwikkelen van gebiedsgebonden politiezorg zoals beschreven in de documenten van de Nationale Politie, zeer weerbarstig blijven. Dus ondanks de toezeggingen en de beloften van de minister en ondanks de Kamerbreed gesteunde moties van het CDA en ook andere partijen, heeft nog lang niet elke wijk in Nederland zijn eigen wijkagent. Vooral in de krimpregio's Oost-Nederland en Zeeland is dat niet het geval.

We lezen verder in het inspectierapport dat wijkagenten veel te veel worden ingezet voor andere taken zoals nooddiensten en dat met de werving en de opleiding van extra wijkagenten pas in 2016 kan worden begonnen. Het duurt dus nog minstens een jaar voordat ze er zijn. Ze moeten ook nog worden ingewerkt en hun wijk leren kennen. Hoe rijmt de minister dat met de beloften die in het verleden zijn gedaan en die steeds harder werden?

In het verlengde daarvan wil het CDA de sluiting van de politiebureaus bespreken. Ik doe dat ook omdat de Rekenkamer deze zomer met een rapport is gekomen. Dat rapport is lastig te lezen, want er is heel veel mis, maar we weten niet precies wat er mis is. De minister weet het ook niet, maar hij heeft wel tegen de Rekenkamer gezegd: de aanbevelingen die jullie doen, zie ik als ondersteuning van mijn beleid en die gaan we zo snel mogelijk uitvoeren.

De voorzitter:

Dank u wel, mijnheer Oskam.

De heer Oskam (CDA):

Mag ik nog heel even afronden, voorzitter?

De voorzitter:

Heel even.

De heer Oskam (CDA):

Het is best een lastig onderwerp. Dat red je bijna niet in zes minuten. Er is echt heel veel over te zeggen.

De voorzitter:

U redt het zelfs helemaal niet in zes minuten, want u bent al 40 seconden over tijd. Misschien kan mevrouw Berndsen even een vraag stellen, zodat u de rest van uw tekst in een antwoord kunt vervlechten.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):

Dat vraag ik mij af, voorzitter.

Ik wil graag van de CDA-fractie weten of zij het eens is met de kritiekpunten die in het verleden zijn geuit over het niet willen temporiseren en de veel te grote druk op de organisatie. Is het CDA het daarmee eens? En is het CDA het dan ook eens met de herijking?

De heer Oskam (CDA):

Dat is een te grote stap en een te snelle conclusie. Ik vind het goed dat er tijd wordt ingebouwd of tijd wordt gekocht als we het niet redden. Ik vind het goed dat die organisatie nu tot rust komt en dingen gaat doen die moeten gebeuren. Ik denk dan vooral aan het aanpakken van de knelpunten, waar we eigenlijk al twee jaar over praten. Het is belangrijk dat dat in orde komt. Maar om te zeggen dat wij nu meteen het hele rapport steunen ... Dan wil ik toch eerst antwoord krijgen op de vragen die ik daarover stel.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):

Het is mooi dat de heer Oskam zegt dat hij dit ook al twee jaar vindt, maar dan is het toch opmerkelijk dat het CDA in november 2014 tegen een motie van D66 heeft gestemd waarin wij hebben aangegeven dat er in overleg met de politie en het lokaal gezag gekeken moet worden naar de prioriteiten en het tempo van de reorganisatie. Hoe verklaart de heer Oskam dat?

De heer Oskam (CDA):

Ik vind het lastig om terug te gaan naar hoe dat toen is gegaan bij die motie. We hebben natuurlijk steeds nieuwe prioriteiten aan de minister voorgelegd. Ook de Kamer is daar schuldig aan. De minister zei iedere keer: dat gaan we ook doen. Daar zijn we natuurlijk zelf ook schuldig aan geweest. Ik herinner mij ook dat mevrouw Berndsen heel vaak heeft gezegd: laten wij in vredesnaam keuzes maken. Daar heeft het CDA ook steeds voor gestaan. Ik moet even in mijn geheugen graven. Ik zal even terugkijken naar die motie.

De voorzitter:

Dat kunt u in de tweede termijn doen.

De heer Oskam (CDA):

Ja. Dat ga ik nu niet doen.

De voorzitter:

Rondt u af. Nog vijf seconden.

De heer Oskam (CDA):

Het is lastig voor de Rekenkamer, omdat wij gewoon niet weten welke bureaus gesloten zullen worden. Wij weten ook niet welke tegenvallers er nog komen. Ik wil de minister naar die tegenvallers vragen. Hoe ziet hij dat dan voor de toekomst? Voor wiens rekening komen die? Voor die van de politie, voor die van het ministerie van Veiligheid en Justitie of voor die van de minister van Wonen en Rijksdienst?

De voorzitter:

Prima. Tot zover uw termijn. Een vraag nog van mevrouw Tellegen. Kort en puntig, mevrouw Tellegen.

Mevrouw Tellegen (VVD):

Ja, kort en puntig. Door het CDA worden hier nog een heleboel knelpunten zorgvuldig toegelicht. Wat vindt de CDA-fractie van de herijkingsnotitie die er nu ligt? Kan die notitie haar goedkeuring wegdragen? Wat wil het CDA nu eigenlijk? Het CDA was ook de partij die zei dat de Nationale Politie er moest komen.

De heer Oskam (CDA):

Mevrouw Tellegen stelt bijna dezelfde vraag als mevrouw Berndsen. Het CDA is nog steeds een groot voorstander van de Nationale Politie. Ik denk dat er ook veel goed gaat bij de Nationale Politie. De minister heeft zelf een aantal voorbeelden gezien. De politie heeft fantastische evenementen georganiseerd. Heel veel strafzaken zijn wel goed afgerond, maar er is onrust in de tent. Dat is vervelend. Politiemensen klagen over de werkdruk. Zij klagen over de reorganisatie die niet van de grond komt. Er zijn een aantal dingen die het CDA heel belangrijk vindt, onder andere de wijkagenten. Mevrouw Tellegen vind die ook belangrijk en volgens mij heeft de VVD ook meegetekend. Het is echter nog steeds niet geregeld. Het CDA maakt zich ook zorgen: is de politie over een paar jaar wel op sterkte en gaan er wel voldoende mensen naar de Politieacademie? Uit het korps zelf horen wij de klacht dat er veel oude politiemensen zijn die eigenlijk niet meer met goed fatsoen de straat op kunnen, maar wel de straat op moeten. Zij moeten op termijn worden vervangen. Als je een goede diender wilt worden …

De voorzitter:

Zeg …

De heer Oskam (CDA):

Ja, ik ga nog even door.

De voorzitter:

Ik merk het!

De heer Oskam (CDA):

Als je een goede diender wilt worden, moet je een paar jaar op straat meelopen zodat je het gevoel krijgt dat je het werk goed kunt uitvoeren.

Mevrouw Tellegen (VVD):

Dat is een heel lang antwoord op een heel simpele vraag. Krijgt deze herijkingsnota de goedkeuring van het CDA of niet?

De heer Oskam (CDA):

Ik heb het antwoord al gegeven. Er staan dingen in die goed zijn en die wij steunen, maar ik heb ook een aantal vragen aan de minister gesteld en daar wil ik graag een antwoord op krijgen.

Mevrouw Helder (PVV):

Voorzitter. Vertrouwen komt te voet en gaat te paard. Wat de PVV betreft, is het kernwoord in dit debat niet "herijking", maar "vertrouwen". Want zonder vertrouwen is er geen draagvlak, en zonder draagvlak verandert er niets. Dat er wat moet veranderen om tot een succesvolle afronding van het vormingsproces van de Nationale Politie te komen, is een feit. In dat kader heb ik dan ook twee vragen. Ten eerste: wat moet er veranderen? Ten tweede: wie gaat dat doen?

Volgens de minister moest er te veel tegelijk. 63.000 medewerkers moeten een nieuwe functie krijgen, terwijl het werk gewoon doorgaat. Sterker nog, de voorganger van deze minister gooide er vrijwel wekelijks een nieuwe topprioriteit bij. Dat moet dus anders. Daar kom ik zo op terug.

De minister constateert ook dat de reorganisatie niet juist is aangepakt, namelijk top-down in plaats van bottom-up. In gewoon Nederlands: de top van de politie bepaalde voor de agenten op de werkvloer en de burgemeesters in de gemeenten wat er moest gebeuren. Dat heeft dus betrekking op mijn tweede vraag: wie moet de verandering in gang zetten? Top-down hoeft op zichzelf niet verkeerd te zijn, maar daarvoor moeten wel twee voorwaarden worden vervuld en dat zijn ten eerste visie en ten tweede — daar is zij weer — vertrouwen.

Naar de mening van de PVV gaat de minister in het herijkingsrapport volledig voorbij aan die twee cruciale voorwaarden. In de stukken is nergens een antwoord te vinden op de vraag of er nog wel sprake is van voldoende vertrouwen in de korpsleiding en in de minister zelf. De minister ligt in de clinch met de bonden over het loon en andere cao-eisen. Het vertrouwen in de korpschef daalt. Daarom stel ik nu de vraag aan de minister: waaruit blijkt dat er voldoende vertrouwen is in u en in de top van de politie om het proces vlot te trekken? Het herijkingsrapport wordt ook niet gedragen door de vier grote politiebonden. De vraag is dus niet alleen of er voldoende vertrouwen is in de top, maar ook in de visie. In de brief van 8 september jl. van de politiebonden staat letterlijk: "De politievakbonden hebben in maart 2015 uitgesproken geen vertrouwen meer te hebben in dit proces van vorming van de Nationale Politie. Zolang de (…) cruciale punten niet worden meegenomen, zal dat zo blijven. De voorliggende herijkingsnota geeft in ieder geval geen aanleiding om ons standpunt te wijzigen." Ofwel: de minister en de top van de politie enerzijds en de vakbonden anderzijds zijn geen millimeter dichter bij elkaar gekomen.

Nu duidelijk is dat er geen draagvlak is voor de herijkingsnota en de daarin opgenomen voorgestelde veranderingen, is er één vraag die eerst beantwoord moet worden: wat gaat de minister doen om ervoor te zorgen dat er wél vertrouwen is bij de politiebonden of de werkvloer in het proces van de Nationale Politie? Zoals ik al aan het begin van mijn inbreng heb gezegd: zonder vertrouwen is er geen draagvlak en zonder draagvlak gebeurt er niets. Het heeft dan ook geen zin om gedetailleerde vragen over de inhoud van het herijkingsrapport te stellen. De minister kan en moet wat de PVV betreft twee dingen doen met het herijkingsrapport. Hij moet terug naar de tekentafel voor een visie en terug naar de onderhandelingstafel voor draagvlak. De vraag is of de minister dat gaat doen.

Ik zou nog terugkomen op de vraag wat er moet gebeuren. Het herijkingsrapport staat vol abstracte aanbevelingen, maar het zijn woorden zonder daden. Van herhaling wordt het niet sterker, maar ik moet het toch nogmaals zeggen: zonder vertrouwen van de werkvloer in de minister en de top verandert er niets en zonder deugdelijke basis kan er geen stevig gebouw verrijzen.

De basisteams zijn een samenwerking tussen de wijkagenten, de recherche en de noodhulp en zouden alle taken kunnen uitvoeren. De basisteams zijn bedoeld als ogen en oren van de wijk, maar ze zijn niet op orde, zelfs verre van dat. Er zijn veel te weinig wijkagenten en de teamchefs zijn structureel overbelast. Er zijn geen robuuste basisteams, zoals de burger door de toenmalige minister is beloofd. Ondanks dat al in november 2014 bekend was dat er te weinig wijkagenten zijn, is het antwoord van de minister nu, tien maanden later: de norm houdt de aandacht. Nul komma nul concrete actie en, erger nog, nul komma nul blijk van inleving in de wijkagent op straat. Stel het je eens voor om als wijkagent tegen een slachtoffer dat aangifte wil doen te moeten zeggen: ik weet dat we met te weinig zijn, maar vrees niet, want de norm houdt de aandacht.

Zonder vertrouwen geen draagvlak en zonder fundament geen stevig bouwwerk. De minister is aan zet en moet zo spoedig mogelijk met een nieuw plan komen waaruit een visie spreekt dat hij samen met de politiebonden en een nieuwe politietop heeft opgesteld en waarin concrete acties staan met een tijdpad. De Kamer moet daarvan vervolgens regelmatig op de hoogte worden gehouden. Doormodderen heeft geen zin en is zelfs gevaarlijk, want de taak van de politie, zeker in deze tijd, is de daadwerkelijke handhaving van de rechtsorde en het verlenen van hulp aan hen die deze behoeven. Daarvoor moet de politieorganisatie wel op orde zijn. Daarvan is helaas beslist geen sprake.

Nog een slotopmerking: het is onjuist en onterecht dat de politie zelf de kosten, maar liefst 230 miljoen euro, moet dragen die zijn ontstaan door de vertraging in de totstandkoming van de Nationale Politie, zeker gezien de constatering in het herijkingsrapport dat de financiële positie van het korps onder druk staat. Tijdens de behandeling van de begroting van het ministerie van Veiligheid en Justitie komen we daarover nog uitgebreid te spreken.

De voorzitter:

Perfect binnen de tijd, mevrouw Helder. Zo kan het ook, mijnheer Oskam.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):

Voorzitter. Het lukt de heer Oskam toch iedere keer weer om er wat seconden bij te sprokkelen. Het precedent is geschapen!

De voorzitter:

Ik zit klaar.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):

Over één ding zijn de minister van Veiligheid en Justitie en D66 het eens: wij willen allebei één Nationale Politie. De vorige minister dwong de politie in een keurslijf, om in maar twee jaar de grootste ambtelijke reorganisatie ooit voor elkaar te krijgen. Dat vond en vindt D66 onhaalbaar en onrealistisch. Grote woorden over veiligheid en te veel prioriteiten, maar geen duidelijkheid voor de politiemensen. De ICT is niet op orde en er is een lege portemonnee. Een onmogelijke opgave voor de politie. Burgemeesters, agenten, inspecties en enkele politieke partijen trokken eerder vele malen aan de bel, maar de minister gaf niet thuis.

Wij staan hier dankzij de koppigheid van de vorige minister. Die reageerde op alle signalen met zijn bezweringsformule: we liggen op koers. Het spijt me dat ik die zware stem niet op kan zetten, maar ik kan wel de woorden uitspreken. Het is goed dat deze minister wel erkent dat er fouten zijn gemaakt. Vandaag zien wij de puinhopen die onrealistische politieke beloftes nalaten. De minister is hiervoor verantwoordelijk, net als voor het beheer van de Nationale Politie. D66 maakt zich zorgen over de financiën voor 2015 en de jaren daarna. De financiële tegenvallers stapelen zich op. De huidige minister leeft op de pof. Met zijn voorstellen legt hij een hypotheek op de financiële toekomst van de politie.

De belofte van de minister dat de reorganisatie 1 januari 2015 gereed zou zijn en 230 miljoen zou gaan kosten, is niet waargemaakt. De reorganisatie duurt tweeënhalf keer zo lang en is twee keer zo duur. Het paradepaardje van de VVD heeft zijn glans verloren.

Deze herijking van de reorganisatie verrast mijn fractie niet. Wij vonden deze hard nodig. Een verrassing is hooguit dat deze minister zich coöperatiever opstelt dan de vorige. Tot drie keer toe heeft D66 via een motie gevraagd om het tempo van de reorganisatie realistischer te maken. Niet alleen de minister, maar ook de coalitiepartijen wilden niet ingrijpen.

De Inspectie van Veiligheid en Justitie, de Algemene Rekenkamer, de Commissie van toezicht op het beheer politie, zij hebben allemaal kritische rapporten uitgebracht. Hoe is het mogelijk dat het kabinet deze adviezen zo lang heeft laten liggen? De minister schrijft dat zijn voorganger de knelpunten heeft geconstateerd, maar waarom zijn de knelpunten in bijna drie jaar niet opgelost?

De Nationale Politie dreigt een financiële puinhoop te worden. D66 vreest dat de minister aan het Grieks boekhouden is geslagen. Hij schuift de problemen voor zich uit, onder het mom: na mij de zondvloed. Tot Prinsjesdag is het volstrekt onduidelijk hoe de minister de extra reorganisatiekosten gaat dekken en wat de effecten zijn voor de politie.

Er ligt een onmogelijke financiële opdracht: 230 miljoen extra reorganisatiekosten, 500 miljoen besparingen, 250 miljoen geleend geld van minister Dijsselbloem. Er zijn zo'n 100 miljoen per jaar kosten door meer politie, een onbekend bedrag voor de extra aspiranten en zij-instromers en ook nog voor de tegenvallers van het vastgoed, aldus de Algemene Rekenkamer, en dan noem ik nog niet de ICT.

De eigen reserve van de politie is volstrekt ontoereikend. Hoe gaat de minister orde op zaken stellen en het tekort van mogelijk een miljard oplossen? Hoe gaat hij de tegenvallers op de lange termijn dekken? Is het kabinet bereid om extra geld vrij te maken voor de politie? Gaat de minister ons soms verrassen met Prinsjesdag? Ik vrees van niet, want het goede nieuws is al uitgelekt. Graag krijg ik hierop een antwoord van de minister.

Het kabinet moet de slagkracht bij de politie vergroten, met voldoende capaciteit, scherpere prioriteiten en de juiste mensen op de juiste plek. Het gaat wat mijn partij betreft om vakmanschap, kwaliteit en kennis. Ik ben blij om te horen dat de minister eindelijk de recherche wil versterken, met cyber crime en financiële experts, maar zij moeten dan ook een volwaardige positie krijgen. En serveer de huidige rechercheurs niet af, zeg ik tegen de minister.

De politie heeft niet alleen voor opsporing, maar op alle niveaus kennis en deskundigheid nodig. Maar expertise kost geld. Het is van belang dat niet de criminelen, maar de politie in staat is om een antwoord te geven op de veranderende samenleving. Is de minister bereid om hierin te investeren, en zo ja, hoeveel? Hoe zorgt hij ervoor dat bij de politie de kennis wordt bijgehouden? Waarom is er 50 miljoen minder uitgegeven aan vakinhoudelijke opleidingen? Collega Kooiman had het daar ook al over.

Wij zijn blij dat er uiteindelijk een plan voor de herijking van de reorganisatie is gekomen; nu nog de uitvoering van dit plan. Laat het duidelijk zijn dat alleen de minister verantwoordelijk is voor de bij de Nationale Politie ontstane situatie. Alleen de minister kan de reorganisatie alsnog tot een goed einde brengen. Alleen de minister kan de druk op de begroting van de Nationale Politie verminderen. Zorg voor rust en ruimte voor de politie. Luister naar de werkvloer. Zorg voor vakmanschap en voor realistische prioriteiten. Geef burgemeesters meer zeggenschap. Zorg voor een sluitende begroting en voor een rechtvaardige cao. Regel dit. Overtuig ons er nu eindelijk eens van dat veiligheid bij deze minister en dit kabinet wel in goede handen is.

De heer Segers (ChristenUnie):

Ik vond het een rake typering van collega Berndsen: Grieks boekhouden. Ik kan me daar iets bij voorstellen. Ik heb ook kritische vragen over de financiële onderbouwing van deze plannen. De D66-fractie zegt dat er extra geld naar de politie moet, omdat het allemaal erg krap is. Is dat de aankondiging van een tegenbegroting, waarin er meer geld is voor Veiligheid en Justitie en er meer geld wordt gereserveerd voor de Nationale Politie?

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):

Meneer Segers neemt alvast een voorschotje op de Algemene Politieke Beschouwingen. Ik ga dat niet doen. Wij vinden het belangrijk dat er meer geld naar Veiligheid en Justitie gaat. En er komen nog meer gaten aan, zo zeg ik tegen de heer Segers. Gezien de niet-gehaalde bezuinigingen bij de andere poten van het ministerie, is er nog heel wat te repareren. Maar ik ben erg benieuwd naar wat het kabinet zelf doet. Het kabinet heeft deze gaten namelijk veroorzaakt, wij niet.

De heer Segers (ChristenUnie):

Met dat laatste ben ik het zeer eens. Ik zal die vragen ook stellen. Mevrouw Berndsen zei: er is niets uitgelekt over Veiligheid en Justitie, dus ik ga ervan uit dat er geen geld bij komt. Zij vindt dat spijtig. In dat geval kan daar toch een andere intentie van de D66-fractie tegenover staan, namelijk de aankondiging dat er extra geld bij moet, en dat zij dat gaat leveren met een tegenbegroting?

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):

Ik zou tegen de heer Segers willen zeggen: laat u verrassen.

De heer Van der Staaij (SGP):

Voorzitter. Wat was het mooi dat de Nationale Politie de unanieme steun kreeg van de Kamer. Hoe kwam dat? Ik denk ook doordat heel veel Kamerleden hun oor bij de werkvloer te luisteren legden en veel politiemensen zeiden dat het er best goed uitzag, dat ze er wel vertrouwen in konden hebben. In de memorie van toelichting van het wetsvoorstel stonden mooie zinnen: burgers en agenten centraal; agenten zouden moeten gaan merken dat het werk makkelijker wordt; burgers zullen moeten gaan merken dat de politiezorg beter wordt en dat het veiliger wordt; meer ruimte voor de professional; minder bureaucratie; minder bestuurlijke drukte; een veiligere leefomgeving; een effectievere opsporing. Dat zag er gewoon goed uit, het waren goede plannen. De minister luisterde destijds goed naar de ideeën uit de Kamer, die allerlei amendementen had aangenomen. We hadden er goede hoop op dat het snel en goed zou gaan landen.

Vandaag bespreken we een herijkingsnota. We gaan dan ook weer wat rondjes maken, bijvoorbeeld bij de politiemensen. Een aantal politiemensen hebben we een mail gestuurd met de herijkingsnota, met de vraag of ze er vertrouwen in hadden dat daarin de goede knelpunten werden benoemd en dat de gekozen oplossingsrichtingen de goede waren. Ik ben echt geschrokken van de reacties, ook die van de agenten die ik ken als vrij positief ingesteld. Eerlijk gezegd spoorde het wel met het beeld dat mevrouw Kooiman schetste. In onze achterban zijn ze soms nog een tikje constructiever dan in die van de SP, maar het gaat niet om de kleur van de agenten, maar om hun ervaring op de werkvloer. Dan hoor je toch wel dat er sprake is van heel weinig vertrouwen. Dat is een kernwoord dat steeds terugkomt. De nota ziet er goed uit. De knelpunten worden benoemd en er staat in hoe deze worden aangepakt. Maar er is sprake van heel veel frustratie — dit woord heb ik al in een aantal bijdragen gehoord — en heel weinig vertrouwen. Er is heel veel onvrede. Mensen vragen zich af hoe het met de herplaatsing zit. Er zou toch veel eerder duidelijkheid zijn? Een afstand van anderhalf uur betekent drie uur reistijd op een dag. De personele bezetting op de rechercheafdeling is alleen maar uitgekleed. Mensen spreken mij aan over het mooie amendement dat ik heb ingediend over de wijkagentnorm. Daar was ik zo trots op, zeggen ze. Ik heb inderdaad samen met de heer Van Raak en mevrouw Kuiken een amendement ingediend. We wilden geen vage moties en toezeggingen, maar we wilden dat er in de wet een norm zou worden vastgelegd van 1 wijkagent op 5.000 mensen, waardoor dit geregeld zou zijn. Mensen zien echter dat de wijkagent er nog steeds niet is. Die norm wordt nog lang niet gehaald.

Er zou ruimte zijn voor lokale prioriteiten. Als ik de burgemeesters vraag hoe het in de praktijk gaat, vertellen ze dat ze lokale prioriteiten kunnen aangeven, maar dat ze vaak te horen krijgen dat capaciteit ontbreekt. "In grote delen van onze regionale eenheid komen we niet verder dan 1 op 8.000." Het politietoezicht in de kleine woonkernen wordt schaars, hoorde ik een agent zeggen. De lokale inbedding van de politie laat dus echt te wensen over. Het vertrouwen is bij heel veel politiemensen op de werkvloer onvoldoende of zelfs weg.

Deze kernpunten komen naar voren als je in de praktijk je oor te luisteren legt. Daarom vraag ik de minister om in het bijzonder te investeren in het herstel van het vertrouwen van de agenten. Als je navraag doet bij mensen die te maken hebben met grote reorganisaties, hoor je dat er bij een reorganisatie waarbij van alles op de helling gaat, altijd sprake is van groeiend wantrouwen bij de mensen op de werkvloer ten opzichte van de leiding. Dat is op zichzelf normaal, maar het is geen automatisme. Het is dan hard nodig om transparant te zijn, te laten zien wat je doet, te doen wat je zegt en je in te leven in de werkvloer. Dat zijn vier tegeltjeswijsheden. Als je er in de praktijk zo mee omgaat, dus transparant zijn, laten zien wat je doet, doen wat je zegt en je inleven in de werkvloer, is er wel een goede kans, ondanks het feit dat er van alles en nog wat op de schop gaat, om het vertrouwen te behouden. Dat geef ik als grote uitdaging mee aan deze minister.

Welke mogelijkheden ziet hij om het werken aan het herstel van het vertrouwen van agenten actie nummer één te maken? Ik vraag hem de waarde van goed politiewerk te erkennen, snel tot overeenstemming te komen over een loonsverhoging en snel tot definitieve plaatsing van agenten over te gaan. We horen vaak dat de norm van anderhalf uur reistijd een graat in de keel is. Laat lokale prioriteiten echt de basis zijn. Daar zijn burgers, agenten en lokaal bestuur het meest mee gediend. Ik noemde net de burger. Klopt het dat ik de burger in de herijkingsnota niet meer ben tegengekomen? Is die burger nog wel in beeld bij de herijking?

De norm voor wijkagenten moet wat ons betreft per 1 januari echt gehaald worden. Daarnaast vraag ik de staatssecretaris te investeren in de recherche. Zonder goede recherche is opsporing blijvend een probleem en blijven belangrijke zaken op de plank liggen. Ik vraag de minister om de ervaring van de huidige rechercheurs te koesteren.

Ik vat het even samen. Er staan veel waardevolle dingen in de herijkingsnota. Ik zie veel goede richtingen, bijvoorbeeld voor het lokale maatwerk, om de problemen op te lossen. Prioriteit nummer één is het herstel van het vertrouwen en het luisteren naar de werkvloer. Er moet echt werk worden gemaakt van het bieden van lokaal maatwerk. Lokale prioriteiten moeten de ruimte krijgen. De SGP-fractie ziet heel graag dat de minister hierop inzet.

Mevrouw Tellegen (VVD):

Voorzitter. Ruim twee jaar geleden startte een van de omvangrijkste reorganisaties ooit binnen de Nederlandse overheid. Op 1 januari 2013 kwamen 26 autonoom werkende politiekorpsen samen binnen één organisatie. Sinds die dag heeft Nederland één Nationale Politie, één team, werkend aan één missie: een veilig Nederland. Niemand hier zal het ontkennen: reorganiseren is niet leuk en zeker niet makkelijk, al helemaal niet als het gaat om het dagelijks werk van zo'n 360.000 politiemensen en als er bovendien fundamentele belangen op het spel staan, zoals de veiligheid van iedere Nederlander. Des te groter is de waardering die de VVD vandaag uitspreekt voor alle mannen en vrouwen van de politie, die dag in, dag uit met toewijding en professionaliteit hun werk doen, in een tijd waarin de veiligheidsvraagstukken complexer worden en waarin tegelijkertijd de gehele politieorganisatie anders wordt ingericht. Dat is een compliment waard.

Ik zei het al: een reorganisatie van deze omvang is niet makkelijk. De vergelijking tussen de reorganisatie van de politie en de verbouwing van een huis is al vaker gemaakt en die maak ik vandaag opnieuw. Iedereen heeft weleens een verbouwing meegemaakt. Die gaat gepaard met stof, soms met veel stof, en verloopt vaak niet volgens planning. Vaak worden de materialen te laat geleverd, blijken er bij het slopen grotere problemen achter plafonds vandaan te komen dan gedacht en passen de tegels niet zoals je in de winkel had bedacht. Bij een grootscheepse verbouwing is het daarom zaak realistisch te zijn en het einddoel voor ogen te houden, bereid te zijn om tijdens de verbouwing bij te sturen waar dat nodig is en te besluiten dingen later te doen of zaken aan te passen. Het gaat om het einddoel: dat gerenoveerde huis. Precies zo is het bij de Nationale Politie. De minister schrijft in zijn herijkingsnota dat het einddoel onverkort overeind staat, maar dat meer realisme vereist is. Aanpassing is noodzakelijk om de 26 politiekorpsen op een toekomstbestendige manier tot één organisatie samen te voegen. Er zijn grote stappen gezet. De Nationale Politie als collectief opererende organisatie werpt haar vruchten af.

De heer Segers (ChristenUnie):

Voordat collega Tellegen op de toekomst ingaat, wil ik nog even terugblikken. We hebben heel veel overleggen over de politie gevoerd, met zowel de vorige minister als deze minister. Het is nog maar anderhalf jaar geleden dat de vorige minister ons bezwoer dat alles op orde was. Dat was na dat gebaar dat collega Berndsen net maakte. Ik heb hem heel concrete vragen gesteld over de financiële deugdelijkheid en haalbaarheid. Het antwoord was dat de plannen daarop getoetst waren. Nog geen anderhalf jaar later blijkt dat de plannen door het ijs zakken. Wat is, met deze terugblik, het politieke oordeel van mevrouw Tellegen over die gang van zaken?

Mevrouw Tellegen (VVD):

Ik was een van degenen die vorig jaar bij het WGO heel stevige vragen heeft gesteld aan de toenmalige minister van Veiligheid en Justitie. Er was brede steun in de Kamer voor het idee dat goed bekeken moet worden waar het anders en beter moet en dat er, waar nodig, aanpassingen moeten worden verricht. Die opdracht hebben we Kamerbreed meegegeven aan de toenmalige minister. Je kunt de herijkingsnota die wij vandaag bespreken eigenlijk zien als het resultaat van georganiseerde zelfkritiek. Natuurlijk gingen er dingen niet goed. Daarom hebben we vorige keer met z'n allen gezegd: het is nodig om links en rechts een aantal aanpassingen te doen. Daar is deze herijkingsnota het resultaat van. Ik ben blij dat deze nota er ligt.

De heer Segers (ChristenUnie):

Dit raakt aan de verhouding tussen kabinet en Kamer. Wij hadden signalen dat het niet goed ging en dat het financieel echt uit de rails liep. Daarom hebben wij Kamerbreed indringende vragen gesteld. Het antwoord was: het staat op de rails, het gaat goed, we zitten op schema, we hebben de plannen getoetst op financiële haalbaarheid. Dan past het ons slechts om af te wachten. Dat hebben we gedaan, tot het eind van deze zomer, toen we de plannen kregen. Wat blijkt? Het gaat niet goed, er moet veel meer geld bij en er moet veel meer tijd voor worden uitgetrokken. Dat is toch buitengewoon frustrerend voor een Kamer die kritische vragen heeft gesteld en nul op het rekest heeft gekregen? Daar moet mevrouw Tellegen toch een politiek oordeel over hebben? Ik heb dat wel. Ik vond deze gang van zaken namelijk buitengewoon frustrerend.

Mevrouw Tellegen (VVD):

Ik vond het heel goed dat wij in het WGO van november vorig jaar met z'n allen hebben gezegd: luister, we zien een paar heel grote problemen ontstaan. Ik zeg erbij dat dit niet heel raar is als je de hele organisatie op zo'n fundamentele manier op de schop neemt. We hebben gezegd: minister, het lijkt ons verstandig dat u op deze punten nagaat welke aanpassingen er nodig zijn. Met die opdracht is de toenmalige minister aan de slag gegaan. Ik zeg nogmaals — het is flauw, maar zo bedoel ik het niet — dat ik deze herijkingsnota zie als de uitkomst van de zoektocht naar punten waarop het misgaat en waarop het anders moet. Misschien komt deze nota voor de heer Segers iets te laat, maar ik heb liever iets langer de tijd om er goed over na te denken. Nu ligt er, naar de mening van de VVD, iets degelijks. Als u daar een politiek oordeel over wilt vellen: nee. In een ideale wereld zou het mooi zijn geweest als wij op schema hadden gelegen en er niet meer geld bij was gekomen. Natuurlijk. Maar het is naïef om te denken dat je een zo grootscheepse reorganisatie zonder slag of stoot helemaal volgens planning kunt laten doorgaan.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):

Hoe kan mevrouw Tellegen het woord "zoektocht" gebruiken als het gaat om een dergelijke grote reorganisatie? Die zoektocht had vóór de plannen gehouden moeten worden en niet na twee jaar. Mevrouw Tellegen speelt nu wel heel erg mooi weer door te zeggen dat zij in november ook flinke kritiek op de minister had. Mevrouw Tellegen, zeg ik via de voorzitter, heeft tegen een motie van D66 gestemd waarin werd opgeroepen om te temporiseren. Mevrouw Tellegen zei juist: dat mevrouw Berndsen dat nu wil, is wel erg vroeg hoor, dat temporiseren zie ik nog niet zitten. En dan nu zeggen dat u mede hebt opgeroepen tot een herijking? Wat vindt u nu van het optreden van de vorige minister in dit hele dossier?

Mevrouw Tellegen (VVD):

Ik heb mijn bijdrage van het wetgevingsoverleg van november vorig jaar helaas niet bij me. En nee, ik heb niet meegetekend met een motie waarin het kabinet werd opgeroepen om te temporiseren. Ik heb de minister toen heel duidelijk gezegd waar de zorgen van de VVD lagen. Ik wil voor mevrouw Berndsen graag mijn bijdrage er nog een keer bij halen. Wij hebben dat Kamerbreed gedaan en wij hebben de minister de opdracht gegeven om heel stevig te gaan kijken waar de dingen anders moeten. Ik heb toen in het antwoord van de minister gehoord dat hij daarmee aan de slag zou gaan. Nogmaals, ik herhaal mijn woorden, De herijkingsnota zoals die er nu ligt, is een uitkomst van de aanpassingen die verricht moesten worden.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):

Ja, dat was een uitkomst nadat met name de SP en D66 keer op keer op keer, bijvoorbeeld naar aanleiding van inspectierapporten en publicaties van wetenschappers, hebben aangegeven dat er getemporiseerd moest worden. Het is niet alleen een uitkomst van november 2014; dat was rijkelijk laat. Laat ik dan een citaat voorhouden aan mevrouw Tellegen: "Ik weet niet of de oplossing in temporiseren ligt. Voor mevrouw Berndsen lijkt uitstel nu de oplossing, maar voor mij lijkt dit nu te groot en te vroeg." Dat was anderhalve maand voordat de reorganisatie in de ogen van de vorige minister klaar moest zijn. Al u dat nu zo hoort en daarop terugkijkt, hoe waardeert u dan uw eigen bijdrage van dat moment?

Mevrouw Tellegen (VVD):

Die waardeer ik als zeer realistisch. Ik heb toen op een aantal punten gezegd: "luister, hier loopt het vast. Minister, wat gaat u eraan doen? U bent met een grootscheepse reorganisatie bezig. Het lijkt mij goed als u goed kijkt waar u mogelijk aanpassingen moet verrichten." Dat is precies de opdracht waarmee wij de minister op pad hebben gestuurd. Daar is dit de uitkomst van.

Nu neemt mevrouw Kooiman het over ... dat is zoals het altijd gaat.

Mevrouw Kooiman (SP):

Ja, voorzitter, het is terecht dat mevrouw Kooiman het overneemt, want ik sta hier echt met open mond te luisteren. Nadat wij hier voor het eerst over gesproken hadden, hebben wij drieënhalf jaar rapport na rapport ontvangen van wetenschapper na wetenschapper en werkvoeronderzoeken, niet alleen van de SP maar ook van de bonden, waarin stond: dit gaat de verkeerde kant op. Wanneer grijpt de Kamer in? Keer op keer zijn er voorstellen gedaan: D66, ChristenUnie, PVV en SP. Er zijn meerdere moties ingediend, waar de VVD niet achter ging staan, om te vragen om meer tijd en meer geld. Waar staat de VVD dan? Kan de VVD in ieder geval de realiteitszin opbrengen om te zeggen: ja, wij waren te laat en ja, er had eerder geld bij gemoeten?

Mevrouw Tellegen (VVD):

Ik kan de realiteitszin opbrengen dat ik vorig jaar heb gezien dat die reorganisatie op een aantal fundamentele aspecten niet goed liep. Wij hebben de minister gevraagd of hij daar stevig naar wilde kijken en met mogelijke aanpassingen wilde komen.

Mevrouw Kooiman (SP):

Laat ik het anders proberen, want hier komen wij inderdaad niet verder mee. Wij hebben nu een nieuwe plan, en niet zo'n goed plan. U hebt mijn bijdrage zojuist gehoord. Ik ben niet de enige die dat aangeeft. De bonden hebben kritiek geuit. Ik vond vanmorgen nog een zeer kritische brief van de centrale ondernemingsraad in mijn mailbox. Een aantal vooraanstaande wetenschappers hebben ook kritiek geuit. Moeten wij niet een plan hebben dat wordt gedragen door iedereen en zeker door de werkvloer?

Mevrouw Tellegen (VVD):

Ik heb de herijkingsnota gelezen en daarin staat — ik hoor het graag nog een keer van de minister — dat men met alle partijen die betrokken zijn bij deze reorganisatie, overeenstemming heeft bereikt over de richting van de herijkingsnota. Dan ga ik ervan uit dat het zo is.

Mevrouw Helder (PVV):

We hebben de voormalige minister op kritische vragen steeds horen zeggen: wees gerust, we liggen op koers. Ik heb op kritische vragen van mijn fractie de voormalige minister ook vaak horen zeggen: o, o, o, wat wordt het beter! Het werd op een gegeven moment zo vervelend dat je maar niets meer vroeg. Uiteindelijk lagen er in november 2014 heel veel kritische rapporten. Dat zegt mevrouw Tellegen ook, maar zij zegt vervolgens: dat is het resultaat van georganiseerde zelfkritiek. Nou, voorzitter, het was het resultaat van het feit dat de bonden heel vaak tevergeefs op de deur hebben geklopt. Ik wil als eerste toegeven dat mijn fractie ook heel lang de hoop heeft gehad dat het goed ging. Wij dachten: dan komt er maar weer een rapport en dan gaan we de reeds rijdende trein toch maar, al rijdend, proberen te repareren. Mijn fractie voelde zich op een gegeven moment toch voor de gek gehouden toen bleek dat het gewoon niet zo was.

Ik heb een vraag aan mevrouw Tellegen. Het was geen zelfkritiek, het was niet luisteren naar de bonden! Nu moeten we wel naar de bonden luisteren, maar daar hoor ik mevrouw Tellegen niet over. Wat zou haar reactie op dit herijkingsrapport zijn tegenover de bonden en tegenover de mensen op de werkvloer?

Mevrouw Tellegen (VVD):

Mevrouw Helder heeft mij niet goed begrepen. Wat er nu ligt, die herijkingsnota, zie ik als het resultaat van georganiseerde zelfkritiek. Mevrouw Berndsen vindt dat dit alleen komt door de oppositiepartijen en niet door de coalitie. Daar kunnen we lang over praten, maar de minister is in november vorig jaar op pad gestuurd met de opdracht: het gaat niet goed, er moeten op een aantal punten aanpassingen worden verricht. Daar is dit rapport het eindresultaat van. Ik denk dat er met deze herijkingsnota een basis ligt voor een uiteindelijk goede afronding van de Nationale Politie, en die hebben we steeds allemaal als einddoel voor ogen.

Mevrouw Helder (PVV):

Denkt mevrouw Tellegen dat de basis die er nu ligt en waar zij namens haar fractie blijkbaar voorlopig tevreden mee is, gedragen wordt door de werkvloer?

Mevrouw Tellegen (VVD):

Ik heb de indruk van wel, omdat er heel duidelijk in de brief staat dat de richting van deze herijkingsnota in vergaande mate is afgestemd met alle spelers in het veld, of dat nu de regioburgemeester is of het artikel-19-overleg of de bonden. Dan ga ik ervan uit dat het zo is en als het niet zo is, dan hoor ik dat graag van de minister. Het lijkt mij geen goede zaak als er geen draagvlak zou zijn voor deze richting, want het moet nu goed gaan, dat ben ik helemaal eens met mevrouw Helder. Laten we er nu vertrouwen in hebben dat hier sprake is van een herijking die de basis is van een goede afloop.

De voorzitter:

De heer Segers van de fractie van de Christen-Unie.

Mevrouw Tellegen (VVD):

Voorzitter. Ik ben nog niet klaar.

De voorzitter:

O, ik dacht dat u klaar was. Neemt u me niet kwalijk. U vervolgt uw betoog.

Mevrouw Tellegen (VVD):

Degene die had verwacht dat zo'n grootscheeps project zonder slag of stoot zou verlopen, is naïef. Het is dan ook verstandig dat er door deze minister op onderdelen wordt bijgestuurd. En nee, ik zei het net ook al bij interruptie: ideaal is het niet, maar wel noodzakelijk. Inboeten op de kwaliteit van het einddoel is voor de VVD geen optie.

Het getuigt van realiteitszin dat de minister op een aantal knelpunten actie onderneemt. Hij brengt de basis op orde, geeft absolute voorrang aan de personele reorganisatie, geeft lokaal maatwerk meer ruimte en maakt werk van kennis en kunde. Een aantal vragen. De personele reorganisatie moet voor het einde van het jaar zijn afgerond. Eind dit jaar moeten alle politiemannen en -vrouwen weten op welke plek ze zullen komen te werken. Dat is heel belangrijk voor het draagvlak van deze reorganisatie. Een ambitieus, maar terecht streven. Ik wil graag van de minister horen of dat echt een haalbare kaart is, want het is september en het moet dus eind december rond zijn.

Bij de basis op orde hebben, hoort ook dat de teamchefs van de robuuste basisteams worden ontlast en meer zeggenschap krijgen en dat de wijkagent, die de ruggengraat van de politie vormt, in zijn of haar kracht wordt gezet. Hoe gaat hij dat doen, vraag ik aan de minister. Welke concrete acties neemt hij om lokaal maatwerk beter te verankeren? Hoe zit het met de lokale prioriteiten? Het politiewerk vraagt en vereist veel. Als er gevaar dreigt, staat de politie er. Sterker nog, de politie doet een stap naar voren als wij een stap naar achteren doen.

De samenleving heeft hoge verwachtingen van de politie en er komen steeds complexere en nieuwe uitdagingen bij, denk aan terrorisme en aan cybercrime. Daarom is het goed dat er meer aandacht komt voor het welzijn van de politiemedewerkers. Wij komen daar ongetwijfeld nog uitgebreider over te spreken. Voor vandaag twee punten. Ten eerste PTSS. Binnenkort zal de zorg voor de politieagenten met PTSS in de Politiewet verankerd worden. Graag hoor ik van de minister of hij mogelijkheden ziet om de Basis over te laten gaan tot een meer uitgebreide strategische samenwerking met andere veiligheidssectoren zoals de politie. PTTS-klachten zijn voor veel dieners in de veiligheidsketen hetzelfde. De Basis is de plek waar alle kennis en kunde bij elkaar is gebracht en daar kan men ook politiemensen met PTSS-klachten helpen. Graag een reactie.

Ten tweede heb ik een vraag over het politiegeweld. Dat is een onderwerp dat leeft. Door een serie incidenten zit de politie de laatste tijd in het beklaagdenbankje. Agenten zouden te veel geweld gebruiken. Wij komen ongetwijfeld snel hierover te spreken, maar de VVD wil er vandaag al het volgende over zeggen. Agenten die zich 24 uur per dag inzetten voor onze veiligheid en daarbij noodgedwongen soms geweld gebruiken, verdienen steun, begrip en bescherming. Wij moeten erop vertrouwen dat de agent die zich genoodzaakt ziet om geweld te gebruiken naar eer en geweten de juiste afweging heeft gemaakt. Dat neemt niet weg dat iedere keer opnieuw heel zorgvuldig moet worden getoetst of de agent juist gehandeld heeft. Waar de VVD werk van wil maken, is dat de agent op een andere manier wordt behandeld dan een crimineel die het vuur heeft geopend. De agent doet dit voor zijn werk, de crimineel niet. Het reguliere strafrecht biedt hier naar de mening van de VVD misschien niet voldoende soelaas. Kan de minister hierop reageren?

De minister gaat ook inzetten op kennis en kunde. Er wordt ingezet op vorming en weerbaarheid. Er komen meer trainingen. De VVD vindt dit een goede ontwikkeling. Ook wordt er op korte termijn aan een kwaliteitsimpuls bij de recherche gewerkt. De criminele wereld verandert en dat vraagt om een ander soort recherchewerk. Daar zijn meer mensen en ook andere mensen voor nodig. In een interview in NRC van vorig weekend valt te lezen dat de administratieve lasten omlaag moeten en dat te veel regels en richtlijnen zouden leiden tot een angstcultuur. Kan de minister hierop reageren? Wat gaat hij doen om snel en gedegen werk te maken van minder regels?

Ik dank de minister voor zijn brief over oneigenlijke taken. Het is de visie van de VVD dat de politie op sommige punten wordt overvraagd. Dat is niet het geval als het gaat om de kerntaken. Die discussie wil ik hier niet opnieuw voeren. Het gaat om de schil daaromheen. De vangnetfunctie van de politie is opgerekt. De minister geeft in zijn brief aan dat veiligheid een integrale aanpak vergt. Waar ziet hij nog mogelijkheden om binnen de veiligheidsketen — of het nu om boa's gaat of om de 40.000 private beveiligers in Nederland — nauwer samen te werken?

Tot slot. Het werk van politieagenten is cruciaal voor een veilig Nederland. Zij handhaven de orde, verlenen noodhulp en sporen misdadigers op. Jarenlang is er gesproken over de totstandkoming van de Nationale Politie. De VVD was en is voorstander van het einddoel: de Nationale Politie. De VVD heeft er alle vertrouwen in dat er met deze aanpassingen straks een robuuste politieorganisatie staat die alle uitdagingen om Nederland veilig te maken en te houden aan kan.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):

Het is interessant om te horen dat mevrouw Tellegen in het kader van de PTSS nu ook voor personeel van ambulances en brandweer een meldpunt wil. Het is vooral interessant om het bij de politie drie jaar heeft moeten duren voordat de VVD daar überhaupt steun aan heeft gegeven. Hoe denkt mevrouw Tellegen dat dit vormgegeven moet worden? Gaat de minister dat bijvoorbeeld financieren?

Mevrouw Tellegen (VVD):

Dat is niet wat ik heb beoogd te betogen. Er is een Veteranenwet en de Basis is ons allen bekend. Dit is een prachtige poort waarachter ongelooflijk veel kennis en kunde schuilgaan als het gaat om de opvang van publieke dieners met PTSS-klachten. Ik ben wat dat betreft heel pragmatisch. Op uw verzoek — die credits krijgt u hier voor 100% van mij — wordt de zorg voor PTSS-klachten in de Politiewet verankerd. Dat lijkt mij een goede zaak. Dat moeten wij ook doen. Gaan wij dan naast de Basis een nieuwe kolom blauw maken met dezelfde zorg? De Basis is er. De kennis en kunde zijn er. Kan de Basis niet een bredere grondslag krijgen zodat de zorg niet alleen toegankelijk wordt voor militairen, maar ook voor politiemensen en in de toekomst wellicht ook voor brandweerlieden en ambulancemedewerkers? Zo ver wil ik nu helemaal niet gaan.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):

De zorg voor de politie is al in gang gezet, ook ten aanzien van de Basis. Dat is al gaande, zal ik maar zeggen. Dat is ook altijd de bedoeling geweest. Mevrouw Tellegen noemde ook personeel van de brandweer en ambulancepersoneel. Dat is ook het interessante aan wat zij zegt. In het algemeen overleg over de nationale veiligheid hebben wij het daarover gehad. Als zij nu deze minister daarop aanspreekt, vraag ik toch hoe zij dan denkt dat dat vorm gegeven kan worden. De minister is namelijk niet de werkgever van de brandweermensen en van het ambulancepersoneel.

Mevrouw Tellegen (VVD):

Dat lijkt me de laatste reden om iets niet te willen. Als dat de reden zou zijn, zouden wij in Nederland verder nergens komen. Ik zie de Basis gewoon als een prachtige instelling. Die draagt nu alleen een groene vlag en ik zou inderdaad willen dat die een blauwe gaat dragen en misschien ook wel een rode en een witte, omdat wij daarmee gewoon één toegangspoort hebben voor alle mensen die zich inzetten voor de Nederlandse veiligheid en met dezelfde klachten rondlopen.

Mevrouw Kooiman (SP):

Wij hebben vandaag een debat over de gebroken beloftes van dit kabinet. Er zijn bijvoorbeeld niet voldoende wijkagenten, er is niet meer blauw op straat en er zijn geen politievrijwilligers. Ik kan het hele rijtje nog eens opnoemen. Als de VVD staat voor veiligheid, wat gaat zij dan doen om al die gebroken beloftes weer te fiksen?

Mevrouw Tellegen (VVD):

Wij spreken vandaag over een herijkingsnota, een aanpassingsplan op een heel ambitieus plan voor het vormen van de Nationale Politie. Ik zie dat als een realistisch bijsturingsplan waarmee wij het einddoel voor ogen houden, namelijk de vorming van de Nationale Politie.

Mevrouw Kooiman (SP):

Het hele rijtje dat ik net opnoemde, komt helemaal niet terug in het plan. Althans, voor het grootste gedeelte. Er wordt met geen woord gerept over bijvoorbeeld de lastendruk. U zegt in uw eigen betoog dat er minder bureaucratie zou moeten zijn. Laat ik er één punt uithalen, namelijk de trainingen. Daar heb ik u ook over horen spreken. Er werd beloofd om meer trainingen te geven. Hoe kan het dan zijn dat de VVD desondanks de enorme bezuiniging op de Politieacademie gewoon steunt?

Mevrouw Tellegen (VVD):

Ik ben inderdaad voorstander van meer trainingen. Ik denk dat het goed is dat die nu worden aangekondigd. Volgens mij is dat deels ingegeven door de snel veranderende veiligheidssituatie in ons land. Er wordt een twee keer zo hoog bedrag uitgetrokken om het nu in goede banen te leiden. Van die 230 miljoen moet een deel naar die trainingen. Ik zou, misschien net als u, van de minister willen weten welk deel van dat bedrag naar die trainingen gaat.

De voorzitter:

Dank u wel. Bent u klaar?

Mevrouw Tellegen (VVD):

Ja.

De heer Segers (ChristenUnie):

Voorzitter. Het was een mooi beeld. Het waren prachtige foto's van bewindslieden op het strand. Wij zagen spijkerbroeken en een hoody, veel vrijetijdskleding. Was dan het hele kabinet in vrijetijdskleding? Nee, er was één minister die in pak rondliep. Daarmee maakte hij indruk op mij. Ik vond het mooi. Wat ik echter hoopte, is dat hij ook indruk zou maken op zijn collega van Financiën. Ik ben bang dat dat niet gelukt is.

Wij hebben het over de krapste begroting van Den Haag, die van Veiligheid en Justitie, waar geld bij moet, waar we tekort komen. Mevrouw Berndsen zei het al: de begroting is nog niet uitgelekt. Wij mogen dus de eerste voorzichtige conclusie trekken dat er inderdaad geen geld bij gaat komen. Ik leidt mijn eerste voorzichtige conclusie dat dat niet gelukt is ook af uit het feit dat de minister een greep doet in het eigen vermogen van de politie. Ik lees dat overigens niet in de brief, maar wel in een krantenbericht met een toelichting op de herijkingsnota. Daarin heeft de minister gezegd dat dat uit het eigen vermogen van de politie komt, uit de reserves. Het is 230 miljoen. Ik heb daar de nodige vragen over, maar daar kom ik zo op.

De eerste vraag die voorligt, is of de Kamer altijd wel goed geïnformeerd is. In het interruptiedebatje met mevrouw Tellegen hadden wij het er net over dat wij keer op keer vragen hebben gesteld en dat het nog maar anderhalf jaar geleden is, begin 2014, dat minister Opstelten zei: wij hebben de plannen getoetst op financiële deugdelijkheid en haalbaarheid en het staat er goed voor. Nu zitten wij met een enorm plan, twee keer zoveel geld en twee keer zoveel tijd. Het was niet deze minister die dat zei, maar het kabinet spreekt met één mond. Ik vraag de minister op hierop te reflecteren. Het is namelijk voor de Kamer buitengewoon moeilijk om het kabinet te controleren als zij het met deze informatie moet doen, die al zo snel achterhaald blijkt te zijn en niet blijkt te kloppen.

Het kraakt en het schuurt meer dan een beetje bij de vorming van de Nationale Politie. Agenten klagen dat de top hen niet meer begrijpt. De kloof is groot en de organisatie loopt vast. Hoe kan het dat er nog altijd te weinig wijkagenten zijn? Hoe kan er nog altijd onduidelijkheid zijn over functieomschrijvingen? Hoe kan het dat de dienstroosters een ramp zijn en dat de ICT nog steeds een probleem vormt? Zo valt in een organisatie toch heel moeilijk te werken?

Mevrouw Helder zei al dat het hierbij aankomt op vertrouwen. Het kabinet en de politietop zijn onderweg in dit proces echter heel veel gewone politiemensen kwijtgeraakt. Dus is, door alle nieuwe plannen van de minister heen, de echte vraag hoe hij die vertrouwensbreuk gaat herstellen. Waar baseert hij zijn blijvende vertrouwen in de politietop op, terwijl er op het grondvlak zo veel kritische geluiden te horen zijn over diezelfde top? Kan hij dat duidelijk maken? Kan hij ook reflecteren op zijn eigen houding? We mogen namelijk volgens mij voorzichtig concluderen dat de minister de kloof niet heeft verkleind door zijn opstelling in de cao-onderhandelingen. Wat gaat hij daaraan doen?

De minister heeft ook een opmerking gemaakt over de kwaliteit van de recherche. Ik deel zijn zorgen op dat punt, maar dit heeft ook te maken met achterstallig onderhoud door politieke keuzes. Is hij dat met mij eens?

Ik kom nu op dat geld. Het zit me niet lekker. Er komt 230 miljoen uit de eigen reserve van de politie. Is het nu pas ontdekt dat er 230 miljoen is? Is er een slimme ambtenaar geweest die opeens heeft gezien dat er daar nog heel veel geld te halen was? Hoe zit het met deze greep? Of is het een noodgreep? Dat vraag ik me al helemaal af als ik in de plannen kijk naar de ontwikkeling van de algemene reserve van de politie. Als we de bestemmingsreserve eraf halen, is die algemene reserve in 2015 192 miljoen. In 2016 is die reserve 192 miljoen. Waar komt die 230 miljoen dan vandaan? Ik kan dat heel moeilijk rijmen en ik ben heel benieuwd hoe dat eruitziet in de meerjarenprognose voor de Nationale Politie. Zou het niet heel heilzaam zijn om de Algemene Rekenkamer hier naar te laten kijken? Zakt de politie niet financieel door haar hoeven? Kunnen wij de Algemene Rekenkamer niet onafhankelijk, deugdelijk onderzoek laten doen? Kunnen wij de Algemene Rekenkamer niet laten beoordelen of dit in financieel opzicht een deugdelijk plan is?

Ik kom op de positie van burgemeesters. Zij klagen erover dat zij onvoldoende zeggenschap hebben over de prioriteiten van de politie. De minister versterkt nu het zogenaamde artikel 19-overleg. Hoe zit het echter concreet met de positie van een gewone burgemeester? Ik doel dus niet op de positie van de regioburgemeester. Wat is de positie van zo'n burgemeester als hij in een gemeente merkt dat de Nationale Politie te druk is met zichzelf en te weinig informatie aanlevert over zaken die de openbare orde van zijn gemeente raken? Wat gaat de minister eraan doen om zijn positie te verbeteren? Kan de minister eens heel secuur schetsen hoe die regionale driehoek nu wordt versterkt in deze plannen? Hoe krijgen zij heel concreet meer zeggenschap over zaken die hun regio aangaan?

Ik ben verbaasd over de plannen van de minister rond politievrijwilligers. Hij heeft besloten om voorlopig maar even niets te doen op dat punt. Begin 2014 was het doel nog, te komen tot 5.000 politievrijwilligers in 2015. De minister heeft die ambitie tegen onze zin in al vooruitgeschoven, en nu lees ik in de plannen dat er pas na 2017 over werving van politievrijwilligers zal worden nagedacht, omdat alle aandacht eerst naar de reorganisatie uitgaat. Waarom kiest de minister er niet voor om vrijwilligersbeleid een vaste plek te geven in de nieuwe organisatie? Dat vraag ik temeer, daar er enorm veel externe krachten worden ingehuurd. Ik was onlangs op een bijeenkomst van politievrijwilligers. Daar stonden mensen op die zeiden: ik heb expertise of kunde te bieden die ik als vrijwilliger zou kunnen inbrengen bij de politie, maar er is geen plek voor. Tegelijkertijd worden er externe krachten ingehuurd. Dat is natuurlijk een heel rare situatie, zeker bij zo'n krap budget. Kan de minister een overzicht geven van aantallen ingehuurde externe krachten en de kosten daarvan, en wil hij dat nog eens een keer leggen naast het vrijwilligersbeleid? Of eigenlijk zou ik moet vragen of hij dat zou willen leggen naast de afwezigheid van het vrijwilligersbeleid.

De heer Recourt (PvdA):

Voorzitter, ik spreek hier namens de Partij van de Arbeid en namens mijn collega Marcouch, die normaal woordvoerder is op dit dossier.

Voorzitter. De enorme reorganisatie van de politie slaagt alleen als de gewone politiemannen en -vrouwen er vertrouwen in hebben dat het beter wordt. Die slaagt alleen als zij de overtuiging hebben dat hun werk beter wordt. Die slaagt alleen als zij ervaren dat ze worden gewaardeerd, dat hun professionaliteit het verschil maakt en dat de reorganisatie tot doel heeft, agenten in staat te stellen om hun werk beter te doen. Zo'n reorganisatie slaagt alleen als zekerheid wordt geboden binnen de verandering. De reorganisatie is geen doel op zichzelf, het is een middel om agenten beter in staat te stellen Nederland veilig te houden.

Je krijgt een organisatie van 63.000 mensen niet in beweging als deze mensen dat zelf in meerderheid niet willen. Hoewel er al veel is gebeurd, is die beweging nog wel hard nodig. De Partij van de Arbeid ging als laatste partij akkoord met deze reorganisatie. Wij willen zeker niet terug naar 26 korpsen. Ik ben ervan overtuigd dat de Nationale Politie de hulp aan burgers, de veiligheid, de openbare orde beter kan garanderen dan in het verleden. De reorganisatie kan dan niet verder zoals zij ging. Heel snel moet de basis op orde worden gemaakt voor de gewone politieman en -vrouw.

Toen deze minister kort voor de zomer aantrad, was het eerste wat hij deed, onderkennen dat de reorganisatie niet goed verliep. Mijn complimenten hiervoor. Het resultaat is het herijkingsplan zoals dit nu voorligt. In dit plan staat wat velen daarvoor al zeiden. Het staat er overigens vaak in bijna onleesbaar managementjargon, maar het staat er wel. Ik citeer: de kern van de herijking is viervoudig. 1. Er is meer tijd nodig om de basis van het korps op orde te brengen. 2. De personele reorganisatie moet met voorrang worden afgerond om hiermee zekerheid en stabiliteit in de organisatie te vergroten. 3. De besturing en sturing binnen de organisatie moeten leiden tot meer ruimte voor maatwerk. 4. Noodzakelijke kennis en kunde moet worden versterkt. Het gaat dus niet langer om top-down werken, maar om het vanuit de basis ruimte scheppen voor maatwerk op regionaal niveau. De hark voorbij, citeer ik de ondernemingsraad. Ik citeer verder waar de PvdA al lang op hamert: de minister bepaalt wat de politie kan, het gezag — dat is de burgemeester en de officier van justitie — wat de politie doet. Dit zijn allemaal goede verbeteringen.

De politiebonden daarentegen, die een belangrijk deel van het personeel vertegenwoordigen, krijgen geen compliment uit de pen. Zij stellen in hun brief aan de Kamer van 8 september veel goede vragen. Onderliggend lees ik vooral boosheid en wantrouwen naar de politietop, waar vertrouwen noodzakelijk is. Op welke manier gaat de minister of de politietop de vragen van de bonden beantwoorden? Ik ben het met hen eens dat het plan geconcretiseerd moet worden. En belangrijker, wat wordt er gedaan om dat vertrouwen zo veel mogelijk te herstellen? Inhoudelijk zie ik als buitenstaander weinig verschil in ambitie. Zowel de minister als de politietop als de bonden willen dat er geïnvesteerd wordt in opleiding en in kennis aan de basis. Hoe gaat dat gerealiseerd worden? Hoe wordt voorkomen dat het budget vooral opgaat aan management en aan het inhuren van externen? Gaat het opleidingsbudget weer omhoog?

Ik vind het een goede zaak dat er geïnvesteerd wordt in kennis, zoals cyber- en financiële kennis, om de recherche te verbeteren. Hoe wordt gegarandeerd dat het huidige personeel hiervan maximaal profiteert? Gaat de ICT eindelijk echt helpen? Wanneer hebben de agenten profijt van het politiedienstencentrum? Het is onacceptabel dat er te weinig wijkagenten zijn. Hoe gaat de minister dit oplossen? Gaat dit op tijd gebeuren? De datum die erbij genoemd wordt, is januari. Tot slot, staan de nieuwe teams echt midden in de wijken, buurten en streken in het land? Dit is toch het basisuitgangspunt van waaruit de nieuwe politie gaat werken?

Mevrouw Kooiman (SP):

De woordvoerder van de Partij van de Arbeid zegt in zijn betoog terecht dat een reorganisatie alleen slaagt als de agenten zelf het vertrouwen hebben dat zij gaat werken. Wij hebben een mooie, lange brief gehad van alle bonden met daarin heel veel punten. Zij geven heel duidelijk aan dat zij niet het vertrouwen hebben dat dit plan het juiste plan is. Is de Partij van de Arbeid het ermee eens dat de minister in ieder geval terug moet naar de tekentafel?

De heer Recourt (PvdA):

Die brief heb ik anders gelezen. Ik heb net gezegd hoe ik de brief heb gelezen. Ik ervaar boze bonden en als je doorleest, gaat de brief over dezelfde punten: leg de aandacht bij de basis, zorg dat daar de opleiding terechtkomt, probeer lokale agenten te laten doorstromen naar andere functies, neem geen externen aan, enzovoort. Dit lees ik ook in het plan. Ik zie vooral een vertrouwensbreuk tussen de partijen en ik roep de minister op, aan dat vertrouwen te werken. Ik lees niet: wat een waardeloos plan is dat.

Mevrouw Kooiman (SP):

Ik help de Partij van de Arbeid graag een handje. De bonden hebben uitgesproken "geen vertrouwen meer te hebben in dit proces van vorming Nationale Politie. Zolang de hierboven beschreven cruciale punten niet worden meegenomen, zal dat zo blijven. De voorliggende herijkingsnota geeft in ieder geval geen aanleiding om ons standpunt te wijzigen geen vertrouwen meer te hebben in dit proces." Dit zegt toch alles? De bonden geven aan dat ze met dit plan niet kunnen leven: "minister, doe uw werk over".

De heer Recourt (PvdA):

Ik heb in mijn betoog gezegd, en ik herhaal het, dat het plan concretisering behoeft en dat de bonden daar terecht op wijzen. Dat staat er namelijk. Wat u citeert, slaat op de vragen die de bonden in de tekst daarboven stellen. Die moeten worden beantwoord, dat lijkt me duidelijk. Maar ook de SP moet toegeven dat het herijkingsplan gewoon heel veel facetten heeft waarover de bonden eerder klaagden dat het niet goed ging. Voor een belangrijk deel zitten ze op dezelfde lijn, gek genoeg.

De heer Oskam (CDA):

Ik hoor de heer Recourt niet over die forse tegenvaller van 230 miljoen. Hoe kijkt de Partij van de Arbeid daartegenaan? We hebben net collega Segers horen zeggen dat het waarschijnlijk uit het eigen vermogen van de politie komt, maar dat is nog niet zeker. Hoe moet dit worden opgelost volgens de Partij van de Arbeid?

De heer Recourt (PvdA):

De reorganisatie gaat terecht langer duren en omdat reorganiseren geld kost, moet er op de begroting voor die extra jaren ook geld worden vrijgemaakt, in totaal 230 miljoen zoals u zei. Geld dat niet aan iets anders kan worden besteed. Met u maken we ons daar grote zorgen over. We missen een toelichting. Wat kan er niet meer? Gaat dit niet ten koste van de basis die nu juist op orde moet? Om hoeveel geld per welk begrotingsjaar gaat het? Graag een toelichting van de minister. Dankzij de heer Oskam heb ik dit deel van mijn spreektekst al kunnen uitspreken.

De heer Segers (ChristenUnie):

Ik vind het overigens zorgelijk dat wij die vragen moeten stellen, dat nog niet duidelijk is waar het geld vandaan komt. Maar goed, we zullen de antwoorden afwachten. Mijn vraag gaat eigenlijk over het hele proces. De heer Recourt is begonnen met een mijns inziens terecht compliment aan de minister voor het feit dat hij bij zijn aantreden heeft gezegd: het gaat niet goed zo, we moeten bijstellen en er ligt een plan. Maar dit werpt met terugwerkende kracht een schaduw over eerdere debatten die we hebben gevoerd. Ik stel mijn vraag ook aan de PvdA-fractie: hoe kijkt zij achteraf naar uitspraken van de vorige minister, die heeft gezegd "we liggen op koers, het is financieel allemaal haalbaar en de plannen deugen"?

De heer Recourt (PvdA):

Ik vind het heel moeilijk om te constateren hoe het voor oktober-november 2014 was. Ik constateer wel dat in het overleg in 2014 de minister naar aanleiding van brede kritiek van de hele Kamer — dat geef ik de VVD na — heeft gezegd: we komen met een plan voor herijking. Dat heeft de vorige minister al gezegd. Daar waren wij het helemaal mee eens. Hoe het voor oktober-november 2014 was? Ik kan niet achter de reorganisatie kijken om te zien of het toen al gierend uit de klauwen liep; waarschijnlijk niet gierend maar waren er wel signalen. Op basis daarvan is er ook opgetreden, ik vermoed een beetje aan de late kant.

De heer Segers (ChristenUnie):

Verschillende woordvoerders hebben diverse betrokkenen gesproken. Soms was het informeel, maar we kregen in ieder geval heel sterke signalen dat het niet goed ging in financiële zin. Als dan op de plek waar je zulke vragen moet stellen — in de Kamer aan het kabinet, aan de verantwoordelijke bewindspersoon — de vraag wordt gesteld en je te horen krijgt "het deugt, het zit goed, het is financieel houdbaar", dan moet het toch ook voor de PvdA-fractie frustrerend zijn om ruim een jaar later hier een plan te bespreken waarin staat: het budget moet verdubbeld worden, het deugt niet, het moet langer, het klopt niet? Dat werpt toch een schaduw over het gesprek dat wij toen met de minister hebben gevoerd?

De heer Recourt (PvdA):

Uiteraard, alleen kan ik de tijdlijn niet volgen. Die conclusie is getrokken in het debat in het najaar van 2014. Op dat moment kon je zeggen: hoe kan het dan dat het daarvoor wel goed is gegaan? Op enig moment is het misgegaan. Ik kan niet helemaal inschatten of de signalen zodanig waren dat de minister toen al had moeten zeggen: we moeten het roer omgooien. In ieder geval heeft hij in het najaar van 2014 aangekondigd: ik kom met een ander plan. Veel meer kan ik er niet over zeggen.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):

Ik zal de heer Recourt sparen, want hij was toen geen woordvoerder op het gebied van politie. Ik kan mij dus voorstellen dat hij niet weet dat al die rapporten met die kritische noten er al lagen. Ik kom even terug op die 230 miljoen. Dat bedrag moet uit de algemene reserve van de politie komen. Die algemene reserve is leeg. Er is 250 miljoen geleend bij minister Dijsselbloem. Het zal dus ten laste gaan van de politiebegroting. Nu heb ik de Partij van de Arbeid en de VVD toen deze minister nog Kamerlid was horen zeggen dat er niet verder bezuinigd mocht worden op veiligheid. Ik vraag de Partij van de Arbeid dus: hoe gaat het dan verder?

De heer Recourt (PvdA):

Ik heb geen idee. Daarom heb ik dat ook aan de minister gevraagd. Het gaat waarschijnlijk — ik moet dat inschatten — over begrotingsjaren die nog een beetje verder liggen. De huidige organisatie is immers begroot. Zij gaat alleen langer duren en die jaren moeten ook gefinancierd worden. Kortom, geld dat normaal gesproken zou vrijvallen voor de uitvoerende politiediensten, valt daar nu niet voor vrij, want dat moet doorgefinancierd worden in de reorganisatie. Ik heb ook geen idee hoe dat gebeurt. Daarom heb ik die vragen daarover gesteld en heb ik zorgen daarover. Je kunt zeggen dat het een reserve is, maar je moet geld ergens aan uitgeven en als je het aan een reorganisatie uitgeeft, kun je het niet aan iets anders uitgeven.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):

Zou de Partij van de Arbeid het acceptabel vinden om het met een kasschuif naar voren te halen, waardoor een hypotheek wordt gelegd op de financiële positie van de politie na 2017?

De heer Recourt (PvdA):

Misschien wel, misschien niet. Dat hangt helemaal af van het antwoord van de minister. Dat kan ik nu niet zeggen.

Terecht wordt er aandacht besteed aan het hoge ziekteverzuim en het psychisch welzijn van de agenten. Ik refereer in dat kader ook aan de motie-Berndsen-Jansen/Marcouch over PTSS (29628, nr. 442). Ik ga ervan uit dat goed gekeken wordt naar Defensie, waar mijn college Eijsink samen met anderen goed werk heeft verricht.

Verhoging van kennis en kunde kan niet anders inhouden dan dat de diversiteit van het korps wordt verbeterd. Als er geen sprake is van diversiteit binnen het korps, dan representeert het grote groepen Nederlanders niet. Het loopt dan het levensgrote risico tegenover bevolkingsgroepen te komen staan in plaats van ertussen, omdat het er dan onvoldoende kennis van heeft. Diversiteit als onderdeel van kwaliteit moet. We zijn het stadium van mooie woorden voorbij. Wanneer zien we daden?

Ik ben gestart met de conclusie dat de reorganisatie zonder gezamenlijk doel, vertrouwen en zekerheid bij de mannen en de vrouwen die het in de praktijk moeten doen en zonder vertrouwen in hun inzet en professionaliteit gedoemd is te mislukken. Die waardering laat zich ook voelen in de zeer moeizame cao-onderhandelingen. De onderwerpen staan officieel los van elkaar, maar in de praktijk zal de reorganisatie zeer gediend zijn bij een goede cao. Dat verdienen de agenten ook. Zij staan voor onze veiligheid midden in de frontlinie, dag en nacht, en soms zelfs met gevaar voor eigen leven. Ik heb daar enorme waardering voor. Ik weet dat de minister dat ook heeft. Ik wens hem veel succes en wijsheid om die waardering te laten landen in een goede cao en een reorganisatie die vanaf nu aan draagkracht gaat winnen.

De vergadering wordt van 19.10 uur tot 20.00 uur geschorst.

Voorzitter: Bisschop

De voorzitter:

Ik heet u allen opnieuw welkom in de zaal, in het bijzonder de bewindspersoon, de ondersteuning en allen die dit debat volgen. Ik stel voor, bij deze fase van het debat maximaal twee interrupties in tweeën toe te staan. Dat is niet zo afgesproken, maar ik zie dat mevrouw Berndsen-Jansen al bij de interruptiemicrofoon staat voor een punt van orde.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):

Voorzitter. Twee interrupties is echt te weinig. Dit debat gaat echt ergens over. Ik vind dat we de minister toch iets meer zouden moeten kunnen bevragen.

De voorzitter:

U hebt behoefte aan drie interrupties.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):

Nou, ik wil het aantal eigenlijk niet gelimiteerd hebben. Laten we gewoon kijken hoever we komen.

De voorzitter:

U gaat over uw eigen orde. U zegt het maar. Niet gelimiteerd. Hoe laat wilt u naar huis? Dat doet echter even niet ter zake, begrijp ik. De heer Oskam geeft aan dat de eerste termijn heel goed is gegaan. Die heb ik gevolgd. Dat klopt. Oké, de interrupties gaan in tweeën. "Ongelimiteerd" klinkt ook zo uitnodigend, maar u bent er uiteraard vrij in om uw aantal te kiezen.

Minister Van der Steur:

Voorzitter. Op 2 september 2015 bereikte mij het bericht dat de echtgenote van een lid van uw Kamer was bevallen van een zoon: Benjamin. Benjamin Oskam heeft het moeten doen zonder een cadeau van mijn hand omdat ik als gevolg van mijn werkzaamheden niet in de gelegenheid ben geweest om een cadeau voor hem te kopen. Toen dacht ik: wat is een passend cadeau voor Benjamin Oskam? Dat is ervoor te zorgen dat hij voor de eeuwigheid genoemd wordt in de Handelingen van de Tweede Kamer der Staten-Generaal. Dat cadeau overhandig ik zeer gaarne aan het lid Oskam, dat daarmee naar ik hoop verguld zal zijn, evenals zijn zoon dat zal zijn zo lang als hij leeft.

De voorzitter:

Vader Oskam wil ongetwijfeld hierop reageren.

De heer Oskam (CDA):

Dit is natuurlijk hartstikke leuk. Het is een heel mooi gebaar van de minister, want het ligt nu vast. Het is al een keer gebeurd bij een AO over terrorisme. Dat vond ik wat lastiger omdat er misschien terroristen hebben meegeluisterd. Maar in dit verband is het natuurlijk heel mooi. Het geeft ook wel weer vertrouwen voor de rest van het debat, want er blijkt uit dat deze minister toch warme belangstelling heeft voor zijn medemens.

De heer Recourt (PvdA):

lk sluit mij uiteraard aan bij de felicitaties. Misschien kan ik de minister inspireren om ook de tweede zoon in de Handelingen te vernoemen, namelijk die van mijn collega Marcouch.

Minister Van der Steur:

Dat doe ik met genoegen. De heer Marcouch is vandaag niet aanwezig omdat zijn echtgenote zeer recentelijk bevallen is van een zoon, van wie ik zojuist een foto heb gezien. Ik zeg voor de Handelingen dat ik zelden zo'n mooie net geboren baby heb gezien als Adam. Ik wens Adam evenals Benjamin al het goede toe voor de toekomst. Die twee namen vind ik overigens erg mooi bij elkaar passen in de Handelingen, wat de voorzitter zeer zal aanspreken, wetende dat zijn Bijbelkennis aanzienlijk beter is dan de mijne. Dit was een terechte interventie van de heer Recourt.

De voorzitter:

Het zijn inderdaad prachtige namen. Dit is een gezegend begin.

Ik geef u graag de gelegenheid om de beantwoording aan te vangen.

Minister Van der Steur:

Voorzitter. Ik heb niet de illusie dat het debat in dezelfde goede luim zal voortgaan als het zojuist begonnen is. De inbreng van de Kamer kan ik typeren als uiterst kritisch. Er zijn veel vragen gesteld over het herijkingsdocument, terwijl ik tegelijk ook proef dat er brede steun is voor de gedachte dat herijking noodzakelijk is. Ik voel daarbij dat de Kamer behoefte heeft om even terug te kijken. Vragen die gesteld zijn, zijn bijvoorbeeld of we dat niet eerder hadden kunnen doen en of de eerdere signalen niet eigenlijk aanleiding waren om eerder al maatregelen te treffen. Ik proef dat de Kamer daarnaast naar de toekomst wil kijken en zich op een aantal punten afvraagt hoe het zit met de financiering en of ik vertrouwen heb in de uitvoering van de herijkingsnota. Verder is er nog een groot aantal vragen gesteld over een aantal specifieke onderwerpen die samenhangen met de Nationale Politie.

Ik zal beginnen met een algemene inleiding. Daarna zal ik twee grote thema's oppakken, namelijk het plan voor de herijking als zodanig en de financiering daarvan. Daarna kom ik op een hele reeks onderwerpen waarover de Kamer vragen heeft gesteld, zoals de cao, de wijkagenten, de huisvesting, PTSS, de administratieve lasten, oneigenlijke taken, diversiteit en de dienstroosters.

De Kamer heeft indringende vragen gesteld, zoals ik al zei, en gewezen op signalen die in de loop der tijd van de vorming van de Nationale Politie aan de orde zijn gesteld, ook in deze Kamer. Daarnaast wordt door de Kamer gewezen op de niet gehaalde beloftes, frustratie en het verlies aan vertrouwen bij medewerkers, maar ook bij partners van de Nationale Politie.

Ik ben mij zeer bewust van al die signalen en opmerkingen. In deze signalen vond en vind ik de overtuiging dat de nu voorliggende herijking noodzakelijk is en dat deze ook moet worden uitgevoerd. Mijn ervaring in de afgelopen zes maanden is dat de Nationale Politie noodzakelijk is en blijft. Het is ook terecht dat de Tweede Kamer de vorming van de Nationale Politie unaniem heeft ondersteund. Als je naar de eerste termijn van de Kamer luistert, lijkt het alsof er partijen waren die dit altijd al een heel slecht idee hebben gevonden, maar ik wijs erop dat dit niet het geval is. Ik denk dat dit begrijpelijk is, want iedereen zag dat die 26 korpsen — die ik in de gesprekken die ik voerde, weleens 26 koninkrijkjes noemde — geen goed idee waren. Daardoor werden de samenwerking en de effectiviteit belemmerd. Er werd in 26 korpsen op een verschillende manier gewerkt. In die 26 korpsen werd steeds opnieuw het wiel uitgevonden. Het was en is dan ook noodzakelijk dat de Nationale Politie werd gevormd. Ik zie ook in mijn contacten met collega's dat Nederland op dat gebied een voorbeeld is voor heel veel andere landen, waar zij nog steeds kampen met dat probleem, dat wij hebben opgelost met de Nationale Politie.

Wat door de leden van de Kamer is gezegd over de uitvoering ervan, het ambitieniveau, de opeenstapeling van nieuwe prioriteiten tijdens de verbouwing, kan ik niet anders dan delen met de Kamer. Ik onderschrijf dat, samen met de korpschef en de korpsleiding. Het gaat inderdaad vooral om herstel van vertrouwen. De heer Van der Staaij wees erop dat dit het allerbelangrijkste is. Ik heb dat zelf ook ervaren in de vele gesprekken die ik voer met politieagenten. Ik krijg nogal eens de gelegenheid om met politieagenten te overleggen, soms omdat zij mij de toegang of het vertrek beletten, soms omdat zij in vreemde uitdossingen cadeautjes overhandigen, variërend van bakken ijs tot pinokkio's of andere attributen. Ik maak van die gelegenheden gebruik om intensief met de individuele politieagenten in contact te treden en te vragen wat hun ervaringen zijn. Ik onderschrijf de opmerkingen die Kamerbreed zijn gemaakt, dat er echt een taak ligt voor de korpsleiding om dat vertrouwen in het reorganisatieproces te herstellen. Het uitgangspunt van de herijking is dan ook om een basis te leggen om dat vertrouwen te herstellen.

De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren):

De minister heeft het over het herstellen van vertrouwen. Het is aan de korpsleiding om dat te realiseren, zo vat ik het even samen. Er zijn problemen wat betreft de tevredenheid van het personeel, dus veel onrust onder het personeel, op het gebied van ICT, sluiting van bureaus, een cultuurprobleem, een probleem met deskundigheid, een probleem met de recherche, een probleem met instroom op de Politieacademie. Alles wat je kunt bedenken zit in de problemen of in de knel. Laat ik het op zijn Rotterdams samenvatten: het is gewoon een klotezooi. Wat maakt nou dat de minister vertrouwen heeft dat de korpsleiding, die dit volledig verziekt heeft, dit wel vlot gaat trekken? Het zijn dezelfde mensen. Waarom zouden ze dat nu wel kunnen?

De voorzitter:

Die Rotterdamse terminologie leent zich misschien wat minder voor de Handelingen.

De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren):

Dat maakt niet uit.

Minister Van der Steur:

Voorzitter, ik realiseer me dat het sinds het voorzitterschap van een van de eminente langer zittende voorzitters gebruikelijk is geworden om alle termen, ook die zoals de heer Bontes zojuist heeft gebruikt, gewoon in de Handelingen te laten staan. Ik vind wel dat het mij past om te zeggen dat ik me daar niet in herken. In die terminologie herken ik me niet, wel in de zorg die de heer Bontes uitspreekt, zij het niet op alle onderdelen. Zo ben ik het niet met hem eens als hij zegt dat er een gebrek is aan kwaliteit in de recherche. Kijk naar wat de politie neerzet; dan kan dat gewoon niet waar zijn. Ik heb wel altijd gezegd dat er in de toekomst meer kwaliteit nodig is. Dat staat ook in de herijkingsnota. De heer Princen heeft dat ook heel mooi aangetoond in zijn boek. Het is voor de toekomst nodig om de kwaliteit van de recherche te verbeteren, omdat de uitdagingen anders zullen worden. Dit wordt ook onderschreven door de korpsleiding.

Voor een deel van de andere punten kan ik wel met de heer Bontes meegaan. Er zijn zeker zorgen. Precies om die reden heeft mijn voorganger november vorig jaar, voordat het AO plaatsvond, samen met de korpsleiding, dus niet alleen, besloten dat er een herijking van die reorganisatie nodig was. Alleen al door dat simpele feit, gekoppeld aan de maatregelen die ik samen met de korpsleiding heb genomen — de heer Bontes heeft ze gelezen — zoals een andere aansturingsmethodiek, een ander beleg van waar de besluitvorming plaatsvindt, een andere rol voor de korpsleiding, een betere ondersteuning van de korpsleiding en een herschikking van de taken van de korpsleiding, heb ik er vertrouwen in dat de korpsleiding dat aankan en het ook moet aankunnen. Dat betekent niet dat dit waardenvrij is. Het betekent dat ik de korpsleiding nauwgezet op dit punt zal controleren en haar ook zal aanspreken als dat nodig is. Zo staat het in de herijkingsnota. De heer Bontes mag daarvoor op mij vertrouwen. Dat vertrouwen vraag ik dan ook aan hem.

De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren):

Waarop is dat vertrouwen gebaseerd? Alles is toch fout gegaan in de afgelopen drie jaar? Alles is fout gegaan in de organisatie, van A tot Z. Dat doet ook mij zeer, want ik heb daar zelf 30 jaar gewerkt. Het doet mij dus pijn, maar het is wel een feit. Winkeliers klagen erover dat ze niet serieus worden genomen. De minister vertegenwoordigt een partij die ondernemers goedgezind is. Nou, die ondernemers klagen steen en been. Niks loopt echt lekker. Alles loopt fout. Hoe kun je dan zeggen dat je nu wel vertrouwen hebt in deze korpsleiding? Omdat die nu beter wordt aangestuurd? Begrijp ik dat goed?

Minister Van der Steur:

Laat ik vaststellen dat wat de heer Bontes net beschreef alweer een stapje erger is dan in de eerste termijn van zijn vragen. Ik kan hem echt niet volgen. Ik vind dit echt onrecht doen aan wat we nu zien. Er zijn dag in, dag uit meer dan 49.500 politieagenten bezig om op een uitstekende manier hun werk te doen. Ze worden daar veel beter in ondersteund. Ze hebben veel meer ruimte om hun werk te doen. Maar er zijn zeker ook problemen, anders had ik die herijking ook niet hoeven doen. Ik zeg dan ook niet dat dat niet zo is, maar zoals de heer Bontes het nu voorstelt, dat er helemaal niets functioneert, kan het simpelweg niet waar zijn. Kijk naar de cijfers: het aantal overvallen en inbraken gaat omlaag, op alle terreinen worden er meer arrestaties verricht, mensen krijgen een betere terugkoppeling van hun aangifte. Het kan nog beter, zo zeg ik in de richting van de heer Bontes, dat ben ik helemaal met hem eens. Maar het is veel beter dan het was. Er wordt veel beter samengewerkt. En als ik de politie vraag om een actie tegen de Bandidos in Zuid-Nederland, dan staan er 400 agenten uit heel Nederland klaar om met elkaar die Bandidos een stevige draai om de oren te geven. Dat was in het oude stelsel nooit gebeurd. Laat de heer Bontes dus niet bij mij aankomen met het verhaal dat er niets deugt. Daarmee doet de heer Bontes zijn voormalige collega's echt onrecht.

De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren):

Als u echt zo veel waardering voor de politie zou hebben, zou u zorgen voor een betere cao.

De voorzitter:

Meneer Bontes, we hebben afgesproken dat we onze interrupties in tweeën doen.

Minister Van der Steur:

Voorzitter, staat u mij toe te reageren, want de heer Bontes heeft dit punt wel gemaakt. Ik kan daarbij meteen antwoord geven op een aantal andere vragen. Ten aanzien van de cao geldt één simpel uitgangspunt: er ligt een loonakkoord, dat inmiddels is geaccepteerd door de grote Nederlandse vakbonden, alle op een na. De politiebonden, op een na, zijn daar een onderdeel van. Dat betekent dat het loonakkoord door de Nederlandse rijksambtenaren, inclusief die van Defensie, als afdoende wordt beoordeeld. De achterban heeft zich daarachter geschaard. Een en ander betekent dat dit een uitstekend uitgangspunt is voor de onderhandelingen over een cao voor de Nationale Politie. Daarvoor heb ik de bonden meermalen uitgenodigd. Mijn deur staat voor de politiebonden dag in, dag uit, zeven dagen in de week, 24 uur per dag open. Waarom? Omdat de politieagenten ook volgens die regels werken, en die gelden dan voor mij ook. Als ze morgen willen komen of als ze vannacht willen komen, ze zijn altijd bij mij welkom, om over van alles te praten. Ik zeg dit ook in de richting van de vertegenwoordigers van de politiebonden die er in de eerste termijn waren en, zo zie ik, nu nog steeds zijn. Misschien is het wel goed dat ik nu heb vastgesteld dat de suggestie van de heer Bontes onjuist is. Aan mij ligt het niet.

De heer Segers (ChristenUnie):

Je kunt de deur openzetten en wachten tot mensen naar binnen komen, maar je kunt ook zelf door die deur stappen en bekijken of je ergens mensen kunt vinden en verder kunt komen, zeg ik in reactie op het laatste punt.

Ik heb een vraag over hetgeen de minister zei over de Kamer. De minister suggereerde dat er wat zurig is gereageerd op de Nationale Politie en dat het lijkt alsof de Kamer tegen is, terwijl zij unaniem voor de vorming van de Nationale Politie heeft gestemd. Het gaat niet zozeer om de vraag of er wel of geen Nationale Politie moet komen. De irritatie bij de Kamer, in ieder geval bij mij, zit hem ook in de mate waarin wij zijn meegenomen in een soms heel lastig proces. Dat een verbouwing lastig is, kan tegenvallen en duurder kan zijn, begrijpen wij. Het beroerde in dit proces is dat wij halverwege niet goed geïnformeerd zijn en dat wij nu een herijkingsnota hebben gekregen waarin staat dat het twee keer zo duur wordt en twee keer zo lang duurt.

Minister Van der Steur:

Dat snap ik heel goed. Daar ging mijn opmerking niet over. Mijn opmerking betrof die woordvoerders — dat was niet de heer Segers — die net deden alsof het hele concept niet deugt, althans, zo leek het mij. De Kamer heeft er echter unaniem mee ingestemd. Ik ben ervan overtuigd — dat merk ik ook aan alles — dat de Kamer ook toen tot de overtuiging was gekomen dat het nodig was. Wat mij betreft staat die noodzaak nog steeds buiten kijf. De heer Segers vraagt zich vervolgens af of de Kamer er beter in had moeten worden meegenomen. Ik weet niet of dat zo is. In het verleden zijn er namelijk ongelofelijk veel rapporten uitgebracht waaruit bleek dat er problemen waren. Mevrouw Berndsen heeft daarop gewezen, evenals de heer Segers zelf. Volgens mij is dat ook nooit onder de tafel geveegd. Die rapporten zijn ook gewoon naar de Kamer gezonden. Vervolgens rijst de vraag of men eerder tot een herijking had kunnen beslissen. Misschien wel, misschien niet, ik was daar zelf niet bij. Het enige wat ik kan vaststellen, is dat ik, op het moment dat we ertoe besloten hebben en ik de taak kreeg om hier uitvoering aan te geven, dat voortvarend heb gedaan. Het uitgangspunt hierbij is dat het voor de politieagent nu tijd is dat er rust komt in de organisatie. Ik heb dit al heel vaak gezegd, maar ik zeg het nog maar een keer. Dat uitgangspunt houd ik staande.

De heer Segers (ChristenUnie):

Hulde voor die voortvarendheid. Het punt zit hem in het volgende. In januari 2014 hadden we een algemeen overleg en heb ik de minister indringend gevraagd of de signalen klopten dat het financieel niet goed ging en dat er tekorten waren. De minister antwoordde toen dat een en ander was getoetst op haalbaarheid en deugdelijkheid. Volgens hem deugde het. Men zou het halen. Er zou een sluitende begroting komen en er waren geen financiële problemen. Daar zit de irritatie. De Kamer kan zo haar controlerende taak onvoldoende waarmaken. Mag ik de minister dan vragen of hij in het vervolg de Kamer onmiddellijk zal informeren en de Kamer erin mee zal nemen, ook als er slecht nieuws is, ook als het tegenvalt? Dan hebben we maar even een beroerd algemeen overleg, waarin wordt gezegd dat het toch nog slechter is dan men dacht. Dan worden we in ieder geval niet een jaar of anderhalf jaar later verrast door heel onaangenaam nieuws.

Minister Van der Steur:

Die toezegging kan ik zonder meer doen. Ik volg de herijking en de effecten ervan op de voet. Dat heb ik net ook tegen de heer Bontes gezegd. Als ik vaststel dat de herijking niet loopt zoals zij lopen moet, hoort de Kamer dat onmiddellijk. Dat spreekt voor zich. De Kamer krijgt overigens nog een aantal definitieve documenten. Er is gevraagd wanneer die komen. Voor 31 december zullen die de Kamer bereiken. Hierin zullen ook de concrete invullingen staan. Als het onverhoopt niet mocht lukken, hoort de Kamer dat onmiddellijk. Ik denk dat de heer Segers mij goed genoeg kent om te weten dat ik daarvoor sta.

De heer Van der Staaij (SGP):

De minister zei dat hij herstel van vertrouwen ook herkent als een belangrijke opgave. Hij geeft er persoonlijk invulling aan door zich open te stellen voor een gesprek met de politie. Ik heb daar waardering voor. Wat is er volgens hem nog meer nodig? Welke acties kunnen wij verwachten om het vertrouwen te herstellen?

Minister Van der Steur:

Dat is een goede vraag van de heer Van der Staaij. Misschien staat hij mij toe dat ik een vergelijking maak. Er zijn maar heel weinig mensen in Nederland die niet zeker zijn van hun werkplek. Daar is de heer Van der Staaij er één van, samen met alle leden van de Kamer. Het kan morgen zomaar afgelopen zijn. Bij de Nationale Politie geldt het volgende. De personele reorganisatie is als gevolg van het zogenaamde vierpartijenoverleg een jaar vertraagd. Dat verklaart ook waarom een en ander nog niet klaar is. Dat komt dus niet omdat de Nationale Politie het niet goed heeft gedaan, maar omdat er met de bonden, de medezeggenschap, de politie en het ministerie overleg is gevoerd over de juiste manier waarop het moest gebeuren. Dat betekent dat de individuele politieagenten van de Nationale Politie op dit moment nog steeds niet weten wat hun definitieve werkplek is. Ik weet uit eigen ervaring hoe dat in organisaties gaat. Ik weet hoe het mij verging toen ik in uw schoenen stond, of althans in soortgelijke schoenen. Het is vervelend als je niet zeker weet wat er in de toekomst gaat gebeuren. Daarom heb ik gezegd dat de grootste prioriteit absoluut de afronding van de personele reorganisatie is. Als dat gelukt is — dat moet lukken voor het einde van het jaar, in overgrote meerderheid; het systeem werkt namelijk zo, dat er nog herplaatsing zal plaatsvinden in de eerste maanden van 2016 — is in ieder geval een van de basisredenen voor vertrouwen vervuld. Daarnaast geldt, zo zeg ik met een blik op de publieke tribune, dat een rechtvaardige cao zeer zal bijdragen aan de rust in de organisatie. Daar werk ik ook aan zodra ik met de bonden om tafel ga. Daartoe zijn zij wederom uitgenodigd.

De heer Van der Staaij (SGP):

Ik denk dat de twee punten die de minister noemt, inderdaad belangrijk zijn, dus ik ben blij dat hij die noemt. Er ligt een nieuw plan, een herijking, waarbij de bonden en de meer formele organisaties binnen het totaal van de Nationale Politie betrokken zijn geweest. Ziet de minister ook mogelijkheden om, met dit stuk in de hand, zo veel mogelijk dienders erbij te betrekken, misschien via wat grotere bijeenkomsten, waar hij hun kan vertellen waar we staan en hoe we verdergaan? Ik hoorde een van de agenten spreken over het familiegevoel. Kan hij de agenten er meer bij betrekken om het familiegevoel dat er vroeger was een beetje terug te krijgen?

Minister Van der Steur:

Dat is hier een heel belangrijk onderdeel van. Ik denk dat wij dat, in wat meer ambtelijke taal, bedoelen met de communicatieverbetering. Samen met de korpsleiding, de heer Van der Staaij en anderen — mevrouw Kooiman is daar ook een goed voorbeeld van — stel ik vast dat niet iedereen zich betrokken voelt bij het proces. Als je met de individuele diender praat, merk je dat hij het gevoel heeft dat hij er niet bij betrokken is. Dat geldt natuurlijk niet voor iedereen, maar er zijn echt voorbeelden van mensen die zeggen: ik weet niet waar ik aan toe ben en ik weet niet wat er gebeurt. Daarom zei de heer Van der Staaij in zijn eerste termijn terecht dat het gaat om transparantie, inlevingsvermogen en doen wat je zegt. Die opdracht ligt besloten in de herijkingsnota. Hoe de korpsleiding daar invulling aan geeft, laat ik graag aan haar, maar het moet gebeuren. Ik kan hier in alle openbaarheid zeggen dat dit een opdracht is die in de herijkingsnota besloten ligt: er moet een veel betere communicatie komen over wat er met de mensen gaat gebeuren en wat de stand van de reorganisatie is.

Mevrouw Kooiman (SP):

De minister is blijkbaar enorm verguld met het nieuwe reorganisatieplan, maar als je goed luistert naar de reactie van wetenschappers en de kritiek van agenten — de minister heeft zelf gesproken met agenten en heeft zelf gehoord dat er onrust op de werkvloer is — bonden en de centrale ondernemingsraad, kun je daar echt uit opmaken dat zij niet staan te springen om het huidige plan. Is de minister bereid om goed te kijken naar het huidige plan en dat alsnog aan te passen?

Minister Van der Steur:

Ik weet dat mevrouw Kooiman over het algemeen uitzonderlijk goed geïnformeerd is. Over haar informatie ten aanzien van de politiebonden heb ik dan ook geen enkele twijfel. Mevrouw Kooiman is iemand die op een uitstekende manier — ik zeg het in alle openheid omdat ik haar erom bewonder — de standpunten van de politiebonden een-op-een kan overbrengen en voorleggen aan de minister. Ik reageer over het algemeen ook rechtstreeks op de standpunten van de politiebonden als ik ze zie. Dat gebeurt niet aan mijn onderhandelingstafel, maar dat gebeurt wel regelmatig bij andere bijeenkomsten. Ik praat graag met hen, want het zijn individueel allemaal bijzonder aardige mensen, maar zij willen niet onderhandelen; dat is vervelend.

Ik ben het echter niet eens met mevrouw Kooiman over de medezeggenschap. Eén van de essentiële voorwaarden voor het kunnen indienen van de herijkingsnota was de vraag of de medezeggenschap het eens was met hetgeen voorlag. Het antwoord daarop is "ja". De medezeggenschap heeft dit overigens, anders dan de politiebonden, als wettelijke taak. De medezeggenschap was ermee akkoord. Zegt de medezeggenschap vervolgens "fijn, we hebben een nieuwe herijkingsnota en we horen wel weer hoe het gaat"? Zeker niet. Zo ken ik de medezeggenschap ook niet. De centrale ondernemingsraad heeft gezegd dat hij kritisch was op een aantal punten. Ten eerste vroeg hij of de uitvoering wel echt plaatsvindt zoals beschreven. Dat is een begrijpelijk punt. Ik heb net gezegd dat ik dat zal controleren. Ten tweede vroeg hij hoe het met de financiering zit, omdat hij zich daar zorgen over maakt. Op dat punt kom ik nog terug. Beide punten zijn terecht, maar het is niet zoals mevrouw Kooiman het nu framet en formuleert, namelijk dat de medezeggenschap het niet zou accepteren. Dat is zeker niet het geval. Hetzelfde geldt voor de bonden. Ik heb met de bonden constructief overleg gehad over de herijkingsnota. Zij zeggen het volgende. Ik parafraseer het; misschien zou mevrouw Kooiman zeggen dat dit te makkelijk is. Het gaat de bonden erom dat de uitvoering deugt: er moet gebeuren wat er staat. Die uitdaging ga ik aan, samen met de korpsleiding, die daar primair de verantwoordelijkheid voor draagt.

Mevrouw Kooiman (SP):

De minister heeft zelf ook de brief van de bonden kunnen lezen. In drie kantjes staan allemaal punten die de minister nog zou moeten meenemen. Laten wij wel wezen: zij vertegenwoordigen 80% à 90% van alle medewerkers die bij de politie werken. Zij hebben een ontzettend grote achterban en zijn dus zeer belangrijk. Over het cao-bod zeg ik: als de minister de bonden daadwerkelijk serieus neemt, komt hij zelf ook met een goed bod. Hij moet dan niet zeggen: ze zijn welkom aan tafel, maar ik heb niets te bieden. Mijn vraag ging met name over de centrale ondernemingsraad. De minister heeft gelijk: de kritiek betreft met name de financiën. Minister Opstelten heeft destijds beloofd dat de reorganisatiekosten voor rekening komen van het kabinet. Nu vallen die iets hoger uit, maar dat wil natuurlijk niet zeggen dat het kabinet niet zijn verantwoordelijkheid kan nemen. Kan de minister daarop ingaan?

Minister Van der Steur:

Ik ga allereerst even in op het punt van de vakbonden. Mevrouw Kooiman zegt letterlijk dat de minister de vakbonden niets te bieden heeft. Datzelfde wat de mevrouw Kooiman nu wegzet als "niets te bieden" — 5,05% loonsverhoging en €500 ineens — is voor de rijksambtenaren, de ambtenaren van Defensie en de ambtenaren binnen een aantal andere rijks-cao's meer dan afdoende om wel aan de onderhandelingstafel te gaan zitten en wel te praten over een cao. Mevrouw Kooiman zegt dan: kennelijk hebben alle drie de vakbonden die daarmee akkoord zijn gegaan, dat kennelijk verkeerd gezien, want dat heet "niets te bieden". Daarnaast heb ik gezegd dat ik bereid ben om, boven op het loonruimteakkoord, met de bonden te praten over alles wat in de cao staat, of het nu gaat over de weekenden of over de opleidingen. Er ligt een bod van mijn kant op papier over meer opleidingen, dat is mevrouw Kooiman misschien ontgaan. Daarnaast ben ik bereid om te praten over alles waarover men maar wil praten. Piketvergoedingen, onregelmatigheidstoeslagen; ik vind alles prima. Maar dan moet men wel komen praten. Als mevrouw Kooiman daarin een rol wil vervullen, stel ik dat zeer op prijs. Want ik weet dat mevrouw Kooiman nog veel vaker praat met de bonden dan ik. Als mevrouw Kooiman de rol van postillon d'amour wil vervullen, zoals het de SP in het belang van de achterban zou passen, nodig ik haar daartoe graag uit.

De voorzitter:

Kijk eens aan, dit is zelfs een uitnodiging om wat closer te worden. Mevrouw Kooiman, dit wordt persoonlijk; u mag even reageren.

Mevrouw Kooiman (SP):

De minister zegt iets over de bonden wat totaal niet waar is. Maar ik wil wel graag antwoord op mijn vraag. Ik heb met name een vraag gesteld over de centrale ondernemingsraad en de financiën. Het betrof een belofte van minister Opstelten.

Minister Van der Steur:

Ik heb gezegd dat ik een expliciet onderdeel financiën heb. Daar kom ik zo op, maar ik ben nu nog bezig met de eerste twee alinea's van mijn algemene spreektekst. Ik ga geheel en al beantwoorden aan de behoefte van mevrouw Kooiman, maar wel als ik bij dat punt ben.

De voorzitter:

Het wordt even geparkeerd. Het woord is aan mevrouw Berndsen.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):

Wij gaan hier inhoudelijk niet over de cao. Dat zou ik ook eigenlijk helemaal niet willen, maar als de minister zegt dat de cao voor de rijksambtenaren door de meeste bonden akkoord is bevonden, dan zeg ik dat een cao voor de politieorganisatie toch echt van een andere orde is. Het is een andere organisatie; een 24-uursorganisatie, waar mensen zeven dagen per week volop in frontlinie staan. Zij maken heel andere dingen mee dan — ik wil niet oneerbiedig zijn — mensen die de hele dag achter hun bureau zitten. Dat vraagt dus ook om een aparte cao. Ik roep de minister op om daarin echt voortgang te gaan boeken. Het is niet de plaats en de tijd om met heel veel woorden een oproep te doen, maar ik zou de minister zelf willen oproepen om stappen te gaan zetten. De acties zijn nu wel weer van de baan, maar niemand wordt er beter van: Nederland niet, de inwoners niet, maar ook met name de politiemensen niet.

De voorzitter:

De cao zou nog aan de orde komen, maar misschien kan dit thema meteen worden afgehandeld.

Minister Van der Steur:

Ik onderschrijf het standpunt van mevrouw Berndsen-Jansen volledig. De politie-cao is een totaal andere cao dan alle andere cao's. Ik denk overigens dat de analyse van mevrouw Berndsen-Jansen op het punt van de cao ook geldt voor de cao voor Defensie: een 24-uursorganisatie van mensen die in de frontlinie staan, maar op een andere manier. Dat weten wij allemaal, maar daarvoor geldt natuurlijk hetzelfde. Bij Defensie wordt wel onderhandeld, omdat men daar wel met elkaar om de tafel gaat. Ik vind toch dat iedereen nu net doet — en dat proef ik op straat ook weleens — alsof ik degene ben die de onderhandelingen tegenhoudt. Ze zijn echt oprecht elke dag welkom. Er liggen duidelijke afspraken. Ik heb een aanbod gedaan in een brief. Dat ligt allemaal vast en ik ben graag bereid om daar met de bonden over te spreken. Dat zal ik ook doen, zodra ze verschijnen.

Ik vervolg mijn betoog. Ik neem de volledige verantwoordelijkheid voor deze herijkingsnota. Ik loop niet weg voor moeilijke beslissingen. Ik geef meer tijd aan de reorganisatie. Ik verklein tegelijkertijd de opdracht en ik temper de extra ambities. De Kamer zal mij ten aanzien van de Nationale Politie de komende jaren, als die mij gegeven zijn, vaak horen zeggen dat ik heel goed de wensen begrijp, maar dat we dan ook wel moeten spreken over wat we dan niet doen, wat we dan minder doen of wat we dan later doen. Ik kom op een aantal punten later nog terug.

In nauw overleg met de korpsleiding, de medezeggenschap, de toezichthouders en het lokaal gezag is de herijkingsnota tot stand gekomen en ik ben ervan overtuigd dat de nota de juiste oplossingen biedt voor de geconstateerde knelpunten van nu, maar ook voor die uit het verleden. Ik ga er dan ook van uit dat gaandeweg de uitvoering van die herijking het vertrouwen weer zal toenemen. Waar dat binnen mijn verantwoordelijkheid past, zal ik mij daar actief voor inzetten. Ik proef diezelfde ambitie ook bij de korpsleiding en de politiechefs, vanmorgen nog bij een bijeenkomst. Ook zij onderschrijven die ambitie volledig.

Een en ander vergt inderdaad veel betere communicatie, de heer Van der Staaij wees erop. Dat is een van de uitdagingen die de korpsleiding echt moet oppakken. Daar heeft de commissie van toezicht op gewezen en daar sluit ik mij graag bij aan. Goede, transparante en open communicatie is een noodzakelijke voorwaarde om vertrouwen te krijgen en te houden. Daarin kan en moet de politieorganisatie verder verbeteren. Dat betekent dus ook, zeg ik tegen de heer Segers, dat ik die handschoen oppak ten aanzien van de communicatie met de Kamer. U mag ervan uitgaan dat u het, ongeacht de consequenties, van mij zult horen als er tegenslagen zijn ten aanzien van de herijking.

Ik kom op de kwestie van het overleg. De afgelopen zomer stond bij mij in het teken van de herijking. Eigenlijk vanaf dag één stond de herijking, een opdracht die ik van mijn voorganger had gekregen, boven aan mijn agenda. Dat was ook letterlijk zo, omdat elke ochtend om acht uur een overleg begon met de korpsleiding en allerlei betrokkenen, om mij helemaal in te werken in het fenomeen Nationale Politie. Daarnaast pakken we elke dag een onderwerp op uit de grotere problematiek om te bezien waar de oplossingen liggen. Ik voer ook intensief overleg met de regioburgemeesters, van wie eenieder weer zijn eigen regionale burgemeesters vertegenwoordigt, met het Openbaar Ministerie, een belangrijke speler in dit proces omdat het de ontvanger is van de producten van de Nationale Politie, en natuurlijk ook met de centrale ondernemingsraad. Ook de centrale ondernemingsraad staat achter de herijkingsnota, maar heeft kritische noties, die ik volledig begrijp.

De commissie van toezicht is kritisch, maar onderschrijft de uitgangspunten. Dat is ook wat je van de commissie van toezicht verwacht. De grote lijnen worden door de commissie volledig onderschreven, maar de commissie zegt iets wat ik ook bij de Kamerleden beluister, namelijk: eerst maar even zien dat het ook echt wordt uitgevoerd, dan zien wij wel of het zo zal zijn. Dat begrijp ik en ik neem de uitdaging van de uitvoering op mij. Natuurlijk spreekt het voor zich, zeg ik tegen mevrouw Kooiman, dat ik graag de volmondige steun van de vakbonden zou hebben gehad. Ik heb er dan ook alle energie in gestoken die men van mij kan verwachten om die steun te krijgen, onder andere omdat bijvoorbeeld alle punten uit de eerste reactie van de bonden een-op-een zijn overgenomen in de herijkingsnota. Het is echter niet gelukt ook de punten erin te verwerken die gisteren nog zijn aangevoerd, omdat de herijkingsnota inmiddels al bij uw Kamer lag. Ik ben echter geheel en al bereid om ook op die punten samen met de korpsleiding te bezien wat daarin nog kan gebeuren.

Ik ben het geheel eens met de heer Recourt dat op het gebied van de uitgangspunten en de te nemen maatregelen de bonden en de herijkingsnota elkaar niet veel ontlopen. Ook op dit punt staat mijn deur voor de bonden open als er een gesprek nodig is. Ik weet dat dit punt veel makkelijker is, want daarvoor hebben we de bonden al een paar keer aan tafel gehad. Dat lukt wel. Helaas is het wat lastiger als het gaat om een cao.

De Rekenkamer heeft ook vastgesteld dat de uitvoering van het plan uit het verleden meer tijd nodig heeft om de politieke opdrachten te kunnen verwerken. Ik ben het helemaal eens met degene die zei: het moet sneller, het moet beter en bij voorkeur had het gisteren al gemoeten. Het is duidelijk dat dit niet is gelukt. Ik verwacht dat er nog tegenvallers zullen komen, maar ik reken ook op meevallers. Het is niet makkelijk voor een minister om te zeggen dat je ervan uitgaat dat er ook nog tegenvallers zullen zijn, maar dat is wel de ongemakkelijke waarheid die hoort bij megaoperaties zoals deze. Meerdere leden hebben in eerste termijn gezegd dat dit zo'n gigantische reorganisatie is dat je tevoren niet had mogen verwachten dat het zonder problemen zou zijn verlopen. Dat is jammer, maar dat is wel wat het is.

Dat betekent wel dat de plannen nu klaar liggen en dat het nu aankomt op de uitvoering. Ik heb al gezegd dat ik die continu zal blijven controleren. Dat past ook bij mijn verantwoordelijkheid.

De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren):

De minister is heel stellig. Hij wil door met dit herijkingsplan. Hij wil door op de ingeslagen weg. Wat vindt hij van mijn volgende voorstel? Ga u als minister focussen op ICT en op werkprocessen. Een inbraak wordt overal hetzelfde afgehandeld. Dat is ook begrijpelijk. Als je aangifte doet, moet je overal hetzelfde behandeld worden. Ik begrijp dat men dat op wil pakken. Dat geldt ook voor de inkoop. Het is logisch dat die voor al die gebieden hetzelfde is. Als je die drie zaken eruit licht en je laat de rest, ook de personeelszaken, over aan het decentrale niveau van de regionale eenheden, dan kun je de reorganisatie die als beklemmend en knellend wordt ervaren, veel sneller afronden. De reden waarom iedereen zo voor de vorming van de Nationale Politie was, waren juist die drie dingen: ICT, inkoop en overal op dezelfde manier werken.

Minister Van der Steur:

Wat de heer Bontes in feite zegt, is dat het stelsel van de oude korpsen best wel leuk was. Hij wil daarnaar terug en een aantal dingen centraliseren. Ik denk niet dat dit de insteek was op grond waarvan deze Kamer voltallig met de vorming van de Nationale Politie heeft ingestemd. Ik vind het niet goed om te herhalen waarom we dat hebben gedaan. Ik zeg maar even "we", want als ik mij goed herinner, was ik toen nog geen Kamerlid. Als dat wel het geval was, zou ik enthousiast hebben meegestemd. Ik vond zelf dat het moest. Het lijkt mij niet goed om de suggestie van de heer Bontes te volgen om de hele zaak weer overhoop te gooien, een aantal krenten uit de pap te halen en die terug te geven aan organisaties die niet meer bestaan. Daar los je de problemen niet mee op. Ik vind dat geen verstandig voorstel van de heer Bontes.

De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren):

Er bestaat nog wel een deel van de organisatie en dat is het niveau van de regionale eenheid. Daar zitten chefs op en daar zijn ook bazen. Dat zijn er maar tien. Die laat je een keer bij elkaar komen om zaken af te stemmen, bijvoorbeeld hoe met het personeelsbeleid moet worden omgegaan. Die kopzorg is dan weg en dan kan men op lokaal niveau verder werken. Ik heb het niet over het niveau van een basisteam maar over een regionale eenheid. Daar zijn er maar tien van in Nederland. Als je die de rest op laat knappen en je pakt nationaal de drie grootste knelpunten eruit, dan kun je dit veel handiger, sneller en effectiever oplossen.

Minister Van der Steur:

Er is geen gremium in Nederland waar ik mee gesproken heb die het standpunt van de heer Bontes deelt. Iedereen ziet de meerwaarde van de Nationale Politie. Er is niemand die heeft gesuggereerd dat het op die manier zou moeten. Ik ben het daar zelf ook niet mee eens. In al mijn contacten met de Nationale Politie zie ik waar de voordelen liggen en die zijn veel sterker dan de suggesties die de heer Bontes doet. Ik ben het niet met hem eens.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):

Ik kom nog even terug op de voortgangsbrief van de minister. Hij had het net over het artikel 19-overleg met de regioburgemeesters. In de brief lees ik dat er wat meer aan het gezag moet worden gedaan om het maar even kort samen te vatten. Daarom wil de minister het gezag via het artikel 19-overleg nadrukkelijker bij de belangrijke beheersbeslissingen betrekken. Daarmee komt de korpsbeheerder via de achterdeur weer terug. De regioburgemeesters vormen een platform voor overleg met de minister over het werk en niet over het beheer. Ik verbaas mij hier heel erg over. Wij zouden twee niveaus hebben, namelijk het lokale niveau en het nationale niveau. Nu komt echter door de achterdeur in wezen weer dat tussenniveau erbij. Wat gaat de minister daar nu toch mee doen?

Minister Van der Steur:

Ik ben blij dat mevrouw Berndsen-Jansen deze vraag stelt. Het is een terechte vraag. Ik heb heel uitgebreid overleg gevoerd met de regioburgemeesters. Wij hebben met elkaar vastgesteld — daar is door hen ook een speciale werkgroep voor ingesteld, een gecombineerde werkgroep — dat alle wettelijke regelingen zoals die er nu zijn een-op-een in stand blijven en ook in stand horen te blijven. Er is dus niemand, kan ik ter geruststelling van mevrouw Berndsen-Jansen zeggen, die twijfelt aan de keuzes die wij destijds hebben gemaakt, namelijk twee niveaus: lokaal en landelijk.

Wat wel blijkt is dat in de wijze waarop de Nationale Politie noodgedwongen en noodzakelijkerwijs is vormgegeven vanaf het begin, namelijk op grond van die centraliserende gedachte om de Nationale Politie als één organisatie mogelijk te maken, het lokaal gezag aan ruimte heeft ingeboet. Dat is een ingewikkeld woord, realiseer ik me. Ik probeer een alternatief te vinden: die is verminderd. Daar is terechte kritiek op gekomen. Ik heb gezegd dat ik die kritiek snap. Die heb ik niet alleen gehoord van de regioburgemeesters, maar ook — ik meen dat ik dat al tegen de heer Segers heb gezegd — van de individuele lokale burgemeesters. Als een burgemeester bijvoorbeeld in het driehoeksoverleg zei dat hij wilde dat er meer zou worden gedaan aan de aanpak van voetbalvandalisme in zijn gemeente, kwam het voor dat de politiechef zei: dan moet ik overleggen met Den Haag. Dat is niet zoals de wet is bedoeld. Dat was wel gegroeid en dat moest worden teruggebracht. Dat is precies zoals ik de afspraken met de regioburgemeesters heb gemaakt, omdat ik zelf vind dat het lokale gezag, precies zoals mevrouw Berndsen zegt, de plek is waar de prioriteiten moeten worden gesteld. Het beheer berust bij centraal en uiteindelijk bij de minister. Zo is het bedoeld en zo zal het ook blijven. Daarom zijn er ook geen wetswijzigingen aangekondigd. Er is wel afgesproken om op een andere manier met elkaar om te gaan. Dat ligt besloten in die herijkingsnota.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):

Het is een buitengewoon slecht voorbeeld, want dat gaat om de inzet van politiecapaciteit bij voetbalsituaties. Dat hoort in het integrale veiligheidsplan te staan, dat met de politiechef en het Openbaar Ministerie, de officier van justitie, is vastgesteld op lokaal niveau. Hier staat nadrukkelijk dat belangrijke beheersbeslissingen aan de orde zijn in het artikel 19-overleg. Dus geen beleidsbeslissingen, maar beheersbeslissingen. Als de minister gaat toestaan dat de regionale-eenheidchefs meer beleidsvrije ruimte in het kader van beheer gaan krijgen dan denk ik dat je een stap voorwaarts zet, maar niet door de regioburgemeesters in een beheerspositie te plaatsen. Dat is echt de korpsbeheerder terug.

Minister Van der Steur:

Dan vind ik het jammer dat wij het debat nu pas voeren. Wij hadden het eigenlijk eerder moeten voeren, toen de brief nog in concept was. Dat kan natuurlijk niet. Dat realiseer ik me ook. Wat mevrouw Berndsen-Jansen zegt, is precies zoals het is bedoeld.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):

Ik protesteer tegen de opmerking dat wij dit debat eerder hadden moeten voeren. Wij voeren nu het debat, hier op deze plek.

De voorzitter:

Het lijkt me goed om door te gaan.

Minister Van der Steur:

Mevrouw Berndsen-Jansen begreep mijn opmerking verkeerd. Ik bedoel te zeggen dat dat precies is wat het is. Het gaat erom dat de politiechefs nu de ruimte hebben om er binnen de landelijke kaders voor te zorgen dat als er lokaal behoefte is aan bijvoorbeeld een politieboot of een politiemotorfiets, zij die binnen hun eigen budget krijgen. Dat is een van de voorbeelden, zoals die overigens expliciet in de herijkingsnota vermeld staat, van deze afspraak. Die afspraak was nodig en die heb ik om die reden gemaakt. Dat was namelijk in de praktijk anders gegroeid. Dat hebben wij weer teruggebracht, in overeenstemming met de korpsleiding, naar zoals het van oorsprong bedoeld was. Dat voldoet precies aan de vraag die mevrouw Berndsen-Jansen stelt.

De heer Segers (ChristenUnie):

Wij hebben baat bij helderheid op dit punt en niet alleen wij, maar vooral het lokale driehoeksoverleg. Vergeef mij de casuïstiek, maar stel dat er lokaal, in een gemeente, een inbraakgolf is. Welke mogelijkheid heeft een lokale burgemeester dan om te zeggen: nu ga ik praten?

Minister Van der Steur:

De lokale burgemeester kan dan in overeenstemming met de overige leden van de driehoek besluiten dat de beschikbare capaciteit meer wordt ingezet op inbraken dan op een ander aspect dat in de eigen gemeente of in de eigen regio plaatsvindt. Dat is precies wat de bedoeling is. Dat is overigens ook zoals de veiligheidsagenda werkt. In de Veiligheidsagenda 2015-2018, die we hier hebben vastgesteld, gaan al zulke constateringen samen. Als zo'n veiligheidsagenda eenmaal is vastgesteld, kunnen er natuurlijk echter nog wel nuanceverschillen ontstaan en moet je nog wel lokaal maatwerk kunnen leveren. Dat is precies de bedoeling van wat er hier is ingevoerd. Ook tegen mevrouw Berndsen zeg ik daarbij dat dit niet betekent dat dan opeens het beheer ook anders ligt. Nee, dat vindt landelijk plaats.

De heer Segers (ChristenUnie):

Ik stel deze vraag ook omdat er ook op lokaal niveau nog veel onduidelijkheid is. Wat betekenen deze veranderingen? Naar ik aanneem, zal dus ook de communicatie richting de burgemeesters en de gemeenten spoedig ter hand worden genomen om hierin volstrekte helderheid te scheppen. Er zijn namelijk echt burgemeesters die zeggen: ik weet niet wat ik kan en ik voel me soms onmachtig als ik zie wat er gebeurt in mijn gemeente terwijl ik heel weinig kan.

Minister Van der Steur:

Juist daarom hebben we samen met die regioburgemeesters die "gedragsafspraken" gemaakt. Zo hebben we ze genoemd. Hoe gaan we in zulke specifieke gevallen nu beter met elkaar om? In de begroting van 2017 zal die beleidsvrijheid zichtbaar worden geregeld en zal die inzet van middelen aan de politiechefs worden toebedeeld, binnen de kaders die landelijk worden gesteld.

De heer Recourt (PvdA):

Ik wil toch even doorgaan op het punt waar mevrouw Berndsen is geëindigd, want volgens mij ontstaat hier een babylonische spraakverwarring. Het is duidelijk: de grote lijn is dat beheer bij de minister ligt, en prioriteiten bij de officier van justitie en de burgemeester liggen. We lezen echter in de brief ook dat de regiochef gewoon meer zeggenschap krijgt over het geld. Daarvoor hoeft hij niet iedere keer naar Den Haag, want daarover mag hij zelf beslissingen nemen. Dat kunnen toch niet anders dan ook beheerbeslissingen zijn? Die worden dan gedelegeerd, zij het onder de verantwoordelijkheid van de minister. Ze komen minder centraal vanuit Den Haag en gaan naar de regio.

Minister Van der Steur:

Nu wordt het lastig, want dit is een kwetsbaar punt. De verworvenheid van de Nationale Politie is nu juist het feit dat het beheer in essentie centraal wordt geregeld. Maar de politiechef had al de vrijheid om bijvoorbeeld niet een auto te kopen, maar in plaats daarvan een bromfiets of een boot. Die vrijheid wordt nu expliciet verankerd in de herijkingsnota en de gedragsafspraken. Daarin wordt verankerd dat die vrijheid bij de politiechef ligt zodat hij, binnen zijn eigen kaders, in lokaal maatwerk kan voorzien. Als de heer Recourt dat bedoelt, ben ik het met hem eens. Maar de politiechef kan er bijvoorbeeld niet overheen en er niet buiten treden, want dan zou je een soort eigen koninkrijkjes creëren en dat is iets wat we absoluut niet willen.

De heer Recourt (PvdA):

Ik begrijp het dus goed. Uiteraard is de lokale chef verantwoording verschuldigd aan de minister en niet aan de burgemeester of de officier van justitie. Hij krijgt echter wel meer bevoegdheden. Gaat het om delegatie of om een mandaat? Het maakt me niet zo heel veel uit. Hij mag echter wel gewoon meer beslissen.

Minister Van der Steur:

Hij kan meer en beter invulling geven aan wat nodig is om het lokale maatwerk, in overleg met de driehoek, te kunnen bieden.

Ik kom op het element "herijking" en de meer specifieke vragen die door de leden van de Kamer zijn gesteld. Mevrouw Kooiman heeft gezegd: mij is de herijking nog te algemeen, want er mist een planning. Ik parafraseer mevrouw Kooiman even, want natuurlijk zei zij het veel aardiger. Het onderwerp van de planning komt toevallig ook terug in de brief van de bonden. Ik heb in mijn brief al geschreven dat de eerstvolgende stap die genomen zal worden, de uitwerking van de plannen zal zijn. Zij worden uitgewerkt in gedetailleerdere, samenhangende en realistische mijlpalen. Bij die mijlpalenplanning hoort uiteraard ook een risicoparagraaf. Overigens ligt er natuurlijk ook een financiële risicoparagraaf in de begroting. Verder komt er voor de ICT nog een aanpassing van het Aanvalsprogramma Informatievoorziening Politie. En er komt een addendum op het beheersplan. Deze drie documenten worden op dit moment nog besproken met alle betrokken partijen en zullen, na advies van de toezichthouders, voor het einde van het jaar door mij worden vastgesteld. Daar ga ik althans van uit en dat zeg ik toe. Daarna zullen de documenten onverwijld naar de Kamer worden gezonden.

Ik maakt daar wel één opmerking bij. Een van de maatregelen waarmee we meer ruimte willen geven aan de reorganisatie van de Nationale Politie, is het gaan werken met startdata. Dat betekent dat ik de politie niet ga ophangen aan onhaalbare of te ambitieuze deadlines. Ik stuur op de risico's en de juiste inspanning, niet op het rode of het groene vakje in grote kleurenoverzichten van deadlines die feitelijk weinig zeggen. Bovendien zou dat de politieorganisatie ook de mogelijkheid ontnemen om gaandeweg het proces andere keuzes te maken die per saldo beter zijn maar misschien nog niet kunnen worden voorzien op dit moment, nu we deze afspraken maken.

De heer Oskam vroeg: wat gaat de politie niet meer doen om extra inzet op de bedrijfsvoering mogelijk te maken? In de herijking heb ik vrij uitgebreid toegelicht hoe de ruimte voor de politie juist in de bedrijfsvoering wordt vergroot. Wij kiezen er expliciet voor om eerst de basis op orde te brengen. De verbetering in de bedrijfsvoering, die hard nodig is, wordt uitgesteld. Er worden keuzen gemaakt, er wordt geprioriteerd en de opdracht wordt daarmee verkleind zodat hij ook meer tijd krijgt.

Mevrouw Tellegen heeft gevraagd of het haalbaar is dat alle medewerkers — ik zeg dat expliciet, want ik begrijp goed dat mevrouw Tellegen dat zo zegt — voor het einde van het jaar weten op welke plek zij terechtkomen. De korpschef zal de voorgenomen besluiten ten aanzien van de plaatsing van alle medewerkers voor het einde van het jaar versturen. Daarmee weet in beginsel iedereen waar hij of zij aan toe is. Het antwoord op de vraag van mevrouw Tellegen is in principe ja. Er zullen echter mensen zijn die zogenaamde herplaatsingskandidaten zijn. Hoeveel dat er zijn, is op dit moment nog niet te zeggen. Dat hangt af van de ontwikkeling in de personele sterkte die op dit moment gaande is. De herplaatsingskandidaten weten niet voor het einde van het jaar waar zij zullen werken. Zij zullen wel weten dat zij herplaatsingskandidaat zijn.

Voor het einde van het jaar zullen niet alle plekken voor wijkagenten worden ingevuld, omdat ik met de bonden heb afgesproken — let op mevrouw Tellegen: met de bonden — dat er ruimte moet zijn binnen de categorie wijkagenten om de herplaatsingskandidaten de mogelijkheid te bieden om na 1 januari als wijkagent aan het werk te gaan. Het is overigens mogelijk dat iemand die herplaatst is, het niet met dat herplaatsingsbesluit eens is. Binnen de huidige regeling is geregeld dat zij bezwaar kunnen maken. Het is dan mogelijk dat zij weliswaar herplaatst zijn op plaats A of B, maar dat zij daartegen bezwaar maken. Hierin is helemaal voorzien in de, overigens onafhankelijke, procedure die bij dit punt wordt gevolgd door de landelijke plaatsingsadviescommissie en de regionale en lokale plaatsingsadviescommissies die daaronder actief zijn. In 2016 zullen voor al die mensen definitieve besluiten volgen, ook na een zorgvuldige bezwaarprocedure.

Mevrouw Tellegen (VVD):

Die personele reorganisatie is belangrijk voor het herstel van vertrouwen in en het creëren van draagvlak voor het traject dat nog voor ons ligt. Om hoeveel mensen gaat het die tussen nu en het einde van het jaar buiten de groep, die de minister net als uitzondering heeft aangemerkt, moeten worden geplaatst en wat is ervoor nodig om dit te concretiseren? Wat vergt dat op dit moment?

Minister Van der Steur:

De plaatsingsadviescommissie is bezig met het beoordelen van de gesprekken die hebben plaatsgevonden met alle medewerkers om te bezien wie er voor 31 december herplaatst kan worden en wie eventueel een herplaatsingskandidaat zal zijn. Op dit moment heeft geen enkele medewerker nog een herplaatsingsbeslissing gehad, omdat die aan het einde van het jaar integraal wordt verzonden. Op dit moment weet nog niemand waar hij heen moet en dat is een van de grote pijnpunten, zeg ik in alle eerlijkheid. Voor eind december zal het duidelijk zijn voor de overgrote meerderheid van de mensen. Er zijn dan nog twee groepen mensen over: de mensen die het er niet mee eens zijn en de mensen die het nog niet weten, omdat ze herplaatsingskandidaat zijn en dus nog in de organisatie kunnen instromen.

Mevrouw Tellegen (VVD):

Ik heb in mijn inbreng aangegeven dat ik het een terecht, maar tegelijk ook ambitieus streven vind van de minister. Is dit inderdaad een haalbare kaart?

Minister Van der Steur:

Dat is het grote punt. We hebben gekozen voor een stelsel — de Kamer is daar actief bij betrokken geweest — waarin deze hele plaatsingsprocedure plaatsvindt onder leiding van een onafhankelijke plaatsingsadviescommissie. Ik heb daar geen zeggenschap over. Ik heb de leden ervan uiteraard wel gesproken en dat mag u ook van mij verwachten. Ik heb van deze commissie de garantie gekregen dat het voor 1 januari mogelijk is om op deze manier te handelen. Mocht dit niet zo zijn, zeg ik u toe u onmiddellijk te informeren. Dit is een van mijn grote kwetsbare punten, want ik vind dat de reorganisatie met absolute voorrang voor bijna iedereen voor 1 januari helderheid moet bieden. Dat is essentieel voor het welslagen van de reorganisatie. Ik zeg dit met nadruk ook richting de plaatsingsadviescommissies en de bonden.

De heer Oskam (CDA):

Dit gaat natuurlijk over de arbeidsrechtelijke kant van de zaak, maar ons gaat het erom dat er voldoende wijkagenten zijn. We vragen in de regio ook aan burgemeesters hoe het zit. Die zeggen dan: er zijn wel vacatures. Of: er zijn geen vacatures, er is nog steeds niet geworven. Of: mensen willen naar een andere plek. Ze zeggen echter ook dat ze, als ze praten met wijkagenten, te horen krijgen: op papier ben ik wijkagent, maar die 112-auto moet ook rijden en daar zit ik altijd op, of in ieder geval vaak. Daar wil ik eigenlijk ook een antwoord op hebben. Hoe zal dat worden vormgegeven? Ik ben er nog niet helemaal gerust op.

Minister Van der Steur:

Ik heb net gezegd dat de heer Oskam deze vraag al eerder heeft gesteld, niet alleen vandaag maar ook al eerder in een AO en een VAO. Ik zal zo meteen weer hetzelfde antwoord aan de heer Oskam geven, hoewel ik al helder heb geantwoord, conform de werkelijkheid. Ik zal dat straks doen als ik bij mijn derde onderwerp ben aanbeland.

De voorzitter:

Zullen we dat dan even parkeren tot dat moment? U vervolgt uw betoog.

Minister Van der Steur:

Ik ga snel door met de vragen van mevrouw Kooiman over het contourenplan met betrekking tot de versterking van het vakmanschap. De Kamer zal dat contourenplan voor de begrotingsbehandeling ontvangen. Ik kan nu de ontwikkeling van dat contourenplan schetsen en ook herhalen wat ik al in het algemeen overleg Politie in april heb gezegd, maar mevrouw Kooiman kennende, denk ik dat ze daaraan geen behoefte heeft, maar dat ze het belangrijk vindt dat ik de toezegging nog weer eens herhaal dat het voor de begrotingsbehandeling ter bespreking in de Kamer ligt.

Mevrouw Kooiman heeft ook gevraagd of het ministerie wist van het rapport uit 2011 dat betrekking heeft op het onderzoek naar de recherchetoestanden. Niet alle onderzoeken van de Politieacademie worden extern gepubliceerd. Sommige rapporten worden gebruikt om alleen intern zaken te signaleren en aanbevelingen ter verbetering te doen. Het rapport over recherchetoestanden is niet extern gepubliceerd, maar alleen gebruikt om intern de discussie aan te gaan over knelpunten en mogelijke verbeteringen. Het rapport focust vanuit de onderzoeksvraag eenzijdig op knelpunten volgens een aantal geïnterviewde respondenten uit de recherche, de wetenschap en het Openbaar Ministerie. Naar ons huidige oordeel geeft het geen genuanceerd beeld van de recherche als geheel en het focust ook niet op de verbeterinitiatieven die al lang, sinds 2011, binnen de recherche lopen. Het rapport heeft wel centraal gestaan in meerdere verbetersessies.

Mevrouw Tellegen, de heer Van der Staaij en de heer Segers hebben gevraagd naar het lokale maatwerk. Volgens mij heb ik die vraag al volledig beantwoord. Ik wil hierover nog één ding opmerken, ook ter adstructie van waar het in het verleden om ging. In het verleden had elke eenheid en soms zelfs ieder politiebureau eigen kanalen om bijvoorbeeld de inkoop vorm te geven. Als er een USB-stick nodig was, rende men naar de dichtstbijzijnde winkel om een USB-stick te halen. Dat leidt ertoe dat er sprake is van onrechtmatige inkoop. Dat is een van de punten die centraal zijn opgepakt. Het uitgangspunt is, zoals ik heb gezegd in antwoord op vragen van mevrouw Berndsen-Jansen en de heer Segers, dat het lokale maatwerk zoals de wet heeft voorzien, beter wordt geborgd door middel van het maken van aanvullende werkafspraken.

De heer Van der Staaij (SGP):

Ik de praktijk hoor je vaak terug dat er wel aan alle kanten welwillendheid is, maar dat er geen capaciteit is. Dat lost dit plan toch ook niet op?

Minister Van der Steur:

Dat is een beetje een algemene vraag. Op dit moment moeten er, even uit mijn hoofd gezegd, meer dan 400 aanbestedingsprocedures worden opgestart. Een groot deel daarvan is al opgestart, sommige overigens met een aantal specifieke problemen. De heer Van der Staaij begrijpt dat je in de eerste twee jaar van je reorganisatie niet in staat bent om 400 aanbestedingsprocedures te doen. Dat kan alleen als je daar een gigantische organisatie op zet. Ondanks de inhuur van externen — een kwetsbaar punt — onder andere op dit punt, gaat dat niet lukken. Dus ja, op dat soort gebieden hebben we ervoor gekozen om de aanbestedingen volgtijdelijk te doen en de meest dringende eerst te doen en met de kleinere te wachten totdat ze noodzakelijk zijn. Op bijvoorbeeld dit punt ontbreekt de capaciteit om het allemaal in één keer op te pakken, dat is juist.

De heer Van der Staaij (SGP):

Ik zit nog een beetje te zoeken. Wat kan ik de burgemeester die ik heb gesproken en die zich afvraagt of dat lokale maatwerk er nu echt zal komen en hoe hij daarop kan vertrouwen, ter geruststelling antwoorden naar aanleiding van de nota en dit debat?

Minister Van der Steur:

Er liggen heel concrete werkafspraken waarmee de burgemeester en zijn politiechef meer ruimte krijgen om te doen wat ze moeten doen, wat overigens ook wettelijk was voorzien. Daarnaast zijn er de capaciteitsafspraken, namelijk dat elke regio zijn eigen capaciteiten heeft. Zeer recentelijk heb ik mijn grote zorgen uitgesproken over de beschikbaarheid van voldoende capaciteit in Limburg. Om die reden heb ik daar op dat punt ook maatregelen genomen, want het dreigde onder de afgesproken capaciteit te zakken, onder andere wegens vergrijzing.

De heer Recourt (PvdA):

Ik sla aan op het punt van de aanbestedingen. Dat is precies zo'n voorbeeld van waar het volgens mij af en toe misgaat in deze reorganisatie. Ik heb zelf van wat dichterbij bekeken hoe dat rond forensische zorg gaat. Daar is de GGD bij betrokken. Er is een bureau aanbesteding bij de Nationale Politie. Die let vooral op de centen. Die aanbesteding is misgegaan en nu moet er een nieuwe komen. Kan de minister tegen mij zeggen of daar binnen de politie van geleerd is? Wordt er ook gekeken naar de gewone politieman die behoefte heeft aan forensische zorg en die een makkelijk loket heeft bij de GGD? Wordt dat soort kwaliteitsaspecten meegenomen in de aanbesteding of blijft het een gecentraliseerde dienst die eigenlijk alleen maar centen als kerntaak heeft?

Minister Van der Steur:

Op dat specifieke voorbeeld kan ik niet ingaan, omdat daarover nog wordt nagedacht. Dat zou ertoe leiden dat ik mij bemoei met aanbestedingsprocedures. Dat is zeer kwetsbaar, ook in Europees verband. Ik kan echter wel een ander voorbeeld geven. Je kunt op twee manieren kijken naar de benodigdheden. Je kunt zeggen: we hebben pennen nodig, dus we bestellen blauwe pennen. Daar is heel veel voor te zeggen. Als je centraal zegt "blauwe pennen" en iedereen schrijft met een blauwe pen, dan is dat prima. Als vervolgens blijkt dat er in een regio behoefte bestaat aan oranje en groene pennen, dan heb je onmiddellijk een probleem geschapen. Ik denk dat dit in het verleden mogelijkerwijs gebeurd is, maar ik wil niet al te veel in erkennende zin daarover spreken. Het uitgangspunt van de huidige gedachte is dat geïnventariseerd wordt welke kleuren pennen we nodig hebben en dat vervolgens de aanbesteding plaatsvindt. Zo gebeurt dat ook met auto's, boten en motorfietsen. Je bekijkt wat de benodigdheden in het land zijn om vervolgens centraal die aanbesteding te doen. Dan doe je twee dingen. Je levert maatwerk, je maakt maatwerk mogelijk, en je kunt het centraal aanbesteden zodat je de kosten zo laag mogelijk kunt houden, hoe je dat dan ook verder vormgeeft. We gaan daarom ook veel meer werken met een catalogus waaruit je als regionale politiechef keuzes kunt maken, in plaats van dat we de keuzes voorschrijven. Het pakket wordt dus breder, maar wel centraal geleverd.

Mevrouw Kooiman vroeg wat de werkvloer opschiet met dit herijkingsplan. Doordat ik alle ruimte vrijmaak voor die reorganisatie zal de werkvloer aan het einde van het jaar weten waar men is, op grond van die systematiek die ik net ook heb uitgelegd aan mevrouw Tellegen. Ook komt er veel meer aandacht voor het welzijn van het personeel. Dat is een tweede hoofdpijler en een punt waarvoor mevrouw Kooiman veelvuldig aandacht heeft gevraagd. En terecht. Dat is zowel op het gebied van kennis en kunde als op het gebied van opleiding, ervan uitgaande dat ik daar met de bonden — ik kijk maar weer even naar de publieke tribune — goede afspraken over kan maken in het kader van de cao, maar ook ten aanzien van aspecten als PTSS, waar mevrouw Tellegen aandacht voor gevraagd heeft. De essentie is dat er een einde moet komen aan de onzekerheid en wat mij betreft ook aan de onzekerheid over de salarissen.

De heer Van der Staaij vroeg: wat is nu de rol van de burger? Wat is de rol van de inwoners, van de Nederlanders bij de herijkingsnota? Het moge helder zijn dat de Nationale Politie bedoeld is om Nederland veiliger te maken. Het bijzondere van deze heel ingewikkelde reorganisatie vind ik wel dat de prestaties van de politie niet alleen op peil zijn gebleven, maar dat de prestaties van de politie op heel veel terreinen aantoonbaar aanzienlijk zijn verbeterd. De politie krijgt dan ook een politie die dicht bij de wijk blijft, conform de wettelijke afspraak, ondanks de kritiekpunten van de heer Oskam, waar ik zo nog op terugkom. Ook de dienstverlening wordt verbeterd. We reorganiseren dan ook niet om te reorganiseren. Dat is geen doel op zich, zoals ik een van de leden ook heb horen zeggen. We reorganiseren om een veel betere politieorganisatie voor de Nederlanders en onze inwoners te krijgen. Dat is en blijft het uitgangspunt.

Ik heb daar een heel mooi voorbeeld van. Zoals bekend was ik, volgens sommige media, de afgelopen week wat langer bij de Politieacademie dan voorzien. Dat was overigens in de praktijk niet zo, maar het was wel een heel mooie actie van de politiebonden. Dit was wél een heel mooie actie, zeg ik er even bij. Het was ook een heel goede en respectvolle actie. Hiermee werd ook laten zien hoe zwaar het werk van de gemiddelde politieagent kan zijn als die kort na een ernstig ongeluk op de plaats aankomt waar dat plaatsvond. Dat werd ook op een geweldige indringende manier uitgebeeld door Lotusslachtoffers. Als je dat weer ziet, kun je alleen maar heel veel respect hebben voor het werk dat onze politiemannen en politievrouwen dag in, dag uit voor ons doen. Dat zeg ik even in de overgang, maar dat is ook precies waarom het de bedoeling is dat de burger gewoon merkt dat die politieorganisatie adequater is ingericht om aan het werk te gaan.

Een van de mooie voorbeelden is het MEOS-project. Ik weet dat een aantal leden van de Kamer dat inmiddels heeft gezien. In Gouda wordt op dit moment een pilot hiermee gedaan. Daarbij vindt de aangifte bij mensen thuis plaats. Men krijgt meteen een e-mail met de eigen aangiftepapieren. Op die manier is de individuele agent in staat om zelfstandig alle informatie op te vragen die hij tot op heden alleen via de portofoon van het hoofdbureau kon krijgen. Dat zijn belangrijke ontwikkelingen waar mensen echt wat mee opschieten en waar de dienstverlening van de politie aan de burger enorm mee zal verbeteren. Dat is wat mij betreft ook voorwaarde van de hele reorganisatie.

Mevrouw Helder (PVV):

Mevrouw Helder is een van de Kamerleden die het MEOS-project op straat hebben gezien, toevallig afgelopen vrijdag. Maar het mooiweerverhaal dat de minister hierover ophangt, is niet helemaal juist. Het project heet Mobiel Effectiever Op Straat, maar in "op straat" zit nu net de kern. Daar zijn de agenten niet, getuige de conclusies van de inspectie. Er zijn gewoon te weinig wijkagenten en de basisteams zijn ook nog niet op orde. Daar zitten volgens mij toch wel de mensen in die met die apparatuur mobiel effectief op straat zouden moeten zijn. "We hebben een apparaat" klinkt heel leuk, maar degene die daarmee op straat zou moeten zijn, hebben we niet. Kan de minister daar ook even zijn licht over laten schijnen?

Minister Van der Steur:

Ik kan mevrouw Helder geruststellen. Ik weet ook wel dat zij expres de vraag een beetje gechargeerd heeft. Het is natuurlijk niet zo dat van het afgesproken aantal van 49.500 politieagenten — er zijn er feitelijk overigens meer — niemand op straat is, zoals mevrouw Helder zegt. Er zijn grote getalen agenten gewoon op straat: dag in, dag uit, 's ochtends vroeg en 's avonds laat, in goed weer en in slecht weer. Zeer binnenkort zijn zij allemaal uitgerust met deze apparatuur waarmee zij heel snel en effectief hun werk kunnen doen. Dat er nog een aantal wijkagenten bij moeten komen, heb ik hier ruiterlijk erkend. Het staat ook in de stukken. Dat de basisteams op orde moeten komen, staat ruiterlijk in de herijkingsnota. Dat gaat ook gebeuren. Ik geef de politie daar extra tijd voor. Als mevrouw Helder vraagt of het morgen gereed is, antwoord ik: kijk in de stukken; het antwoord is nee. Zij weet het antwoord. Maar de suggestie die mevrouw Helder wekt dat er niemand op straat zou zijn, zou zelfs voor de PVV-fractie te ver moeten gaan.

De voorzitter:

Mevrouw Helder zal daar ongetwijfeld nog op willen reageren.

Mevrouw Helder (PVV):

Inderdaad, voorzitter. Ik heb dat ook helemaal niet gezegd. Het is niet zo dat ik het op een bepaalde manier heb gezegd. Ik wil het gewoon op scherp stellen, want dat is mijn taak. Ik ben blij dat ik dan de minister toch altijd een beetje boos weet te krijgen, want dan komt er nog eens een antwoord. We kunnen daar een beetje over lachen, maar de kern van de zaak is natuurlijk wel ernstig. Ik heb helemaal niet gezegd dat er niemand op straat is, maar wel dat er wel degelijk meer mensen met dat Mobiel Effectiever Op Straat zouden moeten zijn. De minister zegt: kijk eens, we hebben inmiddels het project Mobiel Effectiever Op Straat. Maar een project zonder mensen is natuurlijk geen project. Dat is niet op een bepaalde manier chargeren, waar mijn fractie volgens de minister aan doet. Nee, dat is het op scherp stellen en de feiten benoemen. Ik ben blij dat de minister toegeeft dat er nog heel wat werk aan de winkel is. Ik hoor verder vol belangstelling wat hij verder nog gaat zeggen.

De voorzitter:

Dat is geen vraag.

Minister Van der Steur:

Nee, maar ik vind het heel goed om mevrouw Helder te complimenteren met haar laatste opmerking. Ik herhaal en onderstreep wat ik in de herijkingsnota heb geschreven: er moet heel veel werk gedaan worden. Laat ik het volgende hier nog maar een keer voor alle duidelijkheid zeggen, ook voor alle mensen die naar dit debat kijken. Het is niet zo dat met de herijkingsnota in de hand, als we daar zo meteen met z'n allen van vaststellen — dat proef ik wel, al is het schoorvoetend en misschien met kritische noten — dat dit nu moet gebeuren en dat dit de goede route is, we vervolgens kunnen zeggen: we zijn klaar; ik ga naar het volgende onderwerp. Dat is precies niet de bedoeling van de herijkingsnota. De herijkingsnota legt een zware opdracht op aan mij, aan de korpsleiding en aan de hele organisatie van de Nationale Politie. Die zal nauwgezet moeten worden uitgevoerd. Daar zal zeer veel energie in moeten worden gestoken. Uiteindelijk heeft die als doel om aan alle afspraken te kunnen voldoen. Dat is zoals het er staat. Dat is dan ook precies wat ik met gemak kan toezeggen, niet alleen aan mevrouw Helder, maar ook aan de samenleving. Want dat is waar ik afgelopen zomer, al die maanden zo hard aan heb gewerkt. Wat betreft de suggestie van mevrouw Helder — zij zei het echt zo — dat er geen politieagenten op straat zouden zijn, zelfs zij moet vaststellen dat deze suggestie onzinnig was. De Handelingen zullen laten zien dat mevrouw Helder dat letterlijk zo gezegd heeft.

Ik kom bij het kopje "financiën". De financiën vallen uiteen in twee delen. We hebben de financiën van de politie algemeen en we hebben de reorganisatiekosten. Ik begin met de eerste. De Kamer heeft haar zorgen geuit over dé financiën van de politie. Daarmee bedoelt zij het aan de politie ter beschikking staande budget. Ik kan niet anders zeggen dan dat ik die zorgen zeer goed begrijp. Ik ben zelf ook niet vrij van zorgen over het aan de politie ter beschikking gestelde budget. De Kamer zal met Prinsjesdag de politiebegroting ontvangen, evenals de begroting van mijn ministerie. Het past mij niet om daar specifiek op vooruit te lopen.

In algemene zin merk ik het volgende op. De politie kan de uitdagingen van de herijking volgens de inzichten van nu financieel aan. Daarbij blijft het onvermijdelijk dat de nu bestaande hogere operationele sterkte geleidelijk aan zal dalen naar de betaalbare sterkte, zoals met de Kamer is afgesproken, namelijk die 49.500 mensen. Daarop is ook die inrichting gebaseerd. De herijking kan betekenen dat bepaalde middelen binnen de begroting van de politie herschikt moeten worden.

Ik herhaal nog maar eens dat je bij dit financiële kader niet kunt zeggen: het maakt niet uit wat je doet, je zult het toch nooit opmaken. Dit is een strak kader, passend bij de crisisperiode waar we uit zijn gekomen. Het feitelijk binnen dit strakke kader blijven vraagt zeer zorgvuldige sturing en ook grote executiekracht van de korpsleiding. Het vergt een stevige inspanning om de voorgenomen besparingen te realiseren.

Ik zal dat nauwgezet volgen en de Kamer daarover rapporteren. Mijn uitgangspunt is dat de continuïteit van de politieorganisatie op langere termijn geborgd is en blijft. Ook heb ik in de herijkingsnota aangekondigd om in het komend jaar onderzoek te doen naar de volgende vraag: of met het voorziene budget voor materiële lasten de nu bekende ambities op het gebied van de prestaties, de sterkte, dienstverlening, kwaliteit van het personeel, huisvesting en ICT ook daadwerkelijk in dat tempo gerealiseerd kunnen worden. Ik herhaal nog even dat ik dat onderzoek bij dezen expliciet toezeg.

De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren):

Dat terugbrengen van de sterkte zou kunnen betekenen dat er politiemensen ontslagen worden in het kader van de herijking.

Minister Van der Steur:

Volgens mij niet. Het uitgangspunt van de afspraken met de medezeggenschapsraad en met de bonden is dat er geen sprake is van gedwongen ontslagen. Mevrouw Kooiman zal dat ongetwijfeld kunnen bevestigen.

De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren):

Hoe ga je dan die sterkte fors naar beneden brengen, als er geen gedwongen ontslagen zijn?

Minister Van der Steur:

Als de heer Bontes de stukken die ik in de afgelopen maanden naar de Kamer heb gestuurd, goed heeft gelezen, zal hij zien dat ik, anders dan ik met de Kamer heb afgesproken, een additionele sterkte in stand houd. Hiervoor zijn twee redenen. De eerste is dat ik meer mensen nodig heb op de Politieacademie dan binnen mijn begroting past. Als ik dat niet doe, zal ik over een aantal jaren tekorten krijgen en onder de sterkte komen. Ik heb er dus voor gekozen om op de Politieacademie meer mensen aan te nemen. De tweede reden is dat voor een aantal regio's geldt dat er meer mensen werken dan is afgesproken. We voorzien dat daar op korte termijn mensen zullen verdwijnen door de vergrijzing. Zij zouden anders weer onder de sterkte zakken. Op die manier zal de daling van het aantal politieagenten langs natuurlijke weg verlopen, conform de afspraak met de Kamer over die 49.500 mensen.

De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren):

Eerst zien dan geloven.

Mevrouw Kooiman (SP):

De heer Bontes heeft gelijk dat er inderdaad meer agenten weg moeten, omdat er blijkbaar geen geld voor is, of omdat het kabinet er geen geld voor vrij wil maken. Over geld gesproken, ik ben nog steeds in verwarring. Er wordt wel 230 miljoen extra geïnvesteerd, maar dat komt uit de eigen begroting. Uiteindelijk moet de agent op straat dus de prijs betalen voor het falend beleid van dit kabinet. Ik ben heel nieuwsgierig waar de minister dit geld vindt.

De voorzitter:

De minister kan dat uitleggen.

Minister Van der Steur:

Misschien is het goed om eerst dit blokje af te maken. Ik heb net aangekondigd dat ik eerst dit blokje zou doen over de algemene financiën. Daar was ik mee bezig. Daarna zou ik over de reorganisatiekosten spreken. Dat ga ik zo doen, maar dan maak ik eerst dit blokje af, voor het overzicht.

De voorzitter:

Is dat akkoord?

Minister Van der Steur:

Staat u mij toe, ik heb aangekondigd dat ik twee punten heb: een over de algemene financiering en een over de reorganisatiekosten, dus dat komt vanzelf.

De voorzitter:

Ja, maar er kunnen dringende interrupties zijn en die willen we ook honoreren.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):

Ja, nog even over die sterkte. Ik heb er natuurlijk geen bezwaar tegen als het boven de formatie is bij de politie, maar de vraag is wel hoe de minister dat gaat betalen. Hij zit nu al boven de — laat ik het zo maar noemen — betaalbare sterkte: die 49.500. Dan gaat hij nog eens extra mensen naar de opleiding sturen: er komen 300 zijinstromers bij. Dat betekent financieel nogal wat, dat zou zomaar 100 miljoen kunnen zijn. We stellen dus met elkaar vast dat de betaalbare sterkte 49.500 bedraagt. Dat is het begrotingsbedrag. Alles wat daarboven zit, betekent extra financiën die, linksom of rechtsom, weer van de politiebegroting af gaan. Wat betekent dat voor de politieorganisatie?

Minister Van der Steur:

Dat betekent voor de politieorganisatie dat deze om een aantal goede en door mij onderschreven redenen groter is dan de met de Kamer afgesproken sterkte. Als we het aantal terug zouden brengen, moet ik inderdaad de afspraken verbreken die ik met de bonden heb gemaakt, en dat wil ik niet. Ik deel dus de mening van mevrouw Berndsen-Jansen dat die zo goed is. Het moet ook zo. Maar ik gaf ook het voorbeeld dat er in de afgelopen jaren ten aanzien van het ondersteunend personeel, vanwege de reorganisatie en de verbetering van de administratieve processen, een slag is gemaakt van 11.000 naar 8.500. Daar is dus ruimte gevonden om in die extra financiering te kunnen voorzien, zonder dat het ten koste gaat van de organisatie zelf. Ik kom daar zo op terug bij de reorganisatiekosten.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):

Ja, maar het terugbrengen van het personeel doordat die politiedienstencentra worden ingericht, is die 230 miljoen aan bezuinigingen die al bij de politie zijn ingeboekt. De minister schudt nu nee, maar het is gewoon wel zo. Dat was namelijk een extra bezuiniging vanwege de efficiency binnen de politieorganisatie. Ik snap wel dat al die bedragen op elkaar lijken, die 230 miljoen voor de reorganisatie en ook die 230 miljoen bezuinigingen. Als die bezuinigingen niet worden gehaald, waar het naar uitziet, schiet je dus een gat in de begroting. Als je boven je sterkte zit, geef je meer uit aan personele lasten dan je in je begroting hebt voorzien, dus je schiet daarmee een gat in je begroting. Ik kan zo nog wel even doorgaan. De minister heeft het over de algemene financiën. Ik heb nu een aardig staatje genoemd. Ik ben heel benieuwd wat dit allemaal financieel betekent voor de politieorganisatie. Hoe kan zij in vredesnaam nog uitkomen met dat geld? Of zegt de minister: dat maakt niet uit, aan het eind van het jaar plus ik gewoon bij?

Minister Van der Steur:

Laat ik vooropstellen dat ik die laatste zinsnede van mevrouw Berndsen best zou willen onderschrijven: aan het eind van het jaar, dat maakt niet uit, plus ik het gewoon bij. Mevrouw Berndsen-Jansen weet ook dat het niet zo zal gaan.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):

Vroeger gebeurde dat nog wel, minister.

Minister Van der Steur:

Dat was niet in een tijd waarin er net een crisis achter de rug was. Laat ik vooropstellen dat de politiebegroting, waarover we gaan spreken in het kader van de begrotingsbehandeling, de plek is om dit specifieke debat over de euro's te voeren. In algemene zin wil ik mevrouw Berndsen-Jansen wel gelijk geven. Om allerlei redenen, die zij net zo goed kent als ik, is de huidige politiebegroting een uitdagende begroting. Er is immers niet voor 230 miljoen aan bezuinigingen ingeboekt, maar in totaal, over de gehele lengte van de reorganisatie tot en met — zo zeg ik uit mijn hoofd — 2020, 500 miljoen. Dat is een zware taakstelling. We zullen stevig aan de wind moeten zeilen om daaraan te kunnen voldoen. Als dat niet goed gaat, geldt dat ik, vanwege mijn verantwoordelijkheid, naar een dekking van het probleem zal moeten zoeken, samen met de korpsleiding.

Mevrouw Kooiman (SP):

Mevrouw Berndsen haalt natuurlijk een heel interessant punt aan: die verhoogde capaciteit. Die brengt natuurlijk een verhoogde instroom in de Politieacademie mee. Bij de trainingen is er sprake van enorm veel achterstallig onderhoud. Krijgt de Politieacademie er geld bij?

Minister Van der Steur:

Een heel goede vraag, die mevrouw Kooiman zonder enige twijfel beantwoord zal krijgen bij de begroting die ik zal presenteren vóór de begrotingsbehandeling.

Mevrouw Kooiman (SP):

Dit kan dus niet. We hebben het nu over een herijkingsplan. De minister gebruikt grote woorden over trainen en capaciteit. Dan kan hij niet zeggen dat hij wel een plan heeft, maar ons niets gaat vertellen over de financiën. Dat kan dus niet. We bespreken vandaag het plan en dan wil ik ook vandaag weten hoe het zit.

Minister Van der Steur:

Dat begrijp ik heel goed. Ik zal mevrouw Kooiman zo uitleggen hoe het met de reorganisatiekosten zit, als zij mij daartoe in de gelegenheid stelt. Ik ga echter niet de begroting van elk onderdeel van de Nationale Politie toelichten, om de simpele reden dat we met elkaar hebben afgesproken dat we dat niet doen. Ik zal wel iets zeggen over de reorganisatiekosten. Daarmee loop ik er ook op vooruit, maar ik zie wel in dat ik in het kader van de herijking dat deel van de informatie moet geven en dat zal ik ook doen.

Ik was gebleven bij het algemene deel van de financiering. Ik wil zeker weten dat de continuïteit van de politieorganisatie op langere termijn geborgd is en blijft — mevrouw Berndsen-Jansen heeft dat punt ook aangesneden — en daarom heb ik in de herijkingsnota aangekondigd dat ik in het komende jaar onderzoek zal laten doen of met het nu voorziene budget voor materiële lasten de nu bekende ambities voor prestaties, sterkte, dienstverlening, kwaliteit, personeel, huisvesting én ICT, zeg ik tegen de heer Bontes, daadwerkelijk in het voorgenomen tempo gerealiseerd kunnen worden. De resultaten hiervan zal ik bij de komende begrotingen betrekken. Dat is dus niet de begroting die we in november zullen bespreken.

De heer Segers heeft mij gevraagd of de Algemene Rekenkamer dit onderzoek kan uitvoeren. De Algemene Rekenkamer beoordeelt al jaarlijks de verantwoording van onder andere de Nationale Politie. Ik zal het onderzoek dus niet door de Algemene Rekenkamer laten doen. De Algemene Rekenkamer kan dit onderzoek wel bij het verantwoordingsoordeel betrekken.

Dan kom ik op de reorganisatiekosten. Ik weet dat de leden van uw Kamer uiterst benieuwd zijn wat ik hierover kan zeggen.

De voorzitter:

Over het vorige lemma heeft de heer Segers nog een interruptie.

De heer Segers (ChristenUnie):

Ik had gevraagd om de Rekenkamer heel specifiek naar die 230 miljoen te laten kijken. Wat doet dit bedrag met de hele politieorganisatie en de meerjarenbegroting? Het is prima als de Rekenkamer in zijn algemeenheid naar een begroting kijkt, maar ik wil dat er heel specifiek naar dit punt wordt gekeken. Wat is het gevolg hiervan voor de langere termijn? Als de minister dit toezegt, zijn we klaar. Als hij het niet toezegt, denk ik aan een motie.

De voorzitter:

Dat klinkt dreigend.

Minister Van der Steur:

Een motie op dit punt lijkt me niet heel opportuun, maar ik weet niet precies of ik het kan toezeggen, zeg ik in alle eerlijkheid. Ik heb geleerd dat je in dit vak, als je iets niet weet, het gewoon eerlijk moet zeggen. Dat doe ik bij dezen. Ik heb binnenkort een gesprek met de Algemene Rekenkamer. Ik zal deze vraag daar neerleggen. Als het antwoord erop negatief is, zal ik de Kamer daarover schriftelijk informeren. Dan heeft de heer Segers volgens mij wat hij nodig heeft. Als de Rekenkamer het prima vindt en ernaar wil kijken, is het punt daarmee van tafel.

De heer Segers (ChristenUnie):

Voordat ik besluit om mijn motie niet in te dienen, moet ik heel goed weten wat ik krijg. De minister zal de Rekenkamer vragen of hij in staat is om ernaar te kijken en om ons er meer over te vertellen. Hangt het ja of nee af van de capaciteit van de Rekenkamer en niet van de wil of de onwil van de minister?

Minister Van der Steur:

Het hangt af van de capaciteit, de bevoegdheid of de wijze waarop de Rekenkamer vindt dat hij zijn werk moet doen in het licht van zijn wettelijke taak. Dat is het enige wat ik daarover kan zeggen. Ik weet gewoon niet hoe dat gaat. Ik ben graag bereid om het te onderzoeken. Mocht de Rekenkamer niet kunnen voldoen aan de vraag van de heer Segers, dan zal ik de Kamer daarover berichten. Mocht de heer Segers in dat kader een motie willen indienen die hij vervolgens aanhoudt, dan is dat aan hem. Daar kan ik me best iets bij voorstellen.

Dan kom ik op de reorganisatiekosten. De centrale ondernemingsraad heeft mijn voorganger en de Kamer, zo herinner ik mij, vorig jaar geattendeerd op de door hem verwachte hogere reorganisatiekosten. In het kader van de begrotingsvoorbereidingen zijn die kosten op basis van de meest recente inzichten geactualiseerd. Hieruit is gebleken dat de kosten inderdaad hoger zullen uitvallen, met name omdat de reorganisatie langer gaat duren. Er was voorzien dat die nu al vrijwel gereed zou zijn. De originele inschatting van de reorganisatiekosten is in 2012 gemaakt. Men kwam tot een bedrag van 230 miljoen euro. Inmiddels is er veel meer zicht op de plaatsing van de medewerkers en de daarbij behorende kosten. De reorganisatiekosten worden nu geschat op 460 miljoen euro. Deze hogere kosten zijn verwerkt in de begroting van 2016.

Het is belangrijk dat iedereen weet waarin die kosten precies zitten. Het gaat in dit geval om extra uitgaven aan medewerkers, zoals de extra reiskosten voor degenen die door de reorganisatie verder moeten reizen. Het gaat ook om kosten die gemaakt moeten worden voor vertrekstimuleringsregelingen, voor ondersteuning en leiding en bijvoorbeeld voor outplacement, om mensen in staat te stellen om hun carrière elders voort te zetten als zij als gevolg van de reorganisatie niet meer binnen de organisatie kunnen blijven. Daarnaast zijn er langer doorlopende kosten van de reorganisatie, zoals kosten voor extra tijdelijke huisvesting, voor de projectorganisatie en voor externe inhuur. Voordat iedereen daar weer van schrikt, meld ik dat besloten is tot externe inhuur mede op advies van de centrale ondernemingsraad zelf. Deze heeft aangegeven dat externe inhuur nodig is om de reorganisatie met de vereiste snelheid doorgang te laten vinden.

Nu komt het. De hogere reorganisatiekosten worden gedekt door ramingsbijstellingen en herschikking van de begroting zelf. Er zijn bijvoorbeeld veel lagere lasten voor het reguliere woon-werkverkeer dan eerder werd aangenomen en er zijn lagere personele lasten als gevolg van snellere uitstroom van personeel, mede als gevolg van de vertrekstimuleringsregelingen. Ik zei net al in antwoord op een vraag van mevrouw Berndsen-Jansen dat er van de 11.000 ondersteunend medewerkers inmiddels nog 8.500 resteren. Er zijn dus veel meer mensen vertrokken dan oorspronkelijk voorzien. De inzet van deze ramingsbijstellingen en -herschikkingen betekent wel — daar ben ik volledig helder in — dat het risicoprofiel in de begroting toeneemt. Normaal zouden deze extra onvoorziene inkomsten immers worden toegevoegd aan het eigen vermogen.

Ik zal ook antwoord geven op een vraag die nog niet gesteld is, maar wel gesteld zou kunnen worden. Zou je uit die extra inkomsten ook andere financieringen zoals structurele financieringen kunnen doen? Het antwoord daarop is "nee", want die extra meevallers zijn incidenteel. Je kunt er dus niet van uitgaan dat die er elk jaar opnieuw zullen zijn. Ik heb dus geen beroep hoeven doen op de begroting van de Nationale Politie zelf, omdat deze kosten boven die begroting liggen. Ik hoef ook geen beroep te doen op het eigen vermogen, maar ik kan het eigen vermogen ook niet versterken, zoals ik in de toelichting op de herijkingsnota heb vermeld.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):

Probeer daar maar eens chocola van te maken. Mij lukt dat niet, terwijl ik dacht dat ik aardig kon rekenen. De minister zegt dat er een bezuiniging heeft plaatsgevonden omdat er van de 11.000 ondersteunend medewerkers nog maar 8.000 over zijn. Er zijn dus al 3.000 mensen vertrokken via natuurlijk verloop of met een bepaalde regeling. Dat heeft kosten met zich meegebracht. Die gaan ten laste van het reorganisatiebudget, want dat zijn kosten in het kader van het sociaal statuut. Het levert ook geld op, omdat je die mensen geen salaris meer hoeft te betalen. Nu hoor ik de minister zeggen dat hij de kosten die ontstaan door de verhoging van het reorganisatiebudget met 230 miljoen gedeeltelijk kan betalen vanuit zijn eigen begroting, omdat het salaris van die 3.000 mensen niet meer betaald hoeft te worden. Het salaris van die 3.000 mensen kwam echter uit de begroting van de politie en niet uit de begroting van V en J. Het gaat hier echt om precisie. De minister heeft eerst gezegd dat het ten laste gaat van de reservepositie van de politie. Ik snap dat hij daar nu op terugkomt, want er zit niets meer in die reservepot. De politie heeft zelfs 250 miljoen moeten lenen van Dijsselbloem om haar reservepositie nog een beetje in beeld te houden. Zij leeft dus al op de pof. Dat geld is er gewoon niet. Ik zei net al dat de formatie groter is dan betaald kan worden en dan komt dit er nog eens bij. Voordat wij hier eindeloos over gaan discussiëren, vraag ik de minister om een brief naar de Kamer te sturen waarin hij nadrukkelijk aangeeft hoe het zit met de 230 miljoen die hij gaat opplussen boven op het reorganisatiebudget. Hoe wordt dit bedrag samengesteld en ten laste waarvan zal dit gaan?

De voorzitter:

Dat lijkt mij een verstandig voorstel. Is de minister daartoe bereid?

Minister Van der Steur:

Uiteraard. Die brief heet namelijk de begroting van de Nationale Politie. Die zal ik zeer aanstonds naar de Kamer sturen om die bij de begrotingsbehandeling te bespreken. Ik kan wel bezien of ik na Prinsjesdag, na de presentatie van alle stukken, dat stukje eruit kan lichten om de Kamer er separaat over te informeren. Dan zal ik de Kamer ook nauwgezet informeren over het eigen vermogen, dat, anders dan mevrouw Berndsen-Jansen zegt, eind 2014 sloot op 486 miljoen euro.

De voorzitter:

Als wij het voorstel van mevrouw Berndsen volgen, moeten wij daar nu niet over discussiëren. Er komt na Prinsjesdag een nadere explicatie over de financiële positie ten aanzien van reorganisatiekosten en alles wat daarmee samenhangt.

Minister Van der Steur:

Ik hoor de heer Oskam buiten de microfoon opmerken dat hij graag …

De voorzitter:

Nee, nee, dat is niet de werkwijze. Ik geef mevrouw Berndsen de gelegenheid om een vervolgvraag te stellen.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):

Omdat de minister een bedrag noemt dat in de reservepositie van de politie zou zitten, wil ik er toch even op ingaan. Wij hebben het nu natuurlijk over de algemene reserve. We hebben het niet over bestemmingsreserves, want daar kunnen we niet aankomen. De prognose van de politie was eind 2014 205 miljoen. Er was 251 miljoen gerealiseerd maar ter dekking van het negatieve resultaat, de onttrekkingen aan het vermogen en de investering wordt vanaf 2015 het maximale rekening-courantkrediet bij het ministerie van Financiën ingezet, waardoor de post rekening-courant van het ministerie van Financiën meerjarig op 250 miljoen negatief wordt begroot. Er is dus een lening afgesloten bij het ministerie van Financiën om de reservepositie enigszins op orde te krijgen, omdat ze natuurlijk binnen de bandbreedte van hun reserve moeten blijven. De minister moet nu dus niet gaan roepen dat er wel 600 miljoen in zit. Dat is niet zo. Dus laat hij nu gewoon in die brief met cijfers komen!

De voorzitter:

Ik stel voor dat dit onderdeel is van de brief die de minister de Kamer na Prinsjesdag zal doen toekomen.

Minister Van der Steur:

Mevrouw Berndsen leest heel goed voor uit eigen werk.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):

Nee, van de politie!

Minister Van der Steur:

Ja, uit ons werk, uit het jaarverslag van de Nationale Politie. De cijfers die mevrouw Berndsen-Jansen in eerste instantie noemde, klopten. Daarna kwam zij op 600 miljoen. Dat is niet zo. De suggestie dat het heel raar zou zijn dat je geld leent van Financiën, is overigens niet juist. Het is allemaal waar. Ik ontken ook niets van wat mevrouw Berndsen hier allemaal voorleest. Dat komt immers uit het jaarverslag van de Nationale Politie. Maar de suggesties die zij wekt en de conclusies die zij daaruit trekt, zijn net wat anders. Daarom denk ik dat het heel goed is dat ik een brief stuur aan de Kamer.

De voorzitter:

Daarom zien wij verlangend uit naar de toegezegde brief.

Mevrouw Kooiman (SP):

Het wordt steeds verwarrender. Eerst zou die 230 miljoen uit de nationale reserve komen. Toen kwam het van 3.000 mensen die in één keer weg waren, terwijl daar in eerste instantie eigenlijk ook al rekening mee gehouden was. Dan denk ik: toen was er geen 230 miljoen, en nu is dat bedrag er plotseling wel. Ik wil eigenlijk ook zo'n schatkist, die ineens "230 miljoen, poef!" zegt. Maar dan wil ik wel heel graag van deze minister weten in hoeverre dit ten laste komt van de agenten. Het komt alsnog uit de eigen begroting. Dat wil dus zeggen dat agenten gewoon weer de prijs moeten betalen voor een reorganisatieplan, voor het beleid dat gefaald heeft.

Minister Van der Steur:

Het is altijd lastig om antwoord te geven op de vragen van mevrouw Kooiman, omdat dat er meestal meerdere tegelijk zijn. Heeft het beleid gefaald? Nee. Maar is een herijking noodzakelijk? Ja. Vervolgens zegt mevrouw Kooiman: wilt u een brief sturen om het mij nog eens duidelijk uit te leggen? Dat heb ik zojuist al toegezegd. Dat zal ik ook doen. Ik zal daar ook niet weer verder op ingaan, want het wordt er op deze wijze niet eenvoudiger op. Dan zegt mevrouw Kooiman dat hier sprake is van begroting waar "poef" geld uitkomt. Nee, maar dat is meestal wel het geval bij de begroting van de SP.

De voorzitter:

En dan is er nog een vraag: gaat het ten koste van de agenten? Die vraag zou u nu nog kunnen beantwoorden. Ik stel voor om voor het overige de brief die u hebt toegezegd, af te wachten.

Minister Van der Steur:

Dan herhaal ik wat ik net ook al gezegd heb. Het simpele feit is dat we op deze manier de reorganisatiekosten dekken die noodzakelijk zijn om recht te doen aan de belangen van de medewerkers. Die zijn op zichzelf een extra risico ten opzichte van de toekomst, omdat daarmee het eigen vermogen dat je niet kunt aanvullen omdat je die extra vrijkomende middelen daar niet aan kunt toevoegen, natuurlijk niet stijgt. In die zin kan het in de toekomst ten koste gaan van uitgaven die je anders graag had willen doen. Moet de capaciteit naar beneden? Het antwoord daarop is uiteraard "nee". Dat heb ik ook al eerder gezegd. Het gaat niet ten koste van de capaciteit van politieagenten.

Mevrouw Kooiman (SP):

De capaciteit ging natuurlijk al omlaag. Dat was een keuze van dit kabinet. Als de minister daadwerkelijk ook de tegenbegrotingen van de SP had gelezen, dan waren er niet alleen vorig jaar, maar ook het jaar daarvoor en het jaar daarvoor, al eerder agenten bij gekomen. Het is ook een keuze van de VVD en van dit kabinet om daar niet naar te willen luisteren. Maar goed, ik heb de minister goed gehoord. Ik wacht met belangstelling die brief af. Als de voorspelling is dat dit inderdaad een kasschuif naar de toekomst is, en dus een extra last voor de agenten, dan ben ik niet al te vrolijk.

De voorzitter:

Ik hoor hierin geen vraag, dus het woord is aan mevrouw Tellegen.

Mevrouw Tellegen (VVD):

Even ter verduidelijking: de brief wachten wij af. In de aanloop naar dit debat en in de week waarin wij de herijkingsnota van deze minister mochten ontvangen, was een veelgehoord geluid: er komt 230 miljoen bij, het gaat meer kosten en het gaat meer tijd kosten. Dat gaat ten koste van de veiligheid. Begrijp ik van de minister nu heel goed dat dit niet af gaat van capaciteit of van materieel? Wij horen het alsmaar: dit gaat ten koste van de veiligheid. Ik wil dat graag even van de minister weten, zodat wij dat verhaal uit de lucht kunnen halen.

De voorzitter:

Heldere vraag, kort antwoord.

Minister Van der Steur:

Uit de brief zal duidelijk worden dat het antwoord op de vraag die mevrouw Tellegen stelt "ja" is: het gaat niet ten koste van de capaciteit en het gaat niet ten koste van de veiligheid.

De heer Segers (ChristenUnie):

Ik wil even onderstrepen dat de vragen van de Kamer hierover heel begrijpelijk en heel logisch zijn. Uit de brief blijkt niet waar het bedrag van 230 miljoen vandaan komt. De minister heeft in de media gezegd dat het uit het eigen vermogen komt. Als je dan uitzoekt hoe groot het eigen vermogen is, zie je dat het in de begroting voor volgend jaar en het jaar daarop 192 miljoen is. Dan hebben wij echt een probleem. Wij zitten zeer verlegen om een heel deugdelijke onderbouwing. De brief hebben wij gekregen, maar juist omdat wij hebben vastgesteld dat de informatievoorziening zo cruciaal is en dat de Kamer moet worden meegenomen, vind ik dit een ontzettend belangrijk punt. Dus ik wil dat graag zeer onderstrepen.

Minister Van der Steur:

Ik onderschrijf dat geheel. Ik merk ook op dat de timing van dit debat op dat punt eerlijk gezegd licht ongelukkig is. Als de begroting van de Nationale Politie al had voorgelegen, zouden wij deze discussie veel simpeler hebben kunnen voeren. Dan had ik ook niet een aparte brief hoeven sturen na Prinsjesdag. Maar ik doe dat graag, omdat ik merk dat die behoefte er is. Die snap ik ook heel goed. Dat doet overigens niets af aan het uitgangspunt dat er ligt. Aan het einde van de dag zouden meevallers die ik nu hiervoor kan gebruiken, uiteraard wel aan het eigen vermogen zijn toegevoegd. Daarmee is het cirkeltje rond.

De heer Segers (ChristenUnie):

De mededeling van de minister in de media dat dit komt uit de eigen reserve van de Nationale Politie is dan op zijn minst een ongelukkige toelichting geweest.

Minister Van der Steur:

Daar kun je over twisten, maar uiteindelijk komt het daar wel op neer. Het alternatief is dat je zegt: ik bezuinig op de agenten of op het materieel. Dat is allebei niet aan de orde. De gaten worden onder andere gedekt door meevallers, die anders hadden kunnen worden toegevoegd aan het eigen vermogen van de Nationale Politie, omdat zij boven de begroting zouden uitstijgen.

De voorzitter:

In ieder geval zullen de begroting en de toegezegde nadere toelichting daarop hierover eenduidige helderheid geven. De minister vervolgt zijn betoog.

Minister Van der Steur:

Ik heb nog een aantal vragen liggen in het algemene blokje. Daarna ga ik over op de andere onderwerpen. Mevrouw Kooiman heeft gevraagd of er meer geld gaat naar leiderschapsopleidingen dan naar trainingen voor gewone agenten. Het antwoord daarop is nee. Naast het budget dat ik beschikbaar stel voor opleidingen, betaalt de politie ook het zogenaamde contractonderwijs. Van dit contractonderwijs was het aandeel leiderschapsopleidingen in de afgelopen jaren tussen de 10% en de 14%. De rest is dus allemaal voor de opleiding van wat mevrouw Kooiman "de gewone agenten" noemt.

Wordt er niet te veel bezuinigd op de Politieacademie en daarmee op het onderwijs? Dat was een vraag van mevrouw Kooiman en mevrouw Berndsen. Over de bezuinigingen op de Politieacademie heeft mijn voorganger u al herhaaldelijk geïnformeerd. Er zijn geen nieuwe bezuinigingen bij gekomen. Deze bezuinigingen gaan gepaard met verantwoorde maatregelen, die tot wat minder kosten leiden. Uiteraard wordt ook nu, met de ambities die wij hebben geformuleerd, het opleidingsbudget door mij en door de korpschef getoetst aan de wensen die wij hebben ten aanzien van kennis, kunde en kwaliteit. Daarover kunnen wij verder spreken bij de begroting.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):

Ik heb toch nog een korte vraag. Wij hebben een hoorzitting gehouden over het onderbrengen van de Politieacademie bij de Nationale Politie. De directeur van de Politieacademie heeft toen gezegd dat de Politieacademie wel heel snel zou moeten worden ondergebracht bij de Nationale Politie, om tot besparingen te kunnen komen. Dan gaat het bijvoorbeeld over ondersteunende diensten die kunnen worden afgenomen van de Nationale Politie. Nu wordt dit op de wat langere baan geschoven. Dat is logisch hoor, dat kan ik mij wel voorstellen. Maar het betekent wel dat de bezuinigingen door de Politieacademie niet kunnen worden gehaald. Hoe gaat de minister daar dan in voorzien? Misschien kan hij dat in de brief meenemen, of er in ieder geval bij de begroting wat nadrukkelijker op ingaan.

Minister Van der Steur:

Voor zover dat niet helder wordt uit de begroting, zal ik het in een begeleidende brief opnemen die ik zal meezenden met de begroting. Dan heb ik mevrouw Berndsen op dat punt gerustgesteld.

Een heel kwetsbaar punt vind ik ook zelf de inhuur van externen. Dat blijkt ook uit de brief van de bonden. Ik denk dat we het met elkaar eens zijn dat de inhuur van externen in deze fase van de reorganisatie onvermijdelijk is. Denkt u bijvoorbeeld aan de complexe ICT-opgaven. De benodigde kennis en kunde op dat gebied zijn niet beschikbaar binnen de politie. Zodra de reorganisatie eenmaal afgelopen is, zijn die kennis en kunde ook niet meer nodig. Daarnaast moet er af en toe personeel worden vervangen dat niet vanuit de bestaande organisatie vervangen kan worden. Ik heb al gezegd dat ook de centrale ondernemingsraad verzocht heeft om in het nieuwe reorganisatiebudget expliciet externe inhuur op te nemen. Ook zij onderkennen dat die kennis en kunde nodig is om van de reorganisatie in het tempo dat wij voorzien, een succes te kunnen maken.

Als gevolg van de herijking zal de externe inhuur langer duren dan eerder gepland was. De realiteit is dan ook dat de inhuur van externen hoger zal uitvallen dan oorspronkelijk begroot. Gezegd wordt dat het zou gaan om een bedrag van honderden miljoenen. Dat is gelukkig niet het geval. Ik geef een voorbeeld uit de oude begroting: voor 2015 was een bedrag van 108 miljoen euro begroot. Dat zal uiteindelijk meer worden. Daarom is 46 miljoen op dit gebied aan het reorganisatiebudget toegevoegd voor de inhuur van externen.

In de herijkingsnota zijn twee opmerkingen daarover geplaatst. Ten eerste hebben we opgemerkt dat, als externen worden ingehuurd, het de bedoeling is dat het ook onderdeel van hun taak is om kennis over te dragen aan de mensen die gewoon bij de politie werken. In heel veel organisaties worden externen ingehuurd, ze komen binnen, doen hun werk en vertrekken dan weer, zonder dat er iemand iets van ze heeft geleerd. Ik heb expliciet met de korpsleiding afgesproken dat de externe inhuur wordt gebruikt om de kennis en kunde binnen de eigen organisatie te vergroten.

Ten tweede is afgesproken dat de externe inhuur uiteraard wordt gereduceerd zodra dat kan. Dat is overigens ook de afspraak die we in algemene zin binnen de rijksoverheid hebben. Ik merk op dat de inhuur van externen ruim binnen de norm van 10% ligt die voor de rijksoverheid geldt. Uiteraard zal ik de Kamer over de realisatie in het jaarverslag en in de jaarrekening informeren.

De heer Recourt (PvdA):

Het mag dan wel binnen de norm zijn, maar ik vind het nog wel een reusachtig bedrag. Als ik het zo snel optel, loopt het op tot ergens rond de 150 miljoen. Ik kom zelf uit de hoek van justitie en daar moest ook kritisch gekeken worden naar hoe we dat met opleidingen doen. Daar zijn bijvoorbeeld in-house opleidingen georganiseerd. Je kijkt wat er in huis is en dan zet je mensen bij elkaar, om zo in eigen huis kennis over te dragen. Kan de minister toezeggen dat er echt heel kritisch wordt gekeken naar de inhuur van externen? Van een afstandje komt het over alsof het één groot feest is van zzp'ers die zich laten inhuren door de politie.

Minister Van der Steur:

Dat beeld herken ik niet. Ik heb de afgelopen maanden veel in de politieorganisatie rondgewandeld. Het moge helder zijn dat ook de brief van de bonden daar aandacht aan besteedt. De heer Recourt kan er van op aan dat de bonden dat ook zullen blijven doen. Wat ik belangrijk vind, is dat we moeten vaststellen dat inhuur plaatsvindt daar waar het nodig is en dat het vervolgens ook zo is dat men ervan leert. Veel derden die worden ingehuurd, hebben kennis en kunde die de organisatie later niet meer nodig heeft. Dan hoef je dat ook niet te leren. Als je echter iemand inhuurt, omdat je bepaalde kennis en kunde zelf nog niet hebt, dan moet je er wel voor zorgen dat je die kennis en kunde leert. Ik denk dat dit is wat de heer Recourt bedoelt.

De heer Recourt (PvdA):

Over nut en noodzaak discussiëren we niet. Uiteraard, het zou gek zijn als het anders was. Ik heb zelf een voorbeeld uit mijn eigen werkverleden. Iemand die gewoon bij de organisatie werkte, nam ontslag, om zich vervolgens te laten inhuren als externe deskundige. Ik hoop echt dat de minister dat soort zaken met de politie gaat bespreken en dat er heel kritisch gekeken wordt hoe het nu eigenlijk zit. Als je dan toch moet zoeken waar we in kunnen snijden, dan lijkt dit me wel het meest aangewezen potje.

Minister Van der Steur:

In algemene zin ben ik dat met de heer Recourt eens. De heer Recourt zal het mij niet kwalijk nemen dat ik dat soort detailgesprekken met medewerkers niet zelf zal voeren. Met de korpsleiding is afgesproken — dat staat ook in de herijkingsnota — dat de inhuur zal dalen zodra dat kan. Gegeven het feit dat de reorganisatie langer duurt, heb je ook langer inhuur nodig. Ik merk op dat de landelijke norm 10% is. Dat zou in dit geval om en nabij 300 miljoen euro zijn. Daar is nog maar de helft van uitgegeven. Desondanks ben ik het met de heer Recourt eens dat 150 miljoen veel geld is.

De heer Segers (ChristenUnie):

Er is onvrede over de externe inhuur. De bonden zeggen onvoldoende zicht te hebben op de omvang daarvan. De minister heeft daar nu een inkijkje in gegeven. Is het niet raadzaam om ons ieder jaar op de hoogte te stellen van de ontwikkeling van de omvang van de externe inhuur? Dan kunnen wij zien of er vorderingen worden gemaakt en of de politievrijwilligers op een andere manier kunnen worden benut. Dat zou ons in ieder geval helpen.

Minister Van der Steur:

Het is niet alleen raadzaam maar ook wettelijk verplicht. Dit doen wij in het jaarverslag en in de jaarrekening.

De heer Segers (ChristenUnie):

Dan begrijp ik niet goed waar het verwijt van de bonden vandaan komt. Lezen de bonden het jaarverslag niet goed? Zij zeggen onvoldoende zicht op de omvang te hebben. Dat is een serieus probleem, zeker als er veel onvrede is. Transparantie en heldere communicatie, ook in de richting van de bonden, kunnen helpen.

Minister Van der Steur:

Zonder flauw te willen zijn, noem ik twee observaties. Ik begrijp de bonden ook niet altijd even goed. De centrale ondernemingsraad vraagt zelf om extra inhuur. De mensen die in de organisatie zitten, zeggen: zorg dat er voldoende extra inhuur is om de benodigde kwaliteit te kunnen leveren. Dat verzoek is gehonoreerd. Ik denk dat de bonden bedoelen — maar dat weet ik niet, ik begrijp dit punt ook niet — dat zij niet precies weten waar in de organisatie de externe inhuur plaatsvindt. In die informatie kan ik niet voorzien want er wordt uiteraard generiek gerapporteerd over het totale bedrag aan inhuur van derden, zoals dat ook hoort in de jaarrekening en in het jaarverslag.

Mevrouw Kooiman heeft gevraagd hoe het zit met de belofte van mijn voorganger dat de reorganisatiekosten voor het ministerie zouden zijn. Ik wijs haar erop dat er oorspronkelijk een bedrag van 230 miljoen euro geraamd was. De oorspronkelijke afspraak was dat daarvan 130 miljoen voor het Rijk zou zijn en 100 miljoen zou worden gefinancierd uit het vermogen van de voormalige korpsen. Dat was de afspraak en die was dus anders dan mevrouw Kooiman suggereerde.

De heer Segers vroeg hoe ik het onderzoek naar de verhouding tussen het budget voor materieel en dat voor personeel zal vormgeven. Dit onderzoek is in de herijkingsbrief aangekondigd. Voor dit onderzoek zal ik opdracht geven aan een partij die over de daarvoor benodigde deskundigheid beschikt. De resultaten zullen zodanig worden gepresenteerd dat ik die kan verwerken in de begroting voor 2017. De heer Segers had het in dit verband ook over de Algemene Rekenkamer. Ik zal daarop reageren als dat nodig is.

Ik merk nog op dat de Algemene Rekenkamer geen opdrachten van de regering kan krijgen. Zoals de heer Segers ongetwijfeld weet, is de Algemene Rekenkamer een Hoog College van Staat en past het de regering niet om haar opdrachten te geven. Ik kan alleen een verzoek doen. De dekking van het reorganisatiebudget van 230 miljoen is onderdeel van de begroting, zoals ik al heb gezegd. Ik zal het verzoek overbrengen.

Ik kom toe aan de losse onderwerpen. De vraag van mevrouw Kooiman over de cao heb ik al uitgebreid beantwoord, vooral ook door de bonden uit te nodigen om snel aan te tafel te komen.

Veel leden hebben vragen gesteld over wijkagenten. Wij hebben daar uitgebreid over gesproken tijdens het algemeen overleg over de Nationale Politie. Wij hebben daar ook uitgebreid over gesproken tijdens het VAO Nationale Politie. Toen heb ik exact dezelfde vragen beantwoord. Omdat ik vind dat het mij past om antwoord te geven op de vragen die de Kamer in den brede heeft gesteld, zal ik de antwoorden herhalen.

Het is een feit dat de norm die wij met elkaar hebben afgesproken nog niet wordt gehaald. Ik had graag iets anders willen zeggen, maar dit is de realiteit. Wij zijn wel een eind op streek, zoals ik de vorige keer heb gezegd. In drie eenheden, Zeeland-West-Brabant, Noord-Holland en Oost wordt volop geworven. In andere eenheden is er sprake van doorstroming. Dit proces loopt door. Landelijk zitten wij nu op 96% en dat is toch anders dan de suggestie van sommige leden dat er helemaal geen wijkagenten zijn en dat er overal tekorten zijn. Dat is feitelijk onjuist. Een aantal eenheden haalt de norm nog niet, zoals ik de vorige keer ook heb gezegd. Een deel van de vacatures is, zoals ik al eerder heb gezegd, gereserveerd voor herplaatsingskandidaten. De 100% zullen we dus niet halen, ook niet voor 1 januari. De inspectie geeft aan dat de teamchefs dit vooral moeten managen en beheren en dat die niet in alle gevallen worden ondersteund door operationele experts en de wijkagenten. Dat klopt ook. Daar wordt natuurlijk aan gewerkt. Het is afhankelijk van de reorganisatie zoals die nu loopt, voornamelijk van de personele reorganisatie. Als wij op dit pad doorgaan, kan de wijkagent, zoals bedoeld, steeds meer de rol van regisseur vervullen en worden de teamchefs ontlast, zoals de inspectie terecht constateert. Ik merk overigens ook op — ik zeg het maar weer eens voor de zekerheid, ook tegen de heer Oskam — dat de verdeling van wijkagenten en andere agenten binnen de eenheden overgelaten is aan het lokaal gezag. Desondanks zal ik daar wel over blijven rapporteren, wetende hoe belangrijk de Kamer die terechte afspraak vindt.

De heer Oskam heeft gevraagd wat mijn reactie is op het rapport van de Algemene Rekenkamer. De Rekenkamer heeft op een aantal punten lof toegezwaaid aan de Nationale Politie, maar ook twee kritiekpunten geformuleerd. De politie heeft goed inzicht in de huisvestingsportefeuille, maar onvoldoende inzicht in de financiële waarde van de huisvesting. Inzicht in die waarde wordt nu verkregen door de WOZ-waarde aan te passen aan de marktwaarde. Daarmee zou dat probleem moeten worden opgelost. Vervolgens constateert de Rekenkamer dat de politie onvoldoende deskundigheid heeft om panden op een verstandige manier af te stoten, vooral ten aanzien van de waarde van die panden en de manier waarop je dat doet. Deze deskundigheid wordt binnengehaald, onder andere door samenwerking te zoeken met het Rijksvastgoedbedrijf. Daarmee heb ik gereageerd op de kritiekpunten van de Algemene Rekenkamer.

De heer Oskam (CDA):

Het was een lastige vraag, maar het was ook een lastig gesprek met de Rekenkamer. Het rapport was ook lastig. Er blijft gewoon onduidelijkheid bestaan. Ook de Rekenkamer weet het niet. Stel dat er straks tegenvallers zijn op huisvestingsgebied doordat we panden willen afstoten. Die panden moeten verbouwd worden. Heel veel politiebureaus zien er heel mooi uit, maar de meeste zien er verpauperd uit. Als je die wilt afstoten, moet je ze eerst opknappen. Wij zijn echt bang, als Kamer, dat er dadelijk nog heel lelijke tegenvallers komen. Vandaar dat ik dit toch wil bespreken. De minister heeft gezegd dat er wordt samengewerkt met het Rijksvastgoedbedrijf. Dat heeft de Rekenkamer ook gezegd. Mijn vraag is waar straks die tegenvallers gaan komen: bij de politie, bij de minister of bij de andere minister?

Minister Van der Steur:

Ik begrijp de zorg die de heer Oskam uitspreekt heel goed. Het is goed om bij de eerstvolgende gelegenheid die er is alle onderwerpen die samenhangen met de Nationale Politie aan de minister voor te houden. Wij praten nu over de herijking van de Nationale Politie. Dat is een onderwerp dat volgens mij ingewikkeld genoeg is om het een hele avond over te hebben. Dat blijkt ook, wij zijn goed op weg. De vraag is of ik nu moet ingaan op een rapport dat geen onderdeel is van dit debat. Ik wil heel graag het debat met de heer Oskam voeren, maar misschien is het goed om dat te doen als het onderwerp daadwerkelijk op de agenda staat. Dan zal ik me daar nog beter op prepareren. Ik heb nu alleen aangegeven welke twee kritiekpunten er zijn en hoe die door de Nationale Politie zijn opgepakt.

Mevrouw Tellegen vroeg naar stichting de Basis. Ik ben daar recentelijk geweest. Ik heb daar een toespraak gehouden, waarin ik haar heb geroemd. De Basis heeft ervaring opgedaan met PTSS-slachtoffers voor Defensie en wordt nu betrokken door de Nationale Politie bij dezelfde dienstverlening aan politieagenten die helaas met PTSS te maken hebben gekregen. Ik weet zelf, uit persoonlijke observatie, dat de korpschef zich er persoonlijk voor heeft ingezet dat die samenwerking met de Basis er komt.

Het is in mijn ogen essentieel dat er juist op het punt van PTSS kennis wordt uitgewisseld tussen de verschillende sectoren. Het kan en het mag niet meer zo zijn — dat heb ik al eerder gezegd in de Kamer — dat, zoals in het verleden is gebeurd, als een agent zich meldt met psychische problemen als gevolg van het werk het antwoord is: als je er niet tegen kunt, had je dameskapper moeten worden. Dat heb ik in mijn toespraak op de Basis ook gezegd, omdat een van de agenten mij dat letterlijk heeft gezegd. Dat was overigens dezelfde agent die de PTSS-weerbaarheidstraining heeft ontwikkeld. Dat heeft hij samen met mensen van de Politieacademie gedaan. Die training wordt nu voor heel grote groepen uitgerold. Ik vind het ongelooflijk belangrijk dat dit ook binnen de politie gebeurt. Het is natuurlijk uitstekend dat verschillende veiligheidssectoren elkaar op dit punt opzoeken om kennis en kunde uit te wisselen. Die uitwisseling kan overigens over een veel breder gebied gaan dan alleen PTSS-aspecten. Het hele dossier over veilig en gezond werken, dat we naar voren hebben getrokken en een van de pijlers is van de herijkingsnota, is hierbij dan ook van groot belang. Wat mij betreft zijn er verschillende manieren voor de Nationale Politie om om te gaan met medewerkers met PTSS. De basis is een particuliere organisatie, maar het moet absoluut betrokken zijn bij een van die manieren. Ik vind het namelijk van groot belang dat de kennis en kunde hierover worden meegenomen. Dat heb ik al gezegd.

Mevrouw Tellegen heeft het gebruik van geweld door de politie aangekaart. Wat is nou de positie van een politieagent als hij geweld heeft gebruikt? Is hij dan direct een verdachte van bijvoorbeeld doodslag of moord? Dat is een punt van wezenlijk belang en ik ben heel blij dat mevrouw Tellegen dat punt niet alleen vandaag, maar ook al eerder onder mijn aandacht heeft gebracht. Ik zal de Kamer vóór het debat over de begroting een brief sturen waarin ik haar zal informeren over de stand van zaken op dit vlak en de voorstellen die ik wil uitwerken, mede naar aanleiding van de opmerkingen die mevrouw Tellegen al heeft gemaakt. Het is mijn intentie om de juridische positie van politieambtenaren die geweld hebben gebruikt structureel te verbeteren en daarbij alle aspecten mee te nemen die erbij komen kijken. Verder kan ik de Kamer toezeggen dat het, mede naar aanleiding van mijn persoonlijke ervaring met de geweldsinstructie en de toepassing daarvan, mijn intentie is om de geweldsinstructie zelf te bezien. Ik heb examen gedaan en ik geef eerlijk toe dat dat geen succes was, want ik ben gezakt voor dat examen over de toepassing van de geweldsinstructie. Het is mijn intentie om te bezien of dit niet veel simpeler kan en of de geweldsinstructie kan worden geactualiseerd. Dit zal onder andere gebeuren naar aanleiding van een aantal arresten die recentelijk zijn gewezen.

Mevrouw Tellegen heeft ook gevraagd wat ik ga doen om tot minder interne regels en administratieve lasten te komen. Ik kan haar in zeker zin geruststellen, want het is op dit moment de verwachting dat er een effectiviteitsslag is gemaakt van 5.000 fte's. Die zijn dus niet meer nodig omdat er op een grove, maar verstandige wijze is ingegrepen in de administratieve lasten en interne regels. Er zijn uitvoeringstoetsen bij alle wet- en regelgeving die wij ons voornemen. Het kwaliteitssysteem bij de politie is zo ingericht dat regeldruk wordt tegengegaan. Desondanks weet ik, net als mevrouw Tellegen en andere leden van de Kamer, dat er binnen de politieorganisatie nog wel wordt geklaagd over bureaucratie en over formulieren die moeten worden ingevuld. Een van de opmerkingen in de herijkingsnota is, dat daarvan afscheid moet worden genomen. Dat zal vanaf de begroting voor 2017 zeker ook voor de politiechefs gaan gelden, omdat dan die vergrote beleidsvrijheid van de politiechefs in de begroting zal zijn verwerkt.

Mevrouw Tellegen heeft ook gevraagd of ik mogelijkheden zie om nauwer samen te werken met bijvoorbeeld boa's. Dat is een thema dat de VVD-fractie al langer aan de orde stelt en volgens mij doet zij dat met recht. De samenwerking tussen de politie en boa's staat namelijk, mede dankzij de druk die de VVD-fractie daarop heeft gelegd. De boa's functioneren onder regie van de politie op straat en ze worden ook effectief op informatie gestuurd, zonder dat daarbij weer afbreuk wordt gedaan aan de verschillende verantwoordelijkheden en de verschillen in de taakopvattingen. Verdere samenwerking wordt effectief onderzocht, bijvoorbeeld ten aanzien van arrestantenverhoren en van aangiften die betrekking hebben op kwesties die alleen voor de verzekeraars van belang zijn. Verder wordt samenwerking met de gemeenten onderzocht bij de paspoorten. Dat proces gaat dus verder, waarbij ervoor wordt gezorgd dat die samenwerking tussen enerzijds de boa's en anderzijds de politie verder wordt verbeterd.

De heer Segers heeft het gehad over de politievrijwilligers. Daarvan heb ik in de herijkingsnota expliciet een punt gemaakt omdat ik weet dat ik de heer Segers op dat punt heb teleurgesteld. Ik realiseer mij dat. Ik vind dat de politievrijwilligers een essentiële bijdrage leveren aan de politieorganisatie. Er is niemand die daaraan twijfelt. De heer Oskam heeft daarvoor al een aantal keer aandacht gevraagd. De Landelijke Organisatie van Politievrijwilligers (LOPV) heeft met verve aangetoond dat het belangrijk werk is. Daarnaast is het ook ongelooflijk leuk werk en geeft het de mensen de gelegenheid om op heel veel verschillende manieren een bijdrage te leveren aan de veiligheid in de samenleving. Politievrijwilligers doen dit met veel enthousiasme en veel succes.

Ik ben met de heren Oskam en Segers van mening dat er absoluut kansen liggen om politietaken met behulp van vrijwilligers nog beter uit te voeren. Iedereen weet dat politievrijwilligers worden ingezet bij alcoholcontroles en bij grote evenementen en dat ze daar uitzonderlijk goed werk verrichten. Tegelijk stond ik bij de herijkingsnota voor de vraag hoe ik op een verantwoorde wijze de taken van de politieorganisatie kan verkleinen. Dat kan alleen maar door keuzen te maken. Die keuze heb ik met betrekking tot de vrijwilligers gemaakt doordat ik allereerst moet kiezen voor het investeren in de medewerkers die er al zitten. De personele reorganisatie geef ik absolute voorrang. Het tweede punt is dat er veel politievrijwilligers zijn die op dit moment niet optimaal worden ondersteund. De tweede prioriteit is het ondersteunen van de bestaande vrijwilligers. Deze mensen verdienen het — hier is wat onvrede over — dat er in hen wordt geïnvesteerd. Als derde kies ik ervoor om opleidingscapaciteit niet in te zetten voor vrijwilligers, maar primair voor de recherche, gegeven de taken die in de toekomst van de recherche worden verwacht. Ten slotte kies ik ervoor om wervingscapaciteit in te zetten voor wijkagenten, zoals ik eerder al heb toegelicht, maar ook voor cyber-, economisch en financieel rechercheren. Vrijwilligers zijn belangrijk, maar gegeven deze prioriteitenladder komen zij pas daarna. In de huidige vrijwilligers wordt dus wel geïnvesteerd, maar nieuwe vrijwilligers, om tot de 5.000 vrijwilligers te komen die mijn voorganger heeft genoemd, zullen pas worden geworven aan het einde van de rit van de reorganisatie.

De heer Segers (ChristenUnie):

Op dit moment dreigen acties van de politievrijwilligers. De voorzitter van de vrijwilligersorganisatie zegt dat de vrijwilligers gaan weglopen. Als de minister wil investeren in de bestaande vrijwilligers, moet hij heel snel zijn want ze staan al bij de uitgang. De minister heeft net een royaal gemaakt en gezegd dat zijn deur openstaat en dat mensen binnen kunnen lopen. Het zou goed zijn als de minister hen actief zou opzoeken en zich in ieder geval zou inzetten voor het behoud van de vrijwilligers die er nu zijn. Zij dreigen nu actie te voeren en weg te lopen.

Minister Van der Steur:

Ik moet oppassen om niet te veel verantwoordelijkheid op mijn schouders te laden. De vrijwilligers zijn onderdeel van de politieorganisatie. Het is primair aan de korpsleiding om met hen in gesprek te gaan. De LOPV weet mij overigens te vinden, dat is al gebleken. Ik zal graag met de korpsleiding in gesprek gaan om te bezien hoe wij de investering in bestaande vrijwilligers vorm gaan geven, zonder dat ik afbreuk doe aan de ladder van verantwoordelijkheden. Er zijn tienduizenden mensen die op dit moment niet weten waar ze aan toe zijn, die onderdeel uitmaken van de politieorganisatie, en geen andere baan of activiteiten hebben. Ik leg de prioriteit bij deze mensen. De vrijwilligers komen echt daarna, hoe vervelend ik dat ook vind.

De heer Segers (ChristenUnie):

Ik ben het niet eens met die keus, maar dat gebeurt weleens in de politiek. Tijdens de landelijke vergadering van de landelijke organisatie sprak ik vrijwilligers die met veel frustratie rondlopen en zeiden dat er niet naar hen geluisterd wordt en dat ze zich niet serieus genomen voelen. Ik wil de minister in ieder geval op het hart drukken om deze vrijwilligers erbij te betrekken, hetzij via de korpsleiding, hetzij rechtstreeks. Ik zou niet graag zien dat het cao-conflict dat nu al zo uit de hand loopt, zich uitbreidt naar de politievrijwilligers, die om niet zich met hart en ziel willen inzetten voor een veilige samenleving.

Minister Van der Steur:

Dat uitgangspunt deel ik. Ik zie de korpschef knikken — ik hoop dat hij dat hierom doet — en ik deel die gedachtegang. Ik zal het met de korpschef en de korpsleiding delen. Ik zeg erbij dat ik niet zit te wachten op nog meer acties.

Ik heb nog twee vragen liggen. De heer Recourt heeft gevraagd hoe het zit met de diversiteit. Ik heb daarover in het AO Nationale Politie vrij uitgebreid gesproken met een collega van de heer Recourt, de heer Marcouch. De korpschef heeft zelf naar aanleiding van een aantal incidenten dat diversiteitsbeleid nog weer eens hoog op de agenda gezet. Een organisatie als de Nationale Politie die geen afspiegeling van de samenleving is of probeert te zijn, kan immers niet functioneren. Er zal veel nieuw personeel worden geworven, zoals ik al heb gezegd. Dat is de kans die de korpschef aangrijpt om een diverser korps te vormen. Die ambitie is ook uitgesproken en er wordt actief op gestuurd. Tegelijkertijd zeg ik dat dit nooit kan betekenen dat diversiteit voor kwaliteit gaat. Het moet hand in hand gaan. Ik zeg ook dat er inmiddels een aangenomen motie van de Kamer ligt over de taaltoets, zowel vooraf als aan het eind. Die stelt natuurlijk ook zijn eisen. Ik ben het er volledig mee eens, onderdeel van de kwaliteit is communiceren in de Nederlandse taal.

Tot slot de vraag van de heer Segers. Hij vroeg wat de korpsleiding doet aan het verbeteren van de dienstroosters. Bij het inroosteren van werknemers is er een balans tussen werkaanbod en werkdruk. Het bedrijfsbelang komt hier samen met het personeelsbelang. Er is een aantal keren sprake geweest van een overtreding van de Arbeidstijdenwet. Ik denk dat de heer Segers daarop doelde. De korpschef zal scherp sturen op dit onderwerp — dat staat ook in de herijkingsnota — opdat er een substantiële daling zal worden gerealiseerd van het aantal overtredingen van de Arbeidstijdenwet. Tegelijkertijd merk ik op dat ik niet kan uitsluiten dat overtredingen van de Arbeidstijdenwet zich in de toekomst nog zullen voordoen. Ik zeg dus niet dat er een garantie is dat ze zich nooit meer zullen voordoen. Die mogelijkheid bestaat nog steeds, maar moet wel flink worden verkleind.

Hiermee ben ik aan het einde gekomen van mijn beantwoording in eerste termijn.

De voorzitter:

Ik zeg de bewindspersoon dank voor de beantwoording. Hiermee zijn we aan het einde gekomen van de eerste termijn van de regering. We gaan direct door met de tweede termijn van de zijde van de Kamer. U hebt allen de helft van de spreektijd in eerste termijn, inclusief het indienen van moties. Voor de meesten van u betekent dit dat het geluid wegvalt na drie minuten. Het woord is aan de heer Bontes.

De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren):

Voorzitter. Na Ivo Opstelten zal ook deze minister zijn tanden stukbijten op dit tekentafelfiasco. Hij trekt een rookgordijn op boven het reorganisatiebudget en om onduidelijke redenen blijft hij vertrouwen houden in de huidige korpsleiding. Het orkest op het achterdek van de Titanic speelt vrolijk door.

Ik dien de volgende moties in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de reorganisatie bij de politie ernstig is vertraagd en twee keer zo duur uitvalt;

overwegende dat de huidige korpsleiding hier verantwoordelijkheid voor draagt en niet in staat moet worden geacht om dit proces vlot te trekken;

verzoekt de regering, afscheid te nemen van de huidige korpsleiding,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Bontes. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 562 (29628).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de reorganisatie bij de politie ernstig is vertraagd en twee keer zo duur uitvalt;

overwegende dat de verlenging van de reorganisatie het functioneren van de politie opnieuw ernstig zal belemmeren;

verzoekt de regering om uitsluitend op drie quick wins, te weten ICT-terrein, inkoop en werkprocessen, door te gaan met de reorganisatie van de Nationale Politie,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Bontes. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 563 (29628).

Mevrouw Kooiman (SP):

Voorzitter. Er zijn zo veel gebroken beloftes en er is zo weinig tijd. Ik ga dus gewoon maar de moties voorlezen om zo veel mogelijk te redden.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de regering voornemens is de helft van de politieposten te sluiten;

constaterende dat volgens een enquête van de Nationale Politiebond 80% van de agenten denkt dat door het sluiten van de politiebureaus agenten minder zichtbaar zullen zijn in de wijken en meer dan de helft verwacht dat de criminaliteit zal toenemen;

verzoekt de regering, af te zien van het plan om de helft van de politieposten te sluiten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Kooiman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 564 (29628).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het herijkingsplan geen risicoparagraaf bevat;

verzoekt de regering, een risicoparagraaf op te nemen in het herijkingsplan,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Kooiman, Berndsen-Jansen, Segers en Oskam. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 565 (29628).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat agenten vragen om meer training en scholing opdat zij goed getraind en veilig hun werk kunnen uitoefenen;

verzoekt de regering, ervoor te zorgen dat agenten meer getraind en meer vakinhoudelijk onderwijs kunnen volgen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Kooiman, Berndsen-Jansen en Segers. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 566 (29628).

Mevrouw Kooiman (SP):

Ik heb gelukkig nog tijd over. Ik constateer dat de minister zelf ook niet zo goed wist waar de financiën vandaan kwamen. Hij moest dat nog eens goed nakijken, maar hij geeft wel aan dat het risico helaas op de werkvloer terechtkomt. Ik zal moeten wachten op die brief, maar wij komen hier dus zeker nog over te spreken.

Tot slot kom ik op de cao's. Ik vind het echt schandalig hoe de minister al die hardwerkende mensen wegzet. Dat wil ik hier vandaag wel gezegd hebben. De minister zegt wel dat ze welkom zijn aan tafel, maar hij vergeet erbij te zeggen dat hij zelf met lege handen komt en dat hij hun niets te bieden heeft. De minister heeft bij zijn bezoek aan de Politieacademie afgelopen maandag dan ook niet voor niets een pinocchio van de agenten gekregen. Ik raad hem ook ten zeerste aan om iets eerder naar de Tweede Kamer te gaan aankomende woensdag, want het Malieveld zal vol staan. Ik denk dat het goed zou zijn en van iets meer realiteitszin zou getuigen als de minister eens zou praten met al dat personeel.

De heer Oskam (CDA):

Voorzitter. Ik hoop dat ik het haal binnen de drie minuten spreektijd die ik heb, want ik heb een breed gedragen motie. Alleen al het voorlezen van alle namen die onder de motie staan, duurt drie minuten. Ik zal dus mijn best doen.

Ik wil graag nog even ingaan op het huisvestingsplan van de politie. Ik voel wel voor de suggestie van de minister om dat tijdens een aparte gelegenheid te bespreken. Op 1 oktober hebben we een AO. Ik kondig vast aan dat ik bij de procedurevergadering op 23 september een voorzet zal geven om dat op 1 oktober goed voorbereid met iedereen te bespreken, ook al omdat we niet willen dat we in de toekomst met vervelende kosten worden geconfronteerd.

Ik kom op de kwaliteit van de recherche. Ik heb begrepen dat de minister, ook in de media, heeft gezegd dat het belangrijk is om de kwaliteit van de recherche te verstevigen. Ik weet dat mevrouw Berndsen en mevrouw Kooiman nog een motie over de kwaliteit van de recherche in de pijplijn hebben zitten. Die motie is aangehouden. Ik heb begrepen dat mevrouw Berndsen daar dadelijk iets over gaat zeggen. Ik heb die motie nu medeondertekend.

Dan kom ik op de wijkagenten. Het blijft altijd gegoochel met cijfers. De minister zegt dat het in 96% van de gevallen in Nederland wel lukt, maar er zijn gewoon regio's waar er flink veel vacatures zijn en waar het gebrek aan wijkagenten op 20% uitkomt. We zijn er al heel lang mee bezig. De minister blijft altijd een heer en zegt steeds dat hij het nog wel een keer gaat uitleggen, maar het lijkt wel een beetje een soort gunst. Het is gewoon vervelend dat wij daar iedere keer naar moeten vragen. Het moet nu echt een keer geregeld worden. De vorige minister heeft het beloofd. De korpschef heeft de minister ingefluisterd: 1 juli 2015 is het gepiept. Het is nog steeds niet gepiept. Wij willen de minister best nog wel de gelegenheid geven tot 1 januari 2016. Het gaat echt niet om 100%, maar we willen gewoon geen klachten meer krijgen van burgemeesters die zeggen "ja maar, wij hebben niemand".

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de wijkagent een belangrijke schakel is in de vergroting van de veiligheid in de wijk en in de buurt, een zeer belangrijke pion is in de informatiepositie van de politie, van groot belang is in het kader van het versterken van het vertrouwen in de politie en onmisbaar voor het contact tussen burgers en politie, zeker gezien het feit dat er vele politiebureaus worden gesloten;

constaterende dat de wettelijk vastgelegde norm voor het aantal wijkagenten van 1 op 5.000 burgers nog steeds niet wordt gehaald;

voorts constaterende dat wijkagenten op dit moment te vaak voor andere taken worden ingezet;

verzoekt de regering, maatregelen te treffen om ervoor te zorgen dat het aantal wijkagenten met de taken van wijkagent per 1 januari 2016 voldoet aan de wettelijke norm en de Kamer hierover te informeren vóór de behandeling van de begroting,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Oskam, Kooiman, Segers, Berndsen-Jansen, Van der Staaij, Tellegen, Helder, Bontes en Recourt.

Zij krijgt nr. 567 (29628).

De heer Oskam (CDA):

De tijd liep nog door, voorzitter.

De voorzitter:

U hebt nog 23 seconden.

De heer Oskam (CDA):

Ja, ik let erop.

Ik heb nog een motie over de sluiting van de politiebureaus. Daarover zijn toch nog wel wat zorgen, ook al omdat de Rekenkamer heeft gezegd dat het hem niet duidelijk welke bureaus het zijn. We moeten echt nog goed kijken naar de waarde van de bureaus. We komen daarover later nog te spreken.

De voorzitter:

Ik zou de motie gaan voorlezen.

De heer Oskam (CDA):

Ja, dat haal ik nog wel.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering voornemens is de komende tien jaar zeker 200 politiebureaus te sluiten;

overwegende dat voorafgaande aan besluitvorming over sluiting van een politiebureau de consequenties voor dienstverlening en aanrijtijden en de financiële consequenties inzichtelijk gemaakt dienen te worden;

verzoekt de regering, de Kamer per politiebureau te informeren over consequenties van voorgenomen sluiting,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Oskam, Segers, Kooiman en Van der Staaij. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 568 (29628).

Het woord is aan mevrouw Helder, eveneens voor drie minuten.

Mevrouw Helder (PVV):

Voorzitter. We hebben de minister in eerste termijn horen zeggen dat de vorming van de Nationale Politie noodzakelijk is, dat de uitvoering niet goed is gegaan, dat er een taak ligt voor de korpsleiding om het vertrouwen te herstellen en dat hij de uitvoering blijvend zal controleren omdat dit zijn taak als minister is. Daar is mijn fractie het mee eens, maar daar houdt het dan ook wel mee op. Want vervolgens volgen er een paar flauwe opmerkingen aan het adres van verschillende collega's en dat van mij. De minister zei: het gaat zelfs voor mevrouw Helder te ver om te zeggen dat er geen agenten zijn. Zo kan ik er nog wel een paar noemen. Dan ben ik slechts Kamerlid van een oppositiepartij, een partij waarvan de collega van minister Van der Steur zei dat hij dat partijtje wel zou decimeren. Nou, we staan inmiddels op 24 zetels in de peilingen. Het zijn maar peilingen, maar ik moet het toch even zeggen; ook even een jij-bak. Hoe moet je je als agent voelen als je hiernaar kijkt en je hier het vertrouwen uit moet halen dat het wel goed gaat komen? Ik zou mijn hand ervoor in het vuur durven te steken dat de minister daar een heel slechte beurt heeft gemaakt. Mijn fractie ging nog met een beetje vertrouwen het debat in, maar ik moet zeggen dat dit een ernstige deuk heeft opgelopen.

Ik zal de minister maar even een citaat van John van den Heuvel voorleggen. Mooier dan hij het heeft geschreven, kan ik het niet zeggen: "De Nationale Politie is een patiënt van wie steeds meer organen dreigen uit te vallen." Hij heeft ook gezegd: "Als de huidige politietop niet in staat is het tij te keren, dan moet die worden vervangen. Maar het belangrijkste is dat de gewone hardwerkende agent op straat weer vertrouwen, respect en waardering dient te krijgen." Ik kan het niet mooier zeggen, dus ik sluit mij daar van harte bij aan. De minister heeft wel een heel zware taak. Mijn fractie zal dat met zeer veel scepsis volgen. Ik hoop dat deze minister het leven betert en dat hij de bonden uitnodigt en ze niet zal bruuskeren door te zeggen: mijn deur staat open, maar ik heb ze weinig te bieden. De minister heeft inderdaad niet gezegd dat hij ze niks te bieden heeft, maar wel dat hij ze weinig te bieden heeft. Maar waar een wil is, is een weg. Ik zou tegen de minister willen zeggen: krab achter uw oren en ga aan de slag.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Berndsen-Jansen van de fractie van D66, eveneens voor drie minuten, inclusief de indiening van moties.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):

Voorzitter. Ik dank de minister voor de beantwoording in eerste termijn. Ik haal nog maar eens een paar beloften naar voren die de minister wat D66 betreft zou moeten nakomen. De Nationale Politie krijgt structureel 105 miljoen extra per jaar. Dat maakt meer blauw op straat en meer capaciteit voor opsporing mogelijk. Het geld dat vanaf 2018 is beloofd, dreigt niet te komen. Deze middelen zijn onder voorbehoud van formele vrijgave opgenomen. Dat klinkt alsof iemand anders dat geld moet vrijgeven, maar dat is echt iets wat alleen het kabinet zelf kan beslissen. Zonder deze bijdrage kan de politie haar mensen niet betalen of moet Nederland het met minder agenten doen. Mijn vraag aan de minister is: waarom maakt het kabinet dat voorbehoud? Komt dat geld wel of niet?

De vorming van de Nationale Politie leidt tot besparingen: 230 miljoen structureel. Wij krijgen signalen dat deze besparingen niet worden gerealiseerd. Wij lezen ook nog eens dat deze eigenlijk 500 miljoen structureel zullen zijn op de korte termijn. Is de minister bereid om het besparingsritme te heroverwegen en in ieder geval geen extra bezuinigingen aan de Nationale Politie op te leggen totdat de reorganisatie is afgerond? Hierover dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat er zorgen leven over de financiële positie van de Nationale Politie;

overwegende dat de additionele reorganisatiekosten extra druk zetten op de begroting van de Nationale Politie;

verzoekt de regering, het besparingsritme te heroverwegen en in ieder geval geen extra bezuinigingen aan de Nationale Politie op te leggen totdat de reorganisatie is afgerond,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Berndsen-Jansen, Kooiman, Segers en Van der Staaij. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 569 (29628).

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):

D66 wil slechts twee bestuurlijke niveaus voor de politie: nationaal en lokaal. Wij zijn geen voorstander van de regioburgemeesters, omdat wij af willen van de bestuurlijke drukte bij de aansturing van de politie. Daarom hebben wij met een amendement de gezagspositie van burgemeesters gewaarborgd in de Politiewet. Nu lees ik in de brief van de minister dat het gezag via het artikel 19-overleg nadrukkelijker bij de belangrijke beheersbeslissingen wordt betrokken. Het lijkt erop dat we terug zijn bij af; een onnodige bestuurslaag. Daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het adagium "beheer volgt gezag" in de herijkingsnota gelijk wordt gesteld met de betrokkenheid van het artikel 19-overleg;

overwegende dat hierdoor een extra bestuurslaag (opnieuw) wordt geïntroduceerd;

overwegende dat het gezag berust bij de burgemeester in zijn eigen gemeente;

van mening dat dergelijke bestuurlijke drukte ongewenst is;

verzoekt de regering, het artikel 19-overleg niet uit te breiden zoals vastgesteld in de herijkingsnota,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Berndsen-Jansen en Van der Staaij. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 570 (29628).

Dan is nu het woord aan mevrouw Tellegen, eveneens voor maximaal drie minuten.

Mevrouw Tellegen (VVD):

Voorzitter. Ik dank de minister voor zijn beantwoording. Hij toont zich strijbaar. Het is goed om te merken hoe vastberaden hij is om deze reorganisatie op een realistische wijze tot een goed einde te brengen. Ik heb gevraagd of die personele reorganisatie een haalbare kaart is. We zullen dat tijdens het WGO opnieuw vragen. Voor het vertrouwen en het draagvlak onder politiemensen zelf is het cruciaal dat het nu echt gebeurt.

Ik heb twee opmerkingen over het lokale maatwerk en versterking van het artikel 19-overleg. Het is goed dat het motto weer wordt: centraal wat moet, lokaal wat kan. Ik ben het erg eens met de strekking van de motie die mevrouw Berndsen net heeft ingediend. Ik hoor graag wat de minister daarvan vindt, want ook mijn partij is tegen een extra bestuurslaag.

Over het welzijn van politiemensen zullen we nog spreken in een apart AO, als ik mevrouw Kooiman gisteren goed heb begrepen. Ik heb op dit moment twee moties. De ene gaat over nauwere samenwerking met de basis dan nu het geval is. De andere gaat over een betere bescherming van de schietende agent, zoals ik dat maar noem.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat agenten vanwege hun taak geacht worden een einde te maken aan dreigende en gevaarlijke situaties en een stap naar voren te zetten als anderen een stap terug zetten;

overwegende dat er in sommige gevallen in de praktijk onduidelijkheid bestaat over wanneer agenten geweld mogen gebruiken en welke consequenties dit voor hen kan hebben;

overwegende dat het onwenselijk is dat agenten na een geweldsincident voortvloeiend uit hun functie, als verdachte van moord of doodslag worden aangemerkt;

verzoekt de regering, door middel van wetswijzigingen te komen tot een apart strafbaar feit en tot een aparte rechtvaardigingsgrond die recht doen aan de bijzondere taak van de politie,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Tellegen en Van der Staaij. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 571 (29628).

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):

Deze motie verbaast mij een beetje, omdat de minister al heeft uitgesproken dat hij dit gaat doen, en wel bij de opening van het academisch jaar van de Politieacademie. Je zou daarom kunnen verwachten dat de minister zal zeggen dat deze motie overbodig is, omdat dit beleid al zal worden uitgevoerd.

Mevrouw Tellegen (VVD):

De minister heeft de contouren geschetst. Ik hoop dat het inderdaad zo zal zijn dat de agent die zijn functie heeft uitgeoefend, een eigen artikel krijgt binnen het strafrecht, en dat hij niet, zoals nu het geval is, gewoon binnen het reguliere strafrecht wordt behandeld. Deze motie is een aansporing daartoe. De minister is op dit moment bezig met een herziening van het stelsel. Ik hoop hem hiermee een bepaalde richting mee te geven.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):

De minister heeft volgens mij gezegd dat er een aparte rechtvaardigingsgrond bij hoort. Daarmee heeft hij al aangegeven dat hij dit gaat regelen.

Mevrouw Tellegen (VVD):

Dan wacht ik graag de reactie van de minister af.

Ik heb nog één andere motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de aanpak van verzuim en psychotrauma bij de Nationale Politie een van de prioriteiten in de herijking is;

van mening dat verschillende organisaties van het zorgsysteem voor veteranen op dit gebied veel kennis en ervaring hebben, met name Defensie, en zodanig op korte termijn voor de politie een oplossing kunnen bieden;

mede overwegende dat dit de effectiviteit, kwaliteit en betaalbaarheid van gespecialiseerde zorg voor zowel Defensie als politie kan verbeteren;

verzoekt de regering, op korte termijn een intensieve samenwerking tussen politie en Defensie te initiëren op het gebied van de bestrijding van verzuim en psychotrauma en daarbij gebruik te maken van de kennis, structuren en ervaring die er reeds bij Defensie bestaan en de Kamer hier voor het einde van dit jaar over te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Tellegen en Recourt. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 572 (29628).

De heer Segers (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik heb een vaststelling, een zorg en een punt van onenigheid. De vaststelling is dat de minister heeft beloofd dat hij ons echt mee zal nemen in het vervolg van het herijkingsplan. Ik wil dat graag onderstrepen. Als dat ter hand wordt genomen, worden wij dus onmiddellijk en in heldere bewoordingen op de hoogte gesteld, ook als het onverhoopt mocht tegenzitten en er tegenslagen komen, zodat wij weten waar we aan toe zijn. Tot zover de vaststelling.

Mijn zorg betreft de financiën. De minister zegt dat hij daar volgende week meer duidelijkheid over kan geven. De Rekenkamer kijkt in algemene zin naar de begroting. Ik zou heel specifiek willen kijken naar hoe zit het met de begroting van de Nationale Politie, met het meerjarenperspectief. Vandaar de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de kosten van de herijking van de reorganisatie van de Nationale Politie ten laste komen van de eigen begroting;

verzoekt de regering de Algemene Rekenkamer te vragen om onderzoek te doen naar de gevolgen daarvan voor de meerjarenbegroting en de financiële stabiliteit van de Nationale Politie op de lange termijn,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Segers, Kooiman, Oskam, Berndsen-Jansen, Van der Staaij, Helder, Bontes en Recourt.

Zij krijgt nr. 573 (29628).

De heer Segers (ChristenUnie):

Inderdaad lijkt deze motie ook mij voldoende ondersteund, voorzitter.

Mijn laatste punt betreft iets waar de minister en ik verschillend over denken: de inspanningen om meer politievrijwilligers te werven. De minister gaf dat zelf al aan. Daarom de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de minister de ambitie om meer politievrijwilligers te werven tot 2017 in de ijskast zet;

overwegende dat het van belang is dat politievrijwilligers een eigen plek krijgen in de nieuwe politieorganisatie;

verzoekt de regering de werving en selectie van politievrijwilligers op te pakken en de doelstelling voor 2016 te handhaven,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Segers, Oskam en Van der Staaij. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 574 (29628).

De heer Recourt (PvdA):

Voorzitter. We hebben het vandaag gehad over de reorganisatie die niet goed gaat. Er is terecht een plan gekomen. Mijn fractie ondersteunt de basis van het plan. In het plan is ingegaan op de punten die alle betrokkenen al langer zien. Het is voornamelijk van belang dat er niet meer sprake is van een top-downbenadering, maar dat er echt wordt gekeken naar de basis, om zo de wijkagenten, de wijkteams en de robuuste basisteams in positie te krijgen. Zij moeten ondersteund worden. Van daaruit moet er gehandeld worden.

De praktijk zal het moeten uitwijzen. Vertrouwen is hierbij heel belangrijk. Daar heb ik in mijn eerste termijn nadrukkelijk een aantal keren op gewezen. Je krijgt het schip niet de goede kant op gestuurd als jouw matrozen niet overtuigd zijn van de juiste richting. Daar heb ik nog maar weinig woorden over gehoord. Ik hoop echt dat de minister, en in het verlengde van de minister de korpsleiding, dit heel goed tot zich laat doordringen en er mogelijk ook wat aan doet.

Ik hoorde de minister acht of tien keer zeggen dat de bonden welkom zijn. Volgens mij helpt deze toon niet om de bonden het gevoel te geven dat ze echt nodig zijn om niet alleen de cao maar ook de reorganisatie tot een succes te maken.

We komen nog te spreken over de financiën. Het klinkt bijna te mooi om waar te zijn, maar we krijgen een mooie brief en daar zullen we kritisch naar kijken. Als het mooi is, kunnen we het uiteraard steunen.

Tot slot heb ik nog een motie over diversiteit. Zonder diversiteit is er namelijk geen kwaliteit. Dat zegt mijn collega Marcouch zeer vaak en ik zeg het hem na.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat diversiteit in het politiekorps van zeer groot belang is voor de kwaliteit van het politiewerk;

van mening dat er desondanks nog onvoldoende zichtbare resultaten zijn;

overwegende dat de vorming van de Nationale Politie in het algemeen en de herijking in het bijzonder een kans biedt om stevig in te zetten op diversiteit;

verzoekt de regering, de korpschef op te dragen om een reële inspanningsverplichting op zich te nemen om de diversiteit en het diversiteitsbewustzijn in alle geledingen van de politie naar rato te versterken en daarbij in te zetten op zowel instroom als behoud van medewerkers, met kwaliteit als uitgangspunt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Recourt en Berndsen-Jansen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 575 (29628).

De voorzitter:

Hiermee zijn we gekomen aan het einde van de tweede termijn van de zijde van de Kamer. De minister heeft gevraagd om luttele minuten te pauzeren.

De vergadering wordt van 22.26 uur tot 22.30 uur geschorst.

De voorzitter:

Ik geef de minister de gelegenheid om in de tweede termijn van de regering het woord te voeren, in te gaan op een enkele vraag die in tweede termijn van de Kamer nog is gesteld en de moties te becommentariëren en voorzien van een preadvies.

Minister Van der Steur:

Voorzitter. Eerst spreek ik mijn waardering uit voor de Kamer. Bij alle woordvoerders, die het allemaal net iets anders formuleerden, proef ik heel veel betrokkenheid bij het welzijn van de Nationale Politie en met name de individuele politieagenten. Er is geen partij die hier niet vanuit dat gevoel, dat respect en die waardering dit debat heeft gevoerd. Ik waardeer dat zelf ook erg. De enorme energie die ik de afgelopen maanden in dit project heb gestoken, heb ik er steeds weer in kunnen steken, zoals mevrouw Helder terecht heeft opgemerkt, dankzij de trots op de Nationale Politie en met name op de individuele politiemannen en -vrouwen die zich dag in, dag uit, van 's ochtends vroeg tot 's avonds laat inzetten voor de veiligheid van onze samenleving, waarbij de kogels hen soms letterlijk om de oren vliegen. Zij staan midden in het zoeklicht van de samenleving. Veel van hun activiteiten worden op een goudschaaltje gewogen. Als er iets niet goed gaat, wordt dat breed uitgemeten. Het is eigenlijk oneerlijk dat al die dingen die heel goed gaan niet de aandacht krijgen die rechtvaardig zou zijn. Ik realiseer mij dat heel goed en juist omdat ik mij dat zo goed realiseer, zijn in de herijkingsnota de keuzes gemaakt die gemaakt zijn. De positie van de individuele politieagenten is absoluut het eerste aandachtspunt — ik zou bijna willen zeggen topprioriteit, maar dat zeg ik niet — dat voortvloeit uit de herijkingsnota. De personele reorganisatie moet op orde komen. Mensen moeten weten waar zij aan toe zijn. Wij moeten ervoor zorgen dat zij op het gebied van welzijn en kennis en kunde ondersteund worden. De korpsleiding en ik vinden dat een absolute prioriteit en dat vinden niet alleen wij, maar ook alle overige partijen die betrokken zijn bij de herijking van de Nationale Politie.

Ik spreek hier nogmaals nadrukkelijk het respect en de waardering uit die de Nationale Politie en alle individuele mensen die daarbij betrokken zijn, verdienen. Ik vind echt dat de samenleving apetrots kan zijn op de politie, zoals ik er als minister van Veiligheid en Justitie ook apetrots op ben dat ik die verantwoordelijkheid mag dragen in de moeilijke constellatie van een personele reorganisatie die niet brengt wat zij zou moeten brengen, en in de zeer lastige omstandigheid dat er nog geen overeenstemming is over een cao. Ik heb net gelezen dat er vandaag wel overeenstemming bereikt lijkt te zijn — ik zeg het voorzichtig — over een cao voor alle rijksambtenaren op basis van het loonakkoord dat er ligt. Ik heb sommige leden van de Kamer horen zeggen dat het bod dat er ligt niet voldoende is, maar het bod ligt er wel. Het gaat toch echt om een loonsverhoging van 5,05%, die klaarligt voor iedere individuele politieagent, en een eenmalige uitkering van €500. Anders dan sommige leden willen doen geloven, is er ook de bereidheid om over alle onderwerpen die voor individuele agenten van belang zijn goede afspraken te maken. Ik denk daarbij bijvoorbeeld aan de weekenden, de opleiding en de opleidingsuren; daar kom ik straks nog op terug bij de behandeling van de moties. Ik vind zelf dat onze politieagenten een rechtvaardige en goede cao verdienen. Daar wil ik dan ook alles aan doen wat ik eraan kan doen, maar daarvoor zullen wij toch echt met elkaar moeten onderhandelen.

Ik kom op de twee andere thema's van de herijkingsnota. De kennis en kunde van de mensen moeten op peil worden gebracht. Dat is dringend nodig en daaraan moet voldoende aandacht worden besteed. Ook moet er ruimte worden geboden voor lokaal maatwerk. Daar is helemaal geen wetswijziging voor nodig, want dat is altijd al het uitgangspunt geweest; mevrouw Berndsen-Jansen heeft dat heel mooi onder woorden gebracht. Het lokale maatwerk moet precies volgen wat het uitgangspunt was. De laatste pijler van de herijkingsnota is het op peil brengen van de benodigde toekomstige kwaliteit van de opsporing, waar ook het Openbaar Ministerie al een paar keer met ons over heeft gesproken, ook in het openbaar.

Dat betekent dat ik hier het vertrouwen uitspreek dat in de herijkingsnota, zoals die er ligt, de juiste keuzes worden gemaakt. Terecht hebben leden van de Kamer gezegd dat ze het nog wel even moeten zien. Dat is terecht, want het trackrecord, de geschiedenis van de reorganisatie van de Nationale Politie, laat zien dat ambities niet altijd worden waargemaakt. Ik vind dan ook dat het bij het realisme dat deze nota uitstraalt, past dat we met elkaar afspreken dat deze afspraken wel worden gehaald en dat ik de Kamer er onmiddellijk over zal informeren als dat niet het geval is. Dat zal ik doen. De heer Segers vroeg daarom en ik zeg hem dat ruiterlijk toe, zoals ik dat ook al in het debat zelf heb gedaan.

Mevrouw Helder heeft gezegd dat zij het met scepsis volgt. Dat mag. Ik geef ruiterlijk toe dat daar ook alle reden voor is. Dat staat even los van de uitwisseling die we hadden over de zinsnede, waarvan mevrouw Helder zei dat het flauw was. Ik geef toe dat het misschien iets aardiger had gekund. Maar één ding is zeker: ik voel de hete adem, niet alleen die van mevrouw Helder maar ook die van de andere leden, in mijn nek. Ik denk ook dat dat passend is. Ik zal alles doen wat ik kan doen om ervoor te zorgen dat die adem op enige afstand van mijn nek blijft. Want dat die er blijft, daar heb ik alle vertrouwen in. En dat waardeer ik ook.

Nog even kijken of ik nog een vraag heb gemist die niet in een motie is vervat. Ik kan de vraag van mevrouw Tellegen bij de motie van mevrouw Berndsen-Jansen over het artikel 19-overleg betrekken. Ik meen dat ik alle vragen heb beantwoord.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):

Ik heb nog een vraag gesteld over die 105 miljoen en die 70 miljoen die nog vrijgegeven moeten worden.

Minister Van der Steur:

Het antwoord daarop zal worden gegeven in de politiebegroting. Ik moet daar niet al te veel over zeggen, omdat ik naar de letter van de afspraken al veel te veel heb gezegd over de begroting die nog niet voorligt. Ik heb daar echter dispensatie voor gekregen vanwege het belang van dit debat.

In de motie op stuk nr. 562 van de heer Bontes wordt de regering verzocht om afscheid te nemen van de huidige korpsleiding. Ik heb daar uitgebreid met hem over gedebatteerd. Ik heb het vertrouwen in de korpsleiding, maar ik merk wel op dat de korpsleiding dat vertrouwen ook in het vervolgtraject moet blijven verdienen. Dat betekent dat ik de herijking zeer kritisch zal volgen. Ik moet deze motie dus ontraden.

In de motie op stuk nr. 563 van de heer Bontes wordt de regering opgeroepen om de hele reorganisatie van de Nationale Politie terug te brengen tot drie elementen, en niet al die andere punten te doen waarop we naar de mening van zeer velen juist zo succesvol zijn. Dat is niet alleen mijn mening, maar ook die van de toezichthouders, van het artikel 19-overleg en het Openbaar Ministerie. Alle betrokken partijen zien echt de voordelen van de Nationale Politie. Daarom is deze motie onverstandig. Dat heb ik ook al in het debat tegen de heer Bontes gezegd. Ik zal de motie derhalve met kracht moeten ontraden.

De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren):

Ik zeg niet dat de Nationale Politie moet worden afgebroken, maar ik zeg dat er moet worden gefocust op een aantal speerpunten, op een aantal quick wins, en dat een deel van de reorganisatie moet worden overgelaten aan de regionale eenheden. Op dat niveau geven ex-korpschefs leiding. Die hebben ook verstand van zaken. Als een chef van een regionale eenheid denkt dat hij zijn problemen op een bepaalde manier kan oplossen, dan moet hij naar Den Haag bellen. Dan moet hij naar het hoofdkantoor bellen. Dan moet hij vragen: mag ik het zo doen? Dan wordt er gezegd: nee, want Groningen is nog niet zover; we moeten wachten, we moeten één lijn trekken.

De voorzitter:

Ik ga u niet het recht ontzeggen om hierop terug te komen, maar ik heb de indruk dat deze discussie in de interruptie met de bewindspersoon reeds gevoerd is.

De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren):

Dat is niet waar. De minister suggereert een beetje dat ik de Nationale Politie wil afbreken. Nee, dat zeg ik niet. Ga door met die Nationale Politie! Pak drie quick wins, dat zijn grote pijlers, en laat de rest over aan het regionale niveau. Centraliseer niet alles. Decentraliseer!

De voorzitter:

Daar hebben we het over gehad. Maar de minister wil misschien nog reageren.

Minister Van der Steur:

Het uitgangspunt van de Nationale Politie is nu juist dat het beheer wordt gecentraliseerd. Daar vallen ook de andere onderwerpen onder. Om die reden wil de heer Bontes echt afscheid nemen van de gedachte achter de Nationale Politie. Ik ben dat niet met hem eens en daarom ontraad ik de motie.

De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren):

Wat zegt de minister dan van mijn stelling dat je op lokaal niveau heel goed kunt reorganiseren? Waarom wuift de minister dat nu zo weg? Ik begrijp het niet goed en hij kan het ook niet goed uitleggen.

De voorzitter:

Naar mijn idee hebben wij deze discussie echt gevoerd. Nu zijn wij bezig die te herhalen.

Minister Van der Steur:

Voorzitter. Ik volg u in uw suggestie dat het debat op dit punt is gevoerd. Laat ik het anders zeggen. Ik ben het niet eens met de analyse van de heer Bontes. Om die reden kom ik niet tot een andere conclusie dan dat ik zijn motie moet ontraden.

In haar motie op stuk nr. 564 verzoekt mevrouw Kooiman de regering, af te zien van het plan om de helft van de politieposten te sluiten. Daarover hebben wij uitgebreid gedebatteerd in het algemeen overleg over de Nationale Politie. Volgens mij waren daarover zelfs moties ingediend naar aanleiding van dat algemeen overleg. Wij hebben het hier vandaag helemaal niet over gehad, dus deze motie verbaast mij enigszins. Ik heb uitgebreid aan de Kamer uitgelegd hoe heel keurig en correct en ook steeds weer stapsgewijs gekeken gaat worden naar dat proces. Ik realiseer mij heel goed dat er zorgen leven, niet alleen bij de individuele politieagenten, maar ook bij de Kamer. Dat zeg ik ook in antwoord op de vragen van de heer Oskam van destijds. Wij zullen daar zeer zorgvuldig mee omgaan. Conform de eerdere toezegging zal daaraan invulling worden gegeven. Om die reden ontraad ik deze motie.

In de motie Kooiman c.s. op stuk nr. 565 wordt de regering verzocht, een risicoparagraaf op te nemen in het herijkingsplan. Nu moet ik mevrouw Kooiman even aankijken. Ik heb in het debat toegezegd dat er een uitvoeringsplan zal komen, dat onderdeel is van het herijkingsplan zelf. Het wordt een bijlage daarbij. Daarin komt een risicoparagraaf. Die ziet op de herijking. Naar de letter van de motie voldoe ik niet aan de motie, want het herijkingsplan zelf ligt vandaag voor. Als het na vandaag op instemming van de Kamer kan rekenen, is het daarmee vastgesteld. Dit betekent dat ik de herijkingsnota zelf niet meer zal aanpassen. Er komt echter een risicoparagraaf in het uitvoeringsplan. Als ik daarmee aan de motie voldoe, laat ik het oordeel over de motie over aan de Kamer en beschouw ik deze als ondersteuning van beleid. Als mevrouw Kooiman zegt "nee, ik wil dat het in dit document komt", moet ik de motie ontraden. Ik vind het wel van belang dat de risicoparagraaf er komt, maar niet meer in dit stuk.

Mevrouw Kooiman (SP):

Die risicoparagraaf moet er gewoon komen, dus ik zal de motie aanpassen.

Minister Van der Steur:

Dat hoeft niet, wat mij betreft. Als wij nu samen afspreken dat ik zorg voor de risicoparagraaf in het uitvoeringsplan, mag de motie wat mij betreft ook in deze vorm door de Kamer worden besproken en is mijn dictum "oordeel Kamer".

De voorzitter:

Voor de Handelingen: mevrouw Kooiman volgt de interpretatie van de bewindspersoon

Minister Van der Steur:

Dank u voorzitter, en dank aan mevrouw Kooiman.

In de motie-Kooiman c.s. op stuk nr. 566 wordt de regering verzocht, ervoor te zorgen dat agenten meer getraind en meer vakinhoudelijk onderwijs kunnen volgen. Los van de taalkundige uitdaging in de motie — maar die is maar beperkt — merk ik op dat deze motie lastig is in die zin, dat het uitgangspunt van de herijkingsnota is dat er "meer en beter wordt gewerkt aan kennis en kunde van de individuele politieagenten". Deze zin komt letterlijk uit de herijkingsnota. In die zin is de motie ondersteuning van beleid, maar in zekere zin ook echt overbodig. Het staat letterlijk in de herijkingsnota. Als de motie niet zou worden aangenomen, zou dat niets afdoen aan mijn intentie en de afspraken die ik daarover met de korpsleiding heb gemaakt, namelijk dat dit gaat gebeuren. Het tweede punt is: in hoeverre dan? Hoe wordt daaraan invulling gegeven? Dat is een onderwerp dat expliciet besloten ligt in de onderhandelingen over de cao. Ik heb op dat punt een aanbod aan de bonden gedaan, namelijk om tot een bepaald niveau aan trainingsuren de trainingen op te schroeven. De Nationale Politie zit op dit moment boven het gemiddelde aan trainingsuren van vergelijkbare landen om ons heen. Dit is incidenteel en heeft te maken met de introductie van het nieuwe vuurwapen. Ik heb expliciet aan de bonden een voorstel gedaan in mijn bod, in de uitnodiging, om te spreken over het aantal uren. Het debat over het aantal uren voer ik met de bonden en niet met deze Kamer. Als mevrouw Kooiman met deze motie de algemene intentie onderschrijft, is de motie in zekere zin overbodig. Dan laat ik het oordeel over de motie aan uw Kamer. Als mevrouw Kooiman echter iets specifieks met de motie bedoelt, vormt dat een inbreuk op de onderhandelingen met de bonden over de cao en moet ik haar ontraden. Dat debat wil ik immers voeren met de bonden en niet met de Kamer.

Mevrouw Kooiman (SP):

Ik zal het iets makkelijker maken, want de minister debatteert vandaag niet met de bonden, maar nu even met de Socialistische Partij en er ligt een motie van de Socialistische Partij en niet van de bonden. Als deze motie oproept tot meer training, wil dat niet zeggen dat dit enkel en alleen maar voor rechercheurs geldt. Het geldt voor alle agenten. Als de minister de motie kan ondersteunen als hij haar zo kan lezen, dan dien ik die motie met liefde nog in, want dat zou inderdaad een verbetering zijn ten opzichte van de huidige situatie.

Minister Van der Steur:

Dan kijk ik even, zoals mijn voorganger deed, rond in de zaal of deze interpretatie van de motie ook tot goede gedachten zou leiden. Ik kijk rond. Deze interpretatie van de motie is een fundamentele wijziging ten opzichte van het dictum dat er lag. Uitgaande van deze interpretatie moet ik de motie ontraden, omdat ik dan volhoud wat ik in de herijkingsnota heb opgeschreven, namelijk dat wij een duidelijke behoefte hebben aan een verbetering in training van de individuele politieagenten en dat ik daarover graag het debat voer met de politiebonden in het kader van de cao-onderhandelingen. Ik ontraad dus deze motie, gegeven de interpretatie die mevrouw Kooiman gaf, maar ik onderschrijf het uitgangspunt. Ik ben niet ineens tegen opleiding. Sterker nog, dat is een van de pijlers van de herijkingsnota en mevrouw Kooiman hoeft zich op dat punt ook geen zorgen te maken.

Mevrouw Kooiman (SP):

Het is natuurlijk wel belangrijk dat niet alleen rechercheurs worden getraind, maar alle agenten. Dat is ook de reden waarom ik deze motie aanhoud.

De voorzitter:

Sorry, u houdt de motie aan?

Mevrouw Kooiman (SP):

Nee, ik handhaaf de motie. Dank u wel, voorzitter. Het is alweer laat.

Minister Van der Steur:

Ik wou net tegen mevrouw Kooiman zeggen dat ik het een verstandig idee vond om de motie aan te houden.

De voorzitter:

Die uitspraak bespaar ik u. Gaat u verder.

Minister Van der Steur:

Ik hoop dat er snel een cao ligt, zeker nu er een afspraak is voor een groot deel van de Nederlandse ambtenaren. Ik hoop dat mevrouw Kooiman snel zal kunnen zeggen: kijk, er zijn goede en verstandige afspraken gemaakt over de opleiding voor al het personeel. Toch moet ik de motie nog steeds ontraden, omdat zij inbreuk maakt op de onderhandelingen die ik over de cao voer met de bonden.

Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 567 van de heer Oskam, waarin hij Kamerbrede ondersteuning vraagt voor het verzoek, ervoor te zorgen dat het aantal wijkagenten per 1 januari 2016 voldoet aan de wettelijke norm. Ik heb in het debat gezegd dat ik daaraan niet kan, mag en zal voldoen. Ik mag er niet aan voldoen, omdat ik afgesproken heb met de medezeggenschap en met de politiebonden dat er ruimte blijft voor de invulling van de herplaatsingskandidaten na 1 januari 2016. Zij moeten ook wijkagent kunnen worden. Daarnaast zal het nooit 100% zijn, omdat er op het moment dat je meet altijd wel iemand weg zal zijn. In een organisatie met 10.000 mensen gaat het dan snel om een heel aantal individuen. Als ik de motie zo mag begrijpen dat het de bedoeling is dat er voldaan wordt, per 1 januari 2016, aan het uitgangspunt van de wettelijke norm, gegeven de afspraken die ik heb, dan heb ik geen enkele moeite met de motie en zie ik haar als ondersteuning van beleid, een steun in de rug voor de afspraken die ik met de korpsleiding heb gemaakt. Als de heer Oskam zegt: als het 99,9% is, dan is dat al een groot en ernstig vertrouwensprobleem voor de minister, dan moet ik de motie ontraden, omdat ze dan feitelijk niet klopt.

De heer Oskam (CDA):

Ik heb net al gezegd dat wij natuurlijk niet naar die 100% gaan kijken. De intentie moet goed zijn. We moeten er nu alles aan doen. Het moet nu echt serieus genomen worden, zodat we met die wijkagenten aan de gang kunnen gaan. Er zal eens een keer iemand ziek zijn en er zal eens een keer iemand in beroep gaan. We moeten er wel naartoe dat over het hele land in alle regio's voldoende wijkagenten zijn.

Minister Van der Steur:

Ik beschouw de motie als een stevige steun in de rug. Het is wederom een signaal van de Kamer dat de wijkagent de bijzondere aandacht van de Kamer heeft en ook verdient. Als de motie wordt aangenomen, zal de opdracht in dank worden aanvaard. Ik laat het oordeel over de motie aan de Kamer.

In de motie op stuk nr. 568 wordt mij gevraagd of ik de Kamer per politiebureau kan informeren over de consequenties van een voorgenomen sluiting. Ik moet zeggen dat het onmogelijk is om aan een informatieverzoek op dat detailniveau te voldoen. Er zijn honderden politieposten en politiebureaus in Nederland. Ik ga niet per politiebureau argumenten aandragen. Er is een zeer zorgvuldig traject doorlopen met het lokaal gezag. Ik heb eerder al gezegd dat ik de ontwikkeling van de dienstverlening heel goed in de gaten zal houden. Deze afspraak geldt voor een periode van tien jaar. Het is niet zo dat volgend jaar ineens alle politiebureaus in Nederland zijn gesloten. Ik zal gewoon in de reguliere rapportages per eenheid rapporteren over de voorgenomen sluiting van politiebureaus en de kwaliteit van de dienstverlening. Beide elementen moeten in balans zijn. Ik kijk even naar de heer Oskam voor ik een oordeel geef.

De heer Oskam (CDA):

Ik neig ernaar om de motie aan te houden tot na het AO over de huisvesting van de politie. Maar dit moet toch niet zo moeilijk zijn? Ik wil de regering niet met extra werk opzadelen. Er wordt een beslissing genomen over het politiebureau in Appelscha. De burgemeester en de regiochef zijn daarbij betrokken. Het moet toch duidelijk zijn welke consequenties dat heeft? Dat ligt ergens vast, dus is het een kwestie van verzamelen en aan de Kamer geven. Dan weten wij wat er speelt en dan kunnen wij daarover in gesprek met de regio's en de burgemeester. Ik wil de minister echt niet het vel over de neus halen. Ik vind het prima om nog twee weken te wachten tot wij inhoudelijk over het huisvestingsbeleid van de politie kunnen praten. Dan kunnen wij altijd nog zien of wij de motie in stemming brengen of dat er iets anders nodig is.

De voorzitter:

Wordt de motie nu aangehouden?

Minister Van der Steur:

Dat is aan de heer Oskam. Ik wil alleen procedureel opmerken dat wij hier uitgebreid over gesproken hebben. Het gaat over een periode van tien jaar. De primaire beslissing ligt bij de lokale driehoek. Ik vind het onverstandig als de Kamer zegt dat zij eigenlijk de lokale driehoek is. Ik vind het prima dat de regionale driehoek zich tot de heer Oskam wendt, als de lokale driehoek er niet uitkomt en de Nationale Politie dat bureau toch wil sluiten over negen jaar. Wij moeten de zaak niet omdraaien. De verantwoordelijkheid ligt bij de lokale driehoek, zoals de heer Oskam ook terecht zegt. Nu wordt de suggestie gewekt dat ik naar aanleiding van het huisvestingsplan alsnog een toezegging op dit punt zal doen. Dat zal ik niet doen. Dat zeg ik nu alvast. Het is aan de heer Oskam om te beslissen wat hij met zijn motie doet. Als de motie in stemming wordt gebracht, ontraad ik haar.

De heer Oskam (CDA):

De Kamer is niet de lokale driehoek en die wil ik ook helemaal niet zijn. Wij krijgen wel klachten van de lokale driehoek over wat er speelt. Wij controleren deze minister en dus willen wij gewoon weten wat er wordt afgesproken binnen de begroting van de politie en daar is dit een onderdeel van. Het is prima om daar op 1 oktober over door te praten. Dit aspect heeft wel degelijk impact. Wij worden erop bevraagd door onze burgemeesters. Ik wil gewoon weten hoe het zit.

De voorzitter:

Betekent het dat u de motie aanhoudt?

De heer Oskam (CDA):

Ik houd haar aan.

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Oskam stel ik voor, zijn motie (29628, nr. 568) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Minister Van der Steur:

In haar motie op stuk nr. 569 vraagt mevrouw Berndsen-Jansen twee dingen: het besparingsritme te heroverwegen en geen extra bezuinigingen aan de Nationale Politie op te leggen totdat de reorganisatie is afgerond. Deze motie hoort natuurlijk thuis bij de begrotingsbehandeling. Ik wil mevrouw Berndsen-Jansen als eerste in overweging geven om de motie aan te houden. Vooruitlopend op de discussie merk ik alvast op dat ik heb toegezegd om het besparingsritme nauwlettend te volgen en er ook onderzoek naar te laten doen, zodat wij de resultaten van dat onderzoek bij de volgende begroting kunnen betrekken. Er is geen ambitie om gegeven de uitdagingen die er al liggen de Nationale Politie extra bezuinigingen op te leggen. Dat alles overwegende wil ik de suggestie doen — ik moet het heel voorzichtig formuleren — dat mevrouw Berndsen-Jansen haar motie aanhoudt tot na het debat over de begroting.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):

Het verbaast mij wel een beetje, want het Kamerlid Van der Steur heeft namelijk wel de uitspraak gedaan dat er verder geen bezuinigingen op veiligheid meer konden plaatsvinden. Ik dacht: nou, de minister omarmt deze motie natuurlijk, want ik ga zijn opvattingen erin vervatten. Ik zal de motie aanhouden tot de behandeling van de begroting. Ik ga ervan uit de minister dan een positief advies geeft.

De voorzitter:

Op verzoek van mevrouw Berndsen-Jansen stel ik voor, haar motie (29628, nr. 569) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Minister Van der Steur:

Ik herhaal maar eens wat ik al eerder heb gezegd, namelijk dat het Kamerlid Van der Steur volgens mij bekendstond om zijn uiterst verstandige uitspraken. Laten wij het debat voortzetten bij de begrotingsbehandeling.

De voorzitter:

Ik vraag de reactie van minister Van der Steur over de motie op stuk nr. 570.

Minister Van der Steur:

Dat doe ik. In haar motie op stuk nr. 570 verzoekt mevrouw Berndsen-Jansen de regering het artikel 19-overleg niet uit te breiden, zoals vastgesteld in de herijkingsnota. Ik citeer uit de Politiewet 2012, artikel 19: "Onze Minister voert (…) overleg met de regioburgemeesters (…) en de voorzitter van het College van procureurs-generaal over de taakuitvoering door en het beheer ten aanzien van de politie." De belangrijke beheersbeslissingen moet ik dus op grond van de wet bespreken met het artikel 19-overleg. Het gezag en ik hebben samen geconcludeerd dat aan die wettelijke bepaling niet voldoende tijdig en niet voldoende invulling werd gegeven. Dat hebben wij dus verbeterd, conform de wettelijke bepaling. Er is geen sprake van een extra laag en zeker geen, zo zeg ik tegen mevrouw Berndsen-Jansen, terugkeer naar de oude situatie. Voordat ik mijn advies geef, kijk ik even naar mevrouw Berndsen-Jansen.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):

De minister weet dat ik al moeite had met dat artikel in de Politiewet, maar dat verlies heb ik genomen. Ik zie nu dat er bijna een hele pagina in de herijkingsnota staat over hoe dat artikel 19-overleg eigenlijk aangekleed moet worden. Er staat: "Het artikel 19-overleg zal zodanig worden vormgegeven (in agendering, voorbereiding, ambtelijke afstemming, strategieontwikkeling) dat bovenstaande wordt gerealiseerd. Hiertoe worden de ambtelijke voorportalen voor dit artikel 19-overleg versterkt." Ik adviseer de minister om eens te kijken in de oude wet naar de rol van de korpsbeheerders. Dit is hieruit gekopieerd. Dus houd ik de minister voor dat dit een extra bestuurslaag is, dat het bestuurlijke drukte oplevert en dat het wel degelijk de oude korpsbeheerdersrol is.

De voorzitter:

Deze discussie hebben we ook eerder gehad. Uw reactie, minister.

Minister Van der Steur:

De zorg van mevrouw Berndsen-Jansen begrijp ik, maar de praktijk is echt anders. Ik voer overleg met het artikel 19-overleg. Ik ben er erg blij mee dat ik dat doe, omdat het een heel goede geïntegreerde manier is om met de mensen die het gezag vormen, zoals de wet heeft bepaald en bedoeld heeft, het overleg te voeren. Ik garandeer mevrouw Berndsen-Jansen dat elke beweging die binnen dat overleg wordt gemaakt om terug te keren naar de oude situatie door mij in de kiem gesmoord is en zal blijven worden. Desondanks moet ik deze motie om alle aangegeven redenen ontraden.

Ik kom bij de motie op stuk nr. 571 van mevrouw Tellegen met het verzoek om door middel van wetswijzigingen te komen tot een apart strafbaar feit en tot een aparte rechtvaardigingsgrond die recht doen aan de bijzondere taak van de politie. Mevrouw Berndsen-Jansen wees erop dat deze motie in lijn is met mijn eerdere uitspraken. Zij sprak de verwachting uit dat ik zou zeggen dat de motie overbodig is. Dat heb ik eerder in debat ook al gezegd. Toen heb ik het oordeel aan de Kamer gelaten. Anders dan mevrouw Berndsen-Jansen denkt, is dit in mijn ogen geen overbodige motie. Dit wordt een onderwerp waarover niet alleen door de wetenschap, maar ook door allerlei andere betrokken partijen uitgebreid gediscussieerd zal worden. De keuze die je maakt, welke dat ook is, is altijd controversieel. Ik beschouw dus een uitspraak van de Kamer op dit punt zeker als een steun in de rug. Als de Kamer bereid is om een uitspraak te doen langs de lijn dat zij een wetswijziging wil, een apart strafbaar feit en een aparte rechtvaardigingsgrond, zal ik die serieus betrekken bij de uitvoering van mijn planvorming.

De heer Recourt (PvdA):

Ik vind dit een merkwaardige motivering. Immers, als dit nog uitgebreid onderwerp van debat zal zijn, zullen we dat debat dan niet even afwachten en dat eerst hier in de Kamer voeren? Laten we daar dan niet op preluderen.

Minister Van der Steur:

Nou, dat is een keuze. Ik vind zelf dat op dit punt echt iets moet gebeuren. De keuze ligt bijvoorbeeld voor om dit al dan niet via het tuchtrecht te doen. Ik ben daarvan zelf geen voorstander. Ik zie meer in wat nu in deze motie is vervat, dan in het idee om dit via het tuchtrecht te doen. Als de Kamer hierover nu een uitspraak zou willen doen, dan laat ik dat aan de Kamer. Het is niet aan mij om daarover dan een oordeel te geven. Ik zou wat wordt voorgesteld in de motie in ieder geval zien als ondersteuning van mijn beleidsintenties.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):

Dit is een merkwaardige volgorde. De minister komt straks met een wetswijziging. Daarover zullen we in de Kamer vervolgens uitvoerig spreken. We gaan toch niet een motie aannemen waarin alvast de inhoud van de wet van de minister wordt benoemd? Bovendien heb ik hierover een aantal weken geleden schriftelijke vragen gesteld, en ik hoor op dit moment dat andere leden hierover ook vragen hebben gesteld. Dan is het toch netjes om eerst te wachten op die antwoorden en daarna in de Kamer te discussiëren over de inhoud van de wet en over de manier waarop we met deze wensen willen omgaan? Op deze manier wordt de zaak volgens mij echt op z'n kop gezet.

Minister Van der Steur:

Het is aan de Kamer om daarover te oordelen. Ik zeg dat de inhoud van de voorliggende motie in lijn is met mijn gedachtevorming en dat ik de motie opvat als ondersteuning van beleid. Ik ga niets zeggen over de vraag of mevrouw Berndsen-Jansen dat ook vindt. Het is aan de Kamer om hierover te oordelen. Ik ga er niet over of de Kamer voor of tegen een motie is. De uitspraak die in deze motie staat, ligt in lijn met wat volgens mij de juiste route zou zijn. Als de Kamer daarover anders denkt, moet zij dat uitspreken. Dat is aan de Kamer.

Mevrouw Helder (PVV):

Ik sluit mij op dit punt graag aan bij wat mevrouw Berndsen hierover heeft gezegd, want ook volgens mij is dit niet de gebruikelijke gang van zaken. Zelfs als mevrouw Tellegen de motie eventueel aanhoudt, is het volgens mij nog steeds niet de gebruikelijke weg. In de motie staat namelijk al dat er een apart strafbaar feit en een aparte rechtvaardigingsgrond moeten komen. Over de vraag wat voor de politie het meest wenselijk is, moet de Kamer nog gaan discussiëren. Het zou zomaar iets anders kunnen zijn. Dit is iets wat een uitgebreide gedachtevorming vereist. Dat kun je toch niet zomaar alvast in een al dan niet aangehouden motie opschrijven? Daarin kun je toch niet zomaar opschrijven: er moeten in ieder geval een apart strafbaar feit en een aparte rechtvaardigingsgrondslag komen? Daar past mijn fractie voor. Als dit in stemming zou worden gebracht, zouden wij ons moeten onthouden van stemming. Ik ga mij niet vastpinnen op een uitspraak terwijl mijn fractie niet is geïnformeerd omdat we hierover in de Kamer geen debat hebben gevoerd.

Minister Van der Steur:

Er is door mevrouw Helder geen vraag aan mij gesteld, voorzitter.

De voorzitter:

Nee, maar u krijgt de gelegenheid om hierop te reageren.

Minister Van der Steur:

Daaraan heb ik geen behoefte. Ik laat dit geheel aan de Kamer over.

De voorzitter:

Dat is helder.

Mevrouw Tellegen (VVD):

Ik merk dat mijn motie tot de nodige ophef leidt. Dat is misschien terecht. Ik heb niets anders willen doen dan dit punt maken, naar aanleiding van de antwoorden van de minister op de Kamervragen die ik over dit onderwerp heb gesteld. Ik vind het namelijk belangrijk om in de aanloop naar de herziening van het stelsel aan te geven hoe de VVD daarin staat. Ik volg echter ook de redenatie van enkele van mijn collega's. Daarom wil ik mijn motie aanhouden. Ik moet nog even bedenken tot wanneer ik haar zal aanhouden, want we komen hierover te spreken in een AO over de politie, of misschien zelfs wel in een apart debat over de herziening van het stelsel. Ik houd echter bij dezen deze motie aan.

De voorzitter:

Op verzoek van mevrouw Tellegen stel ik voor, haar motie (29628, nr. 571) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren):

Nu de motie is aangehouden, zie ik af van mijn interruptie, voorzitter.

De voorzitter:

Goed. De minister gaat verder met de volgende motie.

Minister Van der Steur:

Ja. Ik kom op de motie op stuk nr. 572, waarin wordt de regering verzocht, op korte termijn een intensieve samenwerking tussen de politie en Defensie te initiëren op het gebied van de bestrijding van verzuim en psychotrauma en daarbij gebruik te maken van de kennis, structuren en ervaring die er reeds bij Defensie bestaan, en de Kamer hier voor het einde van dit jaar over te informeren. Deze motie is ingediend door de leden Tellegen en Recourt. Deze motie gaat verder dan wat ik heb toegezegd, maar desondanks kan ik ermee leven. Ik laat het oordeel over deze motie daarom over aan de Kamer.

In de volgende motie, op stuk nr. 573, die is ingediend door de heer Segers en is ondertekend door een groter aantal leden, wordt de regering verzocht om de Algemene Rekenkamer te vragen om onderzoek te doen naar de gevolgen voor de meerjarenbegroting en de financiële stabiliteit van de Nationale Politie op de lange termijn. Dat is in algemene zin geformuleerd een beetje lastig, maar ik denk dat wij er wel uitkomen. Ik heb al gezegd dat er een onderzoek zal worden gedaan. Dit zal niet worden gedaan door de Algemene Rekenkamer. De heer Segers heeft mij gevraagd of ik bij de Algemene Rekenkamer specifiek naar het reorganisatiebudget zou willen vragen. Dat staat hier niet in. Ik vraag de heer Segers of hij deze motie zo bedoelt zoals ik het heb toegezegd, namelijk dat ik de Algemene Rekenkamer vriendelijk zal vragen om naar het reorganisatiebudget te kijken en dat ik de Kamer zal informeren over het brede onderzoek dat ik laat doen naar de bezuinigingen bij de Nationale Politie, waarover ik ook met mevrouw Berndsen-Jansen gesproken heb.

De voorzitter:

Kan de heer Segers zich vinden in deze interpretatie?

De heer Segers (ChristenUnie):

Ik kan ermee leven, omdat de wens voortkomt uit de breed gedragen wens om meer inzicht te hebben. Ik kijk ook even naar rechts, want wij gaan er ook bilateraal nog over spreken. Ik kan niet voor collega Berndsen-Jansen spreken. Ik wacht nader bericht af of de Algemene Rekenkamer hier heil in ziet en dit kan oppakken. Dit zou wat mij betreft zeer gewenst zijn.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):

Ik vraag de minister om een breder onderzoek te laten doen naar alle bezuinigingen die nog op de politie afkomen. Ik heb al een flink aantal bedragen genoemd. Ik denk dat het verstandig is als de Algemene Rekenkamer daar ook nog even naar kijkt.

De voorzitter:

Die bedragen komen ook terug in de nadere brief die de minister zal zenden na de begroting.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):

Ja, maar dat is de uitleg. Naar aanleiding van dit verzoek van collega Segers lijkt het mij goed dat we breder kijken naar de bezuinigingen bij de politie.

Minister Van der Steur:

Dat is precies wat ik heb toegezegd. Ik zal het nog even herhalen. Ik heb toegezegd dat ik na Prinsjesdag een brief aan de Kamer zal sturen over de financiering van het extra benodigde reorganisatiebudget. Dat is de uitleg waarover mevrouw Berndsen-Jansen sprak. Ik heb dat terecht toegezegd. Ik heb verder toegezegd dat ik op alle terreinen die ik heb genoemd, ICT, personeel, materieel, het hele rijtje, een onderzoek zal laten doen door een onderzoeksbureau, niet door de Algemene Rekenkamer, naar de voorgenomen bezuinigingen bij de Nationale Politie met als oogpunt om dat mee te nemen, na bespreking in de Kamer, in de begroting over 2017. Deze toezegging heb ik niet gedaan naar aanleiding van het debat, maar naar aanleiding van een beleidsvoornemen van mijzelf. De heer Segers heeft vervolgens gevraagd of ik de Algemene Rekenkamer wil vragen, die toch al naar de verantwoording van mijn hele departement kijkt, ook specifiek naar het reorganisatiebudget te kijken. Ik heb gezegd dat ik dat alleen maar vriendelijk aan de Algemene Rekenkamer kan vragen, omdat de Algemene Rekenkamer als Hoog College van Staat over de eigen taakopvatting gaat. Ik garandeer het onderzoek dat mevrouw Berndsen-Jansen bedoelt, omdat ik het zelf wil weten en er daarom opdracht voor geef, en tegelijkertijd zal ik een verzoek doen aan de Algemene Rekenkamer. Als deze drie elementen deze motie dekken, dan laat ik het oordeel over de motie aan de Kamer.

De voorzitter:

Ter wille van de Handelingen merk ik op dat ik de heer Segers en mevrouw Berndsen-Jansen zie knikken. Dit was dus een juiste interpretatie.

Minister Van der Steur:

Ik kom op de motie op stuk nummer 574 van de heer Segers, die mede is ondertekend door de heer Oskam en de heer Van der Staaij. Deze motie ziet op de politievrijwilligers en is de eerste motie die ik behandel in het kader van de herijking, waarbij de Kamer een extra verplichting op de Nationale Politie wil leggen anders dan is voorzien in de herijkingsnota. Ik ga hier een antwoord op geven dat ik waarschijnlijk in de periode dat ik deze functie vervul, vaker zal geven. Ik heb niet voor niets de keuze gemaakt om op een aantal terreinen te temporiseren. Ik heb dit ook gedaan ten aanzien van de politievrijwilligers. Ik ben het geheel eens, ik heb dat ook toegezegd, dat de bestaande politievrijwilligers beter worden ondersteund en dat daarin wordt geïnvesteerd, ik heb ook aangegeven in welke volgorde dat zal zijn. De korpsleiding zal proberen om de onrust die er volgens de heer Segers is, weg te nemen. Ik ga deze motie niet uitvoeren, want dat zou betekenen dat er capaciteit moet worden ingezet die nu wordt gebruikt voor het eigen personeel en daar leg ik de prioriteit, hoe vervelend ik dat ook vind voor de afspraken die zijn gemaakt. Dit is de keuze die ik maak als consequentie van de herijking. Ik ontraad deze motie om die reden, hoewel ik haar zeer sympathiek vind, daaraan wil ik niets afdoen.

Ten slotte de motie op stuk nr. 575 van de heer Recourt en mevrouw Berndsen-Jansen. Hiermee wordt een diversiteitsbewustzijn aan de korpschef opgedragen in de vorm van een inspanningsverplichting. Tegelijkertijd wordt gevraagd om kwaliteit als uitgangspunt te hanteren. Ik heb dit thema behandeld. Ik weet dat de korpschef deze motie als een steun in de rug ervaart voor het diversiteitsbeleid dat hij wil voeren en waarbij kwaliteit uiteraard het uitgangspunt is en blijft. Ik laat het oordeel over de motie aan de Kamer.

Ik sluit af met de hoop dat de herijking van de Nationale Politie kan rekenen, soms voorzichtig en soms minder voorzichtig, op instemming van de Kamer. Dat waardeer ik enorm. Dat is in het belang van de individuele politieagenten, die te lang in een reorganisatieproces zijn betrokken waarin geen helderheid is geweest over hun positie. Ik heb het in het begin al gezegd, maar ik herhaal het nog eens: ik proef breed in de Kamer betrokkenheid bij de Nationale Politie, bij de individuele politieagenten, bij die mannen en vrouwen die dag in dag uit voor onze veiligheid zorgdragen. Of je nu een agent in uniform bent of een ondersteuner, maakt niet uit. Wat mij betreft zijn ze allemaal even belangrijk. Ik ben er trots op dat ik samen met de Kamer deze reorganisatie in een ander tempo maar met onverminderde ambitie kan voortzetten.

Ik dank u bijzonder hartelijk, voorzitter, voor dit debat.

De beraadslaging wordt gesloten.

Naar boven