18 Kindgebonden budget

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

De stemmingen over de moties zijn volgende week dinsdag.

Aan de orde is de behandeling van:

- het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op het kindgebonden budget in verband met bezuiniging op het kindgebonden budget (32798).

De algemene beraadslaging wordt geopend.

Mevrouw Kooiman (SP):

Voorzitter. Bijna een op de tien kinderen groeit op in armoede. Het aantal kinderen dat in armoede opgroeit, stijgt. Dat zijn de feiten. Feit is ook dat dit kabinet ervoor kiest om te bezuinigen op kinderen door te bezuinigen op het kindgebonden budget. Dat budget komt juist ten gunste van de lage inkomens en middeninkomens. Ik weet het, we zitten in een economische crisis. Iedereen moet de broekriem aanhalen en zijn steentje bijdragen, maar ook onze kinderen die opgroeien in armoede, die geen enkel aandeel hebben gehad in deze crisis? Nee, als het aan de SP ligt niet.

Ik kan mij de VVD nog goed herinneren tijdens de verkiezingscampagne: leg de rekening niet bij uw kinderen, bij de toekomst. Goh, en zie wat er nu gebeurt. Er wordt de komende jaren in totaal 1,5 mld. bezuinigd op de kindregelingen, op onze kinderen. Die kinderen hebben de crisis niet veroorzaakt, maar moeten wel de rekening betalen. Het kindgebonden budget helpt armoede tegen te gaan. Het is een ondersteuning voor gezinnen die dat nodig hebben. Dat is maar goed ook, want als je ziet wat armoede met kinderen doet, dan moeten wij er alles aan doen om dat te voorkomen. Zo zijn arme kinderen vaker ongezond. Kinderen met gezondheidsproblemen zijn als volwassenen vaker ongezond en lager opgeleid. Dit leidt weer tot negatieve arbeidsmarktkansen en nog meer uitkeringsafhankelijkheid. Dat maakt dat dit kabinet door 1,5 mld. te bezuinigen op kinderen ook in zijn eigen vingers snijdt. Uiteindelijk kost het de samenleving immers ook een hoop als wij deze gezinnen aan hun lot overlaten.

Ik wil de SGP toch complimenteren met het feit dat zij van het kabinet voor elkaar heeft gekregen dat het kindgebonden budget voor grote gezinnen behouden blijft. De lasten worden eerlijker verdeeld. De SP is blij met deze wijziging, maar daarmee zijn de bezuinigingen niet van de baan. Laat het duidelijk zijn: kinderen en gezinnen worden nog steeds getroffen door deze bezuinigingen. Net als de SGP heb ik dus ook een voorstel aan dit kabinet. Ik hoop dat de minister ook gehoor geeft aan het voorstel van de SP om de kinderbijslag te koppelen aan het kindgebonden budget. Dit kabinet staat namelijk voor een vereenvoudiging van de kindregeling en wil af van de ingewikkelde toeslagen. Daar ben ik het volkomen mee eens. Nu ben ik de beroerdste niet. Ik denk heel graag mee. Dus koppel het kindgebonden budget en de kinderbijslag aan elkaar en maak de kinderbijslag zo inkomensafhankelijker. Dat is veel eerlijker. Het kabinet kan bijvoorbeeld de kinderbijslag laten vervallen voor gezinnen met de hoogste inkomens. De kinderbijslag wordt dan afgebouwd bij bijvoorbeeld een huishoudinkomen tussen de € 80.000 en de € 120.000. Ook in onze tegenbegroting staat dat het een hele hoop geld oplevert, namelijk 300 mln. Dan hoeven we vandaag dus ook niet te bezuinigen.

Het moge duidelijk zijn dat de SP vindt dat kinderen die opgroeien in armoede moeten worden ontzien bij deze crisismaatregelen. Daarom zijn wij tegen de bezuinigingen op het kindgebonden budget. Bovendien is er een redelijk alternatief: inkomensafhankelijke kinderbijslag. Dit is een alternatief dat rekening houdt met de draagkracht van mensen. Wie kan daar nou tegen zijn?

Mevrouw Hamer (PvdA):

Voorzitter. Ook de Partij van de Arbeid wijst de bezuinigingen op het kindgebonden budget af. Gezinnen worden al geconfronteerd met een grote stapeling van bezuinigingen. Daar hebben we tijdens de afgelopen politieke beschouwingen uitgebreid over gesproken. Het is een politieke keuze om het kindgebonden budget te verlagen. Het kindgebonden budget is er juist voor bedoeld om als een inkomensafhankelijke tegemoetkoming te geven in de kosten van kinderen. Het is wrang dat de Kamer pas rond de jaarwisseling wordt geïnformeerd over de verdere plannen om het stelsel van kindregelingen te herzien. Het was veel logischer geweest om dan ook te bekijken waar het kabinet op bezuinigt en waarop niet, en hoe je efficiëntie kunt bereiken. De beslissing om het kindgebonden budget te verlagen heeft het kabinet al wel genomen. Het treft vooral de gezinnen met lage inkomens die toch al in het gedrang komen door al deze bezuinigingsmaatregelen.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Voorzitter. D66 wil de kindregelingen hervormen. Nu is het stelsel een ondoorgrondelijk doolhof, dat uit maar liefst elf verschillende tegemoetkomingen bestaat. Dit is onoverzichtelijk, ineffectief en kostbaar. We bespreken vandaag echter helaas een wetsvoorstel waardoor er een beetje afgaat van het kindgebonden budget en er een beetje afgaat van de kinderbijslag. Dit is, kortom, geen hervorming, maar een kaasschaaf. Hervorming van de kindregelingen levert 1,8 mld. op. Dit bezuinigingsvoorstel levert minder dan 10% daarvan op, zo'n 171 mln. Waarom is het de minister niet gelukt om de kindregelingen in 2012 echt te hervormen?

Tegelijkertijd geldt dat alle kleine beetjes helpen. Daarom heeft D66 een constructieve houding ten opzichte van deze bezuiniging. De zorgelijke staat van de overheidsfinanciën vraagt om een verantwoordelijke opstelling. Bovendien is het kindgebonden budget inkomensafhankelijk en remt het de emancipatie. Ook vanuit die gedachte is dit in ieder geval een stap in de richting.

Ik vervolg mijn betoog met een aantal vragen en ik sluit af met de rol van de SGP. Voor het kindgebonden budget gold al een inkomensgrens. In dit wetsvoorstel komt daar een vermogensgrens bij. Over beide heb ik een vraag.

Ik begin met de vermogensgrens. De Raad van State adviseert om aan te sluiten op vermogensgrenzen bij andere regelingen, zoals de huurtoeslag. De reactie van de minister hierop was dat dit niet lukt, omdat het zou leiden tot ongewenste inkomenseffecten. Kan de minister mij dat precies uitleggen? Is het niet onwenselijk om voor elke regeling een andere vermogensgrens te hanteren? Gaat de minister streven naar een meer uniforme vermogensgrens?

Dan de vraag over de inkomensgrens. Nu is het kindgebonden budget voor iedereen iets verlaagd. Een alternatief was geweest om het kindgebonden budget gerichter in te zetten. In de huidige situatie wordt het kindgebonden budget afgebouwd vanaf een gezinsinkomen van circa € 28.000. De bezuiniging kan ook worden gerealiseerd door bij een lager inkomen te beginnen met de afbouw. Kan de minister hierop ingaan? Waarom heeft hij daar niet voor gekozen?

Ten slotte ga ik in op de rol van de SGP. Het triootje is nu officieel een kwartetje geworden. Het kabinet heeft niet alleen de handtekeningen van VVD, CDA en PVV nodig, maar ook de zegen van de Staatkundig Gereformeerde Partij. Uit de media blijkt dat de SGP en de minister meerdere malen aan tafel schoven over een amendement. Normaliter bespreken we dat met elkaar in de Kamer. We wisselen erover van gedachten en vervolgens is er een meerderheid of niet. Zo gaat dat doorgaans. Nu is de SGP al meerdere malen met de minister aan tafel geschoven om te onderhandelen over het kindgebonden budget en het amendement. Het resultaat, meer aandacht voor grote gezinnen, was beklonken voordat we er in de Kamer over konden debatteren. Dit is niet transparant.

Ik heb de volgende vragen aan de minister. Hoe vaak heeft hij of hebben zijn ambtenaren met de SGP gesproken over het kindgebonden budget? Over welke onderwerpen zijn er nog meer afspraken gemaakt? Wanneer komt het tweede gedoogakkoord naar de Tweede Kamer? Deze vragen stel ik niet omdat ik vind dat de SGP geen deals mag sluiten. Sterker nog, van mij mag zij deals sluiten, in de achterkamer of in de voorkamer en zelfs op zondag, maar ik wil wel weten wat er is besproken. Een debat in deze Kamer hoort te gaan over een amendement dat door een collega is ingediend.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Voorzitter. Laat ik helder zeggen dat het voorstel dat vandaag wordt besproken niet het voorstel is dat GroenLinks zou hebben gemaakt. We vinden het enigszins schraperig; zo-even werd al de kaasschaaf genoemd. Het lijkt weinig wat er bij iedereen af gaat, maar het kan toch heel pijnlijk zijn voor lage inkomens, die, als het aan dit kabinet ligt, onderhavig zijn aan een cumulatie van kortingen. De fractie van GroenLinks is voor een solidair, modern én kindvriendelijk stelsel. We weten allemaal dat armoede ernstig is, maar voor kinderen heeft armoede tot gevolg dat een wissel wordt getrokken op hun toekomst. Dat willen wij niet laten gebeuren.

Wij zouden het net als andere partijen in deze Kamer veel meer willen zoeken in de inkomensafhankelijke kinderbijslag. Dat hebben wij ook duidelijk aangegeven in onze doorrekeningen. Het interessante daarvan is het volgende. Wij hebben een onderzoek laten doen door Maurice de Hond naar de vraag hoe solidair Nederland is als het gaat om inkomensafhankelijke kinderbijslag. Daaruit blijkt dat driekwart van de Nederlanders vindt dat de kinderbijslag afhankelijk moet worden gemaakt van het inkomen. Als bezuinigingen op de kinderopvang daarmee voorkomen kunnen worden, vindt men dat helemaal prachtig. Een ruime meerderheid van de mensen met een hoger inkomen en met hoge middeninkomens vindt dat ook, zo'n 60 à 61%. Het opmerkelijkst is dat ook VVD- en CDA-kiezers de kinderopvang willen redden via een korting op de kinderbijslag bij de hogere inkomens. Mensen zien in dat kinderopvang een garantie is om met name vrouwen aan het werk te krijgen. Zij willen daaraan bijdragen. Er is ook steun om dat op die manier te regelen. Het is zo jammer dat het kabinet daar eigenlijk niets mee doet. Het blijft de kaasschaaf hanteren. De lage inkomens moeten weer de rekening betalen. Als je het voorstel test op de eigentijdsheid, is die al helemaal afwezig.

Ik complimenteer de SGP ermee dat een en ander zo goed is uitonderhandeld, maar ik dacht: eigenlijk is het een slimme truc van de minister. Je zet gewoon een nare maatregel in de begroting, je dreigt ermee dat je grote gezinnen niet meer in aanmerking laat komen voor het kindgebonden budget, waarna de SGP en public met een amendement kan komen om dat terug te draaien. So far, so good; dan heeft iedereen wat. Maar de vraag aan de minister is wel hoe serieus het voorstel eigenlijk was. En wie gaat de rekening ervoor betalen dat de grote gezinnen gespaard worden? Immers, uiteindelijk moet de totale bezuiniging wel gehaald worden. Dat moet dan ook maar eerlijk en helder gecommuniceerd worden.

Wij zouden het goed vinden, zoals ook uit onze tegenbegroting blijkt, als de kinderbijslag inkomensafhankelijk wordt gemaakt en wordt geïntegreerd in het kindgebonden budget. Daarmee kan een forse bezuiniging worden gehaald. Mijn indringende vraag aan de minister is waarom daar niet naar is gekeken, mede om de kinderopvang te sparen. Immers, ook daar krijgen lage inkomens en lage middeninkomens toch wel problemen omdat ze maandelijks veel meer geld kwijt zijn. Als je spreekt over kinderen, kindgebonden budgetten en de kinderbijslag is het belangrijk om dit goed te regelen. Dit kabinet vindt arbeidsparticipatie immers van groot belang. Dat kan natuurlijk niet voor niets. Het Nibud heeft berekend dat een gezin met twee kinderen die drie dagen per week gebruikmaken van de kinderopvang er zo'n € 100 per maand op achteruitgaat. Wat is de achterliggende gedachte van het kabinet? Waarom heeft het kabinet niet gekozen voor integratie van de kinderbijslag in het kindgebonden budget op een inkomensafhankelijke manier? Daardoor zou je deze nare bezuinigingen niet hoeven door te voeren. Dat lijkt mij een veel slimmere oplossing; of was de SGP-fractie het daar wellicht niet mee eens?

Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie):

Voorzitter. De fractie van de ChristenUnie vindt het belangrijk dat ouders zelf de keuze kunnen maken hoe zij de zorg voor hun kinderen willen invullen. Het kindgebonden budget biedt nu nog deze mogelijkheid. Ook sluit het uitstekend aan bij de visie van het kabinet om verantwoordelijkheden neer te leggen waar zij horen, in dit geval bij de ouders. Toch wil het kabinet fors gaan bezuinigen. Het zal geen verrassing zijn dat mijn fractie zich niet kan vinden in het terugdraaien van de verhoging van het kindgebonden budget die nog maar een jaar geleden is ingevoerd. Ook lijkt het erop dat het kindgebonden budget een middel is geworden om gezinspolitiek mee te bedrijven. De beperking tot twee kinderen die het kabinet voorstelde, is onwenselijk. Welke boodschap wil de minister hiermee afgeven? Dat wij in Nederland maximaal twee kinderen mogen krijgen? Graag krijg ik hierop een reactie.

Ook grotere gezinnen hebben behoefte aan inkomensondersteuning. Het wetsvoorstel van het kabinet veroorzaakt een te sterke terugval in het inkomen van grotere gezinnen. Gelukkig is het plan van het kabinet ondertussen bijgesteld. De SGP heeft immers een amendement ingediend om ook grotere gezinnen recht te laten houden op het kindgebonden budget. Het kabinet heeft tijdens de algemene politieke beschouwingen laten weten hierover positief te zijn. De fractie van de ChristenUnie is daar zeer blij over, maar vraagt zich wel af: vanwaar die ommezwaai? Het is voor de grote gezinnen goed nieuws, maar er zit ook een schaduwzijde aan. In het amendement wordt het geld immers weggehaald bij de kleinere gezinnen. Een grote meerderheid van de gezinnen in Nederland heeft een of twee kinderen. Onder deze gezinnen zijn er ook die moeilijk kunnen rondkomen. Deze gezinnen mogen niet in de problemen komen. Kan de minister inzicht geven in de gevolgen van het SGP-amendement voor de koopkracht van de kleinere gezinnen? Bij hoeveel van deze gezinnen is sprake van lage inkomens?

Het kabinet zelf heeft in zijn begroting ook een opmerkelijk aanvullend voorstel gedaan. Ik heb het dan natuurlijk over het plan van het kabinet om de kinderbijslag te verlagen. Het vrijgekomen geld wordt dan weer bijgeplust bij het kindgebonden budget. Op het eerste gezicht lijkt het erop dat het kindgebonden budget door dit voorstel iets omhooggaat. Het effect is echter niet voor alle gezinnen gelijk. Nu is het doel van het kabinet om gezinnen met een laag inkomen te ontzien. Volgens de tweede nota van wijziging gebruikt het kabinet het geld dat extra naar de gezinnen met één kind zal gaan om de dekking te regelen voor het bereiken van het uitbreiden van het kindgebonden budget voor de grotere gezinnen. Dit is positief vanuit de onderlinge solidariteit tussen gezinnen. Grote en kleine gezinnen moeten echter niet tegen elkaar worden uitgespeeld. Toch wil ik hierbij een vraag stellen aan de minister. Een deel van het geld vanuit de kinderbijslag komt nu immers niet terecht bij de gezinnen met lagere inkomens die de minister eerst zou gaan compenseren. Wat doet de minister om te voorkomen dat deze gezinnen in de problemen raken? Ik wil van de minister de garantie dat gezinnen hierdoor niet in financiële problemen zullen terechtkomen.

Het kabinet ontwikkelt overigens momenteel een toekomstperspectief en bijbehorende beleidsvoorstellen voor de samenhang, de transparantie en de effectiviteit van het stelsel van kindregelingen. Wil de minister nu al uitspreken dat het kindgebonden budget in de toekomst ook gehandhaafd blijft? In een tijd waarin Nederland geconfronteerd zal worden met de gevolgen van vergrijzing en ontgroening is het volgens de fractie van de ChristenUnie juist aan te bevelen om gezinnen te koesteren door de combinatie van arbeid en zorg te blijven stimuleren, ook bij gezinnen met meer dan twee kinderen.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Mevrouw Ortega-Martijn stipt een heel belangrijk onderdeel van dit wetsvoorstel aan. Ik ben het met haar eens dat grote gezinnen ook niet onder bestaansminimum moeten geraken. Daar moet je dus heel goed naar kijken. Mevrouw Ortega-Martijn zegt echter terecht dat gezinnen met een of twee kinderen moeten betalen voor de grote gezinnen. Zij vraagt of dat niet problematisch is en of dat wel solidair genoemd zou kunnen worden. Zo begrijp ik althans de woorden van mevrouw Ortega-Martijn. Zegt zij daarmee dat zij dit wetsvoorstel niet kan steunen of vindt zij dat het anders moet en hoe zou dat dan moeten?

Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie):

Ik heb aangegeven dat wij dit wetsvoorstel sowieso niet zullen steunen. Ik ben ermee begonnen dat het geen verrassing zal zijn dat de ChristenUnie het wetsvoorstel niet gaat steunen. De ChristenUnie is geen voorstander van het terugdraaien van iets waar een jaar geleden mee is begonnen. Voor het geval dit van tafel gaat, heeft de ChristenUnie in de algemene politieke beschouwingen een motie ingediend waarin een andere dekking hiervoor werd gegeven.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

De tegenstem van de ChristenUnie heeft dus te maken met het feit dat het kindgebonden budget een stimulans is om in feite niet op de arbeidsmarkt te komen. Zodra iemand een inkomen boven een bepaald maximum heeft, dan krijgt hij die toeslag immers niet. Is het feit dat dit emancipatieremmend is, dus doorslaggevend voor de ChristenUnie? Mevrouw Ortega-Martijn maakte namelijk zonet het punt dat gezinnen met twee kinderen niet moeten betalen voor gezinnen met meer kinderen.

Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie):

Mevrouw Koşer Kaya haalt een aantal zaken door elkaar. De ChristenUnie vindt sowieso dat ieder gezin vrij is om aan te geven of het wel of niet zelf voor de kinderen wil zorgen. In die zin is de ChristenUnie dus een voorstander van het kindgebonden budget. Sterker nog, wat ons betreft moet er bij het bundelen van de verschillende kindregelingen één regeling komen, namelijk het kindgebonden budget. Geef de gezinnen gewoon zelf de verantwoordelijkheid en de keuze voor het inrichten van de zorg. Daar staat de ChristenUnie voor.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

De ChristenUnie vindt het dus belangrijker dat mensen wel een toeslag krijgen en dan maar niet op de arbeidsmarkt komen dan dat deze mensen geprikkeld worden om wel de arbeidsmarkt op te gaan.

Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie):

De ChristenUnie vindt dat mensen zelf de keuze moeten hebben om binnen hun gezin te bezien op welke wijze ze omgaan met de zorg voor hun kinderen.

De heer Van Hijum (CDA):

Mevrouw Ortega-Martijn is kritisch over de in mijn ogen bescheiden ingreep in de kindregelingen. Die ingreep is er en daar lopen wij ook niet voor weg. Kan mevrouw Ortega-Martijn zich herinneren welke maatregel minister Rouvoet in het vorige kabinet nam als reactie op de uit de hand lopende kosten voor de sociale zekerheid op dat moment en welk bedrag daarmee gemoeid was?

Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie):

Nee, dat weet ik niet zo uit mijn hoofd. Ik hoor het graag van de heer Van Hijum.

De heer Van Hijum (CDA):

Ik kan dat antwoord wel geven. Dat was 290 mln. als gevolg van de bevriezing van de kinderbijslag en het kindgebonden budget voor 2010 en 2011 en als gevolg van het terugdraaien van de verhoging van het kindgebonden budget in 2010. Valt dit eigenlijk allemaal ook niet een klein beetje mee, als je het beziet in het perspectief van het probleem van de overheidsfinanciën waarmee wij zitten en waarmee ook de fractie van de ChristenUnie wordt geconfronteerd?

Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie):

Ik herinner de heer Van Hijum eraan dat de fractie van de ChristenUnie ook vanuit een duale positie handelt. De fractie is nooit akkoord gegaan met het terugdraaien van de verhoging van het kindgebonden budget.

De heer Van Hijum (CDA):

Dat is volgens mij feitelijk onjuist, want in de vorige periode is dat wel gebeurd. De intensivering van het kindgebonden budget in 2010 is niet tot uitkering gekomen omdat er bezuinigd moest worden en de bedragen zijn bevroren. De duale opvatting lijkt in tijden van oppositie dus wat nadrukkelijker aanwezig te zijn dan in tijden van regeringsverantwoordelijkheid.

Mevrouw Ortega zegt verder dat gezinnen met twee kinderen worden getroffen door dit kabinetsvoorstel, maar waaruit leidt zij dit af? In de tabel is te zien dat het bedrag voor het eerste kind van € 1011 naar € 1017 gaat en voor het tweede kind van € 455 naar € 461, ook volgens het kabinetsvoorstel. Wat is dus het probleem?

Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie):

Het probleem heb ik de minister voorgelegd in de vorm van een vraag. We willen het geld aan de gezinnen met de lagere inkomens besteden en de vraag is of die gezinnen met de oplossing van de minister uit de financiële problemen komen. Dat heb ik de minister gevraagd.

De heer Van Hijum (CDA):

Onderschrijft mevrouw Ortega mijn conclusie dat gezinnen met twee kinderen met deze maatregel de facto worden ontzien en dat dat eigenlijk een heel goede zet van dit kabinet is?

Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie):

Laat ik het zo zeggen: iedereen heeft een stukje uit de koek gekregen.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Ik wil dit punt even scherp hebben. Betalen de kleine gezinnen de rekening voor de grote gezinnen? Dat is een belangrijke vraag. Nu geldt een bedrag van € 1011 voor het eerste kind; daar komt € 6 bij per 1 januari 2012. Als er een tweede kind bij komt, ontvangt men dit jaar € 1466; daar komt € 12 bij in 2012. Ook de kleine gezinnen gaan er per saldo dus op vooruit.

Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie):

Dat heb ik ook gezegd in mijn betoog. Er lijkt inderdaad sprake te zijn van een lichte verhoging, maar het effect is niet gelijk voor alle gezinnen. Daarom heb ik de minister gevraagd of dit echt opgaat voor gezinnen met een laag inkomen.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Daar is deze regeling precies voor bedoeld. Als het SGP-amendement niet was overgenomen door de regering, zou de verhoging voor de kleine gezinnen nog groter zijn, maar de verlaging voor de grote gezinnen zou ook groter zijn. Dat is toch niet wat de ChristenUnie voorstaat?.

Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie):

Nee, dat is inderdaad niet wat de ChristenUnie voorstaat. Ik heb ook gezegd dat we blij zijn met het amendement van de heer Dijkgraaf, maar er zit wel een kleine schaduwzijde aan. Dat betekent niet dat wij het amendement pertinent afwijzen.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Voorzitter. Het kabinet heeft meermalen toegezegd dat het bij bezuinigingen niet met de botte bijl te werk zal gaan. Gelet op die geruststellende woorden schrok de SGP nogal toen zij het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet op het kindgebonden budget binnen zag komen. Het beperken van financiële ondersteuning voor gezinnen met meer dan twee kinderen was namelijk bijzonder zuur. Dat werd met de eerste nota van wijziging nog erger; gezinnen met drie kinderen gingen er volgens dat voorstel € 600 op achteruit en gezinnen met vier kinderen zelfs € 900. De SGP is daarom blij dat de regering in de tweede nota van wijziging onze kritiek ter harte neemt, waardoor de zwaarste klappen met een minimale ingreep gehalveerd worden. Voor de SGP is dit bij uitstek een voorbeeld hoe bezuinigingen eerlijker kunnen. Kan de regering toezeggen dat zij op deze zorgvuldige manier door zal gaan?

In mijn bijdrage zal ik kort vier kernpunten van het wetsvoorstel langslopen. Ik begin bij de verlaging van de bedragen. De regering wilde met het kindgebonden budget terug naar het niveau van 2010. Omdat er in 2011 juist een forse verhoging heeft plaatsgevonden, betekent dat een gevoelige bezuiniging. De SGP wil juist terughoudend zijn in bezuinigingen op gezinnen. Er zijn goede alternatieven voorhanden. Het budget voor de kinderopvang is bijvoorbeeld volslagen uit het lood geslagen, terwijl deze subsidies feitelijk zijn uitgewerkt, zo blijkt uit analyses. Zelfs na de bezuinigingen blijft in 2015 een bedrag van 3 mld. over voor kinderopvang. Toch, zo zeggen ook wij in alle eerlijkheid, is het onontkoombaar om ook naar het kindgebonden budget te kijken. Ook die post bedraagt 1 mld. Wij vinden het redelijk dat de regering uiteindelijk tot een niveau is gekomen dat tussen 2010 en 2011 ligt, en soms zelfs boven 2011.

Mijn tweede punt is het niet-indexeren. Zo net werd het al aangehaald. In 2009 heeft dit parlement een wetsvoorstel behandeld waarin het niet-bijstellen van de bedragen van het kindgebonden budget voor de jaren 2010 en 2011 geregeld is. 290 mln. werd er toen via die maatregel bezuinigd. Ook toen is de SGP akkoord gegaan, in de hoop dat indexering in 2012 weer mogelijk is. Ook die hoop blijkt helaas ongegrond. De noodzaak tot steviger ingrijpen moet onder ogen worden gezien. Wij begrijpen daarom dat het kabinet voorstelt om ook de komende jaren niet te indexeren. Kan de minister echter bevestigen dat deze maatregel na 2015 automatisch vervalt? Die zin kun je op twee manieren lezen. Ik bedoel natuurlijk te vragen of de indexering dan wel plaatsvindt.

Mijn derde punt gaat over "niet meer dan twee kinderen". In de teksten is er nogal wat discussie over de vraag hoeveel gezinnen met meer dan twee kinderen er eigenlijk zijn. Als je op het CBS afgaat zijn dat er 420.000, waarvan 190.000 onder deze regeling vallen. Dat is een zeer groot aantal. Wij vinden het daarom logisch dat de regering daarmee rekening houdt. Wie met een verlaging van € 44 voor het eerste kind kan voorkomen dat gezinnen met drie of vier kinderen er € 300 of € 400 op achteruitgaan, moet zich wel tien keer bedenken om dit af te wijzen. Het argument om oorspronkelijk voor de beperking tot twee kinderen te kiezen, vindt de SGP vreemd. Ondersteuning zou stoppen bij gezinnen met twee kinderen, omdat die gezinnen het meeste voorkomen. Dat uitgangspunt kan tot rare situaties leiden, als het breder wordt toegepast. Kan de minister toezeggen dat het uitdrukkelijk niet de bedoeling is om met deze kromme maatstaf verder aan de slag te gaan? Anders zullen wij genoodzaakt zijn om in de toekomst nog meer amendementen in te dienen. Dat doen we natuurlijk met plezier, maar het zou nog mooier zijn als de regering die amendementen weet te voorkomen.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Misschien wordt dat al getikt op Sociale Zaken, maar dat weet ik natuurlijk niet. Ik heb een serieuze vraag aan de SGP-fractie. Gaat het haar alleen om de grote gezinnen – wij waren er namelijk ook niet voor om grote gezinnen dusdanig te korten, en dat hebben wij ook in onze tegenbegroting aangegeven – of gaat het haar ook om een beetje solidariteit tussen arm en rijk? De kinderbijslag mag niet inkomensonafhankelijk zijn; bij het kindgebonden budget worden de gezinnen getroffen die toch al niet de dikste portemonnee hebben. Waarom heeft de SGP-fractie daarmee ingestemd?

De heer Dijkgraaf (SGP):

Wij zijn wel degelijk voor solariditeit, ik bedoel: solidariteit … Ik constateer dat mevrouw Van Gent het woord nog even wil...

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Mijn excuses, maar ik moest een beetje lachen omdat de heer Dijkgraaf het woord "solidariteit" niet eens kon uitspreken

De heer Dijkgraaf (SGP):

Zo dom ben ik, het spijt me zeer.

Ik vervolg mijn betoog. Wij zijn voor solidariteit tussen grotere en kleinere gezinnen. Wij zijn voor solidariteit tussen hogere en lagere inkomens. Wie de koopkrachtplaatjes van dit kabinet ziet, ziet dat die solidariteit er ook wel degelijk is. Ook voor de hogere inkomens daalt de koopkracht, en zelfs meer dan bij de lagere inkomens. Dit kabinet is wel eens smalend het "denivelleringskabinet" genoemd. Die maatregelen zitten er dus wel degelijk in en hebben onze steun. Dat betekent wel dat je die lasten eerlijk moet spreiden over alle groepen. Wat de verdeling betreft, vind ik dat die koopkrachtplaatjes grosso modo wel kloppen. Er zaten uitschieters tussen, en precies daarop hebben we dat amendement gericht. In feite erkent de tweede nota van wijziging ook dat hiermee de uitschieters tot de helft beperkt worden. Dat waren uitschieters met meer dan 5% koopkrachtverlies.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Wat het kindgebonden budget, de kinderbijslag en de kinderopvangtoeslag betreft, moet je gewoon vaststellen dat ook gezinnen die zich dat niet kunnen permitteren er fors op achteruitgaan. Mijn indringende vraag blijft dus staan: waarom heeft de SGP-fractie daarmee ingestemd? De SGP-fractie heeft namelijk grote macht. Misschien dat de heer Dijkgraaf het woord niet kan uitspreken en ik weet dat dit een beetje flauw is. Als de SGP-fractie echter zegt dat zij solidair is, waarom heeft zij zich er dan niet voor ingezet om die gezinnen met kinderen in de laagste inkomens te sparen? Dat kan door de kinderbijslag inkomensafhankelijk te maken. Dat kan door integratie met het kindgebonden budget. Dan kun je er heel solidaire keuzes in maken. Waarom heeft de SGP-fractie zich zo laten afschepen door de minister, alleen voor die grote gezinnen? Waarom is zij niet veel fundamenteler opgekomen voor die solidariteit, die in theorie hier wel wordt neergelegd?

De heer Dijkgraaf (SGP):

Maar solidariteit betekent toch dat de sterkste schouders de zwaarste lasten dragen? Wij hebben vorige week uitgebreid gediscussieerd over de koopkrachtplaatjes van dit kabinet, wij gaan er ongetwijfeld volgende week weer over discussiëren en bij de begroting SZW gaan wij er nog een keer over discussiëren. Als je naar die koopkrachtplaatjes kijkt, zie je dat dit het geval is, juist door allerlei maatregelen om die solidariteit overeind te houden. In de discussie over inkomensafhankelijke regelingen hebben wij samen juist opgetrokken bij de kinderopvangregelingen. Het ging daarbij om de tabellen: waar moet je het meeste korten, als er wordt bezuinigd?

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Dat was toen een heel ingewikkelde operatie, want het lag allemaal heel gevoelig in de Kamer. Wij kunnen nu doorpakken door de machtspositie van de SGP in deze Kamer, maar ik moet helaas vaststellen dat dat niet gebeurt. Solidariteit betekent natuurlijk: de hoogste inkomens de zwaarste lasten. Maar het betekent ook dat je niet de laagste inkomens nog eens gaat kaasschaven, terwijl die al niet zo veel vlees op de botten hebben. Ik vraag het nogmaals indringend; u kunt met allerlei andere argumenten komen. Waarom heeft de SGP-fractie haar macht niet gebruikt om de kindregelingen meer solidair te maken dan nu kleine gezinnen te laten betalen voor grote gezinnen? Ik denk dat de SGP het ook wel weet: kleine gezinnen zijn ook gezinnen met verschillende inkomens.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Dat weet ik zeer goed, want in onze achterban en in de achterban van elke politieke partij komen kleine en grote gezinnen voor; dat mag ik wel hopen. Dan gaat het erom hoe je die lasten solidair verdeelt.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Dat hebt u niet gedaan!

De heer Dijkgraaf (SGP):

Ik zie graag een amendement van mevrouw Van Gent tegemoet, maar ik moet constateren dat ik nog geen amendement van GroenLinks heb gezien. Mogelijk komt er nog wat. Als er een goede dekking voor is en er een meerderheid voor is, zullen wij er heel serieus naar kijken, zoals wij serieus kijken naar elk amendement. Kijken wij naar de algemene koopkrachtplaatjes, dan constateren wij dat er op dit moment een redelijke verdeling is tussen de verschillende inkomens. Daarbij zijn de laagste inkomens zo veel mogelijk ontzien. Wij zijn niet blij met deze bezuinigingen, maar wij moeten wel constateren dat wij een gat hebben van 30 mld. Elke dag komt dit land 80 mln. tekort. Wie gaat dat uiteindelijk betalen? Dat zijn ook die mensen, dat zijn juist die kinderen. Het zijn de kinderen die de rekening betalen. Wij moeten met elkaar de verantwoordelijkheid nemen om ervoor te zorgen dat het gat kleiner wordt.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Het zijn meer de kinderen van de rekening dan de kinderen die de rekening betalen. Maar ik ga er niet flauw over doen. Ik ben graag bereid dat amendement te maken. Volgende week zijn de financiële beschouwingen. Laten de SGP en GroenLinks samen gaan zitten, dan kan wellicht het ministerie van Sociale Zaken al gaan tikken. Als ik die deal nu met u kan sluiten, dan sluit ik die met u. Is het een deal, vraag ik via de voorzitter.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Mevrouw Van Gent is nogal van de deals sluiten, begrijp ik uit de pers. Ik heb net gezegd dat ik bereid ben om over elk goed voorstel na te denken. Als mevrouw Van Gent met een voorstel komt, kijken wij er met zeer veel belangstelling naar of wij dat kunnen steunen.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Ik wil van de heer Dijkgraaf alleen maar weten of het juist is dat in het zomerreces met de minister van Sociale Zaken van liberalen huize herhaalde malen gesprekken zijn gevoerd.

De heer Dijkgraaf (SGP):

In het zomerreces hebben wij vele gesprekken gevoerd. Wij zijn onder andere naar Italië geweest en hebben heel veel gesprekken gevoerd. Wij zijn op werkbezoeken geweest en hebben ongelofelijk veel gesprekken gevoerd. Ik heb gesprekken gevoerd met Kamerleden, met ministers, met staatssecretarissen, met mevrouw Koşer Kaya. Wij voeren continu gesprekken met iedereen.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

De vraag is niet of de heer Dijkgraaf met mij, met u of met de hele wereld gesprekken heeft gevoerd. De vraag is of de heer Dijkgraaf gesprekken heeft gevoerd met de minister van Sociale Zaken over dit onderwerp en mogelijk over andere onderwerpen.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Mevrouw de voorzitter. Wij praten continu met het hele kabinet, de hele Kamer, elke fractie en elke bewindspersoon die wij maar kunnen spreken om duidelijk te kunnen maken wat voor een fantastisch verkiezingsprogramma de SGP heeft. Hoe meer wij daarvan kunnen verwezenlijken en hoe meer het kabinet daarnaar kijkt en voorstellen van ons overneemt, hoe beter. Prachtig; dat zou mevrouw Koşer Kaya ook eens moeten doen.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

De heer Dijkgraaf ontkent niet. Ik kan daaruit twee conclusies trekken, namelijk dat er inderdaad gesprekken zijn gevoerd met de minister van SZW of dat de heer Dijkgraaf niet transparant is en geen eerlijk antwoord wil geven.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Ik herhaal dat er met iedereen informele contacten zijn, continu. Dat hoort bij het politiek bedrijven. Ik ga niet zeggen dat ik op woensdag om drie uur een sms'je heb gestuurd naar huppeldepup.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Voorzitter, met alle respect, dat vraag ik ook niet. Ik hoor graag van u…

De voorzitter:

Ik weet helemaal niets.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Via u, mevrouw de voorzitter, vraag ik de heer Dijkgraaf of hij over dit onderwerp met de minister van SZW in het zomerreces herhaalde gesprekken heeft gevoerd.

De heer Dijkgraaf (SGP):

De minister heeft volgens mij in de pers gezegd, maar hij kan er straks zelf duiding aan geven, dat wij natuurlijk overleggen, maar dat heb ik al een paar keer gezegd. Wij overleggen met iedereen, ook over dit voorstel, om de doodeenvoudige reden dat als je iets wilt met een voorstel en je met bedragen wilt schuiven, je technische ondersteuning nodig hebt om te weten hoe je dat precies moet doen. Die technische ondersteuning hebben wij. Vervolgens zien wij graag dat het amendement gesteund wordt. Meer niet.

Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie):

Voorzitter. In de algemene politieke beschouwingen heeft mijn collega Slob een motie ingediend om bezuinigingen op kinderbijslag en kindgebonden budget ongedaan te maken. De SGP heeft die meeondertekend. In de motie staat inderdaad een dekking opgenomen. Mijn vraag aan de heer Dijkgraaf is: heeft u deze dekking meegenomen in de overweging? Waarom hebt u dan gekozen voor de dekking in uw amendement?

De heer Dijkgraaf (SGP):

Wij overwegen dat soort dingen continu. De fractie van de ChristenUnie heeft een tegenbegroting ingediend en wij hebben ons verkiezingsprogramma waarin allerlei andere dekkingen staan. Op een gegeven moment is de vraag waarvoor je een meerderheid kunt krijgen. Wij zouden graag zien dat een meerderheid voorstander is van het nog meer geld ter beschikking stellen aan gezinnen, hoewel ik wel degelijk begrijp dat er bezuinigd moet worden. Op het moment dat je constateert dat die meerderheid er niet is, kies je voor de best mogelijke oplossing.

Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie):

Betekent dit dat het alternatief wel is onderzocht door de heer Dijkgraaf?

De heer Dijkgraaf (SGP):

Natuurlijk. Als er een voorstel ligt dat je idealiter, vanuit je verkiezingsprogramma, anders zou willen zien, dan kijk je naar alternatieve dekkingsmogelijkheden en naar andere partijen, waaronder de coalitiepartijen, de gedoogpartijen en de oppositiepartijen, om een meerderheid voor elkaar te krijgen. Bij de door mevrouw Ortega genoemde motie bleek er weinig steun te zijn voor het alternatieve voorstel. Ik geloof dat maar drie of twee fracties dat steunden. Dat is een politieke constatering van de feiten op dat moment. Daarmee moet je het doen. Vervolgens moet je er het beste van maken en dat hebben wij met het amendement geprobeerd.

Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie):

De heer Dijkgraaf heeft een amendement ingediend. De regering heeft dat overgenomen. Betekent dit dat de heer Dijkgraaf voor de wijziging gaat stemmen?

De heer Dijkgraaf (SGP):

Als mevrouw Ortega dat goed vindt, dan stel ik de beantwoording van die vraag nog een aantal regels uit. Ik kom daar aan het eind van mijn betoog op terug. Als zij vervolgens ontevreden is, dan zie ik haar terug bij de interruptiemicrofoon.

Ik was toe aan mijn vierde punt. Dat betreft de invoering van de vermogenstoets. Wij begrijpen dat de regering die wil invoeren om te garanderen dat alleen gezinnen die het echt nodig hebben recht krijgen op ondersteuning. Het is echter onbevredigend dat de regering nu lukraak voor het kindgebonden budget kiest. Zou dat niet veel systematischer moeten? Op deze manier wordt het systeem voor mensen ook niet begrijpelijker, bij de ene regeling wel en bij de andere niet. Waarom bijvoorbeeld niet bij de kinderopvangtoeslag? Ik begrijp wel dat dit misschien lastiger ligt vanwege de prikkel tot arbeidsparticipatie, maar zou je daar ook niet over moeten nadenken? Op een gegeven moment is die prikkel bij bepaalde inkomensgroepen uitgewerkt. Ergens moet de grens liggen. Kan de minister toezeggen dat hij hier nog eens in den brede naar gaat kijken en ervoor gaat zorgen dat het totale systeem voor mensen eenvoudig, transparant en begrijpelijk blijft?

Sterke gezinnen zijn de ruggengraat van de samenleving. Daar moet de overheid dus zuinig op zijn. Om eerlijk te zijn is juist het gezinsbeleid de achilleshiel van dit kabinet. Daar letten wij dus extra op. Er wordt veel gesproken over het individu, maar het gezin als eenheid komt nauwelijks aan bod. Het zou mooi zijn als, net als in Engeland, alle maatregelen worden getoetst op de effecten voor gezinnen. Gelukkig zijn de sterk negatieve effecten voor gezinnen bij dit wetsvoorstel ongedaan gemaakt. Dat maakt dat wij overtuigd voor dit wetsvoorstel kunnen stemmen, maar vanzelfsprekend niet met vreugde.

De heer Van Hijum (CDA):

Voorzitter. We hebben het vandaag over de financiële ondersteuning van gezinnen met kinderen. Ook voor het CDA is dit een belangrijk onderwerp. Het is een gegeven dat gezinnen met kinderen geconfronteerd worden met extra kosten, of dat nu komt door kleding, eten of activiteiten in termen van sport en cultuur. Wij hebben als fractie ook altijd verdedigd dat het daarom gerechtvaardigd is dat de lasten van gezinnen met kinderen worden verlicht, in elk geval tot een minimumniveau, namelijk daar waar de bestaanskosten in het geding zijn. Dat is ook de rationaliteit – daarover is zojuist al gediscussieerd – voor een inkomensonafhankelijke kinderbijslag als fundament van die benadering en een kindgebonden budget dat als het ware als een inkomensafhankelijke kop er bovenop wordt uitgekeerd. We zien dat ook, naast een noodzakelijke bijdrage in de kosten, als een maatschappelijke waardering voor de inspanningen van ouders. Mijn fractie steunt de inzet van dit kabinet om bij de bezuinigingen de kindregelingen zoveel mogelijk te ontzien. Als je kijkt naar de totale ingreep, dan levert die op sommige plekken pijn op, maar in dat opzicht is die bescheiden, zeker als je het vergelijkt met de besparingen die wij in de kinderopvang doorvoeren. Ik sluit mij aan bij de woorden van de heer Dijkgraaf daarover, in die zin dat daar ook veruit de grootste kostengroei te constateren valt. Dat is ook de grootste opgave als het gaat om de kostenbeheersing. Ook wat dat betreft blijven wij 2,7 mld. – de heer Dijkgraaf had het over 3,7 mld. – per jaar uitkeren in de toekomst. Dat zijn substantiële bedragen.

Wij steunen de inzet van de minister als het gaat om zijn poging de kindregelingen te vereenvoudigen. We hebben met elkaar geconstateerd dat de vele regelingen en doelstellingen soms tegen elkaar inwerken. Het komt wat dat betreft op een gegeven moment aan op de vraag welke doelstelling je prioriteit geeft. Ik hecht eraan om dat in kader te benadrukken dat het bevorderen van de arbeidsparticipatie niet het enige of centrale doel kan zijn, ook niet wat de kindregelingen betreft. Ook de functie van ondersteuning in de kosten en de combinatie van arbeid en zorg zijn voor mijn fractie van groot belang.

Kijkend naar de invulling van de bezuinigingen op dit terrein, vindt mijn fractie die uiteindelijk evenwichtig. Er is sprake van een bescheiden verlaging van de kinderbijslag van € 35 per jaar, die uiteindelijk ten goede komt aan de gezinnen met lage en middeninkomens Op die manier worden deze groepen bij de bezuinigingen zo veel mogelijk ontzien. In een interruptiedebatje met mevrouw Ortega heb ik net al aangegeven om welke bedragen het gaat. Daaruit blijkt dat gezinnen, met name aan de onderkant, er zelfs licht op vooruit gaan. Of dit per saldo koopkrachtwinst oplevert als je het met de inflatie verrekent, weet ik niet, maar dit is in elk geval een poging om die gezinnen zo veel mogelijk te ontzien. Mijn fractie steunt dat. Dit geldt ook voor de nota van wijziging die daarna door het kabinet is ingediend.

Wij hebben nog wel een vraag over de vermogenstoets. In termen van het draagvlak – de sterkste schouders moeten de zwaarste lasten dragen – is het verdedigbaar dat wij hierbij eveneens het element toevoegen dat je vanaf een bepaalde vermogenspositie geen beroep meer kunt doen op het kindgebonden budget. Deze regeling wordt ook ingevoerd bij de zorgtoeslag. Mijn fractie vraagt zich echter af waarom er wordt gekozen voor een uniforme grens van € 80.000 voor alle huishoudtypen, en er geen onderscheid wordt gemaakt tussen eenoudergezinnen en tweeoudergezinnen.

Ik zou een aantal overwegingen willen meegeven waarom het in elk geval de moeite waard kan zijn om daarnaar toch nog eens goed te kijken. In de eerste plaats is dat omdat bij andere ondersteuningsregelingen, zoals de huurtoeslag en de bijstand, die differentiatie naar huishoudtypen wel wordt gemaakt. In de rapporten van de studiecommissie inzake toeslagen, de ambtelijke heroverwegingscommissie, wordt eigenlijk altijd uitgegaan van een verhouding 1:2 als het gaat om de vermogens. Een gezin met twee ouders zou volgens die toets uiteindelijk altijd twee keer zo veel vermogen moeten hebben als een eenoudergezin. Ook bij de zorgtoeslag lijkt het erop dat wij die verhouding gaan invoeren. Is het dan niet een beetje raar dat wij in deze regeling voor het kindgebonden budget die verhouding niet zouden toepassen? Gaan wij zo niet een beetje toe naar een situatie waarin elke toeslag en elke uitkering zijn eigen vermogenstoets heeft, met zijn eigen grenzen en zijn eigen beoordelingscriteria? Dat komt de eenvoud en de overzichtelijkheid in de sociale zekerheid niet ten goede.

Een argument dat je daarnaast nog kunt noemen, is dat dit het relatief onaantrekkelijk maakt om fiscaal partner te zijn. Voor mijn fractie zijn dit overwegingen om te willen nadenken over de vraag of een uniforme grens van € 80.000 te verkiezen is boven bijvoorbeeld een model waarin je kiest voor € 50.000 bij eenoudergezinnen en € 100.000 bij tweeoudergezinnen. Graag verneem ik ook hierop een reactie van de minister.

Mevrouw Kooiman (SP):

Ik ken het CDA als een gezinsvriendelijke partij, maar nu ik het betoog van de heer Van Hijum heb gehoord, denk ik: het kan toch gezinsvriendelijker. Nu heb ik vandaag een heel gezinsvriendelijk voorstel gedaan, namelijk het voorstel om de kinderbijslag inkomensafhankelijk te maken en deze te koppelen aan het kindgebonden budget. Op die manier zou je mooi twee regelingen in één hebben. Je vangt zo de bezuinigingen op en gezinnen zijn niet de dupe. Zou de heer Van Hijum op dit voorstel willen reageren?

De heer Van Hijum (CDA):

Volgens mij heb ik dat in zekere zin al gedaan. In onze visie is de kinderbijslag toch een soort inkomensonafhankelijk fundament onder het bouwwerk van de gezinsondersteuning, waarbij het kindgebonden budget, als een soort inkomensafhankelijke kop daar bovenop, feitelijk al als een inkomensafhankelijke aanvulling fungeert. Ook het feit dat wij de afgelopen jaren lang niet altijd hebben kunnen indexeren, heeft er al toe geleid dat de relatieve betekenis van het kindgebonden budget is toegenomen. Ik zie dan ook de aanleiding niet zo. Als je eenmaal gaat sleutelen aan de inkomensonafhankelijkheid, denk ik dat je bovendien al heel snel ook de bereidheid, het draagvlak, tot meebetalen aan sociale zekerheid van bepaalde inkomensgroepen ondermijnt. Als je alle regelingen inkomensafhankelijk maakt, denk ik dat dit voor het draagvlak voor de sociale zekerheid niet goed is.

Mevrouw Kooiman (SP):

Onze fractie krijgt heel veel mails binnen van mensen die het wat breder hebben en die zeggen: geef dan in ieder geval mijn deel van de kinderbijslag aan iemand die het nodig heeft. Van een kale kip kun je niet plukken, maar dat doet dit kabinet wel. Ik kan me niet voorstellen dat het CDA daarin meegaat. In de Miljoenennota wordt bovendien de bezuiniging aangekondigd waardoor er € 35 af gaat. Zo gaan de laagste inkomens er wel degelijk op achteruit.

De heer Van Hijum (CDA):

Tegen dit beeld verzet ik mij. Wij hebben de keuze gemaakt om de kinderbijslag voor de hogere inkomens wat lager te maken – die voelen dit met name – en juist het kindgebonden budget te versterken, waarvan met name de lage inkomens en de middeninkomens profiteren. Dit geldt overigens ook voor de combinatiekorting; dit is weliswaar een op arbeid gerichte maatregel, maar ook die is goed voor de inkomenspositie van met name de middeninkomens. Ik denk dat dit de goede keuzes zijn, waarmee wij de lage en middeninkomens ontzien en de hogere inkomens iets meer treffen. In deze tijd van moeilijke keuzes maken en bezuinigen is dat volgens mij een eerlijk verhaal.

Mevrouw Kooiman (SP):

Ik kan alleen concluderen dat de CDA-fractie er wel degelijk voor kiest om de rekening bij de kinderen te leggen, die niet debet zijn aan deze crisis. Als je kijkt naar de maatregelen die ook zijn aangekondigd in de Miljoenennota, zoals € 35 eraf, ook voor de laagste inkomens, gaan mensen met de laagste inkomens er daadwerkelijk netto op achteruit.

De heer Van Hijum (CDA):

Ik heb de indruk dat deze conclusie van mevrouw Kooiman al vaststond toen zij voor de eerste keer naar de microfoon liep. Ik heb geprobeerd aan te geven dat wij juist met de maatregelen die wij hebben getroffen, de laagste en de middeninkomens hebben ontzien. Wij hebben daarin fundamentele keuzes gemaakt die ook mijn partij pijn doen. Het verlagen van de kinderbijslag, juist om die groepen wat extra te geven, is immers een maatregel die niet zonder slag of stoot en zonder pijn genomen wordt. Het is echter wel een keuze die wij uiteindelijk hebben gemaakt. Ik denk dat deze ook brede ondersteuning kan krijgen.

Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie):

De heer Van Hijum heeft mij zo-even geïnterrumpeerd over een fors bedrag dat bezuinigd moest worden. Dat had onder andere ook te maken met het niet-indexeren. Wij hebben er dan ook inderdaad voor gekozen om aan het eind van het jaar het kindgebonden budget fors te verhogen. Nu wordt het teruggedraaid. De heer Van Hijum gaat daarin mee. Het CDA staat bekend als gezinspartij. Heeft de CDA-fractie overwogen om te zoeken naar andere dekkingsmogelijkheden om ervoor zorgen dat de bezuinigingen op de kinderbijslag en het kindgebonden budget niet doorgaan?

De heer Van Hijum (CDA):

Mijn interruptie ging met name over de maatregelen die – dit betreft ook de 290 mln. –in de vorige periode zijn genomen. Dit was om te illustreren dat als er regeringsverantwoordelijkheid genomen moet worden, er soms pijnlijke keuzes gemaakt moeten worden die ook gezinnen met kinderen raken. Daar is de fractie van de ChristenUnie toen niet voor weggelopen en ik hoop eerlijk gezegd dat zij dit nu ook niet doet. Tegelijkertijd hebben wij besloten om de intensivering die voor 2011 was gerealiseerd en waarvan wij oorspronkelijk hadden gezegd: laten wij die maar terugdraaien – immers, moet je intensiveringen laten doorgaan in tijden van bezuinigingen? – toch grotendeels in stand te laten. Ik heb dat laten zien aan de hand van de bedragen die ik heb genoemd. Kleine gezinnen met één à twee kinderen gaan er niet op achteruit. Sterker nog, zij gaan er een aantal euro's op vooruit. Dat hebben wij met deze maatregel weten te bereiken. Nogmaals, het is een stukje ten koste gegaan van de kinderbijslag. Ik vind dat in deze tijd van moeilijke bezuinigingen met soms grote gevolgen voor mensen en gezinnen echter verdedigbaar en een eerlijk verhaal.

Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie):

De heer van Hijum heeft nog geen antwoord gegeven op de vraag of hij andere alternatieven heeft onderzocht.

De heer Van Hijum (CDA):

In de sociale zekerheid moet het uit de lengte of uit de breedte komen. In deze periode kiezen wij er bewust voor om uitgaven te verminderen en geen lasten te verzwaren. Als ik kijk naar de tegenbegroting van de ChristenUnie, moet ik constateren dat er massaal word ingezet op lastenverzwaring. Dat is niet de weg die wij kiezen. Wij zullen uitgaven moeten terugdringen en daar hoort bij dat, hoe je het ook wendt of keert, er ook kritisch gekeken moet worden naar regelingen voor gezinnen met kinderen. Nogmaals, regelingen als het kindgebonden budget en de kinderbijslag hebben wij relatief ontzien. Dat is een keuze waar wij voor staan en die wij vanuit onze gezinsoptiek willen verdedigen.

Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie):

Tijdens de algemene politieke beschouwingen hebben wij een motie ingediend met een dekkingsvoorstel dat geen lastenverzwaring inhoudt. De CDA-fractie heeft echter tegengestemd. Ik wil graag weten waarom.

De heer Van Hijum (CDA):

Dan moet mevrouw Ortega het dekkingsvoorstel nog even herhalen. Over het algemeen kijken wij kritisch naar dit soort moties. Wij hebben een aantal afspraken gemaakt, onder andere in het regeerakkoord. Daar staan wij voor, die afspraken voeren wij consistent uit. Ik denk dat wij de gevolgen voor gezinnen met kinderen tot aanvaardbare proporties hebben teruggebracht. Wij hebben er nog een aantal correcties in aangebracht. Wij vinden dit een verdedigbaar pakket.

Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie):

Voorzitter.

De voorzitter:

Mevrouw Ortega, u hebt al drie keer mogen interrumperen.

Voorzitter: Van Gent

Mevrouw Straus (VVD):

Voorzitter. De VVD had vorig jaar bij de verkiezingen een heel duidelijke boodschap, namelijk orde op zaken stellen. Dat betrof zeker ook de overheidsuitgaven; daarover zijn we altijd helder geweest. In het regeerakkoord is afgesproken om 18 mld. te bezuinigen om zo de overheidsuitgaven op orde te krijgen. Als we dit niet doen, schuiven we de rekening vooruit naar onze kinderen. Het zal duidelijk zijn dat de VVD dat niet wil.

Zo'n enorm bedrag bezuinigen kan alleen maar als iedereen zijn steentje bijdraagt. Daarom is ook gekeken naar het geheel van kindregelingen. Alleen al vanwege het grote bedrag, bijna 11 mld., dat hierin omgaat, kan dat punt niet buiten schot blijven. Begin juni heeft de minister een brief aan de Kamer gestuurd met daarin zijn voorstellen. Wij hebben daar tijdens een AO met hem over gesproken. Vandaag ligt de eerste van deze maatregelen aan de Kamer voor: de wijziging van de Wet op het kindgebonden budget. Deze wijziging zal 250 mln. opleveren.

Het kindgebonden budget is een inkomensafhankelijke regeling die als doel heeft, ouders met een laag of middeninkomen te ondersteunen in de kosten voor hun kinderen. Reeds op 1 juni heeft de minister duidelijk gemaakt dat de inkomenseffecten voor specifieke huishoudens nog nader bezien zouden worden. Dat heeft tot nu toe geleid tot een tweetal nota's van wijziging bij het oorspronkelijke voorstel. Deze liggen nu voor. Beide wijzigingen zijn doorgevoerd om de koopkracht van gezinnen met kinderen in de lage en middeninkomens te verbeteren.

In de eerste nota van wijziging wordt een correctie toegepast ten voordele van gezinnen met lage inkomens. Juist vanwege de huidige economische situatie is het nodig om maatregelen te nemen waarmee tegemoet wordt gekomen aan mensen met een laag inkomen wanneer deze door de bezuinigingsvoorstellen onevenredig worden getroffen. De VVD begrijpt daarom de keuze van de minister om de koopkracht van deze lage inkomens op peil te houden. In de tweede nota van wijziging wordt ook nog een correctie toegepast voor grote gezinnen. Daarover is al uitvoerig gesproken. Rond Prinsjesdag werd duidelijk dat de effecten van de kabinetsmaatregelen grote gezinnen in de lage en middeninkomens buitenproportioneel zouden treffen. Grote gezinnen zouden 3% tot 5% aan koopkracht verliezen. Dat is veel meer dan overige groepen. Wij voelen allemaal de pijn van de crisis en van de noodzakelijke maatregelen van dit kabinet, maar die pijn moet wel evenwichtig worden verdeeld. Vandaar dat het goed is dat deze groep mensen ook extra tegemoet wordt gekomen.

Al met al vinden wij dit voorstel van de minister gebalanceerd. Hij heeft zorgvuldig naar het effect van zijn oorspronkelijke voorstel gekeken en wat ons betreft op een tweetal punten verantwoorde wijzigingen aangebracht. Het is nodig om orde op zaken te stellen in het huishoudboekje van de Staat, maar het is ook nodig om de pijn van de bezuinigingen zo evenwichtig mogelijk te verdelen.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Je kunt ook echt hervormen, dan heb je echt orde op zaken gesteld.

Voorzitter: Verbeet

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Ik heb een andere vraag aan mevrouw Straus. Ik heb een stukje van het regeerakkoord in mijn handen. In dat regeerakkoord staat dat per 2012 de oploop van het kindgebonden budget wordt afgeschaft vanaf het derde kind. Waarom wordt daarvan afgezien? Dat was tenslotte ook wat oorspronkelijk in het wetsvoorstel stond.

Mevrouw Straus (VVD):

Dat is waar; zo stond het in het regeerakkoord. De minister heeft echter in zijn brief van juni aan de Kamer en in zijn discussies met ons over deze brief heel duidelijk gesteld dat de inkomenseffecten nog nader onderzocht zouden worden. Bij de uitwerking van die inkomenseffecten is gebleken dat met name voor deze categorie de inkomenseffecten dusdanig veel nadeliger waren dan voor andere categorieën, dat de minister een reparatie nodig heeft geacht. Daarin kan mijn fractie hem volgen.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Is de reparatie dat gezinnen met twee kinderen betalen voor grotere gezinnen de beste oplossing wat mevrouw Straus betreft?

Mevrouw Straus (VVD):

Het gaat erom dat de bezuinigingsoperatie evenwichtig is, dus dat iedereen in even grote mate de pijn ervan voelt. Collega's hebben zojuist al de bedragen naar voren gebracht. Ook bij kleine gezinnen is een gelijkmatige verdeling van de bezuinigingspijn te voelen.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Ik begrijp dat als de grote gezinnen een probleem hebben, wij moeten kijken naar een oplossing daarvan. Wij moeten daar een oplossing voor geven. Het principiële punt dat ik neerleg is dat gezinnen met twee kinderen gaan betalen voor gezinnen met meer kinderen. Is dat de bedoeling van de liberale VVD?

Mevrouw Straus (VVD):

Het is heel liberaal om te proberen, de pijn evenwichtig te verdelen. Dat is in dit voorstel gebeurd. De inkomenseffecten voor de grote gezinnen waren dusdanig nadeliger dat wij het verantwoord vinden dat de minister daar een reparatie op heeft gepleegd.

Minister Kamp:

Voorzitter. Ik kan mij bij mijn analyse en de afwegingen die we hebben gemaakt, aansluiten bij hetgeen mevrouw Straus naar voren heeft gebracht. Zoals zij het heeft verwoord, is het gegaan. Het gaat om een bezuiniging die gerealiseerd moet worden in het kader van de ombuiging van 18 mld. die wij wensen te realiseren aan het einde van deze kabinetsperiode. De redenen daarvoor zijn bekend bij de Kamer. Ik zal die hier niet herhalen. De 250 mln. bezuiniging op het kindgebonden budget maakt deel uit van die 18 mld.

Wij hebben geanalyseerd dat het totaalbedrag dat de rijksoverheid uitgeeft aan kindregelingen in de periode 2005–2010, is gestegen van 7 mld. naar 10 mld. per jaar. We hebben besloten om die stijging in deze kabinetsperiode terug te dringen tot 9 mld. We zullen dan aan het einde van deze kabinetsperiode in 2015 voor uitgaven aan kindregelingen op het niveau zitten van het jaar 2008, het niveau van vóór de kredietcrisis, het jaar dat wij zelfs een klein overschot op de rijksbegroting hadden. Wij gaan onze uitgaven aan kindregelingen aan het eind van deze kabinetsperiode op dat hoge niveau van het jaar 2008 terugbrengen.

Deze zomer zijn wij aan de gang gegaan met het kabinetsvoornemen om 250 mln. op het kindgebonden budget te gaan bezuinigen als onderdeel van de totale ombuiging die plaatsvindt bij de kindregelingen. Wij hebben bij de uitwerking een aantal nadere conclusies getrokken die wij in een tweetal nota's van wijziging hebben laten uitmonden. Ik zal daar straks op ingaan.

Al met al behelst het voorstel dat we doen aan de Kamer, inclusief de twee nota's van wijziging, het volgende. In de eerste plaats dat wij een vermogenstoets gaan invoeren. Ik zeg daar zo iets meer over. In de tweede plaats dat wij afzien van ons oorspronkelijke voornemen om het kindgebonden budget te beperken tot gezinnen met twee kinderen. We laten het doorgaan zoals het tot dusverre het geval was, ook voor grotere gezinnen. In de derde plaats dat het kindgebonden budget niet geïndexeerd wordt. Dat geldt zowel voor de bedragen als voor de inkomensgrens en dan voor de periode 2012 tot en met 2015. In de vierde plaats dat wij de verhoging van het kindgebonden budget, waar op het eind van het vorige kabinet toe besloten is, terugdraaien. In de vijfde plaats dat wij koopkrachtreparaties gaan doorvoeren voor gezinnen met een laag inkomen en een middeninkomen die dan uiteindelijk uitmonden in bedragen die ik zo nog even zal noemen, maar die ook door de heer Van Hijum al terecht zijn genoemd.

Misschien kan ik het meteen doen. Het resultaat is inderdaad zoals de heer Van Hijum zegt. Voor het eerste kind was in 2011 het kindgebonden budget € 1011. In 2012 wordt dat op € 1017 gebracht. Voor het tweede kind was het € 455 en wordt het € 461. Voor het derde en vierde kind worden de bedragen verlaagd: voor het derde kind tot € 183 per jaar en voor het vierde en volgende kind tot € 106 per jaar. Dat is de uitkomst van het voorstel dat we hier doen.

Voorzitter. Ik ga zo op de verschillende punten in. Maar misschien is het goed dat ik eerst inga op het achterkamertjesoverleg dat met de fractie van de SGP zou hebben plaatsgevonden. Ik denk dat de Kamer zich heel goed realiseert, ook de woordvoerders van de wat meer oppositioneel ingestelde fracties, dat dit kabinet een minderheidskabinet is. Het wordt gesteund door twee fracties, van VVD en CDA, en kan, als de argumenten voldoende zijn, rekenen op 52 zetels hier in dit huis. Het heeft een gedoogpartner die zich aan de afspraken houdt, maar die gedoogafspraken betreffen een beperkt aantal afspraken. Voor een heleboel andere zaken is er ook bij de gedoogpartner niet aan een meerderheid te komen en zal dus hier in de Kamer gezocht moeten worden naar meerderheden. Daar komt bij dat dit kabinet niet alleen te maken heeft met de Tweede Kamer maar ook met de Eerste Kamer. Daar is nog weer sprake van een andere situatie.

Al met al leidt dat ertoe dat het kabinet voortdurend op zoek is naar draagvlak voor voorstellen hier in de Kamer en daar ook voortdurend overleg met fracties voor zoekt. De ene keer is dat met een terloopse opmerking, zo van: zeg, zou je hier misschien wat mee kunnen of zou je dat misschien kunnen steunen? De andere keer vindt er een wat intensiever contact in de wandelgangen plaats. Het is ook wel eens zo dat wij naar fracties toegaan of dat fracties naar ons toekomen voor een gesprek. Dat vindt allemaal plaats en dat is ook allemaal noodzakelijk voor een minderheidskabinet om tot meerderheden te kunnen komen voor de voorstellen die het noodzakelijk vindt. Wellicht is de Kamer geïnteresseerd in de frequentie waarin die contacten plaatsvinden. Ik kan dat niet overzien. Ik kan alleen voor mijzelf spreken. Ik ben minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Ik heb de indruk dat ik het meest frequent contact heb met de fractie van de VVD. Misschien draagt dat eraan bij dat mevrouw Straus en ik elkaar zo goed kunnen vinden in de afwegingen en de analyse. Daarna heb ik het meeste contact met de fractie van het CDA, daarna met die van de PVV. Vervolgens heb ik voor mijn gevoel het meest contact met de PvdA-fractie en de SGP-fractie, wat minder met die van de ChristenUnie en nog wat minder met de fracties van D66 en GroenLinks. Dat geldt in sterkere mate nog voor de contacten met de SP-fractie. Die zijn er wel, maar die zijn wat minder frequent. Bij de fractie van de Partij voor de Dieren is dat vergelijkbaar. Daar zijn niet zulke frequente contacten mee.

Al deze contacten zijn er voortdurend. Ik schaam mij daar allerminst voor. Integendeel, het is onderdeel van mijn werk. Maar wij gaan erover nadenken als op een gegeven moment bij een van die contacten blijkt dat een fractie, bijvoorbeeld de SGP-fractie, zegt: daar zou misschien over te praten zijn, maar dit en dat is voor ons belangrijk. Dan kijken we of het mogelijk is om het voorstel wat te veranderen, zodat het wat beter wordt ontvangen bij bijvoorbeeld de SGP-fractie. Als dan aan de orde komt hoe een en ander precies in bedragen uitpakt, dan rekenen wij dat uit, zoals wij dat voor alle fracties doen. Als fracties mij formeel of informeel vragen om een en ander uit te rekenen en ik kan dat doen, dan probeer ik dat. Ook in dit geval is dat gebeurd. Vervolgens hopen wij als kabinet dat er met de wijzigingen die wij hebben aangebracht in onze oorspronkelijke voorstellen, een afweging komt in de Kamer waaruit blijkt dat er een meerderheid is in de Tweede Kamer en als het even kan ook in de Eerste Kamer. Daar ligt geen gedoogakkoord aan ten grondslag. Daar liggen ook geen aparte akkoorden aan ten grondslag. Het gaat om het zoeken naar meerderheden en het reageren op kansen. Daar ben ik voortdurend mee bezig.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Dit is, geloof ik, een uitgestoken hand, maar daar gaat mijn vraag niet over. Dat de minister met partijen spreekt en dan ook iets van afspraken maakt, is prima. Dat kan in een achterkamer. Dat kan op het Plein. Ik zei tegen de heer Dijkgraaf dat het zelfs op zondag mag. Maar het punt is dat, als premier Rutte zegt dat ontslag en WW niet in het gedoogakkoord zijn opgenomen maar dat daar wel afspraken over zijn gemaakt, de minister niet raar moet opkijken als ik vraag: zijn er ook allerlei afspraken met de SGP gemaakt? Wij zien immers dat je niet meer op zondag mag shoppen, dat de aanrechtsubsidie vertraagd wordt afgebouwd en dat gezinnen met twee kinderen gaan betalen voor gezinnen met meer kinderen. Dan is toch terecht de vraag wat er precies is afgesproken en terecht het verzoek dat daar open en transparant over wordt gecommuniceerd?

Minister Kamp:

Zeker. Dat wil ik ook graag doen. Er is geen geheim gedoogakkoord met de SGP. Er is evenmin een aantal concrete afspraken gemaakt. Wel proberen wij heel goed in te schatten hoe in de Kamer de verhoudingen liggen en welke mogelijkheden zich voor ons voordoen om een meerderheid te verwerven. Daarvoor kan de SGP-fractie van belang zijn, maar net zo goed de D66-fractie. Als ik zie dat iets met de D66-fractie op een bepaald belangrijk punt tot bepaalde conclusies is te brengen, dan is dat voor mij een belangrijk gegeven. Dan ga ik dat gebruiken. Zo is dat ook met de SGP-fractie. Als de heer Dijkgraaf hier staat en aan het eind van zijn betoog tot de conclusie komt dat het nee is in plaats van ja, dan is dat jammer voor mij, spijtig voor het kabinet, volgens ons ook spijtig voor de mensen in het land, maar het is dan niet anders. Als de mogelijkheid zich voordoet, zal ik de volgende keer echter weer proberen om met iets te komen wat op draagvlak kan rekenen bij niet alleen de heer Dijkgraaf, maar ook bij mevrouw Koşer Kaya en bij alle andere fracties in de Kamer. Wat dat betreft zijn ze mij allemaal even lief.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Ik complimenteer overigens de heer Dijkgraaf, want hij heeft optimaal gebruikgemaakt van die mogelijkheden. De SGP heeft dus het regeerakkoord opengebroken door een amendement in te dienen en zij heeft nu een nota naar aanleiding van dat amendement ingediend. Ik vraag de minister daarom of ik, net zoals de heer Dijkgraaf, alle bestaande afspraken ook kan opentrekken voor het ontslagrecht en de WW, die niet eens in het gedoogakkoord zijn opgenomen. Of zegt de minister eerlijk dat hij de heer Dijkgraaf nodig heeft in de Eerste Kamer?

Minister Kamp:

Ja maar ik heb ook mevrouw Koşer Kaya nodig in de Eerste Kamer. Als het mogelijk was geweest om over dit wetsvoorstel met mevrouw Koşer Kaya tot afspraken te komen of aan mijn kant tot de indruk te komen dat hiervoor voldoende draagvlak zou bestaan bij D66, dan zou ik die gelegenheid zeker hebben gebruikt. Wij laten het regeerakkoord natuurlijk niet zo maar op alle punten los. In tegendeel, ik hecht zeer aan het regeerakkoord. Mevrouw Straus en de heer Van Hijum maakten hier een juiste analyse van. Wij gaan voor het kindgebonden budget uit van een gezin met twee kinderen. Daar richten we ons op zonder verbijzonderingen eromheen. Dat was ons uitgangspunt, dat ook in het regeerakkoord staat. Vervolgens hebben we bij de besluitvorming in augustus bekeken hoe het allemaal uitpakt voor de koopkracht. Ik heb ook steeds gezegd dat ik alles in augustus ga bekijken voor de uitwerking van de koopkracht voor het jaar 2012. Ik heb toen de conclusie getrokken dat er bij grote gezinnen met lage inkomens forse uitschieters naar de onderkant waren. In die tijd was er ook contact met fracties in de Kamer, waaronder de SGP. Het bleek dat bij die partij bepaalde ideeën leefden die in eerste instantie zijn uitgemond in het amendement van de heer Dijkgraaf. Dit heeft mij er al met al toe gebracht om met dit voorstel te komen. Ik heb hiervoor ook contact gehad met de coalitieschragende fracties om te bekijken of er met deze argumenten voor een wijziging op dit punt draagvlak bij hen was. Toen dit het geval bleek, heb ik dit voorstel gedaan.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Ik heb een verduidelijkende vraag. Begrijp ik dat het regeerakkoord en het gedoogakkoord opengebroken kunnen worden, net zoals de SGP dit nu heeft gedaan?

Minister Kamp:

Dit is aan de drie fracties die het gedoogakkoord schragen en aan de twee fracties die het regeerakkoord schragen. Zij zijn daar de eigenaar van en zij gaan daarover. Bij hun afweging die ze als fracties maken hebben ze ook boodschap aan wat ik zeg, maar uiteindelijk gaan zij erover.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Ik heb hierover een andere vraag. Ten eerste is de deal met de SGP er niet voor bedoeld om de Tweede Kamer gerust te stellen, want daar was geen probleem. Heeft dit te maken met de senaat?

Ten tweede, waarom heeft de minister gekozen voor een conservatieve insteek en niet voor een meer progressieve insteek? Dat had hij net zo goed kunnen doen bij de alternatieven voor het kindgebonden budget, de kinderbijslag en de kinderopvang.

Minister Kamp:

Ik weet in relatie tot het opkomen voor grote gezinnen met veel kinderen niet zo goed wat conservatief en progressief is.

En dan de vraag hoe het zit met de Eerste Kamer. In mijn inbreng heb ik zo-even al gezegd dat zowel de Tweede Kamer als de Eerste Kamer van belang is. Als ik het met de Tweede Kamerfractie van D66, in aanvulling op wat de drie coalitieschragende fracties vinden, over iets eens zou kunnen worden, heb ik goede hoop dat dit in de Eerste Kamer ook zal lukken. Hetzelfde geldt voor de SGP. Het is niet zo dat er aparte onderhandelingen zijn met de SGP in de Tweede Kamer en de SGP in de Eerste Kamer. Het is zoals ik het zojuist heb beschreven, niet mooier en niet minder. Dat geldt voor de SGP en dat geldt voor alle fracties. Ik ben voor iedereen beschikbaar om te proberen om tot steun voor goede voorstellen te komen.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

De minister doet alsof hij eens gaat rondkijken wie zijn voorstel steunt, maar daar zit natuurlijk een inhoudelijke afweging achter. Hij zou ook de keuze kunnen maken om voor de kinderbijslag of het kindgebonden budget een meer geïntegreerde benadering te zoeken. De minister weet namelijk net zo goed als ik dat andere fracties ook wel eens nodig zijn om heel belangrijke zaken die om heel veel geld gaan door de Kamer te krijgen. Nu zijn de gezinnen die gebruikmaken van de kinderopvang de klos en worden de gezinnen gespaard die er, vaak middels het kindgebonden budget, voor kiezen om arbeid en zorg niet heel goed te combineren. De gezinnen die arbeid en zorg wel weten te combineren, met betaalbare kinderopvang, worden keihard aangepakt. Ik wil dus weten hoe vooropgezet deze keuze van de minister is. Hij weet net zo goed als ik dat ook een meer solidaire, inkomensafhankelijke keuze kan worden gemaakt, waar niet de gezinnen met de laagste inkomens de dupe van worden en waarbij arbeid en zorg kunnen worden gecombineerd.

Minister Kamp:

Het kabinetsbeleid leidt er helemaal niet toe dat de gezinnen met de lage inkomens de klos zijn. Integendeel. Wij hebben bij de begroting gesteld dat het gemiddelde koopkrachtbeeld inhoudt dat gezinnen met lage inkomens er wat minder op achteruitgaan dan de gezinnen met hogere inkomens. We hebben daar bewust op gestuurd omdat we denken dat de pijn gedragen moet worden, maar wel redelijk verdeeld. Daarom is bewust naar deze uitkomst toegewerkt. Ik kan verklappen dat dit met heel veel moeite is gegaan. Het is niet zo dat kinderen de klos worden als volgend jaar voor het eerste kind in plaats van € 1011 € 1017 kindgebonden budget wordt gegeven. Het is ook niet zo dat gezinnen met lage inkomens op een vreselijke manier de klos zijn van de maatregelen rond de kinderopvangtoeslag. Gezinnen met de laagste inkomens krijgen meer dan 90% van hun kinderopvangkosten vergoed in de vorm van kinderopvangtoeslag. In sommige gevallen kan dat oplopen tot bedragen van tienduizenden euro's per jaar. Die worden door de gemeenschap bijgelegd om voor hen kinderopvang mogelijk te maken.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Voorzitter. Ik moet helaas vaststellen dat de minister weigert antwoord te geven op mijn vraag, hoewel ik deze drie keer gesteld heb. Ik heb gevraagd waarom de drie regelingen niet meer gecombineerd en geïntegreerd zijn en waarom ze niet meer inkomensafhankelijk zijn gemaakt. De minister was het zo eens met mevrouw Straus. Uit onderzoek blijkt zelfs dat de VVD-aanhang het heel goed vindt, als men zich dat kan permitteren, als de kinderbijslag inkomensafhankelijk wordt gemaakt als het gevolg daarvan is dat niet op de kinderopvangtoeslag hoeft te worden gekort. Ik zou het fijn vinden als ik niet tegen een muur stond te praten en als de minister antwoord geeft op deze vraag en op de vraag waarom deze zeer conservatieve keuze is gemaakt. Dit kabinet zegt arbeidsparticipatie van belang te vinden en zegt het van belang te vinden om met verschillende partijen zaken te doen, maar het keert zich met de rug naar de samenleving als het gaat om gezinnen die arbeid en zorg wensen te combineren.

Minister Kamp:

Mevrouw Van Gent zegt dat zij tegen een muur aanpraat. Ik weet niet waar die muur staat – misschien is het die achter de Voorzitter – maar ik ben die muur niet. De afgelopen tien minuten hebben we gesproken over een beweging die wij gemaakt hebben, afwijkend van het regeerakkoord, om hier tot een bredere steun in de Kamer voor een voorstel te komen. Vorige week kwamen we in een debat ook tot de conclusie dat het kabinet bredere steun voor een voorstel kon verwerven in de Kamer. Ik ben zeer bereid, te communiceren met de Kamer op de manieren die ik zonet heb vermeld. Dit houdt zeker ook de fractie van GroenLinks in en mevrouw Van Gent persoonlijk. Ik ben zeker bereid, haar vraag te beantwoorden, maar ik werd geïnterrumpeerd. Ik ben zeker bereid, het antwoord erop naar voren te halen en rechtstreeks erop te reageren.

Waarom hebben we geen inkomensafhankelijk geheel gemaakt van de inkomensonafhankelijke kinderbijslag en het inkomensafhankelijke kindgebonden budget? De analyse is gemaakt door de heer Van Hijum. Ik geef daar een aanvulling op. Het komt erop neer dat wij van mening zijn dat het eindmodel voor de kindregelingen moet inhouden dat er kindregelingen zijn waarbij rekening gehouden wordt met en recht wordt gedaan aan de combinatie van arbeid en zorg. Er volgt een algemene waardering en honorering vanuit de overheid van het feit dat niet alleen sommige gezinnen met kinderen hiermee te maken hebben maar ook gezinnen zonder kinderen. Dat geldt zowel voor gezinnen met lage inkomens als voor gezinnen met hoge inkomens. Wij vinden het van belang dat ook bij de hoge inkomens een zekere verdeling plaatsvindt, waardoor wat meer geld beschikbaar komt voor gezinnen met kinderen. Wij zijn van mening dat er, in aanvulling op de algemene kinderbijslag, een inkomensafhankelijk deel moet blijven, zoals dat nu bestaat in de vorm van het kindgebonden budget. Een van de leden vroeg of wij van plan zijn om het kindgebonden budget in stand te houden. Als eindpunt voor de kindregelingen streef ik ernaar dat dit ook inhoudt dat er een inkomensafhankelijke tegemoetkoming voor gezinnen met kinderen is. Wat mij betreft bestaat deze naast een inkomensonafhankelijke tegemoetkoming voor gezinnen met kinderen om de redenen die ik zo-even heb uitgesproken. Het is een geheel van drie of misschien vier regelingen, met zowel arbeid en zorg als de algemene waardering voor het feit dat je een gezin met kinderen hebt, zowel voor hoge als lage inkomens, maar wat extra voor de lage inkomens. Dat is het geheel waar het kabinet voor staat en dat het graag bij de aanpassingen die nu aan de orde zijn, overeind wil houden. Om die reden hebben wij niet gedaan wat de leden Kooiman, Van Gent en Hamer hebben gevraagd. Dat waren de algemene opmerkingen.

Nu ga ik in op de opmerkingen van mevrouw Kooiman. Zij zei dat gezinnen aan hun lot worden overgelaten. Mevrouw Kooiman zal inmiddels hebben gezien dat gezinnen met kinderen voor het kindgebonden budget in het komende jaar met beperkte wijzigingen te maken krijgen en dat de eindsituatie voor kindregelingen zodanig is dat wij aan het einde van deze kabinetsperiode nog op het niveau van 2008 zitten. Ik geloof dat je de conclusie die mevrouw Kooiman trekt, niet kunt trekken.

Ik ben net ingegaan op het voorstel om een integrale regeling van kinderbijslag en kindgebonden budget inkomensafhankelijk te maken.

Mevrouw Hamer gaf hetzelfde aan als mevrouw Kooiman, maar zij trok meteen de conclusie dat zij het voorstel van het kabinet afwijst. Ik zie dus geen mogelijkheid om op dit punt met de fractie van de PvdA tot een breder draagvlak te komen en dat betreur ik. Het zal mij er echter niet van weerhouden om het een volgende keer opnieuw te proberen als de mogelijkheid zich voordoet.

Ik ben al ingegaan op de door mevrouw Koşer Kaya uitgestoken hand; deze neem ik graag aan. Ik kom hierop zeker bij haar terug. Zij heeft zich afgevraagd waarom wij voor de vermogenstoets niet aansluiten bij de huurtoeslag. Ook andere woordvoerders, zoals de heren Van Hijum en Dijkgraaf, hebben daarover vragen gesteld en kritische opmerkingen gemaakt. Het is niet zo dat het voor de hand ligt om bij alle regelingen dezelfde vermogenstoets te gebruiken, vooral niet als het gaat om de huurtoeslag. De huurtoeslag is heel erg toegespitst op gezinnen met de laagste inkomens; daar hoort dan ook een lage vermogenstoets bij. In dit geval zie ik niet, anders dan de heer Van Hijum lijkt te suggereren, waarom gezinnen die bestaan uit twee ouders hogere lasten zouden hebben dan gezinnen die bestaan uit één ouder. De heer Van Hijum zegt dat hij een hogere vermogenstoets voor gezinnen met twee ouders wil. Een gezin met twee ouders zou dan in meer gevallen het kindgebonden budget behouden dan een gezin van een alleenstaande met kinderen. Ik begrijp de logica daarachter niet. Volgens mij zit het anders. Een gezin met één ouder heeft niet minder kosten voor de kinderen. Ik ben zelfs geneigd te denken dat de kosten dan hoger zijn omdat je het werk dat gedaan moet worden niet over twee ouders kunt verdelen, maar er andere oplossingen voor moet zien te vinden. Je kunt immers niet alles alleen. Die andere oplossingen willen echter nogal eens geld kosten. Toegespitst op gezinnen met kinderen en het kindgebonden budget begrijp ik niet waarom wij met verschillende grenzen zouden moeten werken. Ik voel mij daarin bevestigd omdat een en ander uitdrukkelijk zo in het regeerakkoord is vastgelegd. Daarin staat: wij nemen de vrijstelling van box 3, daar komt € 80.000 bovenop en dat is het dan. Ik denk dat het, met de argumentatie die ik net heb gegeven, een goed te verdedigen grens is.

De heer Van Hijum (CDA):

Ik heb aangegeven dat het voor ons nog een punt van overweging is. Ik ben blij met de antwoorden van de minister op mijn vragen hierover. Overigens wordt bij de vrijstelling in box 3 ook onderscheid gemaakt tussen alleenstaanden en echtparen; dat weet de minister ook. Daar sluipt het onderscheid al in, ook in de afwegingen op het terrein van het kindgebonden budget. Natuurlijk kun je de vraag stellen of het in deze specifieke situatie heel erg aan de orde is, maar de Awir, de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, die wij in de Kamer hebben besproken, heeft wel als doel om de sociale zekerheid zo eenvoudig mogelijk te maken en enige uniformering aan te brengen in de vermogenstoetsen. De situatie waar wij nu naartoe gaan, zo vreest mijn fractie, is dat je op alle terreinen van uitkeringen en toeslagen verschillende vermogenstoetsen met verschillende criteria krijgt, waardoor het toch al niet geringe woud van regelingen in de sociale zekerheid slechts ondoordringbaarder en onoverzichtelijker wordt. Ik zou graag hebben dat de minister daar eens op ingaat, zeker omdat in het regeerakkoord dezelfde maatregel is afgesproken voor de zorgtoeslag als voor het kindgebonden budget en dit punt bij de zorgtoeslag punt wel nadrukkelijk aan de orde is.

Minister Kamp:

Ik begrijp de wens van de heer Van Hijum om te komen tot eenvoud en uniformering van de regelingen voor de sociale zekerheid. Ik ben ook bereid om daarnaar te streven. Dit mag ook blijken uit wat ik wil. Wij hebben op dit moment namelijk elf kindregelingen en ik ben van plan om dit aantal naar drie à vier terug te brengen. De achtergrond daarvoor is dat wij in ieder geval moeten bereiken wat de heer Van Hijum in zijn eigen termijn aangaf. Ik heb die wens dus wel degelijk, alleen kunnen eenvoud en uniformering niet de allerlaatste woorden zijn. Als er een gezin met één ouder is en een ander gezin met twee ouders, dan heb ik geen reden om het gezin met één ouder iets te onthouden wat ik het andere gezin wel geef. In dit geval is het daarom volgens mij niet goed om dat te gaan doen. Wat in het regeerakkoord staat, is volgens mij wel goed.

De heer Van Hijum verwijst terecht naar box 3. Hij zegt dat het verschil wel in box 3 zit. Voor een paar is er een vrijstelling van € 42.000 en voor een alleenstaande is de vrijstelling € 21.000. Dat is waar, maar in de belastingsfeer speelt het alleen een rol of je alleenstaand bent of een paar. Bij het kindgebonden budget praten wij over gezinnen die kosten voor hun kinderen moeten maken. Met name aan de gezinnen met lage inkomens willen wij een tegemoetkoming geven. Daarom ben ik in dit geval geen voorstander van eenvoud en uniformering, hoewel die conclusie in algemene zin wel getrokken zou kunnen worden. Ik denk dat het in dit geval beter is om dezelfde vermogenstoetsen te houden, dus de opslag van € 80.000 op wat er al bestaat. Als je zou gaan variëren, zie ik op dit moment meer argumenten voor het kijken naar de alleenstaande ouder dan naar het paar dat kinderen opvoedt.

De heer Van Hijum (CDA):

Op het gevaar af dat de voorzitter mij afhamert, omdat dit onderwerp niet aan de orde is, vraag ik naar de uitwerking van de vermogenstoets in het geval van de zorgtoeslag. Voor die toets gelden namelijk dezelfde afspraken in het regeerakkoord als voor de vermogenstoets bij het kindgebonden budget. Mijn fractie geeft er de voorkeur aan om naar de samenhang van die twee maatregelen te kijken. Kan de minister daar iets over zeggen?

Minister Kamp:

Gelet op de inbreng van de heer Van Hijum en anderen over de vermogenstoetsen, denk ik dat het goed is om te kijken naar de mogelijkheid om dit als geheel bij de Kamer naar voren te brengen. Dan kunnen de leden der Kamer zien welke vermogenstoetsen er zijn, waar er uniformering mogelijk is en welke argumenten er zijn om dat op bepaalde vlakken niet te doen. Ik zal zoeken naar een mogelijkheid om die informatie compact aan de Kamer te leveren.

De heer Van Hijum (CDA):

Dat stel ik oprecht op prijs. Ik dank de minister daarvoor. Dat brengt ons wel op een praktisch punt, namelijk de noodzaak om dit wetsvoorstel snel aan te nemen. Het is de vraag hoe wij dit alles op tijd kunnen afkaarten. Hebben wij de ruimte om nog specifiek na te denken over dit punt en over de aanname van dit wetsvoorstel dat op dit punt overigens pas in 2013 hoeft in te gaan?

Minister Kamp:

Het is mijn vaste overtuiging dat het voor dit wetsvoorstel geen verschil uitmaakt. Ik heb de argumenten daarvoor zojuist al aangedragen. Als de heer Van Hijum en anderen uniformering wensen en willen dat ik dit in beeld breng, dan ben ik daartoe bereid. Ik kan nu reeds zeggen dat dit niet tot een wijzigingsvoorstel voor gezinnen met kinderen zal leiden vanwege de argumenten die ik net heb genoemd. Ik houd vast aan dit voorstel. Dit is een een-op-een-vertaling van het regeerakkoord op dit punt. Ik ben bereid om de gevraagde informatie aan de Kamer te sturen, met de opmerking die ik net heb gemaakt.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Ik ben ontzettend blij met die toezegging van de minister. Als wij die informatie krijgen en daaruit blijkt dat dit wetsvoorstel wel degelijk geraakt wordt door hetgeen in die brief staat, dan moet de behandeling van het wetsvoorstel vertraagd worden. Is het niet handig om die informatie nu al naar de Kamer te sturen? Dan kunnen wij ernaar kijken en vervolgens snel verdergaan.

Minister Kamp:

Nee, want dit wetsvoorstel zal naar mijn overtuiging hierdoor niet beïnvloed worden. Dit wetsvoorstel is een een-op-een-vertaling van wat hierover in het regeerakkoord staat. Dit wetsvoorstel is bovendien nodig om de bezuiniging te realiseren die voor ons allen goed is. Bovendien schud ik de conclusies over de verschillende vermogenstoetsen niet zomaar uit mijn mouw. Daarover moet met verschillende collega's gesproken worden. Wij moeten de toetsen in beeld brengen en bekijken welke toetsen de komende tijd nog op ons kunnen afkomen. Wij moeten de verschillende argumenten wegen en bekijken waar uniformering mogelijk is. Ik wil met die informatie komen, maar zoals ik al zei: dit heeft geen gevolgen voor het wetsvoorstel in kwestie.

Mevrouw Koşer Kaya vroeg of niet al bij een lager inkomen kan worden begonnen met het afbouwen van het kindgebonden budget. Dat zou kunnen, maar ik zie de wenselijkheid daarvan niet in. Wij hebben de manier waarop wij het kindgebonden budget invullen steeds niet geïsoleerd bekeken. Een heleboel maatregelen van het kabinet, een heleboel bestaande regelingen, hebben invloed op de koopkracht van mensen in ons land. In augustus, bij de opstelling van de begroting voor het nieuwe jaar, brengen wij al die effecten samen en bekijken wij hoe het voor de diverse groepen uitpakt. Bij de beslissing in augustus worden er dus wijzigingen in regelingen aangebracht, onder andere de regeling voor het kindgebonden budget. Hoewel wij in eerste instantie van mening waren dat voor gezinnen met een of twee kinderen een verlaging van het kindgebonden budget gerealiseerd moest worden, hebben wij op grond van de afweging in augustus de conclusie getrokken dat het per saldo een nominale stijging van € 6 per jaar moet opleveren. Dit heeft er, in samenhang met het grote geheel, toe geleid dat de koopkrachtverliezen in het komende jaar evenwichtig verdeeld worden. In het koopkrachtverlies is een wat sterker accent bij de hogere inkomens gelegd.

Mevrouw Van Gent suggereerde dat ik een truc had gebruikt. Ik zou de maatregel in de begroting hebben opgenomen waarna de SGP een motie kon indienen en ik weer daaraan kon toegeven. Misschien zegt dat iets over de politieke gedachtevorming die binnen GroenLinks plaatsvindt, maar ik doe zulke dingen nooit. Ik kom met voorstellen die volgens mij goed zijn voor het land. Ik heb de overtuiging dat hetgeen in het regeerakkoord staat, goed is voor het land. Op dit punt heb ik het regeerakkoord omgezet in een wetsvoorstel, zoals ik al zei. Vervolgens heeft het proces plaatsgevonden dat ik net beschreven heb. Ik had de opzet van mevrouw Van Gent niet eens kunnen bedenken.

Mevrouw Ortega vroeg zich af welke boodschap het kabinet wil geven met de beperking tot twee kinderen. Zij vroeg of het kabinet daarmee wil doorgaan. Dat vind ik een relevante vraag van mevrouw Ortega. De beperking van het kindgebonden budget tot maximaal twee kinderen is een op zichzelf staande maatregel. Die maatregel is twee keer getoetst: een keer tijdens de besluitvorming in augustus – hoe pakt het uit voor gezinnen met veel kinderen? – en een tweede keer in het contact met de Kamer, op de manier die ik net beschreven heb. Het oorspronkelijke voorstel is daardoor vervallen. Als mevrouw Ortega vraagt of er op dit punt nog andere voorstellen in de pijplijn zitten, is mijn antwoord nee. Als mevrouw Ortega vraagt of ik gedachten heb die tot iets op dit punt leiden, is mijn antwoord ook nee.

Mevrouw Ortega vroeg ook naar de koopkrachteffecten van onze nota van wijziging, die een vertaling is van het amendement van de heer Dijkgraaf. De koopkrachteffecten daarvan zijn dat gezinnen met een of twee kinderen er ietsje minder van worden, maar dat gezinnen met veel kinderen er relatief veel beter van worden. Voor gezinnen met veel kinderen gaat het om procenten koopkracht die zij er niet zo veel op achteruitgaan. Voor de meeste gezinnen, de gezinnen met een of twee kinderen, die bij de koopkrachtplaatjes in beeld zijn, betekent het een achteruitgang van 0,25%. Er wordt aan de ene kant dus 0,25% ingeleverd, maar er wordt aan de andere kant voor een beperkte groep voorkomen dat de procenten verder wegzakken dan al het geval was.

De heer Dijkgraaf heeft aangegeven dat het beter zou zijn om te bezuinigen op de kinderopvangtoeslag. Hij wordt redelijk op zijn wenken bediend, want de bezuinigingen op de kinderopvangtoeslag zijn veel groter dan die op het kindgebonden budget. Hij zei zelf al dat daar zo'n 1 mld. wordt bezuinigd, terwijl het gaat om 250 mln. bezuinigingen op het kindgebonden budget. Wij kijken bij de kinderopvangtoeslag in het bijzonder naar de participatie-effecten. Voor de vergrijzende samenleving, met een verdubbeling van het aantal ouderen en op termijn een daling van de beroepsbevolking met één miljoen mensen, is het belangrijk dat veel mensen in arbeid participeren. De kinderopvangtoeslag is daar een belangrijk middel voor. De bezuiniging daarop is fors. Wij denken dat dit verantwoord kan, maar we zouden niet gemakkelijk elders bezuinigingen kunnen schrappen en die toevoegen aan de voorgenomen bezuinigingen op de kinderopvangtoeslag.

Ik heb zojuist antwoord gegeven op vragen van mevrouw Ortega over onze plannen voor gezinnen met meer dan twee kinderen. De heer Dijkgraaf heeft diezelfde vragen gesteld en mijn antwoord was ook een antwoord op zijn vragen. Over de vermogenstoets heb ik de heer Van Hijum reeds antwoord gegeven, waarmee ik ook vragen van de heer Dijkgraaf hierover hoop te hebben beantwoord.

De heer Van Hijum en mevrouw Koşer Kaya steunen beiden de vereenvoudiging van de kindregelingen. Dat is prettig. Ik heb al gezegd dat de basislijn die de heer Van Hijum voor het eindmodel in gedachten heeft, ook de mijne is. We zullen zien of dit kan leiden tot een voorstel aan de Kamer dat uiteindelijk op de benodigde steun kan rekenen.

Ik ben ingegaan op de vermogenstoets en ik heb mevrouw Straus aangegeven dat ik haar analyse en haar afwegingen deel. Ik hoop dat die breed gedeeld zullen worden en ik hoop dat dit voorstel de benodigde steun van de Kamer kan verwerven.

Mevrouw Kooiman (SP):

Voorzitter. Ik ben zeer teleurgesteld over de conclusie: er wordt toch bezuinigd op kinderen. Kinderen betalen helaas de rekening voor deze crisis, terwijl zij die niet hebben veroorzaakt. Een op de tien kinderen groeit op in armoede en ik vind het dus onterecht dat hier wordt gezegd dat de laagste inkomens worden ontzien. Als je alle maatregelen bij elkaar opstapelt, gaan de lage inkomens er wel degelijk op achteruit. Ik moest hierbij aan een spreuk van Loesje denken: "Aan het eind van m'n geld houd ik altijd een stuk maand over". Dat geldt zeker voor deze gezinnen. Elk dubbeltje telt mee om rond te komen en elk dubbeltje telt ook voor bijvoorbeeld de kinderopvang.

De heer Van Hijum heeft gezegd dat ik mijn conclusie eigenlijk al had getrokken toen ik naar voren liep. Dat vind ik jammer, want het is niet waar. Ik had wel degelijk een goed voorstel. Ik wil dat vandaag kracht bijzetten door de volgende motie in te dienen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat kinderen zo veel mogelijk moeten worden ontzien in de bezuinigingen;

overwegende dat het inkomensafhankelijk maken van de kinderbijslag circa 300 mln. oplevert;

verzoekt de regering, de bezuinigingen op het kindgebonden budget op te vangen door het inkomensafhankelijk maken van de kinderbijslag,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Kooiman en Van Gent. Naar mij blijkt, wordt de indiening van deze motie voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 10 (32798).

Mevrouw Hamer (PvdA):

Voorzitter. Ik kan kort zijn, want ik heb in mijn eerste termijn al aangegeven dat de PvdA tegen dit voorstel is. In dit debat is mij gebleken dat het voorstel eigenlijk al vastlag. Er zijn geen nieuwe argumenten op tafel gekomen. Wij betreuren het zeer dat deze maatregel nu al wordt getroffen, en niet in samenhang met de voorstellen voor de kindregelingen die we nog zullen ontvangen. Dat maakt dit tot een onmogelijke discussie.

De voorzitter:

Ik constateer dat er verder geen behoefte is aan een tweede termijn. Mevrouw Van Gent heeft wel nog een opmerking.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Even voor alle duidelijkheid. Wij vinden dit een zeer onsamenhangend voorstel. Dat heb ik duidelijk gemaakt in mijn eerste termijn. Wij kunnen dat op deze manier niet steunen.

Minister Kamp:

Voorzitter. Anders dan mevrouw Kooiman zegt, wenst het kabinet niet te bezuinigen ten koste van kinderen. Het kabinet is er juist van overtuigd dat als wij erin slagen om een kleine, compacte en krachtige overheid te maken en de overheidsfinanciën weer op orde te krijgen, wij een goede, houdbare en duurzame samenleving aan onze kinderen kunnen overdragen. Wij zijn er vast van overtuigd dat de voorstellen die wij doen om dit te bereiken, bij uitstek in het belang van kinderen zijn.

In de motie op stuk nr. 10 verzoekt mevrouw Kooiman de regering om de bezuinigingen op het kindgebonden budget op te vangen door de kinderbijslag inkomensafhankelijk te maken. Voor een deel is al aan deze motie tegemoetgekomen door het totale budget van de kinderbijslag iets te verlagen. Dat geld hebben we gebruik om de koopkracht voor gezinnen met lage inkomens en kinderen te versterken. Dat is al gerealiseerd in het kader van de augustusbesluitvorming door het kabinet. Bij de algemene politieke beschouwingen van vorige week is ook gebleken dat daar steun voor is. Als dat voldoende is voor mevrouw Kooiman, is de motie overbodig. Als zij meer zou willen, ben ik daar geen voorstander van en ben ik zo vrij om de Kamer het aannemen van deze motie te ontraden.

Mevrouw Kooiman (SP):

Ik wil nogmaals aangeven dat met de korting op de kinderbijslag de laagste inkomens er netto op achteruitgaan, ondanks dat de minister een kleine lolly aan de SGP heeft gegeven waardoor er nog iets bovenop is gedaan. Daardoor gaan de laagste inkomens er toch nog op achteruit. Dat hadden we kunnen opvangen door de kinderbijslag inkomensafhankelijk te maken. Daar kiest de minister niet voor, maar de SP en GroenLinks wel.

Minister Kamp:

We vervallen in het herhalen van elkaars standpunten. Wij weten allemaal dat de effecten van de economische krimp die zich in het jaar 2009 heeft voorgedaan, helemaal door de overheid zijn opgevangen, wat een enorme groei van het tekort op de rijksbegroting en een enorme groei van de staatsschuld opleverde. Nu redresseren we dat en zorgen we ervoor dat dit tekort wordt teruggebracht. Daarvoor is het nodig dat je ook in de koopkracht maatregelen neemt. Die koopkrachtmaatregelen hebben we zodanig vormgegeven, dat er een evenwichtig beeld is zoals dat ook bij de presentatie van de begroting naar voren is gekomen. Ik denk dat dit het goede antwoord is op de uitdagingen van dit moment.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

De stemming over het wetsvoorstel en eventueel de motie is volgende week dinsdag.

De vergadering wordt van 17.51 uur tot 19.30 uur geschorst.

Naar boven