29 Broeikasgasemissierechten

Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:

  • - het wetsvoorstel Wijziging van de Wet milieubeheer en de Wet op de economische delicten ten behoeve van de implementatie van richtlijn nr. 2009/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 23 april 2009 tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG teneinde de regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap te verbeteren en uit te breiden (PbEU L 140) en de uitvoering van verordening (EU) nr. 1031/2010 van de Commissie van 12 november 2010 inzake de tijdstippen, het beheer en andere aspecten van de veiling van broeikasgasemissierechten overeenkomstig Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap (PbEU L 302) en verordening (EU) nr. 920/2010 van de Commissie van 7 oktober 2010 inzake een gestandaardiseerd en beveiligd registersysteem overeenkomstig Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad en Beschikking nr. 280/2004/EG van het Europees Parlement en de Raad (PbEU L 270) (herziening EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten) (32667).

(Zie vergadering van 30 november 2011.)

De algemene beraadslaging wordt hervat.

Staatssecretaris Atsma:

Voorzitter. Dank voor de mogelijkheid om vandaag ook mondeling te reageren op hetgeen in eerste termijn is ingebracht over het ETS-dossier. "ETS" staat voor Emissions Trading Scheme. Wij hadden het natuurlijk ook "emissiehandelssysteem" kunnen noemen, maar de afkorting "ehs" wordt over het algemeen in dit huis in een ander kader gebruikt. Daarom hebben wij gekozen voor de internationale afkorting "ETS".

Voor Nederland is ETS in algemene zin de hoeksteen van het klimaatbeleid. Ik heb dit eerder gezegd in een ander debat, maar ik herhaal dat graag. Emissiehandel betekent wat mij betreft ook vrijheid en verantwoordelijkheid. Die twee woorden staan in mijn ogen centraal als wij spreken over ETS. Vrijheid in het kader van het positioneren van het bedrijfsleven om een eigen keuze te maken voor reductie of het kopen van rechten en tegelijkertijd verantwoordelijkheid nemen. Als ik zie wat de bedrijven in de afgelopen tijd hebben gedaan en wat zij nog willen doen aan de eigen CO2-uitstoot, dan is de term "verantwoordelijkheid geven en nemen" zeker aan de orde.

Wij hebben sinds 2005 al twee ETS-fasen gehad. Wij spreken nu over de introductie van de derde fase in 2013. Daarvoor is dit wetsvoorstel bedoeld. De Kamer heeft al een gedetailleerd schriftelijk antwoord ontvangen op veel specifieke vragen. Ik zal mij daarom in deze termijn beperken tot enkele hoofdlijnen. Ik benadruk dat ETS bijna de helft levert van de CO2-reductie voor het Europese doel van 20% reductie in 2020. Dat mogen wij niet uit het oog verliezen, omdat daarmee ook het belang van ETS wordt gekenschetst.

ETS heeft een milieuvoordeel, maar het biedt ook economische voordelen. De afgesproken reducties worden immers behaald, evenals een enorme kostenefficiency. Het is volstrekt helder dat deze herziening alleen maar een positieve bijdrage kan leveren aan de ambities die wij hebben geformuleerd.

Waarom deze herziening? Die is gericht op verbetering van het systeem in algemene zin. De Kamer heeft daarop meermalen aangedrongen. De verbeteringen die zichtbaar worden door deze herziening, zijn naar mijn mening adequaat. Daarnaast heeft de Kamer bij herhaling gepleit voor harmonisatie, vooral binnen Europa. Ik verwijs naar de implementatie van het herziene EU ETS van 2009. Ik heb het dan niet over ETS-luchtvaart, omdat wij daarover in 2008 inhoudelijk hebben kunnen wisselen. Overigens hebben wij dat recent ook nog in de Kamer gedaan, maar dan in een ander verband.

De belangrijkste aanpassingen omvatten vier elementen. Het ETS-plafond, het veilen en toewijzen, de reikwijdte van ETS en het gebruik van CDM en de joint implementation. Wij hebben gezegd dat er één Europees plafond moet zijn. Dat is absoluut van belang, omdat de riem terecht strakker wordt aangehaald. Dit kan alleen als je dat gezamenlijk doet en je daarover afspraken maakt met 27 lidstaten.

Het plafond dat wij hebben afgesproken daalt jaarlijks met 1,74%. Niet iedereen vindt dit voldoende, maar als ik kijk naar de Europese afspraken en de ambities die zijn afgesproken, ben ik van mening dat die jaarlijkse afname toereikend is om ons doel voor 2020 te behalen.

Het tweede punt betreft het veilen. Dit wordt het uitgangspunt voor de verdeling van de emissierechten. Door te veilen krijgen wij een efficiënter systeem. Administratief en juridisch is het naar mijn overtuiging eenvoudiger. Bovendien levert het een veilingopbrengst op, over de besteding waarvan overigens niet iedereen gelijkluidende gedachten heeft, gelet op de amendementen die op dit punt door de Kamer zijn ingediend.

Het is goed om te benadrukken dat de emissierechten voor de sector elektriciteit vanaf 2013 geheel geveild zullen worden. Overige bedrijven krijgen in het begin 80% gratis rechten toegewezen. Die gratis rechten zullen langzaam maar zeker worden gereduceerd. De kosteloze toewijzing wordt ook geharmoniseerd. Ik zei dat al in het begin toen ik sprak over harmonisatie. Door toepassing van benchmarks krijgen de meest CO2-efficiënte bedrijven voldoende gratis rechten tot hun beschikking, om hun uitstoot te beperken tot datgene wat nodig is. De reikwijdte van ETS wordt uitgebreid met nieuwe sectoren, waaronder aluminium en een deel van de chemiesector, en nieuwe gassen – lachgas zou ik in dit verband willen noemen – voor sommige sectoren.

Dan kom ik nu op het gebruik van rechten uit de joint implementation, de JI, en het CDM, het Clean Development Mechanism. Die projecten worden allemaal beperkt. Ook de Kamer heeft daar in het verleden over gesproken en erop aangedrongen.

Dan kom ik te spreken over de gevolgen voor het bedrijfsleven. In Nederland valt een relatief gering aantal bedrijven onder ETS. Wij hebben het dan over zo'n 500 bedrijven. Het is wel goed om hier nog eens te benadrukken dat die 500 bedrijven samen wel verantwoordelijk zijn voor 50% van de Nederlandse CO2-emissie. Dat is bepaald geen gering aandeel in de totale emissie. Met 500 bedrijven denk ik dat wij een belangrijke stap vooruit kunnen zetten. Wat de gevolgen van de implementatie van deze herziene ETS-richtlijn betreft wijs ik vooral op het gelijke speelveld, het "level playing field" om nog maar eens een Engelse term erin te slingeren. Door verdere harmonisatie is dat nu echt een stap dichterbij gekomen. Dat is iets waar wij vanuit Nederland meerdere malen op hebben aangedrongen. Wij zijn op weg naar een klimaatneutrale samenleving. Laten wij dat doel niet uit het oog verliezen. Ik heb al eerder aangeven dat de ambitie van het kabinet voor 2050 volstrekt helder is. Voor 2020 spreken wij over 20% reductie. Voor 2030 hebben wij een voorwaardelijke ambitie van 40% reductie. Voor 2050 gaan wij naar een reductie van 80 tot 95%.

Tot zover mijn algemene inleiding.

De heer Paulus Jansen (SP):

Ik heb een vraag over het Clean Development Mechanism. Wij hebben inderdaad gevraagd of het omlaag kan. In zijn schriftelijke antwoord zei de staatssecretaris dat wij op grond van de richtlijn niet onder de 11% mogen dalen. Mijn vraag is: zitten wij daar precies op, of zitten wij daar nog boven? Met andere woorden, hebben wij enige ruimte om naar beneden te gaan, of zitten wij precies op die 11%?

Staatssecretaris Atsma:

Ik zal dat nazien. Ik schat dat wij rond dat percentage zitten. Als het anders is, hoort u dat van mij in de tweede termijn. Volgens mijn informatie zitten wij echter rond dat percentage. Veel ruimte hebben wij dus niet. Met betrekking tot de discussie over de perverse prikkels, waarop u eerder doelde, hebben wij de Kamer geschreven dat wij op dat terrein juist geen activiteiten meer hebben.

De heer Leegte (VVD):

Ik dank de staatssecretaris voor zijn beantwoording. Hij geeft aan dat ETS wordt uitgebreid met onder andere de sector aluminium. Nu is er voor de aluminiumsector een soort compensatiemaatregel voor de bedrijven die nog over zijn. Kort geleden is er één failliet gegaan in Zeeland. Alleen geldt die compensatie niet voor de stroom die dat bedrijf krijgt van energiebedrijven die wel onder het ETS vallen. Hoe gaat de staatssecretaris om met de compensatie van de aluminiumsector op het deel van de extra kosten die men daar voor de kiezen krijgt?

Staatssecretaris Atsma:

Dit is niet de enige sector die deze vraag gaat stellen. Er zijn natuurlijk meer sectoren die met betrekking tot de stroom met een dubbele werking worden geconfronteerd. Als het goed is, wordt dat in de verdere afweging meegenomen, ook met betrekking tot de uitwerking voor de aluminiumsector. Het is volstrekt terecht dat daarnaar gekeken wordt. Ook dat is een punt van onderhandeling, niet alleen met een specifieke sector, maar zeker ook met VNO-NCW. We hebben daar de afgelopen maanden op tal van terreinen mee gesproken. Als je spreekt van een gelijk speelveld en als je spreekt over de impact die een maatregel heeft, dan moet je daarin wat ons betreft wel alle elementen meenemen. Dit is daar een van of het zou er een van kunnen zijn. Ik zeg toe dat ik in de loop van 2012 op dit specifieke element wil terugkomen, omdat dit juist met het oog op het komende jaar een verdere uitwerking verdient.

De heer Leegte (VVD):

Dank daarvoor. Dan vind ik 2012 nog wat lang. Misschien kan dat beperkt worden tot het eerste kwartaal van 2012?

Staatssecretaris Atsma:

Ja.

De heer Leegte (VVD):

Die bedrijven gaan immers aan de slag en zien die kosten op zich afkomen.

Staatssecretaris Atsma:

Het kan niet anders dan 2012 zijn, omdat de laatste tien dagen van 2011 die ruimte niet meer bieden. Als u bedoelt te zeggen: begin 2012, dan is dat uiteraard volstrekt helder. Veel tijd en ruimte is er niet, maar het is wel logisch dat volstrekt helder moet zijn wat de consequenties zijn. De zorg over de sector als zodanig, die u eigenlijk in uw eerste zin uitsprak, deel ik.

De heer Leegte (VVD):

Dank voor die toezegging.

De heer Samsom (PvdA):

Voorzitter. Het antwoord van de staatssecretaris geeft mij aanleiding tot een vraag. Hij kondigt nu aan dat hij met VNO-NCW en andere bedrijven in gesprek is over compenserende maatregelen. Met welk geld doet hij dat? Dat is mijn vraag aan de staatssecretaris. Het regeerakkoord is daarover immers heel helder. De opbrengsten van de veiling zullen worden toegevoegd aan de algemene middelen om de tekorten te dekken die daar ontstaan.

Staatssecretaris Atsma:

Ik heb niet gesproken over geld. Ik heb wel gezegd dat je samen moet kijken hoe je eruit kunt komen. We hebben in de afgelopen maanden meerdere keren over de emissierechten en het ETS op tal van terreinen met VNO-NCW gesproken, maar ook met deelsectoren – denk aan de glastuinbouw en de grote inrichtingen – om te bezien wat gegeven de situatie het meest adequate is. Ik deel de opvatting dat de bestemming van de opbrengst glashelder is. Dat zeg ik ook tegen mevrouw Van Veldhoven, die daarop een amendement heeft ingediend. De heer Jansen heeft dat overigens naar mijn weten ook gedaan. We spreken dus niet over geld. We kijken hoe je, als er een probleem is – dat is vooropgesteld – daar dan uit kunt komen. Het is niet zo dat er meteen een geldbuidel wordt getoond. Sterker nog, de geldbuidel zou je nu niet eens kunnen tonen, omdat je op dit moment nog niet eens weet – een aantal van de leden heeft daar ook de nodige opmerkingen over gemaakt – wat voor bedragen er voor die rechten zullen worden betaald.

De heer Samsom (PvdA):

De problemen die deze bedrijven ondervinden, zijn financieel. Als de staatssecretaris zegt: we gaan dat financiële probleem zeker niet met geld oplossen, dan maakt dat ernstig nieuwsgierig naar de oplossing die dan wel gekozen zou kunnen worden. Ik vraag me af of de staatssecretaris een tipje van die sluier kan oplichten.

Staatssecretaris Atsma:

Ik heb tegen de heer Leegte gezegd: als er problemen zijn, dan komen we daar begin volgend jaar op terug om te bezien wat we kunnen doen en wat we kunnen betekenen. Ik heb al in uw eerste interruptie tegen u gezegd, mijnheer Samsom, dat je, juist als het gaat om vragen vanuit het bedrijfsleven – ik noem het kijken naar een splitsing tussen instelling en inrichting, om maar een klein voorbeeld te noemen – probeert om er samen uit te komen, om te zien wat je kunt betekenen voor elkaar, zonder dat het direct financiële pijn doet of dat het uiteindelijke doel, namelijk het klimaatdoel, geweld wordt aangedaan. Ik spreek dus op dit moment niet over geld. Dat hebt u mij niet horen zeggen. Als er echter een oplossingsrichting is, zoals bijvoorbeeld ook voor de glastuinbouw, dan vind ik dat je daar wel alle ruimte voor moet creëren.

Mevrouw Van der Werf (CDA):

Ook nog even op dit punt. We hebben het nu onder andere over bedrijven die gecompenseerd zouden willen worden voor kosten die worden doorberekend door elektriciteitsbedrijven die CO2-rechten moeten betalen. We kunnen praten over geld, zoals de heer Samsom doet. Als het in andere landen wordt gecompenseerd en in Nederland niet, kan ik mij voorstellen dat wij in Brussel aankaarten dat daar een verstoring is van het level playing field en dat wij dus kijken of het in andere landen op een andere manier kan worden geregeld. Behoort dat ook tot de opties?

Staatssecretaris Atsma:

Ik heb al gezegd dat er geen geld is gereserveerd voor een compensatieregeling. Dat hoeft natuurlijk ook niet. Als je merkt dat er in andere EU-lidstaten anders wordt omgegaan met vergelijkbare problemen, is er alle reden om daar in Europees verband naar te kijken. Wij mogen van de Nederlandse Emissieautoriteit vragen om op dat punt de vinger aan de pols te houden, als anderen dat niet voor ons doen. Er is geen geld gereserveerd voor een compensatieregeling, zoals ik vanaf het begin heb gezegd. Die verwachting leeft volgens mij ook bij niemand.

Mevrouw Van der Werf (CDA):

Die leeft inderdaad ook bij de CDA-fractie niet. Wij vinden echter wel dat andere landen daarop moeten worden gewezen. Die toezegging heb ik zojuist gekregen.

Staatssecretaris Atsma:

Ik denk dat wij elkaar daaraan moeten houden. Ik ben er overigens van overtuigd dat dit voor de meeste andere landen geldt. Ook daar zijn de middelen dusdanig beperkt dat daar geen mogelijkheden voor zullen zijn.

Ik heb in mijn schriftelijke reactie heel uitgebreid gereageerd op de meeste vragen die zijn gesteld. Ik wil nu ingaan op de ingediende amendementen.

De amendementen van mevrouw Van Veldhoven – daarbij verwijs ik kortheidshalve naar de schriftelijke beantwoording – raken vooral de opbrengst. Ik heb afstand genomen van het oormerken van een deel van de opbrengst omdat daar, zoals de heer Samsom terecht zei, in het regeerakkoord klip-en-klaar op in wordt gegaan. Ook wat betreft het amendement van de heer Jansen verwijs ik naar die argumentatie. Ook hij kijkt naar de mogelijke opbrengst van de veilingen. Hij stelt dat je zelfs nog een hoger percentage moeten oormerken dan mevrouw Van Veldhoven wil. Daar voelt het kabinet niets voor. Die beide amendementen ontraden wij.

Het kabinet vindt het onverstandig om het amendement van mevrouw Van Veldhoven over domestic offsets over te nemen, omdat het weinig ruimte laat. Het draagt eigenlijk een gebiedende wijs in zich via de wetgeving. Dat lijkt ons onverstandig. De heer Leegte en mevrouw Van der Werf hebben een amendement ingediend waarin wordt gevraagd om naar de domestic offsets te kijken en te bezien of die, als dat eventueel nodig is, zouden kunnen worden ingezet. Dat is op zich een goede optie. Dat amendement beschouwen wij als ondersteuning van beleid.

Dit is wat ik wilde zeggen over de ingediende amendementen. Ik heb daar uitvoerig op gereageerd in mijn schriftelijke beantwoording.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Ik zal in mijn eigen termijn nog terugkomen op de amendementen. De staatssecretaris zei in reactie op mijn eerste amendement wat in het regeerakkoord staat op dat punt. Ik neem echter aan dat wij deze wet aannemen voor een langere periode dan alleen deze kabinetsperiode. Het gaat dus om de implementatie van een verplichting van een Europese richtlijn. Of dit kabinet naar nu blij mee is, is de vraag en niet of het in dit regeerakkoord vastligt.

De staatssecretaris heeft mijn tweede amendement afgewezen omdat dit een automatisme zou bevatten waar je niet meer onderuit kunt komen. Ik wil hem wijzen op de mogelijkheid om het plafond waarvan wordt gesproken, op nul te zetten. Daarmee bevat het dus elke mogelijkheid om er geen invulling aan te geven op het moment dat het, gezien de marktomstandigheden, misschien niet wenselijk is om er gebruik van te maken. Er zit dus geen automatisme in het amendement. De keuze is alleen of wij ja zeggen, of wij het gaan doen tenzij wij vinden dat het niet aan de orde is, of dat wij ervoor kiezen om de mogelijkheid te creëren en nog niet te zeggen of wij daar ooit gebruik van gaan maken. Dat is het verschil.

Staatssecretaris Atsma:

Dan zou ik u willen vragen om nog een keer heel goed na te denken over de vraag of uw amendement inzake domestic offsets wel verstandig is en of het niet beter zou zijn om u aan te sluiten bij de formulering zoals die is gekozen door mevrouw Van der Werf en de heer Leegte. Die doet meer recht aan hetgeen u nu zegt dan de feitelijke tekst zoals u die zelf op papier heeft gezet.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Met die interpretatie ben ik het niet eens. Dat is juist de reden waarom ik dit amendement op deze manier heb ingediend. Ik zou graag willen dat wij zeggen: in principe zijn wij er voorstander van dat Nederlandse ondernemers net als buitenlandse ondernemers de mogelijkheid krijgen om ook buiten het ETS gedeeltelijk rechten te verwerven of creëren. We erkennen dat daar grenzen aan moeten zijn. We erkennen dat er zelfs een mogelijkheid kan zijn dat je het in een bepaalde periode helemaal niet wilt. Dan kan het plafond gewoon op nul worden gezet. Maar wij zeggen niet: die mogelijkheid staat in de Europese wet dus we creëren die ook, maar we zeggen helemaal niet of we er ooit gebruik van willen gaan maken. Het lijkt mijn fractie een goed idee, maar we erkennen ook dat er variaties kunnen zijn. Daarom is het amendement zo opgesteld. Er zit geen automatisme in, er is nog veel beleidsvrijheid voor de minister.

Staatssecretaris Atsma:

Ik ga mezelf herhalen omdat ik juist van uw toelichting in de eerste termijn van dit debat heel nadrukkelijk heb meegekregen dat het juist uw ambitie is om er een heel duidelijke lijn in aan te geven, waarbij de optionele mogelijkheid die de woordvoerders van CDA en VVD hebben geboden via het amendement dat op hetzelfde onderwerp slaat, veel scherper is geformuleerd. Als u zegt: dat heb ik eigenlijk ook bedoeld te zeggen, dan vind ik dat u er verstandig aan zou kunnen doen door u daarbij aan te sluiten. Maar ik heb echt gehoord – volgens mij hebt u dat ook in deze Kamer op deze manier vertaald – dat u het eigenlijk wel het meest wenselijk vindt dat het dan ook gebeurt als die optie er is. Wij hebben gezegd: laat de keuze aan de partijen die zich daarover dan moeten buigen. Laat vooral de afweging ook aan de betrokkenen en leg die niet op voorhand vast via de wet.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

De andere indieners van het amendement waar ik het op zichzelf mee eens ben – het is een zwakkere versie van wat ik beoog, dus ik kan mij daarbij uiteraard aansluiten als mijn amendement niet zou worden aangenomen – hebben vooral naar voren gebracht dat het een automatisme betrof. Dat heb ik niet gezegd. Ik heb gezegd: ik vind het een goed idee, ik wil dat in de wet wordt vastgelegd dat die mogelijkheid er is. Dat wil niet zeggen dat wij er automatisch gebruik van moeten maken. De mogelijkheid om er geen gebruik van te maken in een periode dat dat niet gewenst is, zit uitdrukkelijk in het amendement.

Staatssecretaris Atsma:

Ik zal het nog één keer proberen. Ik heb juist het amendement van de leden Van der Werf en Leegte zo gelezen dat zij de wens hebben om een haakje in de wet op te nemen, waardoor het dan mogelijk is om regels vast te stellen voor domestic offsets, zoals ook hier eerder besproken als de Commissie toch met maatregelen in die zin komt. Dat biedt wat mij betreft tegelijkertijd ook de ruimte dat Nederland dan desgewenst daaraan geen invulling gaat geven. Kortom, ik vind dat de ruimte die het amendement van CDA en VVD biedt, meer is dan wat u hebt aangegeven. Eigenlijk hebt u dat zelf ook gezegd. U hebt het als een next-bestoplossing bestempeld. Ik vind het het beste. Wat dat betreft ben ik volstrekt helder in mijn opvattingen op dit punt.

De heer Paulus Jansen (SP):

Ik kom terug op het oormerken van de veilingopbrengsten. Daarover is de redenering van de staatssecretaris dat in het regeerakkoord staat dat dit niet mag, dus doen wij het niet. Ik hoop dat de staatssecretaris ook nog iets van een inhoudelijke argumentatie heeft, want op zichzelf heeft hij natuurlijk gelijk, maar hoe kijkt hij inhoudelijk aan tegen mijn redenering dat het belangrijk is om voor de bedrijven die al rechten moeten betalen een vorm van geoormerkte terugsluizing te laten plaatsvinden om een soort vliegwieleffect te creëren, waarmee energiebesparing en verduurzaming worden versneld in plaats van afgeremd?

Staatssecretaris Atsma:

Je kunt ook omgekeerd redeneren en zeggen: door het niet te doen, wordt een bedrijf nog meer gestimuleerd om die investeringen te doen en te proberen die ambitie waar te maken. Wat ik heb gezegd, ook schriftelijk, is dat de begrote opbrengst van 700 mln. per jaar volgens de Nederlandse begrotingsregels teruggaat naar de aflossing. Dat is niet iets wat opeens uit de lucht komt vallen. Wij hebben die scheiding tussen inkomsten en uitgaven heel nadrukkelijk gemaakt in onze financiële systematiek. Wij willen daar ook onverkort aan vasthouden. Ik kan er ook niet van afwijken. Opbrengsten kunnen dus wat mij betreft niet worden geoormerkt voor een specifiek doel of voor specifiek beleid. Ik heb daarmee nog een keer herhaald wat ik uw Kamer ook schriftelijk heb laten weten.

De heer Paulus Jansen (SP):

Dat snap ik. Dat is inderdaad waar. Maar de SP-fractie – ik meen dat dit ook expliciet is genoemd door VVD en CDA – maakt zich wel ongerust over het mogelijke effect dat bedrijven daardoor omvallen. Dan kunnen zij niet meer investeren in duurzaamheid, dan zijn zij weg. Dat is de reden dat wij zeggen dat het verstandig is om daar waar de veiling "erin hakt", energiebedrijven gericht de mogelijkheid te bieden om investeringen te versnellen. Is dat geen inhoudelijk argument dat de staatssecretaris kan overtuigen?

Staatssecretaris Atsma:

Niemand hier wil dat bedrijven omvallen. Ik ben blij te horen dat de heer Jansen meedenkt met het bedrijfsleven en dat hij hoopt dat het bedrijfsleven een lange en duurzame toekomst tegemoet gaat. Die wens delen wij. Het omvallen van bedrijven vanwege een extra zware lastendruk, opgelegd door Nederland en Europa, kan niet aan de orde zijn. Bedrijven mogen niet door deze wet- en regelgeving omvallen. Als dat gebeurt, krijgen wij een heel andere discussie met elkaar, denk ik. Ik ben daar ook niet van overtuigd. Ik heb eerder al aangegeven dat onze ambitie zoals uitgesproken in de doelstelling van 20% in 2020, 40% in 2030 en 80% tot 95% in 2050, gelukkig ook door het bedrijfsleven wordt onderschreven. Ook reageert het bedrijfsleven overwegend positief op de weg ernaartoe. Sterker nog, men denkt mee. Dat is iets wat wij niet alleen moeten toejuichen, maar ook waarderen. Voor veel bedrijven betekent dit immers een enorme inzet, maar tot nu toe proef ik alleen maar bereidheid om mee te werken en mee te denken. De stappen die gezet moeten worden, zullen dan ook gezet worden. Wij gaan nu niet discussiëren over de bestemming van de veilingopbrengst. Ik ben overigens wel van mening dat wij ook in dit geval het Europese speelveld voortdurend in de gaten moeten houden. Dat laat onverlet wat ik zo-even heb gezegd.

Dat wat de ingediende amendementen betreft. Ik kan inhoudelijk ingaan op alles wat gewisseld is, maar ik heb de hoop dat wij zijn ingegaan op alle specifieke vragen. Mede op verzoek van de Kamer wil ik het kort houden en een punt zetten achter mijn bijdrage in eerste termijn, in de wetenschap dat hetgeen schriftelijk gewisseld is, ook deel uitmaakt van de eerste termijn.

De voorzitter:

Zeker.

Ik kijk rond of er bij de leden behoefte is aan een tweede termijn. Dat is het geval. De spreektijd in de tweede termijn is ongeveer een derde van die in de eerste termijn.

Mevrouw Van Veldhoven, u mag als eerste het woord voeren. Uw spreektijd in eerste termijn was vier minuten. Ik vergis mij, neem mij niet kwalijk, dit was de uitkomst van de som van de griffier. U had twaalf minuten en u hebt nu vier minuten. Ik dacht dat u oorspronkelijk vier minuten had en nu dus één minuut. Tja, je probeert wat als voorzitter ...

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Voorzitter. Het leek mij al heel ambitieus.

Allereerst dank ik de staatssecretaris voor zijn antwoorden. Ik had nog veel meer tekst, maar die schrap ik maar even. Ik dank de staatssecretaris dat hij zal kijken of lachgasemissies onder het ETS gebracht kunnen worden. Nederland zal zich inzetten voor een Europese verkenning van andere sectoren. Kan de staatssecretaris ons hierover voor de zomer informeren?

Ik heb nog een paar kanttekeningen bij de antwoorden. Ik vroeg de staatssecretaris naar het omslagpunt tussen beslissingen in de bedrijfsvoering en daadwerkelijke investeringen. Hierop ging de staatssecretaris in op het voorbeeld van gas versus kool. Hij zei: ik kan onmogelijk zeggen bij welke CO2-prijs het omslagpunt zal plaatsvinden. Ik denk dat de staatssecretaris ook wel wist dat wij op andersoortige investeringen doelen. Ik vraag het hem daarom nog maar eens: onder welke prijs kan het ETS goed functioneren, welke prijs is redelijk? Als de staatssecretaris het antwoord niet weet, kan hij, om een beeld te krijgen hoever wij qua prijs eigenlijk afstaan van een ETS dat werkt, deze vraag misschien voorleggen aan de deelnemers van het convenant van bedrijven uit de energie-intensieve industrie, VNO-NCW, De Groene Zaak of aan de Europese Commissie, die immers veel gerekend heeft aan het goedkoopste pad naar de kabinetsdoelen voor 2020, 2030 en 2050. Dat is namelijk bepalend voor allerlei andere zaken waarvoor wij een oplossing moeten vinden.

De staatssecretaris stelt dat mijn amendement over de besteding van veilingopbrengsten meer een aanbeveling was die geen implementatie behoeft. Ik heb begrepen dat veel andere lidstaten dit wel expliciet hebben gedaan. Ik vraag de staatssecretaris hoeveel lidstaten die bepaling wel geïmplementeerd hebben. Heeft hij op dit punt eigenlijk advies gevraagd aan de Europese Commissie en, zo nee, waarom niet? Temeer daar de taalversies van de richtlijn nogal uiteenlopen op dit punt. De Franse versie zegt "u zult de helft besteden" en de Engelse versie zegt "u kunt de helft besteden".

Ik heb overigens de nieuwste verordening opgezocht die onder de richtlijn is opgesteld. Ik citeer uit deze verordening, overweging 17, op pagina 16: ingevolge wijzigingen die zijn uitgevoerd bevat de richtlijn nu ook rapportagevereisten over het gebruik van inkomsten uit de veiling van emissierechten waarvan ten minste 50% moet worden gebruikt voor een of meer van de activiteiten genoemd in artikel 10 lid 3. Dit is natuurlijk maar een overweging, maar even verderop staat het in de verordening nog iets duidelijker: lidstaten moeten specifieke informatie aanleveren over wat er met die 50% betaald is. Dat is ook helemaal niet gek, want anders komen we op het punt waar we net waren in het debat, namelijk dat er ongelijkheid gaat bestaan tussen hoe bedrijven in de ene lidstaat en bedrijven in de andere lidstaat behandeld worden. Graag een reactie van de staatssecretaris.

Wat betreft het amendement over de domestic offset sluit ik mij uiteraard graag aan bij het amendement van mevrouw Van der Werff en de heer Leegte. Dat gaat iets minder ver dan mijn eigen amendement, maar gaat wel in precies dezelfde richting. Ik voeg er graag de volgende motie aan toe.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Richtlijn emissiehandel de mogelijkheid opent vanaf 2013 voor het realiseren van CO2-besparing via projecten buiten de emissiehandel maar dat daarvoor nog geen uitvoeringsregels bestaan;

van mening dat het omwille van het handhaven van een gelijk speelveld van belang is om in te zetten op een goede borging van de additionaliteit van dergelijke projecten, via bijvoorbeeld onafhankelijke monitoring, een veiligheidsmarge of een plafond aan het percentage te vergoeden emissiebeperkingen;

verzoekt de regering, voor 2013 in te zetten op het maken van afspraken in EU-verband over welke uitvoeringsregels goede kaders zouden bieden voor CO2-beperking via projecten in sectoren buiten de emissiehandel, en hier zo mogelijk samen met de andere Noordwest-Europese landen in op te trekken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Veldhoven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 18 (32667).

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Voorzitter, als u mij toestaat, heb ik nog één motie, die ik verder zonder toelichting zal indienen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de EU corporate leaders group on climate change op 15 december een aantal concrete aanbevelingen heeft gedaan om de Europese emissiehandel te versterken, omdat volgens hen de huidige prijs van € 6-€ 8 niet voldoet aan de kerndoelen van het ETS;

constaterende dat belangrijke Nederlandse bedrijven, waaronder Shell, Philips en Unilever, deze brief mede ondertekend hebben;

overwegende dat de Kamer eerder per motie de wens uitgesproken heeft om de werking van het ETS te willen verbeteren;

van mening dat de voorstellen van de EU corporate leaders group on climate change een goed startpunt vormen om in Europa de discussie over verbeteren van de werking van het ETS te voeren;

verzoekt de regering, bij de eerstvolgende Europese Milieuraad de brief van de EU corporate leaders group on climate change van 15 december te agenderen voor bespreking in Europees verband, en daarbij in ieder geval zelf te verzoeken om een gedegen analyse van de effecten van de hierin gedane voorstellen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Veldhoven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 19 (32667).

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Voorzitter. Wij hopen dat we deze iets gewijzigde wet kunnen steunen wanneer deze straks in stemming komt. Ik hoop dat we dan, terugkijkend, toch met elkaar kunnen constateren dat we een stap in de goede richting hebben gezet.

Mevrouw Van der Werf (CDA):

Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor de schriftelijke beantwoording en zijn antwoorden zojuist. Het CDA heeft een aantal punten aangesneden. Glastuinbouw is genoemd, evenals het bewaken van het level playing field. Na de toezegging aan de heer Leegte over monitoring en de toezegging dat er in Brussel in de gaten wordt gehouden wat er in andere landen gebeurt en dat het wordt aangekaart als het level playing field verstoord wordt, kan ik mij beperken tot het voorlezen van mijn twee moties.

Mijn eerste motie sluit aan bij het positieve advies over het amendement van mijzelf en de heer Leegte over het mogelijk maken van domestic offsets. Het is een motie inzake onderzoek naar toekenning van emissierechten in de niet-ETS-sectoren.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Europese Richtlijn gericht op uitbreiding en verbetering van de handel in broeikasemissierechten het mogelijk maakt voor niet-ETS sectoren om emissierechten te verwerven;

overwegende dat dit mogelijk ook kansen biedt voor de Nederlandse markt;

overwegende dat de handel in emissierechten om tot het gewenste effect te leiden uiterst zorgvuldig dient te worden uitgevoerd en verstoringen van het systeem dienen te worden voorkomen;

verzoekt de regering om te onderzoeken onder welke voorwaarden toekenning van emissierechten aan niet-ETS sectoren kan plaatsvinden, en daarin onder meer mee te nemen wat daarvan de kosten en baten zijn, wat het te verwachten effect is op het huidige klimaatbeleid gericht op bedrijven buiten het ETS en wat de verwachte uitwerking is ten aanzien van CO2-reductie en de CO2-prijs;

verzoekt de regering om de Kamer hieromtrent voor de zomer van 2012 te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van der Werf. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 20 (32667).

Mevrouw Van der Werf (CDA):

Op dit moment daalt de prijs voor CO2 en daar gaat het natuurlijk uiteindelijk om. Wij zijn ervoor dat het ETS-systeem zo goed mogelijk werkt. Op dit punt willen wij dus ook een mogelijkheid creëren om op een gegeven moment rechten van de markt te halen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de prijs van emissierechten in het Europees Emissiehandelssysteem (EU ETS) op dit moment historisch laag is, mede als gevolg van de economische recessie;

overwegende:

  • - dat een lage CO2-prijs niet gunstig is voor het investeren in energie-efficiency en duurzame energieopwekking door bedrijven;

  • - dat daardoor bedrijven en energieproducenten investeringen in energie-efficiency en duurzame energieopwekking uitstellen, wat ongewenst is;

  • - dat het ETS verder kan worden geoptimaliseerd door in het systeem rekening te houden met de conjunctuur van de economie;

  • - dat in de Europese "Roadmap for moving to a competitive low-carbon economy in 2050" nadrukkelijk gewezen wordt op de mogelijkheid van herkalibratie van het ETS door emissierechten af te zonderen;

verzoekt de regering, op Europees niveau mee te gaan in een verkenning van de mogelijkheid van een set-aside van emissierechten in Fase III van het ETS,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Werf en Leegte. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 21 (32667).

De heer Paulus Jansen (SP):

Voorzitter. Dank voor de schriftelijke beantwoording. Ik vond het een goed experiment, dat veel tijd bespaart en bij een aantal zaken direct duidelijk aangeeft waar de politieke knelpunten liggen. Een van die knelpunten, waarover we het niet eens zullen worden, betreft de vraag of het verstandig is om de opbrengst van de veilingen gedeeltelijk terug te sluizen, of het nu 50% of 90% is. De SP-fractie denkt dat het goed is om energie-intensieve bedrijven op die manier extra te stimuleren om de verduurzamingsslag te maken. Om dit te onderstrepen, dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de veilingopbrengst van het Europese emissiehandelssysteem toevalt aan de lidstaten;

overwegende dat de veiling zonder flankerend beleid de concurrentiepositie van mondiaal opererende energie-intensieve bedrijven kan aantasten;

verzoekt de regering om de opbrengst van de veiling (mede) te benutten voor het aanjagen van investeringen in energie-efficiency en duurzame energie bij genoemde bedrijven, waardoor hun concurrentiepositie versterkt wordt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Paulus Jansen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 22 (32667).

De heer Leegte (VVD):

Wat is de houding van de SP-fractie ten aanzien van doelbelastingen? Is de SP-fractie daarvoor, is zij daartegen of heeft zij daar geen mening over?

De heer Paulus Jansen (SP):

Als de heer Leegte mijn subamendement en mijn motie goed leest, zal hij zien dat er geen sprake is van een doelbelasting. Er is namelijk een knip gelegd tussen enerzijds het ophalen van het geld en anderzijds het uitgeven ervan. Enerzijds zeggen wij dat wij het geld willen oormerken voor een bepaald doel en anderzijds spreken wij uit dat ernaar moet worden gestreefd om de bedrijven die het betalen in de vorm van geoormerkt geld te stimuleren om energie te besparen. Het zijn dus twee aparte voorstellen en ik denk dat dit in lijn is met het principe dat het geen automatisme is dat geld dat uit het ETS komt, ergens aan besteed wordt.

De heer Leegte (VVD):

Toch is het een beetje warrig. Door in één motie de knip te leggen, wordt de suggestie gewekt dat de opbrengst van het ETS terecht zou moeten komen bij specifieke doelen. Volgens mij hebben wij het hier over het ETS en moet dat instrument goed gaan werken, en voeren we ook een debat over het Belastingplan, waarbij we het moeten gaan hebben over de verdeling van de algemene middelen.

De heer Paulus Jansen (SP):

Het is natuurlijk heel lastig voor ons om daar in twee aparte debatten over te spreken. Dat zal de heer Leegte ook bekend voorkomen. Het is vaak handiger om, als je politiek gezien een bepaalde koppeling wilt leggen, die in één debat uit te praten. Ik denk dat de heer Leegte wel in staat is om daar een politiek oordeel over te vellen. Ik stel dus voor dat we het niet gaan hebben over de vraag of er volgens de letter wordt gewerkt van het uitgangspunt dat belastinginkomsten naar de algemene middelen gaan. Naar mijn mening is het amendement zodanig geformuleerd dat dit kan. Ik wil dat alleen politiek koppelen aan een uitspraak van de Kamer dat die opbrengsten deels besteed worden aan dit doel, waarvan wij denken dat de heer Leegte het toch ook zou moeten onderschrijven.

De heer Leegte (VVD):

Daarmee kan de conclusie niet anders zijn dan dat de heer Jansen stiekem voor doelbelastingen is, maar dat hij het niet zo opportuun vindt om dat nu te zeggen.

De heer Paulus Jansen (SP):

Net als dat de VVD-fractie bepaalde doelen nastreeft, bijvoorbeeld 130 km/u rijden op snelwegen, doet de SP-fractie dat ook. Wij willen de Nederlandse energie-intensieve bedrijven graag overeind houden, maar wel verduurzamen. Ik vind het op zich heel logisch dat wij dit in een debat over dit onderwerp proberen te regelen.

Voorzitter. In eerste termijn heb ik het ook over de zeescheepvaart gehad. Wij hebben erop aangedrongen dat de zeescheepvaart onder het ETS wordt gebracht. Dat wil de staatssecretaris ook, maar hij zegt dat dit op mondiaal niveau moet worden geregeld. Daar zijn wij volgens mij inmiddels vijftien à twintig jaar mee bezig. Daarom vraag ik: wat is de deadline van de staatssecretaris? Als die deadline onbekend is, is de SP-fractie van mening dat wij moeten proberen om alvast op Europees niveau, à la de luchtvaart, een eerste stap in die richting te zetten. Daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat in mondiaal (IMO) verband nog geen sluitende afspraken over reductie van de broeikasgasemissies van de zeescheepvaart zijn gemaakt;

overwegende dat de Europese Commissie heeft aangekondigd zelf een voorstel voor emissiereductie te zullen voorbereiden indien de IMO-onderhandelingen op 31 december 2011 niet tot tastbaar resultaat hebben geleid;

verzoekt de regering om in dat geval te pleiten voor een stevige Europese reductiemaatregel voor de zeescheepvaart,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Paulus Jansen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 23 (32667).

De heer Paulus Jansen (SP):

Tot slot kom ik op het terugvorderen van onterecht verstrekte emissierechten bij bedrijfsbeëindiging. De staatssecretaris zegt dat hij niks kan terugvorderen wat hij heeft uitgedeeld. Ik neem dat aan van de staatssecretaris. Ik heb echter een nieuw voorstel dat volgens mij wel kan, namelijk dat de staatssecretaris de emissierechten per kwartaal gaat toekennen. Dan kun je nooit meer dan een kwartaal de mist ingaan. Dat scheelt in elk geval negen maanden ten onrechte toegekende emissierechten en dat kan om heel veel euro's gaan. Daarom lijkt mij dit een goed compromisvoorstel.

De heer Leegte (VVD):

Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor zijn antwoorden in eerste termijn. Die antwoorden werpen een goed licht op de houding van de staatssecretaris ten aanzien van het ETS, het emissiehandelssysteem in broeikasgassen.

Voor de VVD-fractie staat één ding als een paal boven water: wij hebben een nieuw groeiconcept nodig om uit de huidige economische crisis te komen. Wij moeten naar een nieuwe economie toe. Het mislukken van de klimaattop in Durban is een gemiste kans van de wereldgemeenschap om serieus werk te maken van CO2-reductie. Wij kunnen blijven "sikkepitten" over het mislukken van de klimaattop of blijven wijzen op de "ieniemienie-succesjes" die wel behaald zijn, maar de VVD-fractie blijft liever reëel. Het is jammer dat de klimaattop is mislukt, maar het biedt vooral een enorme kans. De VVD-fractie kiest dan ook voor de kans en het optimisme. Het ETS biedt namelijk de mogelijkheid om echt werk te maken van een nieuwe economie.

Daarom moeten wij twee dingen doen. Ten eerste moeten wij wegblijven van de kortzichtige gedachte dat de opbrengst van het ETS naar goedbedoelde groene subsidies moet gaan, zoals de SP-fractie dat niet koppelt maar toch een beetje wel. Wie dat namelijk serieus voorstelt, wil willens en wetens in de oude economie blijven hangen en is tegen echte hervormingen naar een nieuwe economie. Ten tweede moeten wij vooral ervoor zorgen dat het ETS gaat werken. Ik ben het dan ook oneens met het antwoord van de staatssecretaris op mijn vraag. Hij stelt namelijk dat het kabinet zich primair op de CO2-doelstelling en dus op het ETS-plafond richt. Volgens mij kan dat niet waar zijn. Die opmerking degradeert het ETS tot een vangnet voor het mislukken van andere experimenten. Als al het andere namelijk niet lukt, hebben wij het ETS nog over om ervoor te zorgen dat wij de CO2-doelstelling halen. Als de staatssecretaris dat echt meent, dan ontbreekt het hem aan de urgentie om toe te groeien naar een nieuwe economie. Dan ontbreekt het hem aan de urgentie om het ETS tot iets werkbaars te maken en onderschat hij de potentie van het ETS als instrument. Dat kan ik mij slecht voorstellen.

Ik krijg dan ook graag een reactie van de staatssecretaris op de vraag hoe ik die opmerking in zijn schriftelijke antwoord moet interpreteren. De VVD-fractie ziet het ETS namelijk als een belangrijk instrument om een brug tussen CO2-reductie en de nieuwe economie te slaan. Voor de VVD-fractie kan het succes van het ETS alleen maar worden afgemeten aan de mate waarin het bijdraagt aan groene investeringen en dus aan de mate waarin het bijdraagt aan de transitie naar een groene, schone economie. Op dit moment draagt het ETS daar niet aan bij. Het leidt alleen tot hoge kosten en het draagt bij tot de recessie, tenzij dat is wat de staatssecretaris in zijn antwoord bedoelde: recessie als een ander instrument om de CO2-reductie te halen. Nogmaals, dat geloof ik niet.

De staatssecretaris zegt dat dit kabinet zich niet primair richt op de CO2-prijs. Gelukkig niet, zou ik zeggen. De inzet van het kabinet zou primair gericht moeten zijn op het werkbaar maken van het systeem. De inzet om zich binnen de EU te richten op een verkenning naar verdere uitbreiding van het systeem naar andere sectoren, zoals de zeescheepvaart en andere landen, is in de ogen van de VVD een verkeerde inzet. De eerste inzet zou moeten zijn om het systeem te laten werken: geen uitbreiding van sectoren; eerst een werkbaar systeem. De analogie met de ontwikkelingen binnen de EU en de euro dringt zich in dit verband op. Binnen de EU treden namelijk nieuwe landen toe en daardoor wordt de werkbaarheid complexer en zijn wij nauwelijks nog in staat tot echte oplossingen. Laten wij niet bij het ETS dezelfde fout maken. Als het systeem niet goed werkt, moeten wij het niet eerst complexer maken. Dan weten wij namelijk zeker dat het niet gaat werken.

De heer Samsom (PvdA):

Zou het kunnen dat de werking door uitbreiding wordt verbeterd? Een van de grote problemen van het ETS is namelijk dat er door de beperkte werkingsgraad veel te veel weglekt. Er zijn namelijk veel te veel argumenten zoals: andere bedrijven concurreren ons eruit. Uitbreiding van het ETS kan dit voorkomen. Is er een mogelijkheid dat uitbreiding, waar de heer Leegte tegen is, de werking zou kunnen verbeteren, waar de heer Leegte zo voor is?

De heer Leegte (VVD):

In theorie is het antwoord op die vraag "ja". Ik sluit niets uit. Het is echter niet waarschijnlijk. In het huidige ETS is een van de problemen de ex ante allocatie in plaats van de ex post allocatie. Een ander probleem is dat de daling met 1,74% bedrijven nauwelijks pijn doet. Weer een ander probleem is dat het onbeperkt oppotten van CO2-rechten een van de oorzaken is waardoor er geen prijs tot stand komt. Al die dingen zorgen ervoor dat de gevoeligheid voor de economische flexibiliteit voorkomen wordt. Uitbreiding ligt dan niet voor de hand. Laten wij eerst ervoor zorgen dat het gaat werken voordat wij het uitbreiden. Wij hebben alleen maar voorbeelden waarin uitbreiding leidt tot mislukking. Dan is het nogal dapper om te zeggen dat het in dit geval wel zou kunnen.

De heer Samsom (PvdA):

Dat komt omdat die andere voorbeelden absoluut niet over emissiehandel gaan, maar over euro's. Appels en peren moet je niet al te vaak met elkaar proberen te vergelijken.

De voorbeelden die de heer Leegte noemt, zijn er allemaal hard in gelobbyd door het bedrijfsleven. Zo is er een lage daling van CO2, waardoor er ook een lage prijs is. Het bedrijfsleven is immers zo bang dat bedrijven in sectoren die niet onder het ETS vallen en in landen die niet onder het ETS-systeem vallen, hen eruit concurreren. Uitbreiding van het ETS-systeem naar andere sectoren en andere landen zou dit voorkomen. De heer Leegte geeft dus zelf het argument waarom uitbreiding wel degelijk een deel van de problemen – hij noemt er maar drie – zou kunnen oplossen.

De heer Leegte (VVD):

Ik vind dat inderdaad onverstandig van het bedrijfsleven. Ik vind het ook onverstandig dat wij daar allemaal naar geluisterd hebben. Uiteindelijk is dat namelijk de oorzaak van een aantal problemen. De goedbedoelde subsidies voor windmolens, het feit dus dat wij zelf betalen voor energie-efficiency, maken dat de belastingbetaler betaalt voor de CO2-reductie en niet het bedrijfsleven. In mijn eerste termijn ben ik daar uitgebreid op ingegaan. Wij zijn er met z'n allen ingestonken.

De heer Paulus Jansen (SP):

De heer Leegte zegt dat hij het systeem eerst beter wil maken voordat hij het wil uitbreiden. Dat lijkt mij op zich een constructieve houding. Ik heb in mijn eerste termijn vijf voorstellen voor verbetering van het systeem aangegeven. De twee belangrijkste daarvan zijn: een extra verlaging van de gap en minder rechten meenemen naar de volgende periode. Kan de heer Leegte aangeven in welke richting hij denkt voor de verbetering van de systemen en hoe hij aankijkt tegen deze twee oplossingen?

De heer Leegte (VVD):

Zoals ik al richting de PvdA-fractie zei, zijn dit allemaal redenen waarom het ETS niet werkt. In de motie die ik aan het eind van mijn bijdrage indien, zal ik ook ertoe oproepen om te bekijken hoe wij het ETS werkbaar maken. De SP heeft in dit opzicht ook een punt. Wij moeten het doen met Europa als geheel, Nederland moet dat niet alleen doen. De VVD gelooft in het ETS als instrument om toe te werken naar een groene economie, maar wij moeten dat instrument wel de kans geven om te werken. Wij moeten wegblijven van goede bedoelingen die het uithollen, want dan maken wij het alleen maar complex. Wij moeten dus de verantwoordelijkheid en het vertrouwen geven aan het instrument. Dat zou de voorkeur van de VVD hebben.

De heer Paulus Jansen (SP):

Dat klinkt best positief, maar heeft de heer Leegte al oplossingsrichtingen of wil hij de Europese Commissie een mandaat geven om een voorstel te doen? Ik neem aan dat de VVD zelf toch ook wel goed erover heeft nagedacht waar het probleem zit en hoe het kan worden opgelost, zoals wij dat ook hebben gedaan.

De heer Leegte (VVD):

Ik heb dat zeker gedaan. Ik heb twee opiniestukken geschreven in de aanloop naar deze twee debatten, allebei toevallig op de ochtend van dit debat. Het gaat over stoppen met goedbedoelde subsidies. Wij moeten als belastingbetaler niet windmolens bouwen of aan energie-efficiency doen, want dat holt de prijs van CO2 uit. Wij moeten kijken naar ex-postallocatie in plaats van naar ex-anteallocatie. Dat doet meer recht aan de economische ontwikkeling. Wij moeten kijken naar de houdbaarheid van de rechten. Je kunt kijken naar de snelheid van de daling van het plafond. Er zijn allerlei middelen om ervoor te zorgen dat CO2 een echte prijs krijgt en dat niet in Duitsland zeven kerncentrales stoppen en de prijs van CO2 alleen maar daalt.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Veel van wat de VVD-woordvoerder zegt, kan ik een behoorlijk eind volgen. Ik kan het alleen minder goed rijmen met zijn eerdere opmerking dat de investeringen in energie-efficiency zo belangrijk zijn. Als wij blijven investeren in energie-efficiency holt dat in de huidige systematiek volgens de heer Leegte juist het ETS uit. Mijn belangrijkste vraag aan hem is waarop hij koerst. Hoe hoog wil hij dat de prijs bij benadering wordt, binnen enige bandbreedte, en welke maatregelen moet je dan nemen om het effectief te laten zijn? Pleit hij eigenlijk niet voor meer harmonisatie op Europees niveau bij hoe wij dat plafond gaan bereiken? De staatssecretaris pleit voor vrijheid, maar vrijheid op een Europese markt kan ook concurrentieverstoring betekenen.

De heer Leegte (VVD):

Het antwoord op de tweede vraag is: ja, meer harmonisatie binnen Europa. Mijn antwoord op de eerste vraag is dat ik daarover niet ga, dat de markt dit tot stand moet brengen. Ik heb daarover geen mening. Een niveau van € 10 is te laag, dat is duidelijk.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

De heer Leegte kan alleen zeggen dat een niveau van € 10 te laag is als hij ook een mening heeft waarom dat te laag is en bij welk niveau hij die mening niet meer heeft.

De heer Leegte (VVD):

Het staat u vrij te vragen wat u wilt en mij om te antwoorden wat ik wil, maar dit is mijn antwoord. U mag het mij nog een keer vragen, maar ik heb er geen mening over.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Oké, dat is in elk geval helder. U hebt er geen mening over.

De heer Leegte (VVD):

Voorzitter. Ik heb één motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het huidige ETS onvoldoende bijdraagt aan de transitie naar een nieuwe economie;

overwegende dat uitbreiding met andere landen en sectoren, zoals de zeevaartsector, zal leiden tot een grotere complexiteit, zonder bijdrage aan het vinden van een betere werking van het ETS;

overwegende dat eerst het huidige systeem op orde gebracht moet worden;

verzoekt de regering, zich in de onderhandelingen in Europa primair te richten op de verbetering van het ETS en niet primair op de uitbreiding ervan,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Leegte en Van der Werf. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 24 (32667).

De heer Samsom (PvdA):

Voorzitter. Over de wet ben ik in eerste termijn al duidelijk geweest. Wij hebben daar inmiddels acht jaar aan geknutseld in diverse kabinetssamenstellingen. Het zou raar zijn als ik daarover ineens een andere mening had gekregen. Die moet dus doorgaan omdat het een kleine, maar toch significante verbetering is van het ETS. De winst van dit debat zit misschien wel in de tweede termijn van de VVD, die hard en veel herhaalt, maar ook na vragen van ons heeft bevestigd dat de beste verbetering van het ETS kan komen uit een snellere verlaging van het plafond. Het is wel jammer dat de VVD net de partij is die de Europese doelstellingen op een dermate laag ambitieniveau houdt dat die plafondverlaging geen enkele zin heeft. Het een volgt wel uit het ander, zeg ik tegen de heer Leegte. Als u een snellere verlaging van het ETS-plafond wilt, zult u ook een hogere ambitie in de EU moeten bepleiten, want het een volgt logisch uit het ander.

De voorzitter:

Mijnheer Samsom, probeert u het via mij te doen?

De heer Samsom (PvdA):

Sorry.

De heer Leegte deed nog een paar voorstellen, onder andere dat de rechten van CO2 niet langer bewaard kunnen worden. Dat is een mooi voorstel; merkwaardig dat de industrielobby en de rechtse partijen, met name in het Europees Parlement, daarvoor waren. De winst van dit debat – het is tot nu toe nog retorisch, maar het zal in de komende maanden ongetwijfeld neerslaan in beleid – is dat de VVD het licht heeft gezien over de werking van het ETS.

De heer Leegte (VVD):

Ik dank de PvdA voor haar bijdrage. In de eerste termijn was de PvdA er heel druk mee bezig dat er zoveel licht zat tussen het CDA en de VVD. Dat is helemaal niet zo en dat heb ik ook gezegd. Voor de VVD is het ETS een belangrijk instrument om te gaan naar een groene economie. Dat willen wij en dat komt voort uit optimisme. Ik begrijp niet goed waar de verbaasdheid van de PvdA vandaan komt.

De heer Samsom (PvdA):

Ik betoog niet dat er licht zit tussen het CDA en de VVD. Ik betoog dat er licht zit tussen de VVD twee maanden geleden en de VVD vandaag, overigens in zeer positieve zin. De VVD met alles wat zij in zich had – dat is veel bij de VVD – zei twee maanden geleden: de ambities van de EU moeten absoluut niet omhoog; sterker nog, ze zouden eigenlijk omlaag moeten, maar dat vermaledijde regeerakkoord waar ook de VVD haar handtekening onder heeft gezet, zet ons nu eenmaal op 20%; jammer, wij hadden eigenlijk minder gewild. Nu wil de VVD de ambitie verhogen. Nogmaals, de VVD neemt een ander aangrijpingspunt, maar het ETS is niets anders dan de vertaling van de Europese ambitie van 20% CO2-reductie in 2020. Als de VVD een strenger ETS wil, zal zij ook een strengere ambitie voor de EU moeten bepleiten. Ik ga ervan uit dat dit in het eerstvolgende debat gebeurt en misschien wel in de eerstvolgende interruptie van de VVD.

De heer Leegte (VVD):

Hier zit de winst van het doorvragen. Daar komt de CO2-aap uit de mouw, om de beeldspraak te gebruiken …

De heer Samsom (PvdA):

En hij heet?

De heer Leegte (VVD):

En hij heet CO2-reductie. Nee, de VVD wil niet extra CO2-reductie in Europa. Wat wij doen, is goed genoeg. Binnen de reductie, zo hebben wij afgesproken, heb je een instrument ETS. Dat werkt niet en daar heb je dus heel veel ruimte om te verbeteren. Wij willen ons daarop richten. Anders trap je in de val dat wij terechtkomen bij economische stagnatie. Daar zitten wij middenin en dat moeten wij niet doen. Het is onverstandig. De middelen die wij hebben, moeten wij gebruiken voor het aanscherpen van het ETS. Het lijkt op hetzelfde, maar het is niet hetzelfde. Er is een duidelijk verschil. De CO2-doelstelling van Europa is goed: gek is goed genoeg. Het instrument om dat te bereiken, kan aangescherpt worden. Dan zijn wij veel effectiever bezig.

De heer Samsom (PvdA):

Ik heb nu enige moeite om het te volgen. Sterker, ik kan het nu niet meer volgen, als de VVD het plafond van het ETS wil verlagen. Laten wij het even bij de kop nemen: 100 megaton. Ik neem het even in ronde cijfers, want de echte getallen zijn veel te groot om begrijpelijk te gaan hoofdrekenen. 100 megaton is de ambitie van de EU. Dat wordt vertaald in een emissieplafond van 100 megaton. Vervolgens zegt de VVD: dat emissieplafond moet omlaag, de ambitie moet blijven. Dan zou er een emissieplafond moeten komen van 50 megaton, terwijl de ambitie van de EU gewoon op 100 blijft hangen. Welke van de twee wil de VVD dan waarmaken?

De voorzitter:

Nu gaat u tegenvragen stellen.

De heer Samsom (PvdA):

Ja, omdat ik dermate benieuwd ben naar de opvatting van de VVD dat ik genoodzaakt ben …

De voorzitter:

Dan had u net op moeten staan toen de heer Leegte daar stond.

De heer Samsom (PvdA):

Maar toen waren wij nog niet op dit punt van het debat aangeland. Er is vooruitgang, echt waar.

De voorzitter:

Dat had u in eigen hand. Ik geef de heer Leegte kort de gelegenheid om een antwoord te geven.

De heer Leegte (VVD):

Ik zal kort antwoorden. Het ETS draagt nu niet bij tot de hele reductie van de Europese ambitie. Daar zit het verschil.

De heer Samsom (PvdA):

Ongeveer tot 60% ervan. Als de VVD een ding daarvan, het bedrijfsleven, onevenredig zwaar met een doelstelling wil belasten, gaat zij wat mij betreft maar haar gang. Maar dat lijkt mij echt onverstandig.

De voorzitter:

U vervolgt uw betoog.

De heer Samsom (PvdA):

Ik ben de Kamer en de staatssecretaris nog een antwoord verschuldigd op het dilemma dat de Partij van de Arbeid in eerste termijn schetste: wij zijn tegen doelbelastingen, maar in sommige maatschappelijk noodzakelijke gevallen zien wij wel redenen om daar enigszins creatief mee om te gaan. Dat doen wij al jaren. Daar is niets mis mee. De regulerende energiebelasting is een zeer goed voorbeeld daarvan.

De Partij van de Arbeid heeft het debat en de schriftelijke beantwoording van de staatssecretaris gevolgd, maar heeft vooral de realiteit goed in de gaten gekregen. Die realiteit ontwikkelt zich in razend tempo in de verkeerde richting. De bedrijven waar we nu over spreken, zijn nou net de bedrijven die de komende jaren in grote problemen zullen komen. Er is geen glazen bol voor nodig om te zien dat die realiteit zich nu aandient. Als we die problemen willen voorkomen – en dat wil deze Kamer unisono – dan hebben we nu de gelegenheid om een instrument daarvoor aan te grijpen. Mijn fractie vindt het zo belangrijk dat die gelegenheden worden aangegrepen, dat wij geen enkele laten lopen, dus ook deze niet.

Ik zeg ook tegen de VVD- en de CDA-fractie dat we het eens zijn over de theoretische, zuivere behandeling van doelbelastingen, maar we zijn het ook eens over de realiteit buiten, bij ZALCO maar ook bij NewStar en bij andere grote energieverbruikers die we met het amendement dat D66 heeft ingediend, op een duurzame manier overeind zouden kunnen houden in deze crisis. Dan voldoen we helemaal aan de doelstelling van de VVD dat we duurzame, groene groei mogelijk gaan maken. Je moet dus niet botweg compenseren, want dat zou niet werken, maar je moet het geld gebruiken om dezelfde bedrijven die getroffen worden door de kostenverhoging als gevolg van ETS, op een duurzame manier door de crisis en daarna te helpen. Dat is wat ons betreft de aanpak. Toevallig hebben deze bedrijven dit soort voorstellen zelf al gedaan. We kunnen dus weer trots zijn op Nederland en zijn bedrijfsleven. NewStar heeft er zelf concrete ideeën voor aangeleverd. De staatssecretaris kent het voorstel. Als de staatssecretaris nog enige tijd en mogelijkheid heeft, wil ik hem vragen om daar in tweede termijn nog op te reageren. Het is namelijk voor de fractie van de Partij van de Arbeid uiteindelijk de doorslaggevende reden om voor het amendement te stemmen waarmee de 50%-bestedingsopdracht die de EU in haar richtlijn heeft verwerkt, ook daadwerkelijk in de wet wordt vastgelegd.

De voorzitter:

Ik heb begrepen dat de staatssecretaris meteen kan antwoorden.

Staatssecretaris Atsma:

Voorzitter. Ik heb gezegd dat ik meteen zou kunnen antwoorden. Ik wacht alleen nog op het antwoord op één vraag van de heer Jansen. Dat ben ik nog verschuldigd, maar ik hoop dat dat nog komt tijdens deze termijn.

De voorzitter:

Het schijnt al bij u te zijn, maar anders zorgen we ervoor dat u nog een keer het antwoord krijgt.

Staatssecretaris Atsma:

Ik zie het niet. Het komt nog een keer.

Voorzitter. Laten we maar beginnen. Mevrouw Van Veldhoven van D66 heeft een aantal opmerkingen gemaakt, die ik wil ondersteunen, en een aantal vragen gesteld waarop ik een antwoord zal geven. Allereerst kom ik op de vraag om meer informatie over de aanpak van lachgas als daar zicht op is. Dat zeg ik de Kamer uiteraard toe. Zodra er duidelijkheid is, komt dat.

Mevrouw Van Veldhoven vroeg wat het omslagpunt is. Als ik het zou weten, zou ik het zeggen. Niemand kan op dit punt het omslagpunt benoemen. De prijs van minder dan € 8 per emissierecht is volstrekt ontoereikend. Laten we daar volstrekt helder over zijn. Ik ben niet de markt, dus ik ga niet bepalen of het € 15 dan wel € 20 zou moeten zijn. Ik zeg wel dat het bedrag dat nu wordt betaald, ver beneden datgene is wat is geprognosticeerd. Dat heeft nadelen, maar ook voordelen. Laten we daar ook helder over zijn. Het feit dat de prijs nu zo laag is, kan juist in de tijd van recessie een voordeel zijn. Dat zeg ik ook tegen de heer Leegte. Het ETS is niet bedoeld om bedrijven in de problemen te helpen of de financieel-economische situatie van bedrijven te verslechteren. Nee, het ETS is juist bedoeld om datgene te realiseren wat we via ons klimaatbeleid beogen. Ik ben daar in mijn beantwoording in eerste termijn ook mee begonnen. Dat mondt wel degelijk uit in een groene economie. Dat zeg ik ook tegen de heer Leegte. Deze ambitie wordt overigens ook beschreven in de kabinetsbrieven die naar de Kamer zijn gegaan. Ik wijs op de duurzaamheidsagenda, op de green deals, op de routekaart. Dat alles staat in het teken van de ambitie richting 2050, die een-op-een gepaard gaat met de vergroening van de economie, waar de heer Leegte terecht een aantal opmerkingen over maakte, alhoewel de nuance niet altijd dezelfde hoeft te zijn.

Mevrouw Van Veldhoven heeft gevraagd wat de andere lidstaten doen met de besteding van de middelen. De lidstaten zijn vrij, maar wij moeten wel verantwoording afleggen. Mevrouw Van Veldhoven heeft terecht twee voorbeelden van lidstaten genoemd die een verschillende oormerking aan de opbrengst geven. Lidstaat Nederland heeft ook een oormerking gegeven. Daarnaast hebben wij met z'n allen afgesproken dat een bedrag van ongeveer de helft van de opbrengst van de emissierechtenveiling moet worden besteed aan verduurzaming. Als ik kijk naar wat Nederland op dat punt heeft gedaan, naar wat Nederland tot nu toe heeft geïnvesteerd, en naar de bedragen die hiervoor staan, dan kan ik niet anders concluderen dan dat het zeker de 350 mln. zal overtreffen, gezien de geprognosticeerde opbrengst van 700 mln. Ik denk aan de SDE-plus, maar ik zou ook op andere regelingen kunnen wijzen. Op dit punt voldoen wij zeker aan onze Europese verplichtingen. Wij zullen daarover rapporteren. Ik ben niet uitputtend bij het opsommen van bedragen die concreet besteed worden aan vergroening van onze samenleving. Het gaat om een bedrag dat absoluut hoger is dan die 50% van de geprognosticeerde emissieopbrengst.

Ik kom op de motie op stuk nr. 18 van mevrouw Van Veldhoven. Zij vraagt de regering om voor 2013 in te zetten op het maken van afspraken in de EU. Ik ben altijd voor afspraken in de EU. De nuance die in de laatste bijzin wordt aangebracht, dat Nederland bij voorkeur in Noordwest-Europees verband zou moeten optrekken, vind ik daar inhoudelijk wat haaks op staan. Laten wij het gewoon bij de EU houden; dat is altijd het beste. Dan kom je samen over de streep. Dat er binnen de EU soms in blokken wordt gewerkt, is logisch, maar in één dictum spreken over de EU als geheel en over Noordwest-Europa lijkt mij niet handig. Het gaat erom te bekijken of wij in Europees verband ook buiten de genoemde sectoren afspraken kunnen maken. Natuurlijk zijn wij het daarmee eens. Als je een kader kunt vinden waar iedereen, een gekwalificeerde meerderheid of een grote meerderheid het mee eens is, dan is daar helemaal niets op tegen. Met die nuancering duid ik de motie als ondersteuning van beleid. Het is terecht om het in Europees verband te doen. Wij moeten het niet beperken tot Noordwest-Europa.

In de motie op stuk nr. 19 wijst mevrouw Van Veldhoven de regering op de moeilijkheden voor bedrijven om te halen wat zij beogen. Mevrouw Van der Werf doelde daar in haar betoog ook op. Ik wil de motie op stuk nr. 19, net als de motie op stuk nr. 24 van de heer Leegte en mevrouw Van der Werf, zien als ondersteuning van beleid.

De motie op stuk nr. 20 zie ik als ondersteuning van beleid, waarbij ik nadrukkelijk aangeef dat het gaat om een onderzoek. Het is niet verstandig om op voorhand te zeggen dat het zo zou moeten. Ik heb heel goed kennisgenomen van hetgeen mevrouw Van der Werf heeft gezegd. Zij heeft ook verwezen naar de brief die door een aantal captains of industry is gestuurd. Het kan niet zo zijn dat we alleen blind varen op de lijn die door de multinationals is uitgezet. Je moet namelijk ook kijken naar de onbedoelde effecten voor de wat kleinere bedrijven.

Gevraagd is of we nu wel of niet op de 11% zitten als het gaat om CDM-rechten. De Europese Commissie moet nog de precieze percentages opstellen en er is geen enkele indicatie dat wij ver af zitten van de door mij eerder genoemde 11%. Als het toch anders is, stel ik mij voor dat wij dat in de loop van volgend voorjaar aan de Kamer zullen melden, omdat er dan nog een andere terugkoppeling plaats moet vinden, onder andere met betrekking tot het lachgas. Ook mevrouw Van der Werf heeft in dat kader nog een vraag gesteld waarop ik schriftelijk nog terug zal komen.

Mevrouw Van der Werf (CDA):

Sta mij toe toch even terug te komen op mijn motie die vraagt te onderzoeken onder welke voorwaarden toekenning van emissierechten aan niet-ETS-sectoren kan plaatsvinden. Ik heb de staatssecretaris bij zijn advies over die motie horen praten over multinationale bedrijven, maar dat had volgens mij veeleer betrekking op de tweede motie van mevrouw Van Veldhoven. De staatssecretaris beschouwt mijn motie als ondersteuning van beleid. De motie is echter naar aanleiding van een amendement waarover zojuist positief is geadviseerd. Dat vraagt de mogelijkheid open te laten om deze bedrijven rechten toe te kennen. Ik vind het prettig als het direct als ondersteuning van beleid wordt gezien, maar dit onderzoek is bedoeld om juist te gaan kijken of het verstandig is om te gaan doen. Dus de motie vraagt om te bekijken of we het inderdaad moeten gaan doen. Als de staatssecretaris zegt dat hij dat onderzoek sowieso wil laten doen, dan is deze motie overbodig. Als hij zegt dat hij het wel interessant vindt om te doen, zie ik dat als "oordeel Kamer". Maar nu ga ik wellicht te veel op de stoel van de staatssecretaris zitten.

Staatssecretaris Atsma:

Als u zegt dat het te enthousiast is dat het ondersteuning van beleid is, dan wijs ik erop dat ik positief heb gereageerd op het amendement. Dus in die zin vind ik het ook niet meer dan consistent om ook nu aan die rechte lijn vast te houden. Als u vindt dat het oordeel Kamer is: u bent de Kamer, dus ik laat alles aan haar oordeel over. In ieder geval is mijn oordeel positief en zo heb ik het ook bedoeld te zeggen.

Dan kom ik op de motie van de heer Jansen op stuk nr. 22. Ik heb het interruptiedebat met de heer Leegte geprobeerd te volgen. Hij heeft gezegd dat het gaat om het oormerken van belastingen en het maken van een doelbelasting. Dat is in de kern ook datgene wat ik in eerste termijn heb gezegd. Ik kan niet anders dan deze motie ontraden.

De motie op stuk nr. 23 van de heer Jansen verzoekt de regering om te pleiten voor een strenge Europese reductiemaatregel voor de scheepvaart. Ik heb daar wel wat moeite mee, in die zin dat we volstrekt afhankelijk zijn van wat er internationaal gebeurt. De deadline die is gevraagd aan de IMO is 31 december 2011. Dat is over tien dagen. Eerlijk gezegd voel ik er helemaal niets voor om voor eenzijdige Europese maatregelen te pleiten, mocht het niet tot een mondiale afspraak komen. Ik zal precies zeggen waarom. Als je kijkt naar de belangen van Nederland en in het bijzonder van Rotterdam, maar ik zou ook Amsterdam kunnen noemen, dan betekent dit dat je er later wellicht spijt van hebt, als je met eenzijdige Europese maatregelen komt als je echt iets wilt bereiken voor milieu, klimaat en de ambities die wij met z'n allen hebben. Als het gaat om de zeescheepvaart, wil ik ook de problematiek van de luchtkwaliteit erbij betrekken. Ik vind dat je deze hoe dan ook mondiaal moet aanpakken. Dat is waarvoor we zouden moeten gaan. Ik vind dat dit de eerste inzet zou moeten zijn van het kabinet en van de Kamer, maar daar gaat de Kamer zelf over.

De heer Paulus Jansen (SP):

Dat is ook mijn eerste inzet, want ik onderschrijf dat mondiale afspraken verre te prefereren zijn, maar ik constateer dat de Europese Commissie zegt: als die afspraken op 31 december 2011, over tien dagen, nog niet zijn gemaakt, komen wij in Europees verband met eigen voorstellen. De motie spreekt uit dat de Nederlandse regering de Europese Commissie in dat geval steunt, dus niet dwars gaat liggen. Ik wil de motie best aanhouden totdat wij 1 januari gepasseerd zijn, maar mijn vraag is of de staatssecretaris ook van mening is dat wij de Europese Commissie dan moeten steunen bij de second best oplossing.

Staatssecretaris Atsma:

Nee, ik heb daar problemen mee. Ik heb al gezegd waarom. Ik vind dat Nederland meer dan sommige andere landen belang heeft bij een mondiale aanpak van de zeescheepvaart. Het heeft totaal geen zin om een eigenstandige aanpak van Europa te bepleiten. Je kunt natuurlijk op het standpunt staan dat alle kleine beetjes helpen, maar als dat betekent dat door die Europese aanpak Rotterdam letterlijk links blijft liggen, denk ik dat we het kind met het badwater weggooien. We hebben maar één belang en dat is om te proberen via de IMO tot een wereldwijde afspraak te komen.

Tijdens de Milieuraad van gisteren kwam dit onderwerp ook aan de orde, toen het ging over het zwavelgehalte van brandstoffen. Ik heb namens Nederland gezegd dat je er sowieso voor moet zorgen dat er binnen Europa een gelijk speelveld is, maar dat je ook moet pleiten voor een wereldwijde aanpak. Ik heb met instemming van de Kamer ook gezegd dat het eenzijdige Europese verbod op zwavelhoudende brandstof toch wel raar is, als je ziet dat er overal zwavelhoudende brandstof kan worden getankt, dus je moet dit echt mondiaal doen. In die zin ontraad ik deze motie. Dat laat onverlet dat alle kleine stapjes die je kunt zetten, belangrijk zijn, maar doe dat mondiaal.

De heer Paulus Jansen (SP):

Ik constateer dat Nederland ook op dit punt weer de smeerkees van Europa is. Als we zelfs dwars gaan liggen bij een voorstel van de Europese Commissie hierover, wordt daarmee onderschreven dat we inmiddels tot de achterhoede van Europa zijn afgezakt.

Staatssecretaris Atsma:

Dat bestrijd ik. Het wordt op generlei wijze bevestigd dat Nederland in de achterhoede van Europa terecht dreigt te komen. Gisteren hebben we een paar voorbeelden gezien van stappen waarbij Nederland het voortouw neemt en deze worden in algemene zin zeker gewaardeerd. De geachte afgevaardigde van de SP moet voortdurend beseffen dat Nederland een van de grootste wereldspelers is als het gaat om scheepvaart. Dan moet je wereldwijd dit soort stappen zetten, wil het echt effect sorteren.

De laatste vraag van de heer Jansen was of de toewijzing van emissierechten per kwartaal kan worden georganiseerd. Dat lijkt mij volstrekt onverstandig, omdat je daardoor een enorme bureaucratie optuigt, waarvan de uitwerking immens zal zijn. Ik denk dat wij elkaar dat niet moeten willen aandoen, dus ik denk dat wij de toewijzing die wij nu hebben georganiseerd, waarbij het Europese speelveld en een gelijkluidende Europese aanpak absoluut belangrijk zijn, moeten handhaven, dus geen kwartaalgewijze aanpak.

De heer Paulus Jansen (SP):

Hoeveel bedrijven zijn er in Nederland die gebruikmaken van het ETS?

Staatssecretaris Atsma:

Ik heb gezegd dat er vijfhonderd bedrijven onder het ETS vallen en dat zij samen ongeveer de helft van de CO2-reductie voor hun rekening nemen.

De heer Paulus Jansen (SP):

Dan betekent die geweldige bureaucratie dat we niet 500 keer iets toekennen, maar vier keer 500 keer. Is dat die dramatische bureaucratie waar de staatssecretaris op doelde?

Staatssecretaris Atsma:

Ja, want ik heb sommige afgevaardigden in de Kamer horen pleiten voor uitbreiding van het systeem. Dan is het al heel snel zo dat het aantal van 500 snel zal toenemen, maar die rekensom kunt u ook zelf maken.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

De staatssecretaris ging van de inhoud naar de moties. Ik heb hem zijn verhaal over de moties dus even laten afmaken. Hij heeft een vraag niet beantwoord. Los van de wenselijkheid om in de wet vast te leggen dat 50% besteed moet worden aan een hele rits doelstellingen die in de richtlijn worden genoemd, gaat het om de vraag wat de correcte manier van implementatie is. Ik heb al aangegeven dat in de verschillende talen verschillen naar voren komen. In de ene taal is het "moet" en in de andere taal is het "kan". Er ligt nu een verordening waarin heel duidelijk sprake is van "moet". Ik heb de staatssecretaris gevraagd of hij een advies van de Europese Commissie heeft gevraagd. Zo niet, wil hij dat advies dan nog vragen en wil hij de Kamer daarover informeren? We zijn natuurlijk niet gebaat bij infractie, maar bij zorgvuldige wetgeving.

Staatssecretaris Atsma:

Dat delen wij natuurlijk. De Nederlandse regering heeft zich voor de volle 100% gebaseerd op de richtlijn zoals die is afgesproken. Het is aan de Commissie om te beoordelen of wij de interpretatie en de invulling daarvan op de juiste wijze verrichten. Natuurlijk zeg ik toe dat ik het onverwijld laat weten als op enige wijze zou blijken dat wij dit op een verkeerde manier doen. Dat zou immers betekenen dat wij inderdaad met de gebakken peren zitten. Daar zit niemand op te wachten. Ik zal er dus voor zorgen dat in de brief die in de loop van het voorjaar naar de Kamer komt, dit element expliciet wordt meegenomen. Daar moet immers geen verschil van mening over zijn, maar ik heb al aangegeven dat de lidstaten naar onze overtuiging de ruimte hebben om het in te vullen zoals wij dat nu doen. Ik heb ook al aangegeven dat wij voldoen aan de verplichting om een minimumpercentage van het bedrag te besteden aan duurzame energie.

Ik kom bij de motie op stuk nr. 21 van mevrouw Van der Werf. Daarin wordt de regering verzocht om op Europees niveau mee te gaan in een verkenning van de mogelijkheid van een "set-aside".

De voorzitter:

"Opzij zetten", zou ik zeggen.

Staatssecretaris Atsma:

Ja, maar ik heb in het begin al gezegd dat veel afkortingen en termen een-op-een zijn overgenomen uit een van de internationale talen zijn. Zo staat het inderdaad letterlijk in de verordening. De suggestie is dus om te onderzoeken of het mogelijk is om dit mee te nemen in fase 3 van het ETS. Ik heb al aangegeven dat dat onderzoek wat mij betreft prima is. Ik heb deze motie ook al beoordeeld als ondersteuning van beleid. Dat geldt ook voor de motie van mevrouw Van der Werf op stuk nr. 24: die heb ik ook positief beoordeeld. De regering wordt daarin verzocht om bij de volgende Europese Milieuraad nadrukkelijk te kijken naar de brief die op 15 december is verstuurd, een en ander op zijn merites te beoordelen en de Kamer daar vervolgens over te berichten. Voordat wij naar de Milieuraad gaan, zullen wij dit agendapunt bij de Kamer neerleggen, zodat de Kamerleden daarover inhoudelijk kunnen zeggen wat zij daarover nog kwijt zouden willen.

De heer Leegte (VVD):

Ik neem aan dat de staatssecretaris de motie-Leegte/Van der Werf bedoelt.

De voorzitter:

Ja.

Staatssecretaris Atsma:

Als dat klopt, bedoel ik dat ongetwijfeld.

De heer Leegte heeft in zijn tweede termijn meer waarnemingen neergelegd dan specifieke vragen. Hij benadrukte dat de opbrengst van het ETS niet naar goedbedoelde groene subsidies moet gaan. Dat is totaal niet aan de orde. Het kabinet heeft eerder al gezegd dat wij de inkomsten en de uitgaven strikt willen scheiden. In die zin herhaal ik wat ik al heb gezegd tegen de heer Jansen en mevrouw Van Veldhoven. De heer Leegte zei: zorg dat het ETS echt gaat werken. Ik heb geprobeerd in de schriftelijke beantwoording, maar ook vanavond, aan te tonen dat het ETS al werkt. Dat zie je aan de resultaten en dat het resultaten heeft, wijzen de cijfers uit. Dat de bedragen die voor emissierechten worden betaald aan de lage kant zijn, is geen signaal dat het niet werkt. Sterker nog, zeg ik in de richting van de heer Leegte, de markt bepaalt welk bedrag voor de rechten wordt betaald. Wij kunnen wel sikkeneurig doen over het feit dat de markt nu een heel laag bedrag op tafel legt – volgens velen en ook volgens mij een te laag bedrag – het is de markt die dat bepaalt. Dat betekent echter ook dat het systeem werkt. Ik kan het niet anders en niet mooier en niet beter zeggen: het werkt. Dat zie je aan de lage prijs. Als het niet zou werken, zou de prijs misschien wel een gefixeerd bedrag per emissierecht zijn.

De heer Leegte sprak over de ambitie van de groene groei en de vergroening van de economie. Ik heb in eerste termijn al gezegd dat ik dit met hem deel. Het kabinet verschilt daarover dus niet van mening met zijn fractie. Ik stel vast dat het gros van de fracties die mening deelt en dat is alleen maar goed.

De heer Leegte heeft gevraagd of een verkenning van de uitbreiding van het ETS naar andere sectoren zoals de zeescheepvaart pas dan aan de orde is als eerst verbetering van het ETS wordt nagestreefd. Juist de derde fase beoogt een forse verbetering van het ETS te zijn. Dat is de ambitie. Ik ben het met de heer Leegte eens dat je natuurlijk ervoor moet zorgen dat de zaak goed op orde is voordat je overgaat tot een verdere uitbreiding. Ik heb in de schriftelijke reactie op de vragen in eerste termijn echter ook gesteld dat er bedrijven zijn die zelf het initiatief nemen en vragen of zij meer onder het ETS kunnen brengen. Het zou dan vreemd zijn als van overheidswege wordt gezegd: nee, dat doen wij niet. Een van de grote Nederlandse bedrijven heeft zo'n initiatief genomen en ik ben van mening dat wij daarop positief moeten reageren. Dit neemt niet weg dat je, als je nadenkt over de uitbreiding van het ETS, zorgvuldig moet wegen welke sectoren daarvoor in aanmerking komen en wat het meest effectief en efficiënt is. Dat delen wij dus wel.

De heer Leegte heeft een motie ingediend op stuk nummer 8.

De voorzitter:

Nee, het is stuk nummer 7. Er is nu wat verwarring ontstaan over de moties, maar volgens mij hebt u alle moties gekregen.

Staatssecretaris Atsma:

Dit is de laatste motie die ik hier heb liggen en die is medeondertekend door mevrouw Van der Werf. De motie begint met de constatering dat het huidige ETS onvoldoende bijdraagt aan de transitie naar een nieuwe economie. De regering wordt verzocht om zich in de onderhandelingen in Europa primair te richten op de verbetering van het ETS en niet primair op de uitbreiding ervan. Ik heb al gezegd dat wij primair inzetten op verbetering van het systeem. Als zich echter mogelijkheden voordoen voor uitbreiding en er draagvlak is, niet alleen binnen sectoren, maar ook binnen landen, dan moet je dat zeker overwegen. Ik stel vast dat deze motie dat niet uitsluit. Ik kan de motie dan ook duiden als ondersteuning van het beleid.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik dank de staatssecretaris voor zijn oordeel over de moties. Over de moties wordt gestemd bij de eindstemming.

Ik sluit de vergadering, maar ik verzoek de woordvoerders en de assistent van de staatssecretaris om even bij mij te komen.

Sluiting 21.22 uur.

Naar boven