28 Geluid

Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 14 december 2011 over geluid.

De voorzitter:

Ik heet de staatssecretaris van harte welkom.

De heer Paulus Jansen (SP):

Voorzitter. Ik leg graag drie moties aan de Kamer voor.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat artikel 2 van het Besluit geluid milieubeheer medische kinderdagverblijven aanwijst als geluidgevoelige objecten;

overwegende dat ook in gewone kinderdagverblijven kinderen langdurig aanwezig zijn en zelfs slapen;

overwegende dat kinderdagverblijven dienen te beschikken over een buitenspeelruimte, die aan de geluidbelaste zijde van het gebouw mag liggen;

van mening dat voorkomen moet worden dat nog meer kinderen in medische kinderdagverblijven terechtkomen;

verzoekt de regering om alle gebouwen met de bestemming kinderdagverblijf aan te wijzen als geluidgevoelige objecten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Paulus Jansen en Samsom. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 70 (27664).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat artikel 3 van het Besluit geluid milieubeheer bij onderwijsgebouwen slechts ruimten voor klassikaal onderwijs aanwijst als geluidgevoelig;

overwegende dat onderwijsmethoden in ontwikkeling zijn, steeds meer onderwijs- en leeractiviteiten plaatsvinden buiten de klassieke leslokalen en in sommige scholen zelfs helemaal geen klassikaal onderwijs gegeven wordt;

van mening dat de voorgestelde normering voldoende flexibel dient te zijn voor de verschillende lesmethoden;

verzoekt de regering om slechts die ruimten in gebouwen met onderwijsbestemming uit te sluiten als geluidgevoelige ruimte, waarvan vaststaat dat deze nooit gebruikt zullen worden voor les- en leeractiviteiten, waarvoor stilte een vereiste is,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Paulus Jansen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 71 (27664).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat artikel 1, lid 4 van het Besluit geluid milieubeheer, penitentiaire inrichtingen, justitiële jeugdinrichtingen en tbs-inrichtingen uitsluit als geluidgevoelige objecten;

overwegende dat de gemiddelde bewoner van een woning 12 uur per dag thuis is, terwijl de bewoners van genoemde inrichtingen 24 uur per dag "thuis" zijn;

overwegende dat zowel bij woningen als bij genoemde inrichtingen de norm gebaseerd is op ramen in gesloten toestand;

van mening dat er geen fysieke redenen zijn om onderscheid te maken tussen bewoners van woningen, bajesklanten en bewoners van tbs-inrichtingen;

verzoekt de regering om woonvertrekken in penitentiaire inrichtingen, justitiële jeugdinrichtingen en tbs-inrichtingen aan te merken als geluidgevoelige objecten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Paulus Jansen en Samsom. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 72 (27664).

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Voorzitter. Een halfjaar geleden spraken we hier over de nieuwe geluidswet. Een van de heftige discussiepunten was de werkruimte van 1,5 dB. Die was nodig om het wetsvoorstel werkbaar te maken en om autonome groei op te vangen. Maar nu blijkt dat de werkruimte vooral zal dienen om de verhoging van de maximumsnelheid mogelijk te maken. Dat was niet de bedoeling, zeker niet als je bedenkt dat het afschaffen van 80 kilometerzones meteen twee derde van die hele werkruimte structureel invult. Daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in de wet inzake geluidsproductieplafonds is voorzien in een werkruimte van 1,5 dB;

constaterende dat door de verhoging van de maximumsnelheid een aanzienlijk deel van deze werkruimte wordt ingevuld;

overwegende dat deze werkruimte bedoeld is om fluctuaties in de verkeersomvang op te vangen en omdat de beheerder bij groei van verkeer het treffen van geluidbeperkende maatregelen moet kunnen voorbereiden;

overwegende dat in de memorie van toelichting van de wet inzake geluidsproductieplafonds bovendien wordt aangegeven dat het structureel gebruik van de werkruimte zal worden tegengegaan;

spreekt uit dat de werkruimte bestemd is voor onvoorziene ontwikkelingen en autonome groei, en niet voor generieke beleidsmaatregelen die leiden tot hogere geluidsproductie;

verzoekt de regering, beleid gericht op de verhoging van de maximumsnelheid hiermee in lijn te brengen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Veldhoven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 73 (27664).

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Daarnaast maak ik de collega's erop attent dat ik aanstaande donderdag mijn aangehouden motie over de cumulatie van geluid in stemming zal brengen, omdat er een oplossing moet worden gevonden voor mensen die wakker liggen van meerdere geluidsbronnen.

De heer Samsom (PvdA):

Voorzitter. Mijn motie gaat over het uiteindelijke doel van deze regeling, deze wet en dit besluit, namelijk de langeretermijnambitie om langzaam maar zeker de geluidsoverlast terug te brengen in plaats van op hetzelfde lawaaiige niveau te houden.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat omwonenden van (spoor)wegen en andere geluidsbronnen zoveel mogelijk beschermd dienen te worden;

overwegende dat de regering de intentie heeft om "als de mogelijkheid zich voordoet, de plafonds te verlagen";

verzoekt de regering om in het besluit als aanvullende eisen voor het actieplan op te nemen dat slechts gemotiveerd kan worden afgeweken van het uitgangspunt dat geluidswinst door bronmaatregelen wordt doorvertaald in evenredige verlaging van geluidsplafonds,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Samsom en Van Veldhoven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 74 (27664).

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Staatssecretaris Atsma:

Voorzitter. Ik dank de Kamer voor de geleverde bijdragen en de moties. In de motie van de heer Jansen op stuk nr. 70 gaat het over de specifieke positie van kinderdagverblijven. In het debat hebben wij daar uitgebreid over gesproken. Het onderscheid tussen medische kinderdagverblijven en kinderdagverblijven is uitvoerig benoemd. Waar in het dictum van de motie uitdrukkelijk wordt gesproken over de bestemming kinderdagverblijven, kan wat mij betreft de motie worden gezien als ondersteuning van beleid. Ik heb er geen moeite mee om kinderdagverblijven als geluidsgevoelig object aan te wijzen.

Dan de motie van de heer Janssen waarin de regering wordt verzocht om slechts die ruimten in gebouwen met onderwijsbestemming uit te sluiten als geluidsgevoelige ruimte waarvan vaststaat dat deze nooit gebruikt zullen worden voor les- en leeractiviteiten, waarvoor stilte een vereiste is. Ik heb in het algemeen overleg al aangegeven dat het gebruik van scholen in de loop der jaren is veranderd, bijvoorbeeld door vernieuwingen in het onderwijs. Echter, het geven van klassikaal onderwijs wordt nog steeds beperkt tot klaslokalen. Omdat de geluidsgevoeligheid van klaslokalen is gebaseerd op de verstaanbaarheid van de docent, denk ik dat het niet nodig is om aanvullende ruimten een andere bestemming te geven dan klaslokalen. Wat mij betreft hebben wij geen discussie over klaslokalen. De motie moet ik dan ook ontraden.

De heer Paulus Jansen (SP):

Naar aanleiding van een vraag van mijn collega Van Veldhoven heb ik nog wel een vraag aan de staatssecretaris. Speelt het woord "nooit" in het dictum nog een rol bij het negatieve oordeel van de staatssecretaris? Ik zou het eventueel kunnen vervangen door het woord "regulier".

Staatssecretaris Atsma:

Dat speelt wat mij betreft geen rol, omdat het gaat om het principe. Ik heb al aangegeven dat het gaat om de verstaanbaarheid van de docent. Met betrekking tot de klaslokalen is er geen probleem. Als ik aan andere ruimten een geluidsgevoelige bestemming moet geven, dan weet ik sowieso niet waar ik moet beginnen en moet eindigen. Ik vind ook dat het een verantwoordelijkheid is van het bevoegd gezag. Ik weet dat bijvoorbeeld wanneer het gaat om verkeersles, er op het schoolplein of in het fietsenhok wordt gedoceerd. Laten we vooral de bevoegdheid daar laten waar die hoort. Dus ik ontraad deze motie.

Dan de motie met betrekking tot het aanpassen van de gevangenissen en tbs-inrichtingen. In het algemeen overleg heb ik al aangegeven dat ik er niet voor voel om er een geluidsgevoelige bestemming aan te geven. Ik heb in de Kamer al gemeld dat ik de stelling deel dat ook in deze gebouwen mensen soms langdurig verblijven. Ik denk dat dit geen verrassing. Echter, anders dan bij woningen zullen de bewoners van dergelijke bestemmingen in het algemeen geluidsbelasting buiten niet kunnen waarnemen. Zeker van deze gebouwen zijn gevels om veiligheidsredenen al dusdanig gesloten en geïsoleerd, dat er absoluut geen reden is om er nu een geluidsgevoelige bestemming aan te geven. De andere argumenten die ik zou kunnen noemen, houden verband met het bouwbesluit inzake deze inrichtingen. De motie zou ik dan ook willen ontraden.

Dan kom ik op de motie van mevrouw Van Veldhoven waarin de regering wordt verzocht om de verhoging van de maximumsnelheid in lijn te brengen met datgene wat in haar ogen wordt verstaan in de toelichting van de wet onder de werkruimte van 1,5 dB. Ik heb in het algemeen overleg aangegeven dat slechts een beperkt deel van de werkruimte die beschikbaar is, wordt gebruikt en dat het wat ons betreft een tijdelijke verhoging is omdat door de bronmaatregelen inzake verkeer het de verwachting is dat er in veel regio's sprake zal zijn van een terugdringing van de geluidsoverlast. Dat betreft dan niet alleen het verkeer maar ook aanpassing van de wegen. Dus in die zin is er mijns inziens geen enkele reden om via deze motie de regering aan te sporen om verdere actie te ondernemen. Het lijkt mij een overbodige motie. In die zin verwijs ik naar wat ik eerder heb gezegd. Voor de inhoudelijke discussie verwijs ik naar het debat dat vandaag elders in het gebouw over hetzelfde onderwerp is gevoerd.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

De staatssecretaris zegt dat van die ruimte maar een zeer beperkt gedeelte wordt ingevuld, maar een verhoging van 80 naar 100 km/u betekent een toename van een halve tot een hele decibel, dus dat is twee derde van de ruimte. Ik kan mij niet voorstellen dat de staatssecretaris daarop doelt, als hij zegt dat het maar een zeer beperkte invulling van die ruimte is. Kan de staatssecretaris toezeggen dat hij bereid is om het als overweging mee te nemen bij het bepalen waar 130 km/u of een verhoging van 80 naar 100 km/u wel of niet kan, als die maatregelen zijn genomen en als er dan meer geluidsoverlast overblijft dan die zeer beperkte invulling waarover hij nu spreekt?

Staatssecretaris Atsma:

De minister heeft in andere debatten aangegeven dat er sprake moet zijn van maatwerk. Dat geldt voor maatregelen op meerdere wegen. In die zin wordt het element geluid evenals de luchtkwaliteit meegewogen bij een verdere inpassing. Ik heb al gezegd dat het mij niet nodig lijkt om op voorhand te zeggen dat datgene wat in deze motie staat, moet worden meegenomen, dus ik ontraad de motie. Ik zeg wel toe: als er aanpassingen nodig zijn of als er aanvullende maatregelen vereist zijn om voldoende werkruimte te behouden voor de lange termijn, dan zullen we dat zeker doen. Ik herhaal dat de verwachting is dat de geluidsoverlast van het verkeer door bron- en andere maatregelen eerder zal teruglopen dan zal toenemen.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Ik hoor toch eigenlijk instemming met de essentie van die motie. Deze is dat generiek beleid niet mag leiden tot een structurele invulling van die werkruimte. Dat is ook precies het uitgangspunt in wat de staatssecretaris heeft geschreven, namelijk dat de werkruimte van de beheerder niet mag leiden tot structurele toename. Er zullen maatregelen worden genomen om te voorkomen dat die werkruimte structureel wordt benut. Dan is de motie toch een ondersteuning van wat de staatssecretaris zegt, maar wat wij nog niet terugzien in de acties van het kabinet wat betreft 130 km/u?

Staatssecretaris Atsma:

Dan hebt u wel erg selectief geluisterd. Ik heb gezegd dat de verwachting is dat de geluidsdruk eerder zal afnemen dan zal toenemen door de bronmaatregelen bij de voertuigen, de maatregelen aan het wegdek en door aanvullende maatregelen. Ik waag het zeer te betwijfelen of er sprake zal zijn van een structurele toename, zoals u suggereert. De Kamer betwijfelt dat volgens mij met mij. Ik herhaal dat de motie moet worden ontraden.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Ik weet dat dit de kans op een positief advies van de staatssecretaris niet per se vergroot, maar ik zuig die resultaten niet uit mijn duim. Dat zijn de resultaten van het experiment met een snelheidsverhoging naar 130 km/u op acht trajecten. Daar komt uit dat een verhoging van 80 naar 100 km/u een toename betekent van 0,5 naar 1,0 dB. Dat is twee derde van de werkruimte. De staatssecretaris zegt dat het niet de bedoeling is dat die werkruimte structureel wordt gebruikt, maar alleen wanneer er maatregelen worden genomen om dat terug te dringen. Dan zegt hij eigenlijk dat hij de essentie van mijn motie ondersteunt.

Staatssecretaris Atsma:

Nee, dat zeg ik niet. U bent selectief aan het winkelen uit datgene wat ik heb gezegd. In het algemeen geldt dat de geluidsbelasting zal afnemen door bronmaatregelen, maatregelen aan het wegdek en elders bij de weg. In die zin is er geen sprake van een structurele toename. Als u dat in mijn woorden beluistert, moet ik u toch teleurstellen, want dan hebt u mij verkeerd begrepen. Die structurele toename is er wat mij betreft niet, en zeker niet die onevenredig grote aanslag op de beschikbare werkruimte.

De voorzitter:

De laatste motie.

Staatssecretaris Atsma:

De strekking van de motie-Samsom/Van Veldhoven op stuk nr. 74 is dat de geluidsproductieplafonds in het kader van het actieplan verplicht moeten worden verlaagd, evenredig met de winst van de bronmaatregelen. De beheerder zou daarvan gemotiveerd moeten kunnen afwijken. Deze discussie raakt het overleg dat wij twee weken geleden hebben gehad. Ik heb toen al gezegd dat de wet de mogelijkheid biedt tot verlaging in algemene zin, maar wel na een gerede afweging. Ik heb toegezegd dat die mogelijkheid nadrukkelijk zou moeten worden meegenomen. Ik heb daarbij ook gewezen op datgene wat in het kader van de wetgeving is verankerd. Juist daar hebben wij dat vastgelegd. Deze motie legt de bewijslast eigenlijk bij de beheerder, die moet aantonen dat hij de ruimte nodig heeft en dus niet kan inzetten voor verlaging. Dat is eigenlijk een soort omgekeerde bewijslast, die volgens het kabinet alleen maar leidt tot een mogelijke onnodige juridisering van datgene wat zich kan gaan afspelen. Ik zou deze motie dus echt willen ontraden, omdat datgene wat in de motie wordt voorgesteld, het omgekeerde is van wat de wet bedoelt. Wij willen juist de ruimte bieden, maar dat doe je op basis van de jaarlijkse evaluatie. Je legt de bewijslast niet bij de beheerder van de weg. Dat lijkt ons bepaald onverstandig. Kortom: deze motie zou ik willen ontraden.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

De stemmingen over de moties vinden plaats bij de eindstemming donderdagavond.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven