Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 22 oktober 2008 over IOB-evaluatie Afrikabeleid.

De heer Boekestijn (VVD):

Voorzitter! De VVD-fractie meent dat een parlementair onderzoek dient te worden ingesteld naar de evaluatiepraktijk van het ministerie van Buitenlandse Zaken en de gevolgen daarvan voor de effectiviteit van de besteding van onze ontwikkelingsgelden. Wij hebben daarvoor drie argumenten.

In de eerste plaats stelt de VVD-fractie vast dat het IOB-rapport over acht jaar Afrikabeleid geen inzicht geeft in de effectiviteit van ons beleid. Het rapport geeft door de gekozen methodologie helaas geen antwoord op de vraag wat de bilaterale hulp nu eigenlijk heeft opgeleverd.

In de tweede plaats stelt de VVD-fractie vast dat sommige auteurs van het evaluatierapport betrokken waren bij de totstandkoming en de vorming van het Afrikabeleid. Dat achten wij geen goede basis voor het trekken van lessen uit het verleden.

Tot slot is de VVD-fractie van mening dat een effectief ontwikkelingssamenwerkingsbeleid staat of valt met een professionele onafhankelijke evaluatiepraktijk. Wij zijn dan ook voorstander van een parlementair onderzoek naar de evaluatiepraktijk van het ministerie van Buitenlandse Zaken en de gevolgen daarvan voor de effectiviteit van de besteding van ontwikkelingsgelden.

De volgende vragen kunnen daarbij aan de orde komen.

  • 1. Waarom worden er niet standaard nulmetingen verricht?

  • 2. Waarom komt er geen onafhankelijke evaluatiepraktijk tot stand?

  • 3. Welke gevolgen heeft dit voor de effectiviteit van het beleid?

Wij dienen hiertoe de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat aan de hand van het rapport acht jaar Afrikabeleid van de IOB niet goed vastgesteld kan worden wat de gevolgen zijn van het Nederlandse beleid;

overwegende dat het wenselijk is dat de Kamer goed geïnformeerd wordt over de effecten van het ontwikkelingssamenwerkingsbeleid;

overwegende dat het wenselijk is, nader parlementair onderzoek in te stellen naar de evaluatiepraktijk van het ministerie van Buitenlandse Zaken en de gevolgen daarvan voor de effectiviteit van de besteding van ontwikkelingsgelden;

verzoekt het Presidium, een parlementaire onderzoekscommissie hiernaar in te stellen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Boekestijn, Zijlstra en Van Miltenburg. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 82(29237).

De heer Waalkens (PvdA):

Collega Boekestijn heeft in de aanloop naar de indiening van deze motie een aantal argumenten genoemd. Een daarvan was dat het specifiek gericht zou zijn op de bilaterale assistentie. U hebt in de aanleiding om deze motie in te dienen echter vergeten om ook de hele multilaterale inzet van ontwikkelingssamenwerking te noemen. Dat vind ik toch een omissie; dan bent u niet consequent. Dan moet u zeggen dat het niet alleen gaat om de bilaterale assistentie, maar ook om de inzet langs de multilaterale kant.

De heer Boekestijn (VVD):

De motie laat dat open en kan het insluiten, maar ik vind het in eerste instantie ook een prima idee om het te beperken tot de bilaterale hulp.

De voorzitter:

Mijnheer Waalkens, u krijgt het woord van mij, maar u was niet ingeschreven voor dit debat.

De heer Waalkens (PvdA):

Ik dacht dat de VVD alles tegen het licht wilde houden. U doet dat met de motie wel, maar u hebt een mondelinge bijsluiter gegeven, die ook in het stenografisch verslag komt, waarin u alleen op de bilaterale kant ingaat. Waarom bent u dan niet consequent? U trekt een geweldig grote broek aan, maar vervolgens maakt u het weer heel klein.

De heer Boekestijn (VVD):

Om te beginnen is dat helemaal niet waar. De vorige keer hebt u ook geprobeerd te zeggen dat ik een grote broek aantrek. Ik heb toen gezegd dat ik maar 1 mld. kan bezuinigen door het CPB. Dat was een afdoende antwoord daarop.

Ik heb er geen enkel, maar dan ook geen enkel bezwaar tegen om ook het multilaterale kanaal erbij te betrekken. De motie sluit dit ook absoluut niet uit, dus ik kan u geheel geruststellen op dit punt.

Mevrouw Ferrier (CDA):

Voorzitter. Wij hebben een positief-kritisch debat gehad met de minister voor Ontwikkelingssamenwerking over de IOB-evaluatie van het Afrikabeleid en nog twee andere evaluaties. Er bestaat een hardnekkig beeld dat er in Afrika niets bereikt is, dat ontwikkelingssamenwerking niet werkt. Cijfers tonen aan dat er wel degelijk resultaten worden bereikt. De werkelijkheid is dat er juist binnen de kaders van Ontwikkelingssamenwerking zelf kritisch wordt gekeken naar de inzet van middelen, naar wat werkt en wat niet werkt. Op geen beleidsterrein worden zo veel evaluaties gedaan als dit en wordt het beleid overeenkomstig de uitkomsten van het onderzoek aangepast.

Het CDA was kritisch over deze specifieke IOB-evaluatie van het Afrikabeleid. De evaluatie pretendeerde het gehele Afrikabeleid te hebben geëvalueerd, terwijl slechts het bilaterale instrumentarium is onderzocht, de Afrikaanse context niet is meegenomen en te weinig rekening is gehouden met de onderbouwing van de gemaakte beleidskeuzen. De minister erkende dit tijdens het debat. Ik ben blij met de toezegging van de minister, in volgende evaluaties hiermee rekening te houden en hierop te reageren per brief, waarin ook het verzoek van het CDA wordt meegenomen inzake het instellen van een onafhankelijke commissie, een panel van advies voor het IOB.

En wat collega Boekestijn betreft, zou het goed zijn als hij zich de komende tijd gaat richten op de feiten en niet op slecht voorbereide voorstellen die niet uitgevoerd blijken te kunnen worden en niet op een onderzoek waarvan hij bij voorbaat toch al de uitkomsten denkt te weten. Wij vragen ons af of de VVD heeft stilgestaan bij de gevolgen van een tegenstem voor de begroting van Buitenlandse Zaken. Daarmee zullen belangrijke zaken als 15% van het OS-budget voor de private sector – collega's hebben daarvoor gestreden – de ORIO-regeling, steun voor mensenrechtengroeperingen en strijd tegen de kinderarbeid door de VVD-fractie worden weggestemd.

De heer Boekestijn (VVD):

Ik zou mevrouw Ferrier een eenvoudige vraag willen stellen. Ik weet dat zij een hartstochtelijk voorstander is van ontwikkelingssamenwerking. Dat ben ik zelf ook. Ik weet dat mevrouw Ferrier zich ook zorgen maakt over het draagvlak voor ontwikkelingssamenwerking. Kan zij mij nu nog een keer heel langzaam uitleggen waarom zij elke poging blokkeert om dit beleid echt te moderniseren, elke poging die ertoe kan leiden dat wij Afrika werkelijk kunnen helpen? Hoe legt zij dat nu aan haar kiezers uit? Ik begrijp dat gewoon niet.

De voorzitter:

Eén poging, mevrouw Ferrier!

Mevrouw Ferrier (CDA):

Ik mocht het langzaam uitleggen, dus zal ik het ook langzaam uitleggen. Ontwikkelingssamenwerking gaat niet alleen over Afrika maar over meerdere gebieden. Als de heer Boekestijn goed naar mij heeft geluisterd in de verschillende debatten waarin ik het genoegen heb gehad samen met hem het woord te mogen voeren, zal hij zien dat de inzet van de CDA-fractie niet alleen nu maar ook in het verleden altijd is geweest om de effectiviteit van het beleid te vergroten. Wij hechten aan ontwikkelingssamenwerking vanuit de morele motieven maar ook vanuit een welbegrepen eigenbelang. Ik heb dat meerdere malen uiteengezet en dat ga ik hier niet nog een keer doen. Wij geven voortdurend aan wat de punten zijn waarop dat beleid kan worden verbeterd. Dat doe ik niet van achter mijn bureau maar vanuit kennis van de werkelijkheid en kennis van de feiten. Aan die kennis kom ik door bezoeken te brengen aan landen maar vooral ook door mij te informeren. Ik heb heel regelmatig contact met de vele wetenschappers die zich in ons land bezighouden met de effectiviteit van ontwikkelingssamenwerking, met mensen uit de praktijk vanuit de verschillende kanalen, zowel het civilaterale als het multilaterale kanaal. Ik informeer mij daarover en op basis daarvan geef ik aan, zoals ik bij de begrotingsbehandeling heb gedaan, hoe wij het beleid kunnen verbeteren. En ik ben reëel, voorzitter. Ik heb niet de pretentie dat ik als Kamerlid in een parlementair onderzoek deze complexe materie kan blootleggen terwijl wij daar zoveel deskundigen voor hebben in Nederland. Dat is verspilling van tijd. Ik wil de heer Boekestijn nogmaals aanraden om zich nu eens te beperken tot de feiten, geen halve waarheden te verkondigen en de waarheid niet te verdraaien, zoals hij zo vaak doet en daarmee een karikatuur van ontwikkelingssamenwerking maakt.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik denk dat u dit de afgelopen maanden met enige regelmaat in deze zaal en in andere zalen in dit gebouw met elkaar hebt gewisseld. Wij zijn nu bezig met een VAO. De heer Boekestijn heeft een motie ingediend en ik zou graag het oordeel van de minister over die motie willen horen en uw debat onderling op dit moment willen stoppen. De minister heeft de tekst van de motie al voor zich en zal reageren.

Minister Koenders:

Voorzitter. Ik heb de tekst van de motie niet voor mij maar ik wil mij van een oordeel onthouden. Het is een verzoek aan de Tweede Kamer om al dan niet een onderzoek over de staat van de ontwikkelingssamenwerking in te stellen. Het is niet aan mij om daar een oordeel over te vellen.

De voorzitter:

U hebt gelijk; ik had dat eigenlijk ook gelijk moeten zeggen. Wij zullen deze motie in handen stellen van het Presidium en dan zal het Presidium zich daarover buigen, misschien aanstaande dinsdag en anders een week later.

De beraadslaging wordt gesloten.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven