Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 11 september 2008 en 22 oktober 2008 over voedselzekerheid in ontwikkelingslanden.

De voorzitter:

De heer Vendrik zou het woord krijgen, maar hij is er nog niet. Daarom krijgt mevrouw Van Gent het woord.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Voorzitter. Ik sta hier namens de heer Vendrik. Ik zal meteen de motie indienen, dan kunnen wij lekker opschieten.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,Van Gent

van mening dat ontwikkelingslanden de volle ruimte moeten krijgen om eigen keuzen te maken ter zake van de ontwikkeling van de eigen landbouwmarkt, het versterken van de positie van boeren en het borgen van voedselzekerheid;

van mening dat voorgaande voorrang dient te krijgen aan relevante internationale onderhandelingstafels, hetgeen onder meer betekent dat deze landen minimaal de ruimte (terug)krijgen om bijvoorbeeld voedselvoorraden aan te leggen, lokale markten te reguleren en importquota vast te stellen en/of importen te belasten;

verzoekt de regering, vanaf heden op de relevante internationale fora als EU, VN-organisaties, WTO en Wereldbank uit te dragen dat ontwikkelingslanden de ruimte moeten krijgen, hun eigen voedselzekerheid te borgen en daartoe strekkende maatregelen moeten kunnen treffen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Gent, Vendrik en Irrgang. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 40(31250).

Mevrouw Ferrier (CDA):

Voorzitter. Het is goed dat landbouw als sector terug is op de ontwikkelingsagenda. Wij hebben uitgebreid met de drie ministers kunnen praten over voedselzekerheid. Het feit dat wij het AO over twee dagen gespreid hebben, bood de gelegenheid om ook de actualiteit van de kredietcrisis in de tweede termijn bij het overleg te betrekken. De huidige financiële situatie maakt het nog belangrijker ons beleid, gericht op armoedebestrijding, eerlijker verdeling en het bestrijden van de voedselcrisis door de oorzaken aan te pakken, te handhaven. De voedselcrisis eist dagelijks duizenden levens. Dat moeten wij ons aantrekken en dat is ook majeure ingrepen waard, net als de kredietcrisis.

Wil dit landbouwbeleid effectief zijn, dan moet het niet versnipperd zijn. Daarover heeft mijn fractie haar zorgen geuit en wij zien goede mogelijkheden om versnippering te voorkomen, door aansluiting bij AGRA en door inzet van de grote deskundigheid die Nederland heeft op het gebied van landbouw, met Wageningen, en op het gebied van water, met TNO. Wij zijn er tevreden over dat de regering de bereidheid heeft uitgesproken om, waar mogelijk op dit punt, aan te sluiten bij de voorstellen van Kofi Annan. Daarbij moet de Afrikaanse Unie een centrale rol spelen. Het gaat immers om vraaggestuurd beleid. Wij zullen heel kritisch blijven volgen, welke stappen op dit gebied worden gezet.

Mijn fractie heeft ook aandacht gevraagd voor het feit dat wij niet alleen naar de hoeveelheid voedsel moeten kijken, maar ook naar de voedingswaarde. Wij willen dit vastgelegd zien in het beleid en wij dienen daartoe de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in de beleidsbrief Landbouw, rurale bedrijvigheid en voedselzekerheid in ontwikkelingslanden (TK 31250, nr. 14) het aspect van ondervoeding en voedingswaarde ontbreekt;

overwegende dat met het oog op de voedselcrisis, maar ook om de millenniumdoelen te behalen de aanpak van ondervoeding en aandacht voor voedingswaarde van groot belang is;

overwegende dat ondervoeding direct of indirect raakt aan basisonderwijs, economische productiviteit, kindersterfte, verbetering van moederzorg en de strijd tegen hiv/aids, malaria en andere ziektes;

overwegende dat aanpak van ondervoeding een integrale nationale en internationale benadering van meerdere sectoren van handel, gezondheid, water en sanitatie, onderwijs en landbouw vergt;

verzoekt de regering, in haar beleid ten aanzien van voedselzekerheid in ontwikkelingslanden ook de elementen ondervoeding en voedingswaarde te betrekken, waarbij wordt aangesloten bij bestaande lokale kennis en initiatieven en uitwisseling van kennis en ervaring op dit gebied te bevorderen, evenals te bevorderen dat de producten zo veel mogelijk lokaal of regionaal ingekocht worden en de Kamer hierover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Ferrier en Waalkens. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 41(31250).

Minister Koenders:

Voorzitter. Op zichzelf sta ik sympathiek tegenover het dictum van de door de heren Vendrik en Irrgang en mevrouw Van Gent ingediende motie. Ik kan het dictum dan ook ondersteunen. In de overwegingen echter zit een element dat ik wat ingewikkeld vind. Er staat namelijk dat ontwikkelingslanden in staat moeten worden gesteld om importquota vast te stellen en/of importen te belasten. De mogelijkheid daartoe hangt samen met internationale handelsovereenkomsten. Dit betekent dat ontwikkelingslanden zoiets nooit helemaal unilateraal kunnen doen. Dat neemt niet weg dat wij bereid zijn om aan het dictum van de motie te voldoen. In feite gebeurt dat al, omdat wij in alle internationale fora juist flexibiliteit ten aanzien van onderhandelingen steunen. Wij willen dus beleidsruimte voor ontwikkelingslanden en de mogelijkheid dat zij via vrijwaringsmaatregelen en tijdelijke bescherming voedselzekerheid bereiken. Op grond van deze overweging wil ik aanneming van deze motie ontraden.

Ook de leden Ferrier en Waalkens hebben een motie ingediend. Ik ben het met de indieners eens dat voedingswaarde een essentieel element is bij ondervoeding. De voornaamste oorzaak van ondervoeding, in zowel kwalitatieve als kwantitatieve zin, is vooral gelegen in armoede en koopkracht en in mindere mate in het niet beschikbaar zijn van kwalitatief goede voedingsmiddelen. In een aantal gevallen speelt de gebrekkige kennis van ouders ook een rol. Daarnaast is er sprake van interne verdelingseffecten. Daarbij gaat het vooral over de relatie tussen man en vrouw en de manier waarop binnen een huishouding voedsel wordt verdeeld. Ons beleid richt zich op al deze aspecten door in te zetten op onder andere verbetering van het inkomen, ook van vrouwen, educatie met aandacht voor rechten van vrouwen en kinderen en programma's voor het beschikbaar stellen van voedsel, bijvoorbeeld in noodsituaties of via schoolvoedingsprogramma's zoals wij die in Ghana kennen. Wij zien deze motie dan ook als een aanmoediging om ons beleid voort te zetten en uit te bouwen. Wij zullen de Kamer berichten over de wijze waarop op bestaande initiatieven zal worden aangesloten. In die zin kunnen wij de motie ondersteunen.

De voorzitter:

Ik zie geen aanleiding voor de leden om hier een reactie op te geven.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Wij zullen dinsdag over de moties stemmen.

Naar boven