Aan de orde is de behandeling van:

het wetsvoorstel Regels inzake beëdiging, kwaliteit en integriteit van beëdigde vertalers en van gerechtstolken die werkzaam zijn binnen het domein van justitie en politie (Wet gerechtstolken en beëdigde vertalers) (29936).

De voorzitter:

Zoals eerder afgesproken, zullen wij het vanavond laten bij de eerste termijn van de Kamer.

De algemene beraadslaging wordt geopend.

Mevrouw Van Egerschot (VVD):

Voorzitter. Het wetsvoorstel voor een Wet gerechtstolken en beëdigde vertalers kregen wij tweeënhalf jaar geleden onder ogen. Ik heb de Wet op het financieel toezicht behandeld (1500 pagina's exclusief memorie van toelichting), maar dat was voor mijn gevoel toch net een stukje makkelijker dan deze wet. Inhoudelijk heb ik nog een hoop vraagtekens. Mij is onduidelijk wat de minister nu precies met dit wetsvoorstel wil. Wij kennen de geschiedenis van de problemen rond een IND-tolk, maar het is onduidelijk wat wij met dit wetsvoorstel willen regelen. Willen wij regelen dat voor alle vertalers en tolken die op het gebied van justitie, politie en IND werken, speciale regels gelden? Willen wij dat soort mensen alleen in een register met de bestaande eisen en eventueel een nieuwe regulering voor tolken? Willen wij alle tolken en vertalers in een register, opdat wij kunnen zien of zij aan kwaliteitseisen voldoen om voor justitie, politie of IND te werken? Eigenlijk biedt het wetsvoorstel een mengelmoes van deze dingen.

Voor de beëdigde vertalers hebben wij al wet- en regelgeving. Globaal is die wet- en regelgeving één op één vertaald. Voor tolken worden regels geïntroduceerd als zij in de justitiële wereld werkzaam zijn. De minister stelt dat de waarborgen voorop moeten staan. Hij noemt bijvoorbeeld de geheimhoudingsverplichting, de eed, de klachtenregeling, de doorhalingsregeling. Het zijn alle facetten die de kwaliteit kunnen waarborgen. Dat zijn de punten die belangrijk zijn voor het waarborgen van de kwaliteit van de beroepsgroep. Het kan via zelfregulering of via wetgeving, maar ik begrijp best dat een stukje wetgeving voor nodig is. Er wordt een register geïntroduceerd, alsmede een afnameplicht van geregistreerde tolken en vertalers voor de justitiële wereld, en een nieuwe verplichting voor de Verklaring omtrent het Gedrag (VOG).

Dit wetsvoorstel geldt vertalers die nu al beëdigd zijn en die niet alleen in de justitiële wereld werken. Sterker nog, zij doen veel meer dan dat. De regelgeving voor de tolken gaat echter alleen gelden voor tolken die in de justitiële wereld werken. Ik begrijp niet waarom wij dat niet in één wet gelijktrekken. Het zou voor de hand hebben gelegen om iets te regelen voor tolken en vertalers die binnen justitie werken. Ook was het mogelijk geweest om te volstaan met de huidige wet- en regelgeving voor beëdigde vertalers en daarnaast iets te regelen voor tolken. Met het huidige wetsvoorstel is in feite sprake van een disbalans. Kan de minister voor mij aanscherpen welk probleem wij proberen op te lossen, voor welke beroepsgroepen dat geldt en voor welke sectoren? Waarom is er sprake van een disbalans?

Ik maak mij zorgen over de administratieve lasten die een en ander met zich brengt. Er is al regelgeving voor de beëdigde vertalers. Voor de tolken wordt er nieuwe geïntroduceerd. Ik vind het bijzonder dat de cijfers van de beroepsorganisatie een fractie zijn van de cijfers die wij van de minister hebben gekregen. Ik verzoek de minister om daarover duidelijkheid te geven.

Deze discussie wordt bemoeilijkt door het feit dat de kwaliteitseisen en de competenties voor de tolken gespecificeerd zullen worden in de AMvB. Wij kennen de inhoud dus nog niet. Dat maakt het niet eenvoudiger om over dit onderwerp te discussiëren. Ik ben geen tegenstander van het maken van een kaderwet, maar het zou gemakkelijker zijn als wij inzage kregen in de eisen die straks aan registratie zullen worden gesteld. Justitie, politie en de IND – ik doel op de volledige justitiële wereld – hebben straks een afnameplicht. Zij mogen dan dus alleen geregistreerde, beëdigde vertalers en tolken inschakelen. Tellen eerder verworven competenties nog mee? Zal straks ook duidelijk in de AMvB staan hoe het zit met buitenlandse tolken en vertalers die een goede opleiding in hun land hebben gevolgd? Hoe waarderen wij dat straks in het Nederlandse systeem? Wij kunnen genoeg volkeren en stammen bedenken met een eigen taal die door nagenoeg niemand begrepen wordt. Misschien is er één persoon op de wereld die deze taal naar het Engels, het Nederlands of welke taal dan ook kan vertalen. Hoe gaan wij daarmee om? Wij kunnen dan niet controleren of die persoon daadwerkelijk in staat is om een goede vertaling te maken. Hoe kunnen wij nagaan of de kwaliteit wordt gewaarborgd?

Alle beëdigde vertalers vallen onder dit wetsvoorstel. Dat geldt ook voor diegenen die niet in het justitiële apparaat werkzaam zijn. Waarom proberen wij geen onderscheid te maken tussen diegenen die daar wel werken en de vertalers die dat niet doen? Als dat niet mogelijk is, hoe gaan wij er dan voor zorgen dat uit het register duidelijk blijkt dat betrokkenen daadwerkelijk beëdigd zijn? Hoe kunnen wij bewerkstelligen dat wij te weten komen welke personen niet voor de politie, justitie of de IND mogen werken?

Ik heb een aantal amendementen voorbereid, omdat ik het met diverse zaken niet eens ben. In het wetsvoorstel wordt uitgegaan van beëdigde vertalers en gerechtstolken. Met de laatste groep worden tolken bedoeld die werken op het terrein van justitie, politie, de IND enzovoorts. Gedoeld wordt op de justitiële tolk. Wij gebruiken die terminologie al in de huidige praktijk. Een gerechtstolk is namelijk een tolk die bij het gerecht werkt. Waar het wetsvoorstel spreekt van gerechtstolken, strookt dat niet met de huidige terminologie. Mij is niet duidelijk waarom wij niet van "beëdigde vertalers" kunnen spreken en van "beëdigde tolken". Een gerechtstolk in de praktijk is een andere dan de gerechtstolk in het wetsvoorstel. Het gebruik van dit begrip in de praktijk is immers veel enger dan in het wetsvoorstel. Om deze onnodige verwarring te voorkomen, stel ik voor om de term gerechtstolk te vervangen door de term beëdigd tolk.

Dat betekent dat de titel van de wet aangepast moet worden. Ik verkeerde in de veronderstelling dat de Kamer daartoe bevoegd is. Dat is zij niet. Ik trek dit amendement dan ook in. Wel deel ik aan de minister mede dat de titel van de wet aangepast moet worden als het amendement over de terminologie van de gerechtstolk aangenomen wordt.

De voorzitter:

Het amendement-Van Egerschot (stuk nr. 17) is ingetrokken.

Mevrouw Van Egerschot (VVD):

In het wetsvoorstel wordt het begrip "taalrichting" gebruikt. Dit is een nieuw en nog niet gebruikt woord in de praktijk. Dat moet in de wet worden opgenomen en goed worden ingevuld om verwarring te voorkomen. Daarom heb ik ervoor gekozen om in artikel 1, met de definitiebepaling, de terminologie nader te verklaren conform wat in de praktijk gebruikelijk is.

Bij de klachtenbehandeling is sprake van een klachtencommissie. In de praktijk kan de klager bij die commissie ook uit justitie bestaan. Als deze commissie gevuld is met mensen van justitie ontstaat er een klein onafhankelijkheidsprobleem. Ik weet niet goed hoe ik dit probleem moet voorkomen. Om ervoor te zorgen dat twijfel over de onafhankelijkheid van een dergelijke klachtencommissie wordt voorkomen, omdat klager tevens zitting heeft in de commissie, wil ik dat in de wet wordt gesproken van een onafhankelijke klachtencommissie. In mijn toelichting stel ik dat dit woord moet worden toegevoegd om ervoor te zorgen dat de onafhankelijkheid niet in het geding mag komen.

Ik heb reeds gezegd dat er verwarring kan ontstaan bij de categorie van ingeschrevenen, die ook kan leiden tot een soort concurrentievervalsing. Er is een afnameplicht. De vraag is welke beëdigde tolken en beëdigde vertalers gekwalificeerd zijn voor welk specifiek terrein. De afnameverplichting is gekoppeld aan de registratie. Het kan dus zijn dat beëdigde vertalers die niet gekwalificeerd zijn voor het domein van justitie en politie niet expliciet herkenbaar zijn wat betreft hun andere geleverde diensten. Daarbuiten zijn zij wel beëdigd vertaler. Ik lees de wet zo dat nu in het register staat dat een beëdigde vertaler niet gekwalificeerd is om in het domein justitie en politie te functioneren, terwijl het volgens de huidige wetgeving wel degelijk gaat om een beëdigde vertaler die aan alle kwaliteitseisen voldoet. Hoe kunnen wij ervoor zorgen dat deze concurrentievervalsing wordt voorkomen en dat duidelijk is dat een beëdigde vertaler ondanks het ontbreken van kwalificaties voor dit specifiek domein wel degelijk een beëdigde vertaler is? Volgens mij is dat heel gemakkelijk op te lossen door artikel 3, lid 1 te wijzigen.

Er bestaat nog veel onduidelijkheid over de kwalificaties en de competenties. Mijn vraag is of de minister bereid is om ervoor te zorgen dat ik geen amendement voor een voorhangprocedure hoef in te dienen. Ik ben geen voorstander van het vastleggen van voorhangprocedures in een wet door te spreken van bij of krachtens een AMvB. Dan moet de minister voor iedere punt en komma die hij zou willen wijzigen aan deze wet terug naar de Kamer. De zeer belangrijke details die invulling geven aan deze kaderwet zullen geregeld worden in een AMvB. Ik hoop dat de minister het amendement dat ik heb ingediend overbodig kan maken door toe te zeggen dat wij een voorhangprocedure kunnen gaan volgen als Kamer. Nogmaals, het scheelt een hoop wanneer de minister een punt en een komma wil wijzigen.

Ik ben niet overtuigd van het antwoord op mijn vragen over de verklaring omtrent het gedrag. In het wetsvoorstel staat dat er één keer per vijf jaar een verklaring omtrent het gedrag moet worden afgegeven. Een VOG is sowieso nodig om beëdigd te worden, maar daarnaast kan er altijd om gevraagd worden bij grote projecten. De VOG is dus nodig in het begin en verder kan IND of politie er altijd om vragen bij een zeer gevoelige kwestie. Waarom fietsen wij dan toch de verplichting in de wet dat één keer in de vijf jaar een VOG moet worden afgegeven? Dat is een onnodige administratieve last. Het is niet nodig, omdat er al mogelijkheden bestaan om vaker om een VOG te vragen. Daarom stel ik voor om de verplichting om één keer per vijf jaar een VOG af te geven eruit te halen.

Mevrouw Van Oudenallen (Groep Van Oudenallen):

Is een verklaring omtrent het gedrag eigenlijk wel de beste manier om iemand te controleren? Het is alleen maar een verklaring waaruit blijkt dat iemand in de afgelopen jaren niet met justitie in aanraking is geweest. Bent u het met mij eens dat er betere methoden zijn dan een verklaring omtrent het gedrag?

Mevrouw Van Egerschot (VVD):

Daarom komen er ook nadere kwalificaties voor de beroepsgroepen, maar dat zal bij AMvB nader ingevuld worden. Wij formuleren hier de eisen waaraan een beëdigd vertaler of gerechtstolk moet voldoen. Ik ben het met u eens dat het moet gaan om de combinatie, in dit geval een combinatie van VOG en kwaliteitseisen. Ik vind het onnodig dat iedere vijf jaar een VOG wordt afgegeven, als men toch al om een dergelijke verklaring kan vragen wanneer men dat nodig acht.

Voorzitter. In deze wet wordt gebruik gemaakt van de term "letterlijke vertaling", maar in veel andere wetten gebruiken wij de term "getrouwe" vertaling. Ook de beroepsgroepen gebruiken die terminologie. Toen ik tweeënhalf jaar geleden in de Kamer kwam, wist ik nog niet precies wat er in deze beroepsgroep gebeurde, maar dat heeft men mij inmiddels haarfijn kunnen uitleggen. Wat ik wel weet, is dat de beroepsorganisaties, los van het feit dat altijd al het begrip getrouwe vertaling wordt gebruikt, daar veel waarde aan hechten. Het is voor een vertaler of tolk namelijk niet mogelijk om een letterlijke vertaling te leveren. Als wij die terminologie willen hanteren in deze wet, dan eisen wij niet van een tolk of vertaler dat hij zijn uiterste best doet om er met de kwalificaties waarover hij beschikt voor te zorgen dat de vertaling de beste is die wij hier in Nederland kunnen krijgen. Nee, wij eisen dan dat het letterlijk is en dan kan er dus discussie ontstaan over de vraag of de vertaling al of niet letterlijk is. Er hoeft geen sprake te zijn van kwade trouw van de tolk of vertaler, maar hij is ervan overtuigd dat zijn vertaling de meest getrouwe is die hij als mens kan geven. Niet ieder woord leent zich immers voor een letterlijke vertaling. In de financiële wetgeving hebben wij dit ook gemerkt, onder andere bij de behandeling van de Wet financieel toezicht. Je kunt niet alles letterlijk vertalen. Laten wij dit dan ook niet proberen. Laten wij problemen voorkomen. Laten wij eisen dat men een getrouwe vertaling geeft. Op grond van alle competenties waaraan tolken en vertalers moeten voldoen, lijkt mij dit meer dan voldoende.

Mevrouw Van Vroonhoven-Kok (CDA):

Stel dat deze amendementen niet worden aangenomen, is het wetsvoorstel dan onaanvaardbaar voor mevrouw Van Egerschot?

Mevrouw Van Egerschot (VVD):

Ik begon mijn betoog met de opmerking dat dit wetsvoorstel een verwarrende constructie bevat. Dit is mijn eerste termijn. Als de minister mij kan uitleggen dat ik het op bepaalde punten niet goed zie of dat er op een of andere manier iets anders mogelijk is, laat ik mij graag overtuigen. Ik vond het van belang om nu al deze amendementen in te dienen om het signaal af te geven dat de wet op deze wel heel cruciale punten onvoldoende is.

Mevrouw Van Vroonhoven-Kok (CDA):

Voorzitter. Voor het goed functioneren van de rechtstaat is het van belang dat ook mensen die de Nederlandse taal niet machtig zijn, hun weg in het rechtsbestel kunnen vinden. Gezien de afhankelijkheid van de niet-Nederlandstaligen van tolken en vertalers is het belangrijk dat de integriteit en kundigheid van deze beroepsgroepen gewaarborgd is. Als men in aanraking komt met politie, justitie, immigratiedienst of vergelijkbare instituten, moet de boodschap, of die nu mondeling of schriftelijk wordt gegeven, zonder ruis bij de ontvanger terecht kunnen komen. Juist bij de gang naar de rechtbank, de vreemdelingendienst of een vergelijkbare instelling moeten zorgvuldigheid en voorzichtigheid voorop staan. Niet-Nederlandstaligen en Nederlandse instellingen die met niet-Nederlandstaligen te maken hebben, zijn afhankelijk van de diensten van tolken en vertalers. Het verkeerd vertalen van een woord kan al grote gevolgen hebben.

De CDA-fractie ondersteunt dan ook de doelstelling van dit wetsvoorstel. Door het instellen van een register voor gerechtstolken en beëdigde vertalers en door de introductie van een afnameplicht voor gerechten en politie zal het gemakkelijker worden om aan deze eisen van de gedegen rechtstaat tegemoet te komen.

Ik wil nog wel enkele opmerkingen maken. In de eerste plaats over de reikwijdte van het wetsvoorstel. Het wetsvoorstel voorziet niet alleen op tolken en vertalers die voor justitie werken, maar ook op tolken en vertalers binnen het bedrijfsleven, de advocatuur, het notariaat en al die andere instellingen die buiten het straf- een vreemdelingenrecht met beëdigde vertalers en tolken werken. Onze zorg was dat deze laatsten met extra regels geconfronteerd zouden worden. Je kunt van tolken en vertalers die voor het bedrijfsleven werken, echt niet verwachten dat zij kennis hebben van ons strafrecht en dat zij daar nog regelmatig op getoetst worden ook. In de nota naar aanleiding van het verslag zegt het kabinet gelukkig onomwonden toe dat instellingen die buiten het straf- en vreemdelingenrecht met beëdigde vertalers werken, niet met extra eisen zullen worden geconfronteerd. De minister komt ons wat dat betreft tegemoet. Voor opname in het register wordt geen specifieke kennis van het straf- of vreemdelingenrecht gevraagd van beëdigde vertalers. Dat lijkt mij terecht, al rijst onmiddellijk de vraag hoe de minister wil bewerkstelligen dat in het register opgenomen beëdigde vertalers die opgeroepen worden voor justitiële klussen op deze taak geprepareerd zijn. Overigens kan ik meevoelen met het amendement van mevrouw Van Egerschot over de benaming van gerechtstolken en beëdigde vertolkers.

Ik kom op het punt van de competentie-eisen. De concrete eisen voor opname in het register zijn omschreven in een AMvB. Mevrouw Van Egerschot wees daar al op. Bij nota van wijziging is ook in de wet omschreven aan welke eisen een gerechtstolk of beëdigde vertaler ongeveer moet voldoen. Er is volstaan met een summiere opsomming; de opleidingsvereisten komen er vrij karig vanaf terwijl die de basis vormen van een goed tolk- en vertalersapparaat. De tolken en vertalers die voor het gerecht werken, moeten gegarandeerd goed zijn opgeleid en bijgeschoold. Een goede en eerlijke rechtspleging is daar namelijk van afhankelijk. Ik begon daar eigenlijk al mee. Het is de taak en de verantwoordelijkheid van de rijksoverheid dat de gerechtstolken en de vertalers goed zijn opgeleid en bijgeschoold. In het veld leeft de angst dat de minder rendabele talen van de opleidingsroosters verdwijnen en het aanbod van verschillende talen verschraalt. Hoe garandeert de minister dat een breed arsenaal aan talen beschikbaar blijft? Hoe zorgt de minister ervoor dat rechtbanken verzekerd blijven van tolken en vertalers van het beste garnituur? Van de rechtbanken kan niet verwacht worden, de kennis en kunde van hun tolken en vertalers zelf te testen. Is het mogelijk om op de een of andere manier met een centraal diploma te werken?

Het is belangrijk dat klachten kunnen worden ingediend over een tolk of een beëdigd vertaler. Op dit moment kunnen dergelijke klachten worden neergelegd bij het ministerie van Justitie. Het is verder goed dat bedrijven en particulieren die buiten het justitiële apparaat werkzaam zijn, een beroep kunnen doen op de minister. Ook die tolken en vertalers vallen immers onder de genoemde competentievereisten. De minister stelt terecht dat het wenselijk is dat er een centrale branchevereniging komt waar mensen zich tot kunnen richten als zij een klacht willen indienen. Er is echter geen centrale branchevereniging. De minister verwacht ook niet dat er op korte termijn wel een komt. Op welke wijze wil de minister de oprichting van een centrale branchevereniging stimuleren? Welke termijn heeft hij daarbij in gedachten?

Mijn laatste punt betreft de gedragscode. Ik heb de minister gevraagd naar zijn inzet bij het instellen van een gedragscode voor de branche en de termijn waarop die tot stand kan worden gebracht. De minister heeft geantwoord dat het opstellen van een gedragscode in principe aan de branche zelf moet worden overgelaten. Ik ben het op dit punt helemaal met hem eens. Het probleem is evenwel dat er simpelweg geen centrale branchevereniging bestaat en er dus ook geen uniforme gedragscode is opgesteld. De minister verwacht dat het kwaliteitsinstituut de branche zal stimuleren om een gedragscode op te stellen. Ik hoop dat uiteraard ook, maar ik roep de minister wel op om snel tot enige vorm van organisatie te komen. Zolang het geheel diffuus blijft, blijven de controle en een gedragscode in het luchtledige hangen. Als een gedragscode met voldoende toezicht en een goede klachtenregeling wel van de grond komt, is de minister dan in het licht van de gespreide verantwoordelijkheid bereid om een stap opzij te doen en zijn eigen wetsvoorstel als overbodig te verklaren? Ik ben benieuwd naar zijn reactie.

Ik merk ten slotte op dat ik sympathiek sta tegenover een aantal amendementen van mevrouw Van Egerschot.

De heer Wolfsen (PvdA):

Voorzitter. Justitieel werk is vaak van grote betekenis voor het persoonlijk leven van mensen, inclusief hun rechtspositie. Het is daarom van groot belang dat mensen die de Nederlandse taal niet machtig zijn, kunnen beschikken over goede tolken en vertalers. De intenties achter dit wetsvoorstel begrijp ik dan ook heel goed; deze deel ik.

De discussie loopt al enige tijd; het wetsvoorstel is tweeënhalf jaar geleden ingediend. Ondertussen hebben wij twee of drie schriftelijke rondes achter de rug. Er is veel discussie geweest over de kwaliteit van tolken en vertalers in Nederland, waaraan dit wetsvoorstel tegemoetkomt. Ik neem aan dat dit wetsvoorstel aan die discussies een einde wil maken. Er staan goede waarborgen over de kwaliteit in.

Omdat de behandeling al zo lang liep en er veel technische vragen waren, hebben wij de minister gevraagd om een technische briefing door zijn ambtenaren. Die hebben wij gekregen, waarvoor ik de minister publiekelijk dankzeg. Zijn ambtenaren hebben nog eens in hoofdlijnen uitgelegd hoe het wetsvoorstel in elkaar zit en waarom. Dat klonk allemaal logisch en redelijk, dus de hoofdlijnen van het wetsvoorstel steunen wij. Er komen een register, een afnameplicht en kwaliteitswaarborgen. Dat is goed, want iedereen wil terecht kunnen beschikken over een integere, onpartijdige en kwalitatief goede tolk of vertaler.

De details zullen nog worden ingevuld in een AMvB. Mevrouw Van Egerschot zei al dat wij die nog niet kennen. Hierover bestaan grote zorgen bij de beroepsorganisaties, waarmee wij hebben overlegd. In die AMvB komen onder andere eisen en competenties te staan waaraan mensen moeten voldoen. Hoe gaat dat nu verder, met name in het overleg met de beroepsorganisaties? Sommige van hun zorgen zijn wellicht terecht, andere waarschijnlijk niet. Zij ervaren het overleg echter als stroef. Hoe kunnen die zorgen worden weggenomen? Als de procedure op orde is, wordt waarschijnlijk veel angst voor dit wetsvoorstel weggenomen. Hopelijk kan ik de minister ertoe verleiden om te vertellen hoe die procedure verloopt na het aannemen van dit wetsvoorstel. Het liefst zie ik dat de AMvB zo simpel mogelijk wordt, zonder een zware procedure. Daarin kan ik meegaan als geborgd is dat Justitie goed overlegt met de betrokkenen.

Ik heb nog diverse vragen, suggesties en ideeën, maar die zijn eigenlijk al grotendeels verwoord door mevrouw Van Egerschot. Gemakshalve sluit ik mij in de eerste termijn bij haar inbreng aan. In de tweede termijn zal ik aangeven waar ik het wel of niet met haar eens ben. Zelfs de vragen over de titel van de wet zijn interessant. Evenals mevrouw Van Vroonhoven kijk ik sympathiek aan tegen de amendementen die mevrouw Van Egerschot heeft ingediend.

Mevrouw Van Oudenallen (Groep Van Oudenallen):

Voorzitter. Mijn collega's hebben al veel aspecten genoemd. Er is echter één ding waar ik al jaren over val, dat ook bij dit wetsvoorstel speelt. Het gaat om de verklaring omtrent gedrag. Er wordt veel getoetst op grond van die verklaring, maar dat zegt niets over de periode daarvoor. Collega Wolfsen zei al dat dit wetsvoorstel veel met justitie te maken heeft. Eventueel wil ik in tweede termijn hierover een motie indienen, afhankelijk van de reactie van de minister. Wil hij nakijken of een verklaring omtrent gedrag – ik hoop dat ik niet te wollig ben – eigenlijk wel genoeg behelst? Ik zal een voorbeeld geven, waarbij de nationaliteit willekeurig is. Stel: er is een Joegoslaaf die beëdigd vertaler is. In het verleden heeft hij iets fout gedaan. Na drie jaar krijgt hij zijn verklaring omtrent gedrag en komt dan als tolk-vertaler bij justitie terecht. Ik ben toevallig ook met een ander onderwerp bezig waarover de minister een dezer dagen schriftelijke vragen van mij krijgt. Ik wil eigenlijk zeggen: kijk nog even of een verklaring omtrent het gedrag voor sommige beroepsgroepen die zo dicht op justitie zitten, wel voldoende is.

De algemene beraadslaging wordt geschorst.

De voorzitter:

De minister zal op een nader te bepalen moment antwoorden, met een inspanningsverplichting voor ons allen om dat vóór 1 november te laten zijn.

Minister Hirsch Ballin:

Mag ik daar nog één ding aan toevoegen? Ik zal de omvangrijke amendementen uiteraard zorgvuldig bekijken ter voorbereiding op die termijn. Dat geldt ook voor het voorgaande wetsvoorstel. Ik heb inmiddels geconstateerd dat dit wetsvoorstel – en in beperkte mate ook het eerder behandelde wetsvoorstel – een aantal verbeteringen behoeft uit oogpunt van wetgevingstechniek. Het lijkt mij het meest doelmatig dat ik de Kamer vóór de voortzetting van de behandeling van beide wetsvoorstellen een nota van wijziging doe toekomen waarin deze manco's worden verholpen. Van de amendementen die zijn ingediend met betrekking tot dit wetsvoorstel, is mijn eerste indruk dat een deel van de amendementen zich leent voor overneming. Ook daarin zijn echter enige wetstechnische verbeteringen nodig. Ik hoop dat mevrouw Van Egerschot mij dat niet euvel zal duiden. Voor zover dat het geval is, is het misschien het meest praktisch om dat ook meteen te betrekken in de nota van wijziging.

Mevrouw Van Egerschot (VVD):

Het zou een eer zijn als deze minister mij nog het een en ander kan leren.

De voorzitter:

Dit zijn mooie woorden aan het adres van de minister. Ook in het licht van de reacties van de woordvoerders lijkt mij dit een goede procedure. Ik stel voor, het voorstel van de minister te volgen.

Daartoe wordt besloten.

Sluiting 22.40 uur

Naar boven