Aan de orde is de behandeling van:

het wetsvoorstel Vaststelling van tijdelijke regels voor mediaconcentraties en enige daarmee verband houdende wijzigingen in de Mediawet en de Mededingingswet (Tijdelijke wet mediaconcentraties) (30921).

De algemene beraadslaging wordt geopend.

De heer Van Dam (PvdA):

Voorzitter. De mediawereld is al tijden volop in beweging. Aan de ene kant mag het niet gebeuren dat kranten niet mee kunnen in die ontwikkeling. Dat betekent dat een verruiming van de regelgeving nodig is. Aan de andere kant is het verstandig om te blijven voorkomen dat veel mediamacht in één hand terechtkomt. Een strenger regime voor de media dan voor gewone bedrijven is en blijft dan ook verstandig. Die lijn wordt in dit wetsvoorstel voor een tijdelijke oplossing gevolgd, maar niet op een consistente manier. Wie op drie markten actief is, mag bij elkaar opgeteld 90% van die markten in handen hebben, ongeveer een derde van de totale markt. Wie op twee markten actief is, mag echter ook 90% van het totaal in handen hebben. Bij een concentratie op twee markten geldt daarmee feitelijk geen ander regime dan het mededingingsrecht. Dat is niet consistent en het doet geen recht aan het bijzondere karakter van de media. Om die reden heb ik een amendement ingediend.

Ik beperk mij tot een toelichting op dit amendement. Ik voeg hieraan toe dat dit een tijdelijke wet betreft en dat wij ook hier nog de discussie zullen voeren over de vraag hoe wij in de toekomst de doelstellingen overeind kunnen houden, namelijk enerzijds ruimte geven om te ondernemen maar anderzijds, ter voorkoming van te veel mediamacht in één hand, voor de media zorgen dat er voor de mediabedrijven andere regels gelden dan voor gewone bedrijven die via het mededingingsrecht worden aangepakt.

De heer Van der Ham (D66):

Ik heb een vraag over het amendement dat ik inmiddels heb gekregen. Als er te veel concentraties zouden komen, wordt dit door de NMa gecontroleerd. Die tikt de partijen zo nodig op de vingers. Ligt het daarom niet meer voor de hand om een motie in te dienen om de NMa hiertoe beter te equiperen of een dergelijke uitspraak dan om de wet op dit punt te willen dichttimmeren?

De heer Van Dam (PvdA):

Neen. Het heeft te maken met de aard van deze wet, dat wij voor de media een strenger regime blijven hanteren dan voor gewone bedrijven. De heer Van der Ham heeft gelijk als het gewone bedrijven zou betreffen. Dan hanteert de NMa gewoon het mededingingsrecht. Als een concentratie leidt tot een te grote marktmacht, kan de NMa deze tegenhouden door er geen vergunning voor te verlenen. In de mediawereld ligt het anders. In meerdere debatten is aan de orde geweest dat wij het bijna allemaal wenselijk vinden dat voor mediabedrijven een strenger regime geldt dan voor gewone bedrijven. Als je het wetsvoorstel implementeert zoals het is voorgelegd, gebeurt dat feitelijk niet bij een concentratie die zich over twee markten uitstrekt. De concentratie mag een totale omvang hebben van 90%. Dat houdt in dat je, wanneer je op de ene markt 35% in handen hebt, de ruimte op de tweede markt 55% is. Dat overschrijdt de grens waarbij de NMa ingrijpt.

De heer Van der Ham (D66):

Het is een tijdelijke wet. Als dit zou gebeuren, weten wij dat wij er over korte tijd al weer over moeten spreken en dat de partijen dan op de vingers getikt kunnen worden. Is het disciplinerend effect van de tijdelijkheid van de wet, gevoegd bij de wetenschap dat de NMa het in de gaten houdt, al niet voldoende? Is het amendement daarom niet overbodig?

De heer Van Dam (PvdA):

Ik geloof er niets van dat de Kamer zal ingrijpen op een moment dat iets dergelijks zich al heeft voorgedaan in de zin van: iedereen weet dat wij over twee jaar regels gaan maken dus wat maakt het uit, we kunnen de teugels nu wel een beetje laten vieren om over twee jaar misschien nog wel strenger te zijn dan in deze wet. Naar mijn mening heeft de Kamer altijd het uitgangspunt gehanteerd dat je moet voorkomen dat dergelijke situaties zich voordoen. Wij willen, plat gezegd, in Nederland geen Berlusconi of Murdoch die te veel macht over een te groot aantal mediabedrijven, en daarmee een te groot marktaandeel, heeft. Daarvoor is de rol die de media in onze samenleving spelen veel te belangrijk.

De heer Atsma (CDA):

Is het geen koudwatervrees om in Nederland Berlusconi-achtige toestanden te verwachten op basis van de tijdelijke wet die de minister aan de Kamer heeft voorgelegd? Ik meen dat al veel vangnetten zijn ingebouwd. Collega Van der Ham wees terecht op de NMa. Die kan altijd ingrijpen. Voor de pers hebben wij het geregeld. Naast commerciële partijen kennen wij ook publieke omroepen. Als het aan het CDA ligt, zal dat zo blijven. Ik veronderstel dat de PvdA er net zo over denkt. Is het gevaar dat de heer Van Dam ziet dus niet volstrekt theoretisch? Dit nog los van het feit dat wij bij de verdeling van de commerciële radiofrequenties hebben gesteld dat het verboden is er te veel in dezelfde hand te krijgen.

De heer Van Dam (PvdA):

Als de heer Atsma meent dat het volstrekt theoretisch is, moet hij tegen de hele wet stemmen. Naar zijn opstelling in het verleden kijkend, meen ik dat hij dit niet zal doen. Ik meen daarom dat hij het met mij eens zal zijn dat het niet volstrekt theoretisch is maar dat het in het algemeen belang is om een grens te stellen aan de marktaandelen voor mediabedrijven die lager ligt dan de grenzen die in het mededingingsrecht worden gehanteerd. De NMa heeft als regel bezwaar tegen concentraties waarvan het marktaandeel boven 50% uitkomt. Wij hebben hierover de afgelopen jaren herhaaldelijk gedebatteerd. Ik meen dat vrijwel iedereen het erover eens was dat voor mediabedrijven de grens op ongeveer een derde van de markt zou moeten liggen. Als wij deze lijn consistent doortrekken, leidt dit tot een iets scherpere formulering in de wet dan die in het wetsvoorstel is opgenomen. De formulering in het wetsvoorstel biedt de mogelijkheid dat een te hoog marktaandeel wordt verworven door een concentratie die zich uitstrekt over twee markten. De meeste concentraties zullen zich in eerste instantie over twee markten uitstrekken en niet direct over drie. In die situaties wordt met dit wetsvoorstel de deur open gezet naar marktaandelen in de buurt van 50%. Dat is volgens mij niet wat de Kamer met de toenmalige bewindspersoon heeft afgesproken. Toen was de afspraak dat wij zouden uitgaan van maximale marktaandelen van ongeveer een derde. Daarbij hebben wij steeds gezegd dat wij altijd drie sterke partijen op elke mediamarkt willen. Mijn amendement is in lijn met wat wij eerder met elkaar hebben besproken. Dat was volgens mij ook de afspraak met in elk geval de voorgangster van de heer Plasterk. Ik houd daar graag aan vast, omdat ik dat een verstandige lijn vond. Ik zou het jammer vinden als de minister in de loop van het afgelopen jaar tot een ander inzicht is gekomen.

De heer Jasper Van Dijk (SP):

Voorzitter. Pluriformiteit in de media is van groot belang voor de samenleving. Voor het maatschappelijk debat is het een goede zaak dat verschillende media als radio, televisie en dagbladen in verschillende handen zijn. Dit zorgt voor een veelzijdig aanbod. Dat is beter dan wanneer de media in handen zijn van één of slechts enkele eigenaren.

Met behulp van dit wetsvoorstel wordt geprobeerd grote mediaconcentraties buiten de deur te houden, maar tegelijkertijd aan bestaande media de mogelijkheid te bieden hun werkzaamheden uit te breiden met andere media-activiteiten. Doordat een mediabedrijf nooit een groter marktaandeel mag hebben dan 35%, zullen er te allen tijde ten minste drie spelers blijven bij radio, televisie en dagbladen. Hoe kijkt de minister in dit verband naar de plannen van PCM en NDC om te fuseren? Als die fusie doorgaat, krijgt dat nieuwe bedrijf waarschijnlijk ongeveer 40% van de markt in handen. Klopt het dat dit niet wordt geaccepteerd?

De minister hoopt met de 35%-regel de pluriformiteit van de media veilig te stellen. Op pagina 3 van de nota naar aanleiding van het verslag staat echter dat hij geen absolute garantie kan geven op het handhaven van de pluriformiteit. Vooral in de dagbladsector is die uitspraak mijns inziens wat bedenkelijk, want er zijn nogal wat zorgen over de dagbladen. Las men in 1975 nog ongeveer twee en een half uur per week in kranten, nu is dat ongeveer een uur per week. Vooral vanuit deze sector is er veel vraag om zich ook op andere media te mogen uiten via het zogenaamde crossownership. De SP-fractie ziet daarvan de positieve kanten. Op die manier zijn de bedrijven beter in staat om hun hoofd boven water te houden en kunnen zij gemakkelijker de concurrentie aan met grote mediabedrijven uit het buitenland. Het drama met Apax en PCM spreekt in dat verband boekdelen. Het zou zonde zijn als het Nederlandse medialandschap meer en meer in buitenlandse handen terechtkomt. Deelt de regering die mening?

De pluriformiteit binnen de dagbladsector is sowieso een punt van zorg. Op dit moment kennen wij drie grote uitgevers: PCM, Wegener en de Telegraaf. PCM is onder andere eigenaar van Trouw, de Volkskrant en NRC en heeft een meerderheidsaandeel in het AD. Juist die dagbladen bij elkaar zorgen voor een belangrijke pluriformiteit. Wat doet de minister als PCM zou besluiten om deze dagbladen niet meer in de huidige vorm te behouden? Wat voor mogelijkheden ziet hij buiten het voorliggende wetsvoorstel om de diversiteit in stand te houden? Is het denkbaar dat de regering de kranten dan meer gaat steunen via het Bedrijfsfonds voor de pers? Dat suggereert de minister zelf ook in de nota naar aanleiding van het verslag op pagina 2. In de Volkskrant van gisteren zegt de minister dat de krant niet verdwijnt. Hoe gaat hij dat garanderen als uitgevers besluiten om ermee op te houden, of als buitenlandse investeringsfondsen daartoe besluiten? Het is niet verkeerd over dit soort worst case scenario's na te denken, zeker als de minister, ook in de Volkskrant van gisteren, zich afvraagt hoe lang jonge mensen nog willen betalen voor een krant als je overal nieuws kunt krijgen,

De regering wil niets doen tegen autonome groei. Dat wil zeggen dat, als een uitgever erin slaagt uit zichzelf fors te groeien, zonder te fuseren, bijvoorbeeld tot ver boven de 35%, de regering daar geen probleem mee heeft. Andere uitgeverijen zouden dan uiteraard kleiner worden, bijvoorbeeld doordat zij minder succesvol zijn. Zou dit niet ongewenst zijn, aangezien de pluriformiteit hierdoor zou afnemen?

Tot slot nog een vraag over het toezicht op de mediaconcentraties. De NMa ziet erop toe dat zulke concentraties niet groter worden dan 90% in twee van de drie sectoren, maar de minister zegt dat mediaconcentraties zelden worden afgewezen en dat mededingingsproblemen met voorwaarden worden ondervangen. Maar is het niet beter om niet alleen de mededingingsproblemen op te lossen, maar ook de mogelijke problemen met de pluriformiteit? De regering heeft in 2004 een brief geschreven over de bezwaren op dit vlak, maar er staat ook in dat er in andere landen wel degelijk pluriformiteitstoetsen bestaan. Wil de minister nog eens aangeven waarom hij dit niet in Nederland wil regelen?

De heer Bosma (PVV):

Voorzitter. Het zou goed zijn als de publieke omroep eens werd aangepakt, want die is veel te links en veel te multicultureel. Als professor Fortuyn een column in Elsevier heeft en de politiek ingaat, wordt zijn columns onmiddellijk gestopt. Maar als professor Plasterk een column bij de publieke omroep heeft, mag hij die column wél houden, als hij het programma van de Partij van de Arbeid gaat schrijven. Zo zijn er nog wel tientallen voorbeelden te vinden van de linksheid en het multiculturalisme van de publieke omroep, waarvoor wij allen geld moeten betalen. 80% van de redactie van het NOS-journaal stemt hartstikke links, dus over welke pluriformiteit heeft de heer Van Dijk het dan? De naam Berlusconi wordt genoemd; die hebben wij al, die heet hier "publieke omroep".

De heer Van der Ham (D66):

Ik meen dat er ook een deel van de redactie van het NOS-journaal op de SP stemt, waarvan het programma op een aantal punten, zoals bij het integratiebeleid, overeenkomt met het programma van uw partij. Het is maar net hoe je "links" definieert. Ik vind het dus een wat rare klacht, al begrijp ik wel waarom u dit naar voren brengt. Maar als je ziet hoeveel "airplay" de heer Fortuyn had en hoeveel tijd de heer Wilders krijgt bij de publieke omroep, dan merk je dat de linkse partij D66 daar nog wel een puntje aan kan zuigen.

De heer Bosma (PVV):

Ik denk dat het bij professor Fortuyn niet ging om airplay, maar om de manier waarop hij door de publieke omroep in de tang werd genomen. Niet voor niets werd er in die tijd het woord demonisering gebruikt.

De heer Van der Ham (D66):

Er is in die tijd natuurlijk heel veel gebeurd, maar bij de publieke omroep is er wel altijd hoor en wederhoor geweest. In het algemeen komen er ook mensen aan bod die het voor de heer Fortuyn of de heer Wilders opnemen. Hoe journalisten zelf stemmen, heeft niet altijd invloed op welke mensen zij uitnodigen.

De heer Bosma (PVV):

Niet altijd, maar in heel veel gevallen wel. Je ziet dat de normen en waarden bij het NOS-journaal links zijn, ook als het om de multiculturele samenleving gaat. Als moslims rellen veroorzaken in Parijs en Brussel, meld het NOS-journaal dat het om jongeren gaat. En zo zijn er nog heel veel andere voorbeelden te vinden.

Commerciële zenders zijn een stuk minder politiek correct, ze zijn er niet om het volk op te voeden. Het is dan ook goed dat de regering de commerciële zenders wat meer ruimte geeft, dus dit is een prima wetsvoorstel. Uit het amendement van de heer Van Dam blijkt dat hij gevaren ziet die er niet zijn, want zowel bij de radio als bij de televisie heeft de publieke omroep een fors marktaandeel. Bij de radio is dit al 32% en geldt er een flinke beperking voor commerciële partijen. Van de negen commerciële FM-pakketten mag een marktpartij er maar twee hebben, dus hoe kun je dan op een substantieel marktaandeel uitkomen? En bij de televisie is het niet voorstelbaar dat een nieuwkomer snel de markt naar zich toe zou trekken; ik zou zeggen, vraag dit maar aan John de Mol. En een fusie van SBS en RTL zou de NMa absoluut niet goedkeuren. Mijn fractie ziet het er dan ook niet van komen dat commerciële partijen een enorm marktaandeel zouden kunnen verwerven, dus dit amendement is volstrekt overbodig.

De heer Van Dam (PvdA):

Ik neem aan dat u tegen dit wetsvoorstel zult stemmen, als u dit allemaal zo onzinnig vindt. Het gaat immers om situaties die u allemaal als onzinnig en hypothetisch aanmerkt.

De heer Bosma (PVV):

Wij gaan voor deze wet stemmen, omdat zij een flinke verruiming behelst voor de commerciële partijen. Daar zijn wij tevreden mee.

De heer Van Dam (PvdA):

Maar het feit dat de wet beperkingen oplegt, vindt u flauwe kul. Dat is dan helder.

De heer Bosma (PVV):

Zij zorgt voor een verbetering van de huidige situatie.

De heer Van Dam (PvdA):

U sprak grote woorden over de publieke omroep. Dat mag, maar heeft u voorstellen ter verbetering?

De heer Bosma (PVV):

Ja, wij willen de publieke omroep flink inkorten: één publieke televisiezender is meer dan genoeg. Hetzelfde geldt voor de radio: één radiozender is voldoende.

De heer Van Dam (PvdA):

Dat is allemaal leuk en aardig, maar daarmee verandert er inhoudelijk niets. U had moeite met het inhoudelijke karakter van de publieke omroep en daarom neem ik aan dat u voorstellen heeft voor verandering.

De heer Bosma (PVV):

Die verandering is heel moeilijk, want daarvoor moet je controle uitoefenen op programma's. Dat willen wij niet, want dan zou de Tweede Kamer programma's moeten beoordelen. Er is een tijd geweest dat op congressen van uw partij gestemd werd over de strips in Het Vrije Volk. Als wij hier programma's moeten gaan beoordelen, zouden wij een dergelijke situatie krijgen en dat willen wij niet. Daarom moet je in de omvang knippen en het aantal zenders inperken.

De heer Van Dam (PvdA):

Als u geen programma's wilt beoordelen, moet u ook uw mond houden over de inhoud ervan. Als u iets zegt over de inhoud van programma's, moet u doorpakken en moet u zeggen wat u wilt doen. Als u zegt dat wij als Kamer geen programma's moeten beoordelen, doe dat dan ook niet.

De heer Bosma (PVV):

Wij beoordelen het geheel van de publieke omroep en dat is ver beneden de maat. Daarom willen wij er in hakken.

De heer Van der Ham (D66):

Als u kritiek heeft op de kleur van de publieke omroep, kunt u voorstellen om een nieuwe publieke omroep op te richten, een omroep die een ander geluid laat horen. Nu zegt u dat u te veel een opvatting hoort waarmee u het niet eens bent en daarom wilt u de publieke omroep erg inperken. Je zou dan toch kunnen zeggen dat dit een inperking van de vrijheid van meningsuiting is. Daarvan is de Partij voor de Vrijheid, de partij van de heer Wilders, toch geen voorstander.

De heer Bosma (PVV):

Het had niets te maken met de vrijheid van meningsuiting, maar met de vraag of alle Nederlandse belastingbetalers moeten opdraaien voor deze omroep. Iedereen mag schrijven wat hij wil. Dat is vastgelegd in de Grondwet. Het is echter de vraag of wij 700 mln. moeten uitgeven aan een publieke omroep.

De heer Van der Ham (D66):

Erkent de PVV dat de KRO de grootste omroep is? Daarna komt de EO. Erkent ook de PVV dat de AVRO en de TROS behoorlijk groot zijn? Zijn dat linkse omroepen?

De heer Bosma (PVV):

De heer Knevel heeft ooit een bijeenkomst georganiseerd over de actualiteitenprogramma's van onder andere de KRO, zoals Netwerk. De bijeenkomst had de titel "Drie keer de Volkskrant". Dus zelfs bij de publieke omroep is men het erover eens dat al die actualiteitenprogramma's absoluut een links karakter hebben.

De heer Van der Ham (D66):

Voorzitter. Ik ben lid van de VPRO, van BNN en van de NCRV, en vrijzinnig protestant. Dan weet u ongeveer waar ik sta. Ik weet niet of ik hiermee tot de linkse kerk behoor, maar ik ben in ieder geval vrijzinnig.

Voorzitter. Wij zijn er in dit huis om de democratie te bewaken. Een belangrijk aspect van de democratie is het hebben van transparante media. Daarbij denk ik aan journalisten die vragen stellen en die onderwerpen op de agenda zetten, zoals dat onlangs gebeurde bij het Irakdebat. De journalistiek haalde toen zelfstandig aspecten naar boven waarover wij veel gediscussieerd hebben. De heer Van Dam kan zich die debatten waarschijnlijk nog herinneren.

Een ander goed voorbeeld wordt gevormd door de afgelopen verkiezingen. Het is in deze tijd ondenkbaar om zonder oude en nieuwe media als politieke partij je boodschap over te brengen als je het publieke debat een groot bereik wilt geven. Daarom moet de politiek niet weglopen voor nieuwe ontwikkelingen in ondernemerschap en ambitie bij de media, maar ook moet zij niet weglopen voor nieuwe ontwikkelingen zoals internet en gratis kranten. Wij moeten die zo goed mogelijk faciliteren. De media staan namelijk onder druk. Om mediabedrijven meer armslag te geven moet de cross ownershipregeling worden aangepakt, zoals met deze wet gebeurt. Daarmee stimuleren wij niet alleen de totstandkoming van dwarsverbanden tussen cultuur en economie, maar zorgen wij er ook voor dat mediabedrijven beter kunnen inspelen op de behoeften van mensen, bijvoorbeeld van mensen die steeds vaker het nieuws via internet volgen.

Met het aanpassen van de cross ownershipregeling moeten wij niet uit het oog verliezen dat zich in het buitenland ongewenste concentraties voordoen. Murdoch is al genoemd: negen satelliettelevisienetwerken, honderd kabeltelevisiekanalen, 175 dagbladen, veertig uitgevers, veertig televisiezenders en één film studio. Hij bereikt daarmee 280 miljoen mensen in de Verenigde Staten. Zo'n mediaconcentratie is dermate groot, dat wij die ook weer niet wensen. Wij vinden dat het wetsvoorstel een goede weging geeft met meer armslag en een aantal waarborgen voor enige pluriformiteit en niet te veel concentratie. Daarom hebben wij in eerste instantie niet zo veel behoefte aan het amendement van de heer Van Dam. Overigens staan wij wel open voor het antwoord van de minister daarop. Hebben wij dat eigenlijk nodig?

Wij zijn er positief over dat er een soort horizonbepaling in zit. Wij komen snel tot een evaluatie om te bezien of het allemaal werkt. Mijn fractie vraagt of 2009-2010 wel een juiste termijn is. Heeft de nieuwe wet dan voldoende kans gekregen om effect te sorteren, zodanig dat wij daadwerkelijk iets kunnen evalueren? Of moeten wij de zaken iets meer tijd geven om aan bedrijven de continuïteit van regelgeving te bieden die nodig is om investeringen te doen en initiatieven te ontplooien? Al met al denk ik dat zo'n horizonbepaling op zichzelf al heel mooi is, maar is de termijn niet te kort om er bij de evaluatie iets over te kunnen zeggen?

Dit wetsvoorstel neemt vooral belemmeringen weg voor dagbladen om zich op het terrein van de commerciële omroep te kunnen begeven, maar het laat de huidige belemmeringen voor publiekprivate samenwerking tussen bijvoorbeeld dagbladuitgevers en publieke omroepen vrijwel voortbestaan. Een voorbeeld daarvan is dat de NRC onlangs uit een project stapte, het themakanaal Cultura, samen met de Nederlandse publieke omroep. Het vorige kabinet heeft samen met het Nederlandse Uitgeversverbond, de publieke omroep en het Centrum voor Intellectueel Eigendomsrecht in 2005 een onderzoek laten verrichten naar de belemmeringen tussen publieke omroepen en commerciële partijen. In april 2006 verscheen het rapport van het Centrum voor Intellectueel Eigendomsrecht, waarin aanbevelingen staan voor de Nederlandse wet- en regelgeving om samenwerking tussen publieke omroepen en commerciële partijen te faciliteren. Het vorige kabinet heeft naar aanleiding van dat rapport aangekondigd, binnen de huidige wetgeving met voorstellen te komen om de samenwerking tussen publieke omroepen en private partijen te stimuleren, maar het heeft verruiming op bijvoorbeeld het gebied van het sponsorregime aan het nieuwe kabinet overgelaten. Ook heeft het kabinet destijds in zijn reactie gemeld dat het Commissariaat voor de Media zich bereid heeft verklaard, zijn medewerking te verlenen aan de verruiming van mogelijkheden voor publiekprivate samenwerking door wijziging van zijn beleidsregels. Maar op die fronten is er daarna natuurlijk niet meer zo veel gedaan. Dit kabinet zit er nog maar heel kort, dus dat neem ik u niet kwalijk. Maar ik vraag wel of u in de omroepbrief die wij binnenkort krijgen wilt ingaan op de vraag of en hoe wettelijk geregeld kan worden dat onder andere het sponsorregime en merchandisingmogelijkheden voor de publieke omroepen worden verruimd. Ik stel er uitdrukkelijk de vraag bij of dat moet, want wij zien ook een aantal bezwaren die daarmee te maken hebben. Wij hebben er dus enige reserve bij. Ook vraag ik op welke wijze de overige aanbevelingen uit het rapport in wetgeving kunnen of moeten worden omgezet en of artikel 55 van de Mediawet moet worden aangepast.

Minister Plasterk:

Voorzitter. Dit wetsvoorstel beoogt de mogelijkheid te vergroten voor de toch wel kwetsbare krantensector om haar levensvatbaarheid te vergroten door multimediaal actief te zijn. Het probeert tegelijkertijd een balans te vinden: aan de ene kant meer ruimte bieden, aan de andere kant tegengaan dat een te grote concentratie ontstaat op het gebied van informatieverschaffing en opinievorming. Dat is de achtergrond van het wetsvoorstel.

Het is inderdaad op termijn gesteld tot 2010. Moet dat niet langer? Dit kabinet gaat vier jaar zitten, van 2007 tot 2011. Door die termijn op 2010 te zetten kunnen wij er nog in deze kabinetsperiode op terugkomen. Ik zou het er nu even op laten en kijken hoe dat uitpakt. Het geeft ons en de sector een paar jaar om te kijken hoe dit in de praktijk gaat werken.

Ik wil de afzonderlijke sprekers langslopen, te beginnen met de heer Van Dam. Hij heeft een amendement ingediend. Voor de goede orde, het wetsvoorstel beperkt de concentratie in de krantenmarkt tot maximaal 35%, zodat er daar minimaal drie spelers actief zijn. Vervolgens regelt het dat, als men behalve op de krantenmarkt ook actief is op een of twee van de andere markten, televisie en radio, men maximaal 90% heeft van die drie markten bij elkaar opgeteld. Het is natuurlijk niet 90% per markt.

De heer Van Dam stelt voor om het te beperken tot 65%. Ik heb de cijfers erbij gepakt en bekeken of er scenario's zijn op te stellen waarbij dat verschil zichtbaar wordt. In de krantenmarkt heeft de Telegraafgroep een marktaandeel van 30%. In de televisiemarkt heeft de publieke omroep een groot aandeel: 32%. Dat is ook de reden waarom dezelfde regeling daarvoor niet geldt: op radio en televisie gaat sowieso een derde naar de publieke omroep. In de televisiemarkt heeft RTL 23% en SBS 17%. Stel dat RTL en SBS fuseren: 40%. Als dat blok vervolgens met de Telegraaf fuseert, zitten wij boven de Van Damnorm, maar onder de norm van het wetsvoorstel. Met het wetsvoorstel zou deze fusie wél kunnen, maar met het amendement-Van Dam niet.

Ik vind het scenario waarin twee grote commerciële televisiezenders fuseren met de grootste krant niet wenselijk. In die zin deel ik de intentie van het voorstel van de heer Van Dam. Het lijkt mij echter uiterst onwaarschijnlijk dat de NMa het zou toestaan dat beide commerciële omroepen zouden fuseren. Als RTL met SBS zou fuseren, zou dat weliswaar binnen de sector van de televisie slechts 40% concentratie opleveren, maar zou bij de commerciële omroepen eigenlijk alle macht komen te liggen bij één bedrijf. De NMa zal dat niet toestaan.

De wet regelt dat er boven de 90% nooit toestemming zal worden verleend. Maar ook onder de 90% moet het door de NMa worden geaccordeerd. Dus zelfs als de fusie binnen de televisiewereld door de NMa wordt geaccordeerd, moet alsnog getoetst worden of het fuseren daarvan met de Telegraaf als een acceptabele machtsconcentratie moet worden gezien.

Het voorstel van de heer Van Dam is niet destructief voor het wetsvoorstel. Ook met het amendement blijft de intentie van de wet overeind; de wet zou waardevol blijven. Ik denk echter dat het een hoogst onwaarschijnlijk scenario is. Het regeerakkoord, dat door de Kamer akkoord is bevonden, bevat heel veel passages waarin staat dat wij ongewenste regels moeten voorkomen. Daar komt voor mij bij dat ik over de grenzen met de sector overleg heb gevoerd. Dat beperkt mij in de mogelijkheden om daar op het laatste moment aan te gaan schroeven. Uiteindelijk moet ik de Kamer aanvaarding van het amendement ontraden.

De heer Van Dam (PvdA):

De minister vindt het amendement niet nodig gezien het mededingingsrecht. Het is juist de kern van mijn betoog dat de bedoeling van het wetsvoorstel erin gelegen is, strengere grenzen binnen de mediamarkt te stellen. Met zijn stelling ontkracht de minister de bedoeling van zijn eigen wetsvoorstel. Dat wij het mededingingsrecht hebben, wisten wij al. Juist met deze wet worden strengere grenzen gesteld, op één punt na.

Minister Plasterk:

Dat is ook zonder uw amendement het geval. Zonder uw amendement stellen wij de grens van 35% in de krantenmarkt. Die beperking gaat verder dan die van de NMa. Zij geldt ook voor die 90% over de drie verschillende markten. Dat kan een strengere grens opleveren dan die van de NMa. Het is niet zo dat als wij uw amendement niet overnemen, de wet geen zin heeft.

De heer Van Dam (PvdA):

Wij spraken over een concentratie over twee markten. De minister zegt dat de grens van ongeveer een derde van het marktaandeel kan worden overschreden, maar dat wij daarvoor het mededingingsrecht hebben. Op een concentratie over twee markten heeft deze wet geen effect, aldus de minister. Daarvoor zouden wij het mededingingsrecht hebben, terwijl deze wet juist is bedoeld om strenger dan het mededingingsrecht te zijn.

Minister Plasterk:

U hebt gelijk. In dat scenario is het niet strenger dan de Mededingingswet. Dat wil niet zeggen dat het voor de hele wet geldt. Binnen de krantenmarkt is het bijvoorbeeld wél strenger dan het mededingingsrecht.

De heer Van Dam (PvdA):

De kern van dit wetsvoorstel is nog steeds dat wij vasthouden aan een strenger regime dan in het mededingingsrecht. De minister erkent nu dus dat, waar het gaat om een concentratie die zich uitstrekt over twee, en niet over drie markten, dit wetsvoorstel helemaal niet strenger is dan het mededingingsrecht. Dat raakt de kern.

Minister Plasterk:

Mijn stelling is dat wij geen overbodige regels moeten maken. In het scenario dat u schetst, is het mededingingsrecht voldoende om dat wat wij allebei onwenselijk vinden, te voorkomen. Daarom heeft uw amendement geen toegevoegde waarde.

De heer Van Dam (PvdA):

Met deze redenering is het hele wetsvoorstel niet nodig.

Minister Plasterk:

Daar ben ik het niet mee eens, dat heb ik net weersproken. Nogmaals, de essentie van het wetsvoorstel is het verruimen van de activiteiten. Het is dus sowieso niet waar dat met of zonder dit amendement het wetsvoorstel geen zin heeft. Die verruiming hangt af van het accepteren van het wetsvoorstel.

De heer Van Dijk vraagt wat ik vind van de situatie waarin PCM en NDC samen 40% hebben. Dat houdt het wetsvoorstel tegen.

De heer Atsma (CDA):

Wij hebben het wel over verschillende markten: de regionale en de landelijke. Het is daarom verstandig dat de minister dat onderscheid maakt. Verder wijs ik hem op een vergelijkbare situatie van een aantal jaren geleden, waarbij de NMa in actie kwam, toen door één van de landelijke spelers in Limburg twee titels werden overgenomen. De NMa vond dat die titels moesten worden gehandhaafd. Het netto resultaat daarvan is dat er minder is overgebleven. Ook ingrijpen van de NMa is geen garantie dat de pluriformiteit wordt gehandhaafd. Er moet onderscheid worden gemaakt tussen regionaal en landelijk.

Minister Plasterk:

Dat is juist. Maar de feitelijke vraag was of de genoemde fusie als die op één markt gebeurt, onder de 35%-norm valt. Het antwoord is ja.

De heer Van Dijk citeerde mij, door te zeggen dat ik geen garantie geef voor pluriformiteit. Ik moest even denken aan zijn collega Irrgang, die vorige week ook iets citeerde in de Kamer, maar toen ik dat opzocht, bleek hij precies het tegenovergestelde te hebben voorgelezen. Daar heeft ongetwijfeld gestaan dat ik wel garanties geef voor pluriformiteit. Als ik het niet overhandig krijg, geloof ik niet meer dat het correct is voorgelezen!

De heer Jasper Van Dijk (SP):

Op pagina 3 van de nota naar aanleiding van het verslag staat: "De regering wijst erop dat geen absolute garantie op het handhaven van de pluriformiteit kan worden gegeven." Het woordje "geen" is hier geen fictie!

Minister Plasterk:

Ik geloof u op uw woord.

De heer Van Dijk vroeg of ik bereid ben om financiële steun aan kranten te verlenen. Dat lijkt mij buiten de orde van deze discussie te vallen. Ik wil daar overigens graag bij een andere gelegenheid op terugkomen.

De heer Van Dijk vroeg naar beperking van de autonome groei. De machtsconcentratie ontstaat op het moment van fusie. Groeit het cluster vervolgens verder dan wordt die groei door dit wetsvoorstel niet beperkt. Dat is juist. Dan is het de NMa die toeziet en ontstaat de situatie waar de heer Van Dam zojuist over sprak: dan gaat het in feite puur om de marktmacht, die door de NMa wordt getoetst.

Ook is naar de pluriformiteitstoets gevraagd. Andere vormen van toetsing stuiten toch wel op bezwaren omdat wij ons dan inhoudelijk met de media gaan bemoeien. Terugkijkend op de kleine interruptiedebatjes van zojuist, vraag ik mij af of dat een vruchtbare vorm van discussie oplevert. Van een inhoudelijke toetsing – is het te links of is het te rechts – wil ik verre blijven. Daarom is hier gekozen voor een objectieve maat, namelijk het marktaandeel. Ik weet dat er landen zijn waar het anders gebeurt, maar ik ben er niet voor. Bovendien levert het wel heel veel extra regulering op.

Ten slotte wijs ik erop dat het een tijdelijke wet is. Als wij over twee of drie jaar vinden dat het zo niet kan, kan altijd besloten worden om het op een andere manier in te richten, maar ik houd het nu simpel, transparant en makkelijk toetsbaar.

De heer Bosma heeft geen vragen gesteld aan de regering en geen opmerkingen gemaakt die raken aan het wetsvoorstel.

De heer Van der Ham betoont steun aan het wetsvoorstel. Op zijn vragen naar de publiekprivate samenwerking kom ik in de mediabrief terug.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Volgende week dinsdag zal over dit wetsvoorstel worden gestemd.

Ik schors de vergadering wat langer dan normaal omdat de minister die betrokken is bij het volgende onderwerp nog deelneemt aan een ander overleg.

De vergadering wordt van 16.40 uur tot 19.00 uur geschorst.

Naar boven