Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2003-2004 | nr. 10, pagina 493-514 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2003-2004 | nr. 10, pagina 493-514 |
Aan de orde is de behandeling van:
het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Economische Zaken (XIII) voor het jaar 2004 (29200 XIII);
het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaat van het Fonds economische structuurversterking voor het jaar 2004 (29200 D).
De algemene beraadslaging wordt geopend.
De heer Heemskerk (PvdA):
Voorzitter. Namens de hele fractie van de Partij van de Arbeid wil ik de staatssecretaris van harte gelukwensen met haar zwangerschap. Ik geloof dat ik in de Kamer de eerste was van een nieuwe lichting vaders en moeders. Er is hier werkelijk sprake van een babyboom en nu hopelijk ook in het kabinet. Dat is goed nieuws voor de Nederlandse economie. Er komt een nieuw rolmodel van een geslaagde carrièremoeder – die zijn er nog steeds veel te weinig – en bevolkingsgroei is uiteindelijk de belangrijkste oorzaak voor economische groei.
Dat brengt mij bij de begroting van Economische Zaken. Wat gaan deze bewindslieden doen om de economische groei van Nederland te versnellen? Aangezien dit de eerste begrotingsbehandeling van EZ is van deze minister, zou ik ook aandacht willen besteden aan het vierjarenperspectief van dit kabinet. Wat de PvdA-fractie betreft, mag de periode korter duren.
Wat laat dit kabinet over vier jaar achter en waarvoor gaat de minister zich persoonlijk inzetten? Er wordt veel gepresenteerd in de begroting maar dat stelt ons teleur. Het zijn heel veel nota's, flashy woorden, gelikte presentaties maar weinig concrete doelstellingen en praktische maatregelen. Het is nogal elitair! Voor de uitvoering van al die nota's lijkt in ieder geval geen geld te zijn. Het zal wel weer de "eigen verantwoordelijkheid" worden waarmee dit kabinet alle uitdagingen van haar eigen bordje afschuift. Uitvoering is blijkbaar iets minderwaardigs, iets voor anderen.
In ieder geval krijgt Economisch Zaken minder eigen verantwoordelijkheid. Wat zijn de feiten? De taakstelling rondom de administratieve lasten gaat over naar Financiën. EZ zou leidend moeten zijn in de discussie over innovatie maar van de enveloppe voor kenniseconomie gaat voorlopig geen cent naar de begroting van EZ. Corporate governance is een hot topic in het Nederlandse bedrijfsleven maar wij horen alleen minister Donner en minister Zalm hierover en niet minister Brinkhorst.
Deze minister wil zich sterk maken voor duurzame economie maar doet het licht uit voor de zonnepanelen. Vervolgens roept hij vrijblijvend van de zijlijn dat staatssecretaris Van Geel maar een oplossing moet verzinnen! Op EZ wordt opnieuw meer bezuinigd op de kenniseconomie. Ten opzichte van 2002 is het budget gemeten in verplichtingen gedaald met 250 mln euro tot 1,9 mld euro.
De Partij van de Arbeid heeft zich historisch altijd sterk gemaakt voor een krachtig economisch beleid met een belangrijke rol voor Economische Zaken als aanjager van de economie en als tegenwicht tegen de grote macht van Financiën. De PvdA is ook een vriend van EZ en zou graag zien dat deze minister zich profileert met een inhoudelijke en daadkrachtige agenda.
EZ heeft een traditionele en natuurlijke rol als loket voor het bedrijfsleven, in de opvatting van de PvdA vooral om ideeën en klachten van overheidsbeleid te verzamelen. De heer Aptroot zal als belangbehartiger bij uitstek ongetwijfeld met een aantal voorbeelden komen. Deze minister is bezig met een belangrijke en in onze ogen heel goede strategische wijziging van Economische Zaken. Het ministerie moet ook het loket en de belangenbehartiger voor de huidige en de toekomstige consumenten worden. Dat is invulling geven aan duurzaamheid. Er moet ook sprake zijn van eerlijke concurrentie en van toezicht dat de gevestigde belangen ontmaskert. Overigens moet dit niet verward worden met consumentenvoorlichting; www.staiksterk.nl vind ik flauwekul. De Consumentbond kan dat veel beter en heeft bovendien laten weten geen subsidie nodig te hebben.
De voorzitter:
De heer Vendrik! En de heer Ten Hoopen, die zo vriendelijk was om mij op de heer Vendrik attent te maken, maar de heer Vendrik staat meestal bij de interruptiemicrofoon.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Voorzitter. U moet het niet te dol maken. De heer Heemskerk moet het ook niet te dol maken. Zei hij nu dat de PvdA een vriend is van EZ?
De heer Heemskerk (PvdA):
Dat heeft u goed verstaan.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Heeft u misschien wat praktijkvoorbeelden uit het recente verleden waaruit dat blijkt? Ik was even in verwarring: de PvdA een vriend van EZ. Dat moet u mij even duiden.
De heer Heemskerk (PvdA):
De PvdA heeft historisch gezien altijd gepleit voor een verdeling van de macht tussen Financiën en Economische Zaken. Op het terrein van goed toezicht, op het terrein van kartelpolitie en op het terrein van innovatie hebben wij altijd aan de kant van Economische Zaken gestaan. Dat zijn heel belangrijke doelstellingen. Het probleem van EZ – daarin zit uw verwarring misschien – was dat het vaak het subsidieloket was en alleen maar opkwam voor de belangen van de bedrijven en de grote namen zelf. Daarop hebben wij altijd kritiek gehad.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Dat is inderdaad een deel van mijn verwarring, want EZ is altijd de vriend van het bedrijfsleven. Als je de vriend van een vriend bent, is de PvdA dus de vriend van het bedrijfsleven. Zo heb ik uw partij nooit aanschouwd, maar wat niet is kan nog komen.
De heer Heemskerk (PvdA):
De vriendschap is gebaseerd op de inhoudelijke agenda. Als die wordt uitgevoerd, vindt deze minister de PvdA aan zijn zijde.
De heer Aptroot (VVD):
Ik heb een vraag in het kader van de vriendschap van de PvdA voor EZ. De heer Heemskerk zegt: het zijn plannen, maar er zal geen geld zijn. Op welke delen van de tegenbegroting van de PvdA is er extra geld voor EZ uitgetrokken?
De heer Heemskerk (PvdA):
Ik ga ervan uit dat u de tegenbegroting heeft gezien en ongetwijfeld goed heeft bestudeerd. U zult zien dat er bij deze tegenbegroting banen bij komen.
De heer Aptroot (VVD):
Ik denk dat u bijna het goede antwoord geeft. Het is een begroting die banen creëert in de overheidssector, maar voor EZ, voor de economie doet u verder helemaal niets. Dank u wel.
De heer Heemskerk (PvdA):
Dan heb ik ten onrechte aangenomen dat u de hele tegenbegroting heeft doorgenomen. Er worden met name banen gecreëerd in de marktsector. In tegenstelling tot dit kabinet trekt de PvdA extra geld uit om de kennis te versterken en er wordt niet bezuinigd op onderwijs. Met de bevolkingsgroei heb je veel onderwijs nodig. Dat is de motor voor de ontwikkeling van een duurzame economische groei.
Ten tweede zou het kabinet, met daarin een centrale rol voor deze minister, zijn visie over en verantwoordelijkheid voor marktordening moeten aanscherpen om de consument beter te beschermen tegen hoge prijzen, machtsmisbruik, oligopolies en overheidsbureaucratie. Een nieuwe impuls en leidende rol van EZ in de toezichthoudereconomie is vereist. Wat leren wij nu van de liberalisering in de energiemarkt en de telecom? Er komt ook nogal wat op ons af met meer marktwerking in de zorg en het onderwijs. Het is allemaal hartstikke ingewikkeld. Het in de begroting aangekondigde kenniscentrum marktordening is nuttig en sympathiek, maar daar komt de doorbraak niet van en van de interdepartementale stuurgroep al helemaal niet. Dat moet deze minister doen.
Verder zou EZ als denker over marktordening en als luisterend oor van praktisch ondernemend Nederland ervoor moeten zorgen dat innovatie en structuurversterking gebeurt. Er moeten niet alleen strategische agenda's worden opgesteld over technohobby's, maar er moet vooral kennis worden overdragen.
De vierde prioriteit van EZ is volgens de PvdA een beter ondernemersklimaat. De begroting staat vol met hoogdravende beleidsmatige ambities voor het MKB. Innoveren, exporteren, maatschappelijk verantwoord ondernemen; het is allemaal prachtig, maar opnieuw elitair en hoogdravend. De basis moet op orde zijn. De eerste prioriteit van veel kleine ondernemers is veiligheid. Dat hebben wij helaas weer in Charlois, Rotterdam, gezien. Maar een harde doelstelling voor 2007 ontbreekt, laat staan voor 2004. Wat doet EZ? Dat trekt liever geld uit voor de technostarters. Over veiligheid verschijnt een plan en er komt een keurmerk veilig ondernemen. Voor 2008 is de doelstelling een daling van het aantal ramkraken van 4 naar 3. Ik vraag de minister dan ook duidelijk te maken waarop EZ in 2004 kan worden afgerekend.
Mevrouw Van der Laan (D66):
Begrijp ik het goed dat de Partij van de Arbeid wil dat er uit de EZ-begroting geld wordt vrijgemaakt voor de beveiliging van bedrijven, en dat dat geld dus niet van Justitie of BZK moet komen?
De heer Heemskerk (PvdA):
Zoals op bijna alle EZ-beleidsterreinen is ook hier sprake van een gedeelde verantwoordelijkheid. EZ moet daarin een aanjagersrol vervullen, en kan zich niet verschuilen achter het aankondigen van een plan waarin het meedenkt, terwijl ik op de begroting nergens middelen terug zie komen. Als je iets wilt doen op bedrijfsterreinen of in winkelcentra, kan ik mij voorstellen dat EZ daarbij zaken subsidieert of pilots ondersteunt. Een aantal zaken kost nu eenmaal geld.
Mevrouw Van der Laan (D66):
Dan begrijp ik dus goed dat de PvdA graag geld uit de EZ-begroting wil zien voor dat soort veiligheidsprioriteiten. Waar wil de PvdA dat vandaan halen? Of gaat u dat ook weer lenen, zoals voor de meeste onderdelen van uw begroting geldt?
De heer Heemskerk (PvdA):
Wij zijn inderdaad af en toe bereid om geld te lenen. Wij zijn er namelijk van overtuigd dat het rendement op die lening, namelijk meer groei, meer onderwijs en meer banen, hoger is dan de kosten. Ik wacht het antwoord van de bewindslieden af, en kom wellicht in tweede termijn daarop terug.
De heer Ten Hoopen (CDA):
U sprak net over marktwerking in nieuwe sectoren. Wat is de visie van de Partij van de Arbeid daarop? U vraagt dat wel aan het kabinet, en u spreekt van "vriendschap", maar wat is uw visie?
De heer Heemskerk (PvdA):
Van een aantal punten vind ik dat ze op de EZ-agenda moeten worden geplaatst. Ik ga daar nu op in.
In onze ogen speelde EZ altijd een vooraanstaande rol bij het denken over marktordening, maar deze regering blijft veel te veel steken in de open deur "marktwerking is een middel, en geen doel". Een nieuwe impuls is nodig. Deze minister lijkt met de Partij van de Arbeid goed te begrijpen dat er een stevige toezichthouder, en soms een marktmeester nodig is. Dat leren wij van de problemen op de energiemarkt, en bij de NS. Goed toezicht is zeker ook nodig als er ondernemerschap komt in nieuwe sectoren, zoals in de zorg en in het onderwijs. Maar wij zien nu dat toezichthouders en marktmeesters in alle geuren en kleuren ontstaan. We hebben DNB, de PVK, de Opta, het Commissariaat voor de media, en wij krijgen de zorgautoriteit. Sommige hebben een natuurlijke autoriteit, maar andere niet. Een knipoog van president Wellink van DNB naar CEO Groenink van ABN/AMRO is vaak genoeg, terwijl als Arnbak van de Opta een knipoog geeft naar mijnheer Scheepbouwer, de laatste in de stress schiet en de Opta meteen een rechtszaak aan de broek heeft. De toezichthouders zijn erg belangrijk voor de consument. Zij zouden, en daarmee sluit ik mij aan bij een doelstelling van de minister, de consument kunnen voorlichten, bijvoorbeeld over de veiligheid van voedsel of het risico van een beleggingsproduct. Dat gebeurt nu veel te weinig. De visie van de Partij van de Arbeid is dat er een inventarisatie moet komen van de rollen van toezichthouders, het instrumentarium en de verhouding tot de ministeries. Verder moet er meer communicatie met de consument komen. De toezichthouders moeten steeds het publiek belang van de huidige en de toekomstige consument scherp verwoorden.
De heer Ten Hoopen (CDA):
U begon uw betoog met te zeggen dat het ministerie te veel nota's uitbrengt. Nu vraag ik om uw visie, en nu begint u met een inventariserende rol van EZ. Maar dat is toch geen visie? Het gaat erom, wat uw visie is op de markteconomie in Nederland. U hebt het alleen maar gehad over de toezichthouder. Wilt u geen markt, moet het de overheid zijn, hoe ziet u dat?
De heer Heemskerk (PvdA):
Marktwerking is inderdaad een middel, zij het wel heel ingewikkeld. Daarvoor moet je een algemene markttoezichthouder hebben, de NMa, waarmee overleg kan worden gevoerd over welke sectoren moeten worden bekeken, maar over individuele zaken houdt de Kamer de mond. Vooral als markten in ontwikkeling zijn, heb je veel meer aan een marktmeester. Wij gaan dat wat mij betreft bij de zorgautoriteit meemaken. Dat wordt niet iets wat onder de NMa hangt, maar daar stelt de marktmeester regels, want anders krijg je kruissubsidiëring en oneerlijke concurrentie. In overleg met het ministerie moet de marktmeester in het gevecht staan.
De heer Ten Hoopen (CDA):
U heeft het weer over de marktmeester maar ik vroeg een visie van de Partij van de Arbeid over markt en marktwerking. Onze visie is dat de minister het speelveld bepaalt en dat er binnen het speelveld een scheidsrechter is. Mijn vraag is of u nu tegen marktwerking bent of dat u van oordeel bent dat de rol van de scheidsrechter niet goed is. Ik ben benieuwd naar uw visie.
De heer Heemskerk (PvdA):
Wij vinden dat een scheidsrechter wel degelijk nodig is. De NMa kan die scheidsrechter zijn in heel veel sectoren. Echter, in een aantal sectoren kom je er niet alleen met die scheidsrechter. De definitie van het speelveld is dan veel te gemakkelijk. Dat hebben we geleerd bij de Opta. Die organisatie moet niet alleen op haar fluitje blazen en spelers het veld uitsturen, maar ze moet af en toe ook ingrijpen en zorgen voor duidelijke afspraken over de spelregels. Het moet wat ons betreft helderder worden wanneer de toezichthouder en wanneer de marktmeester in beeld komt. Ook moet duidelijker worden wat de verhouding is tussen de marktmeester en het ministerie en wat de marktmeester doet voor de consument. Zorgt de marktmeester er alleen maar voor dat de ziekenhuizen blijven bestaan of is zijn rol ook dat de patiënten op de beste manier worden voorgelicht? Dat laatste is de visie van de Partij van de Arbeid.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Een van de toezichthouders is de NMa. Het vorig jaar ontlokte ik de voorganger van de heer Heemskerk, mevrouw Netelenbos, woordvoerder Economische Zaken ad interim zo blijkt vandaag, de uitspraak dat de Partij van de Arbeid spijt had van haar instemming onder het tweede Paarse kabinet met de verzelfstandiging van de NMa. Hoe is het vandaag gesteld met het standpunt van de PvdA op dit punt?
De heer Heemskerk (PvdA):
Ik kan de gedachtelijn van mevrouw Netelenbos goed volgen waar het er om gaat dat de NMa niet op een eiland moet opereren. Er moet sprake zijn van helderheid en van een politieke dialoog met betrekking tot de wijze waarop de NMa haar agenda opstelt en de wijze waarop zij nadenkt over bijvoorbeeld het boete-instrument. Uiteindelijk moet de politiek zich echter niet laten verleiden tot uitspraken in individuele gevallen. Dat is namelijk altijd een nederlaag voor de Tweede Kamer, want dan heeft zij blijkbaar de spelregels niet helder genoeg gedefinieerd. Ik noem als voorbeeld de voetbalcompetitie. Daar was ook heel veel onhelderheid over. Er moest wellicht een uitspraak van de NMa worden teruggedraaid, wat sommige fracties beweerden. De PvdA heeft daar nooit voor gepleit. Zij is er altijd voorstander van geweest dat de Kamer een aantal voorwaarden stelt over de wijze waarop de voetbalcompetitie in dit land wordt georganiseerd. En over die voorwaarden hebben wij een gesprek met de minister van Economische Zaken en de minister van Binnenlandse Zaken.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Als je dat allemaal wil doen, ben je dus altijd te laat. Dan ligt er een uitspraak van de NMa en dan wordt een hele sector overhoop geschoten door de plotselinge en onverwachte toepassing van het mededingingsrecht. En dan staan wij hier met z'n allen een beetje langs de zijlijn toe te kijken hoe de NMa haar werk doet. Als er dan ooit beleidsregels komen, is de zaak al gepasseerd en zijn de nieuwe verhoudingen ingetreden, zodat we het nakijken hebben. Bij voetbal hebben we ook het nakijken. Hoe lost u dat probleem op?
De heer Heemskerk (PvdA):
Dat soort paniek wordt altijd gezaaid door mensen die bang zijn voor de verandering. Je moet er niet bang voor zijn. Je moet nagaan welke voorwaarden je er bij wilt stellen. Bij de voetbalcompetitie zou alle rampspoed beginnen zodra de NMa-uitspraak zou komen. Die is er inmiddels. Welnu, de treinen rijden en Studio Sport begint op zondagavond nog steeds om zeven uur. Dus wat dat betreft zijn er een aantal zaken niet misgegaan die wel voorspeld waren.
Mevrouw Van der Laan (D66):
Ik probeer nog steeds te ontdekken op welk punt de visie van de PvdA verschilt met de insteek van het kabinet. Dit kabinet stelt in het gehele liberaliseringsvraagstuk de consument centraal. Ik hoor u spreken over de patiënt en de gebruiker van energie. Waarin zit wat u betreft het verschil met het kabinet dat het vraagstuk van het marktmechanisme juist plaatst onder het kopje consumentenbescherming?
De heer Heemskerk (PvdA):
Ik heb op twee punten een andere visie. In de eerste plaats krijg ik de indruk dat EZ niet meer leidend is ten aanzien van het geven van een kader voor de verschillende soorten toezichthouders. Zij zijn nog ondergebracht bij allerlei ministeries, zijn marktmeester of algemeen markttoezichthouder, maar er is geen helder beeld van wie welk instrumentarium heeft. Ik zou willen dat EZ het voortouw neemt bij het ordentelijk in kaart brengen daarvan. Ik vraag het kabinet om een visie hierop. In de tweede plaats ben ik van mening dat Economische Zaken nogal de rol van behartiger van de belangen van de consument naar zich toetrekt. Voor een deel kan de Consumentenbond daarin een rol spelen, maar ook toezichthouders kunnen daarin een grotere rol spelen. Ik heb daar nog weinig over gehoord.
Mevrouw Van der Laan (D66):
Nu is het nog minder duidelijk. Wij hebben juist ingezet op goede, onafhankelijke toezichthouders: NMa, DTe en Opta. Nu wilt u de zaak toch weer bij EZ onderbrengen. U moet kiezen: of de toezichthouder of de politieke regie van het ministerie van EZ. Het kan niet beide.
De heer Heemskerk (PvdA):
U kunt de toezichthouders niet op één hoop gooien en door elkaar halen. NMa zit bij EZ en DNB/PVK bij Financiën. Het is mij nog niet helder waar de Zorgautoriteit komt te zitten. Ik wil dat EZ het voortouw neemt. Ik vraag om een inventarisatie en om een visie van het kabinet ten aanzien van wanneer voor een marktmeester wordt gekozen, de wijze waarop het publiek belang scherp wordt verwoord, de wijze waarop wordt omgegaan met de consumentenvoorlichting via de marktmeester, die via het algemene toezicht wordt geregeld, en de zwaarte van het instrumentarium. Die zaken lopen door elkaar. Als wij niet uitkijken, creëren wij overspannen verwachtingen ten opzichte van de toezichthouders. Het zal de heer Vendrik wellicht verbazen dat ik persoonlijk van mening ben dat de toezichthouder ook de natuurlijke bondgenoot is van de PvdA. Als een toezichthouder zijn werk goed doet, komt hij op voor de kleine consument en de kleine ondernemer en gaat hij in tegen de gevestigde belangen en het grootkapitaal.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Jullie hebben overal vriendjes!
De heer Heemskerk (PvdA):
Voorzitter. De PvdA-fractie maakt zich zorgen dat innovatie en kenniseconomie een speeltje wordt voor "techneuten" of, nog erger, een subsidiepot voor de handige lobbyisten van de grote concerns. Want opnieuw is de elite weer prachtig vertegenwoordigd in het innovatieplatform. Mijn fractie zou dan ook graag van de minister een visie en bijvoorbeeld een aantal vuistregels willen vernemen over de wijze waarop hij de subsidies evenwichtig zou willen verdelen. Wat gaat er naar hightech? Wat gaat naar het grootbedrijf? Welk percentage komt bij het MKB terecht? Hoe verhoudt de huidige verdeling zich tot de ideale verdeling?
Als ik deze begroting lees, lijkt het soms wel alsof Nederland in Sillicon Valley staat. Natuurlijk is hightech prachtig, maar ik kom helemaal niets meer tegen over onze traditionele, o zo sterke sectoren: de distributiefunctie van Nederland, financiële sector, media en voedsel. Profiteren zij ook van het innovatiebeleid en van de subsidies van EZ en, zo ja, hoe dan? Misschien is wel de meest wezenlijke vraag of wij niet af moeten van al die subsidies. Is subsidie misschien niet een ouderwets instrument voor ouderwetse industriepolitiek? Leiden bijvoorbeeld hogere belastingen op vervuiling en lagere belastingen op duurzaamheid niet veel meer tot innovatie? Graag een reactie.
Wij hebben gesproken over de wirwar aan toezichthouders, de wirwar aan instrumentarium en de wirwar aan rollen. Hetzelfde gevoel bekruipt mij op het terrein van markt en overheid. Ik vind opnieuw dat Economische Zaken daarin, wellicht met de minister voor Bestuurlijke Vernieuwing, een belangrijke rol moet spelen. Na het rapport-Cohen heeft de praktijk niet stilgestaan. Wij kennen de quango's, de ZBO's, de RWT's of in gewone, begrijpelijke taal: ondernemende universiteiten en ambitieuze ziekenhuisdirecties. De PvdA vraagt de minister om vanuit EZ op basis van marktordeningvraagstukken weer het voortouw te nemen en met een duidelijke visie te komen op publiek ondernemersschap– waar houdt dat op? – en niet alleen over corporate governance maar juist ook op public governance.
Dan heb ik nog twee korte vragen over de bezuinigingen. Deze minister bezuinigt op ruimtevaart, terwijl wij volgens OCW juist goed zijn in space science. De tegenorders voor de ruimtevaart lijken wel spijkerhard te zijn, in tegenstelling tot bij de JSF. Wat zijn de mogelijk negatieve effecten voor toepassingen door het Nederlands bedrijfsleven?
De tweede vraag betreft het nieuwe regionale beleid van Economische Zaken. Er wordt bezuinigd op de centrale investeringspremie voor regionaal beleid. Is EZ van plan om bepaalde gebieden bewust links te laten liggen? Waar is die selectie op gebaseerd? Maakt het nog uit voor het ministerie of de werkgelegenheid verdwijnt als gevolg van concurrentie of van overheidsplannen, bijvoorbeeld voor sluiting van het vliegveld in Twente?
De minister roept met enige regelmaat op tot meer lef en daadkracht. De Partij van de Arbeid vraagt hem ook zelf lef te tonen en te innoveren met een kansenzone voor het midden- en kleinbedrijf. EZ heeft van oudsher de gezamenlijke verantwoordelijkheid voor bedrijfsterreinen en geeft nu prioriteit aan het bestrijden van tegenstrijdige regels. Waarom wordt dit niet gecombineerd en begint EZ niet een experiment met regelarme bedrijfsterreinen of liever gezegd: kansenzones?
De experimentenwet stad en milieu liet zien dat knellende regels verdwijnen bij een innovatieve aanpak. In navolging daarvan kan een experiment voor regelarme kansenzones nuttig zijn. In de Verenigde Staten worden dit soort kansenzones voor een beperkt aantal jaren aangewezen. Het effect daarvan is dat bedrijven zich vestigen en dat er vaak blijvende vervolginvesteringen komen. Laat de minister lef hebben en andere ministeries op sleeptouw nemen om een experiment te starten. Dat kost volgens ons geen extra geld, alleen inspanningen en goede ideeën van ambtenaren. Graag hoor ik hierop een reactie.
De heer Aptroot (VVD):
De heer Heemskerk oppert een aardige gedachte van kansenzones of bedrijfsterreinen waar bepaalde regels of wetten niet gelden. Heeft hij voorbeelden van wetten of stukken regelgeving die daar niet moeten gelden? Je moet iets in gedachten hebben, als je de minister dat vraagt. Ik zou dat graag willen horen. Het zou best kunnen dat de VVD dan zegt dat zij heel Nederland als een bedrijfsterrein ziet. Als het daar niet nodig is, hoeft het misschien in de rest van het land ook niet, maar dat is een volgende stap.
De heer Heemskerk (PvdA):
Voor de VVD is Nederland een grote vrijstaat en is de ideologie tegenwoordig dat de overheid alleen maar lastig is. Voor de Partij van de Arbeid is het heel belangrijk dat de overheid toezicht houdt op veiligheidsaspecten en handhaving van milieuwetgeving. Je merkt bijvoorbeeld dat dit zichzelf terugverdient op het terrein van de Arbowetgeving.
De heer Aptroot (VVD):
U zegt nu welke regelgeving nuttig is, maar u wilt kansenzones of bedrijfsterreinen waar minder regels en wetten gelden. Dat is een leuk idee, maar dan moet u ook een paar voorbeelden noemen die de minister zou kunnen meenemen. Een idee lanceren waar je verder niet over hebt nagedacht en dat je niet kunt invullen, dat is een beetje goedkoop.
De heer Heemskerk (PvdA):
Voor twee dingen wil ik een uitzondering maken: veiligheid en overlast. Ik kan mij voorstellen dat de vestigingswet, arbeidsomstandighedenwetgeving en tegenstrijdige regels voor een beperkt aantal jaren buiten werking worden gesteld. De grap van een experiment is dat je dat niet allemaal van tevoren gaat invullen. Bij een experiment kunnen ambtenaren in overleg met ondernemers en bewoners daarover nadenken. Zo'n proef kan worden gebruikt om op een bedrijventerrein of in oude wijken die achteruitgaan, waar extra op wordt bezuinigd door het grotestedenbeleid van dit kabinet, een aantal vrijstellingen te geven. Wij gaan betrekkelijk ver bij dit experiment.
De heer Aptroot (VVD):
Tegenstrijdige regels moeten sowieso worden opgeruimd, voor heel Nederland. Ik begrijp dat u bereid bent om voor bepaalde bedrijfsterreinen de Arbowetgeving even opzij te zetten. Dat is de enige concrete suggestie die u doet.
De heer Heemskerk (PvdA):
Ik heb de vestigingswet genoemd. Je kunt experimenteren met de Arbowet. Laat het een experiment zijn.
Voorzitter. Ik rond af. De fractie van de PvdA steunt deze minister en een aantal van zijn ideeën, maar wel met enige nostalgische gevoelens. Die nostalgie betreft het elan, de visie en de energie tijdens een andere coalitie met een andere minister van Economische Zaken van D66. Die nostalgie gaat vooral uit naar praktische oplossingen voor het MKB, goede voorlichting voor consumenten en het ontmaskeren van gevestigde belangen door betere en strengere toezichthouders. Die nostalgie komt niet terug als de afkorting EZ alleen staat voor elitaire zaken en niet langer voor Economische Zaken. Als dat werkelijkheid wordt, mag van de Partij van de Arbeid met het vertrek van deze minister ook het licht op het ministerie uit.
De heer Van der Vlies (SGP):
Ik heb geïnteresseerd geluisterd. Er zaten wat tegenstrijdigheden in het betoog, maar dat mag. Ik vroeg mij wel af of ik nu zo vergeetachtig ben geworden. Ik heb de vorige minister van EZ die zich het best thuis voelde in de D66-fractie meegemaakt in dit huis. Ik heb eigenlijk nooit begrepen waar het succes in schuilde. Ik meen ook dat het niet goed is afgelopen. Kunt u mijn geheugen wat opfrissen?
De heer Heemskerk (PvdA):
Een van de grotere succesnummers was de verruiming van de winkelsluitingstijd. Wij kunnen tegenwoordig op zondag met zijn allen naar de Bijenkorf. De heer Wijers heeft een impuls gegeven aan het wat meer benadrukken van ondernemerschap en dynamiek.
De heer Van der Vlies (SGP):
Nu begrijp ik het! Ik dacht namelijk aan de heer Terlouw. Over de Winkeltijdenwet kom ik straks nog wel te spreken.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Daar doe ik het voor: nog een minister en dan gaat het licht uit op EZ.
Mijn vraag is iets serieuzer. Wij kennen Nederland distributieland. Uw bijdrage in dit debat vat ik op als een groot pleidooi voor Nederland kennisland. Dat is goed. Ik zal daar in mijn termijn ook iets over zeggen. Welke consequentie trekt de fractie van de Partij van de Arbeid eruit voor het grote vooruitgangsproject van Nederland distributieland? De vorige minister van Verkeer en Waterstaat heeft daar miljarden in gestoken. Nog steeds worden daar miljarden aan besteed, zeker vergeleken met wat er aan kennis wordt besteed. Is de consequentie van het betoog van de heer Heemskerk dat wij maar eens afscheid moeten nemen van Nederland distributieland?
De heer Heemskerk (PvdA):
Het zou onjuist zijn te ontkennen dat de Nederlandse economie een zeer belangrijke functie op het gebied van distributie vervult via de haven, Schiphol en het spoor naar Duitsland. De distributiefunctie is een van de wezenskenmerken van de Nederlandse delta. De kunst is wel, dat in goede banen te leiden. Daarover ben ik net zo bezorgd als de fractie van GroenLinks. Een ongebreidelde groei van Schiphol moeten wij voorkomen. Als je voorstander bent van Nederland distributieland wordt dat vaak uitgelegd alsof Schiphol door mag blijven groeien. Dat is flauwekul. Het is verkeerd om de kenniseconomie alleen te vertalen naar technologie en R&D, zoals blijkt uit mijn betoog. Je ziet vaak dat R&D productie volgt. Het omgekeerde geldt niet. Je kunt wel proberen R&D aan te trekken, maar daar komt geen productie voor terug. De innovatieagenda en de kennisagenda gaan ook over het slim vormgeven aan slimme vliegtuigen die geluidsarmer naar Schiphol vliegen. Het gaat om slimmer distribueren via de Rotterdamse haven. Je moet niet alleen die goederen over de weg vervoeren, maar over het water. Ik beschouw dat ook als innovatie. Dat behoort ook bij kennis.
De heer Ten Hoopen (CDA):
Voorzitter. Ook wij feliciteren de staatssecretaris. Zij is een mooi voorbeeld van het combineren van zorg en arbeid op dit niveau. Wij wensen haar veel succes.
Het CDA gaat uit van een gemengde markteconomie. Verantwoordelijkheid nemen en mensen in staat stellen om zich te ontplooien, staan in onze visie centraal. De ondernemer en de onderneming spelen naast het gezin en de school een belangrijke rol in de overdracht van waarden en normen ten opzichte van mens en natuur. Ondernemen is in de eenentwintigste eeuw ook maatschappelijk verantwoord ondernemen. De discussie over corporate governance en de beloningsstructuur bij ondernemingen zijn daar exemplarisch voor. De bewindslieden hebben duurzaamheid hoog in het vaandel. Dat is prima. Naar onze mening liggen duurzaamheid en maatschappelijk verantwoord ondernemen in elkaars verlengde. Het kenniscentrum zou dan ook prominent op de kaart moeten komen als vraagbaak en expert om maatschappelijk verantwoord ondernemen daadwerkelijk verder te brengen.
Ik vertel niets nieuws als ik zeg dat het niet goed gaat met onze Nederlandse economie. Structurele maatregelen en bezuinigingen zijn noodzakelijk. Daarvan zijn wij overtuigd en dat weten wij ook. Belangrijk is wel om onder deze moeilijke omstandigheden tot economische groei en nieuwe perspectieven te komen. Wij moeten dat benaderen vanuit een positieve houding; wij moeten ook aanpakken en wij moeten de dingen gewoon doen. Het draait in mijn optiek om het scheppen van nieuwe ruimte voor ondernemers om te komen tot nieuwe economische groei en – dat is het allerbelangrijkste – nieuwe werkgelegenheid.
Dat brengt mij bij de voorwaarden om te kunnen ondernemen. De eerste voorwaarde om te komen tot economisch herstel, is de meerjarige loonmatiging. Die is nodig voor onze exportpositie, die door de hoge loonkosten ernstig is gehavend. Loonmatiging draagt ook bij tot het terugbrengen van gezonde overheidsfinanciën. Daarom is het van groot belang dat het kabinet een centraal akkoord sluit met onze sociale partners om dat allemaal met elkaar te kunnen realiseren. Een tweede voorwaarde is deregulering.
De heer Vendrik (GroenLinks):
De heer Ten Hoopen wijdde het begin van zijn tekst aan maatschappelijk verantwoord ondernemen. Dat beschouw ik als een zeer positief signaal, maar ook als een politiek signaal in de richting van deze bewindslieden dat op dit terrein nog wel wat mag gebeuren; hij zei dat ook met zoveel woorden. Mijn vraag aan hem is: wat moet er gebeuren?
De heer Ten Hoopen (CDA):
Wij hebben een kenniscentrum; daar hebben wij met elkaar in dit huis toe besloten. Dat kenniscentrum is eigenlijk nog nooit van de grond gekomen. Ik vraag om dat kenniscentrum nu daadwerkelijk te operationaliseren, zodat het die belangrijke katalyserende en bewustmakende rol jegens de bedrijven en uiteraard ook jegens de branches kan spelen.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Ik zou bijna mijn vraag van vorige week willen herhalen: is dit dan alles?
De heer Ten Hoopen (CDA):
Nee, dat is niet alles. U haalt er één stukje uit dat u hebt gehoord en dat u past. Ik begon immers met de opmerking dat de ondernemers hun verantwoordelijkheid in de samenleving moeten nemen. Als het gaat om het operationaliseren van maatschappelijk verantwoord ondernemen en als je vindt dat de overheid op dat punt een rol heeft, is het kenniscentrum het instrument dat wij met elkaar in deze Kamer hebben vastgesteld. Ik vraag dus om operationalisering van dat kenniscentrum. Dat is niet een kwestie van "is dat alles?"; nee, dat is het instrument van de overheid om dat te doen, los nog van de zaken die bij de behandeling van de begroting van Financiën aan de orde zijn geweest met betrekking tot de mede door u gesteunde initiatieven.
De heer Heemskerk (PvdA):
Ook de PvdA-fractie is blij dat de CDA-fractie praat over maatschappelijk verantwoord en duurzaam ondernemen. Het zou prachtig zijn als dat ook in de landbouwsector meer naar voren zou komen, maar de oplossing die u daar vanuit de overheid voor kiest, is dus het kenniscentrum; dat zijn dus meer ambtenaren. Daarnaast spreekt u over het overleg met de sociale partners, waarbij weer het ouderwetse geluid van alleen maar loonmatiging naar voren komt. U pleit voor loonmatiging. Wat zou volgens u een mooie agenda moeten zijn voor de sociale partners, juist op dat terrein van maatschappelijk verantwoord ondernemen? Zou u dat niet aan het overleg toevoegen? Welke elementen zou het volgens de CDA-fractie moeten bevatten?
De heer Ten Hoopen (CDA):
Ik heb niet gezegd dat er meer ambtenaren moeten komen, maar dat het geoperationaliseerd moet worden. Dat betekent dat het de door ons bedoelde functie gaat vervullen. Met andere woorden: er moet iets gebeuren. Ik begrijp de vraag van de heer Heemskerk met betrekking tot het overleg met de sociale partners, maar ik ga niet over de agenda en treed daar ook niet in. Onze fractievoorzitter heeft bij de Algemene politieke beschouwingen duidelijk gemaakt dat het goed zou zijn als het kabinet met de sociale partners sprak. Er is nu een datum voor dat gesprek met de sociale partners bepaald. Ik vind het belangrijk dat het kabinet en de sociale partners met elkaar in gesprek gaan, maar ik vind niet dat de Kamer daarin moet interveniëren. De kaarten die in het proces nog niet moeten worden gezien, moeten dus nog niet worden getoond.
De heer Heemskerk (PvdA):
Wij verschillen van mening op dat vlak. U zei over het overleg met de sociale partners ten eerste dat het fantastisch zou zijn als loonmatiging het resultaat daarvan was. Daarmee bepaalt u dus wel een deel van de agenda. Ik voeg er een agendapunt aan toe, want de fractie van de PvdA vindt dat maatschappelijk verantwoord ondernemen niet alleen een instrument moet zijn dat de overheid met behulp van een kenniscentrum ontwikkelt, hoe sympathiek en nuttig ook. Het gaat volgens mijn fractie ook om wat de overheid aan de ondernemingen vraagt. Wat vraagt de CDA-fractie aan de ondernemingen? Kunnen wij niet opnemen dat er moet worden gerapporteerd over wat wordt gedaan op het terrein van maatschappelijk verantwoord ondernemen, net zoals er krachtens de code-Tabaksblat wordt gereageerd als je afwijkt van "best practices"? Dit is ook een onderdeel van de initiatiefwet van collega Vendrik. Is de CDA-fractie bereid daaraan invulling te geven?
De heer Ten Hoopen (CDA):
Deze vraag stelde u net eigenlijk al. Het is nu aan het kabinet om te onderhandelen. De Kamer moet daar niet dwars doorheen willen lopen. Het is zaak om je inzet in het onderhandelingsproces een rol te laten spelen. Het is niet aan de Kamer om ervoor te zorgen dat de kaarten op tafel liggen, want dan is er geen onderhandelingsproces meer. U hebt net ook al gesproken over de initiatieven van het bedrijfsleven. Ik ben begonnen met zeggen dat ook ondernemers verantwoordelijk zijn ten opzichte van de mens en de natuur die daarmee samenhangt. Daarmee heb ik toch gezegd wat de kern van de zaak is?
De heer Heemskerk (PvdA):
Ik vind het jammer dat u alleen van de overheid instrumentarium en taken verlangt en niet feller eisen durft te stellen aan de ondernemers.
De heer Ten Hoopen (CDA):
Dat deel ik niet met u. U hebt blijkbaar het eerste deel van mijn betoog niet gehoord, want daarin zei ik dat de verantwoordelijkheid ten opzichte van mens en natuur juist bij de ondernemer begint.
De tweede voorwaarde voor het Nederlandse bedrijfsleven kan zijn dat er wordt gesproken over deregulering. De bedrijven komen zo langzamerhand om in regels en formulieren. Wij zijn dan ook blij dat de motie van de fractie van de CDA over reductie van de administratieve lasten is overgenomen en zelfs door de regering naar boven is bijgesteld. Wij vinden het ook een goede zaak dat er een soort Europese ACTAL in de steigers wordt gezet. Veel regelgeving komt per slot van rekening uit Europa. Uit het onderzoek van het veel besproken EIM blijkt dat in 2002 de administratieve lasten voor het bedrijfsleven als gevolg van wetswijzigingen met bijna 30 mln euro zijn toegenomen, ondanks de prima voornemens. Daarmee komt de totale lastendruk voor bedrijven op ten minste zo'n 12 mld euro. Dat zijn sombere berichten. Deze cijfers baren onze fractie zorgen en dat vraagt in mijn ogen om een alerte houding. Ik hoor graag waar die uit bestaat.
Een derde voorwaarde voor economisch herstel is een harde aanpak van de criminaliteit. Onlangs heb ik aandacht besteed aan de problematiek van krakers in leegstaande bedrijfspanden en heb ik ervoor gepleit dat de gedateerde wetgeving op dit terrein op alle fronten werd aangepast. Het is toch eigenlijk te zot dat krachtens de huidige wetgeving een kraker zich wel kan vestigen in een bedrijfspand en een ondernemer niet?
Ieder jaar krijgen zo'n 380.000 bedrijven – groot en klein – te maken met criminaliteit. Als gevolg daarvan lijdt het Nederlandse bedrijfsleven zo'n 3 mld euro schade. Het gaat dus niet goed als ondernemers alleen maar met het weren van criminaliteit bezig moeten zijn. Het creëren van een veilige omgeving is in onze optiek een basisvoorwaarde voor het ondernemerschap. Ik vraag de staatssecretaris om deze problematiek integraal te benaderen.
De heer Heemskerk (PvdA):
Wij zijn allemaal voorstanders van een integrale benadering, maar wat is volgens de CDA-fractie nu de verantwoordelijkheid van Economische Zaken op dit terrein? Ik vraag dit ook omdat uw fractie altijd pleit voor het scherp benoemen van verantwoordelijkheden.
De heer Ten Hoopen (CDA):
Het is een kerntaak van de overheid om mensen en goederen te beschermen. De rechtsstaat bestaat bij het handhaven daarvan. Voor Economische Zaken gaat het om een coördinerende taak, vanuit het bedrijfsleven naar andere ministeries. Als ik spreek over veiligheid van bedrijven en goederen – waarbij ik het specifieke voorbeeld van krakers van bedrijfspanden heb genoemd – is het volgens mij de taak van Economische Zaken om dat in het kabinet verder te brengen en daadwerkelijk tot acties te komen.
Een belangrijke vestigingsvoorwaarde is het fiscaal klimaat. Bij elke ondernemer die zich hier wil vestigen, is dat één van de kernthema's die aan de orde komen. Welke rol speelt het ministerie nu om de concurrentiepositie van Nederland daarin te versterken?
Het CDA hecht ook aan een sterke regionale economie. Economische Zaken kan daar in onze optiek ook een belangrijke rol in spelen. Belangrijk is dat de overheid de gemaakte afspraken waarmaakt en nakomt. Wat kunnen wij op dat punt van de staatssecretaris verwachten?
Dit brengt mij bij wegen naar economisch herstel. Transport en mobiliteit staan aan de basis van economische ontwikkeling. Een goede bereikbaarheid via de weg is beslissend voor de vraag of een ondernemer zich ergens in Neder land vestigt. Helaas voldoet de Nederlandse infrastructuur niet meer aan de eisen van deze tijd. Dit vormt dus een bedreiging voor onze concurrentiepositie en schaadt de economische groeimogelijkheden van ons land. Een belangrijke oorzaak van deze ellende is een tekort aan capaciteit van het wegennet. De komende jaren moeten dan ook extra inspanningen geleverd worden om dat te verbeteren. De realisatie van de spitsstroken en de A4 zijn stappen in de goede richting, maar daarmee zijn wij er nog niet. Graag nodig ik de minister en de staatssecretaris uit om nu eens drie toonaangevende projecten te benoemen als trekpaard voor de economische groei, waaruit de intentie blijkt dat het ons echt menens is met het realiseren van nieuwe werkgelegenheid in Nederland.
Bij dit alles wil ik de mogelijkheden van publiek-private samenwerking nadrukkelijk naar voren brengen. Het mooiste zou zijn als ondernemers bereid zijn om te investeren in infrastructurele projecten en wij op die manier de Nederlandse economie van een nieuwe impuls voor werkgelegenheid kunnen voorzien.
De virtuele infrastructuur is een nieuwe weg naar economische vernieuwing. Een goede ontwikkeling van breedband is essentieel in onze kenniseconomie om groei en productiviteitsverbetering te verwezenlijken. Breedband versterkt het vestigingsklimaat voor het bedrijfsleven en geeft een impuls aan de dienstverlening. Ook hier is het van belang om ruimte te bieden aan private investeerders. De overheid kan daarvoor de voorwaarden te scheppen. Het Innovatieplatform zou de uitrol van breedband tot een prioriteit moeten maken.
Het Innovatieplatform kan dus volgens ons bij uitstek de katalysator zijn om de Lissabondoelstellingen te realiseren. Het platform zal moeten streven naar daadwerkelijke vernieuwing van en krachtige samenwerking tussen onderwijs en bedrijfsleven. Het verkokerde denken tussen onderwijs en bedrijfsleven moet doorbroken worden. De creativiteit en economische dynamiek van het bedrijfsleven en de kennis en kunde van universiteiten en hbo vormen geen tegenstelling, maar zouden elkaar juist moeten versterken. Dat zou ook nieuwe kansen bieden. Hetzelfde geldt voor regio-overstijgende samenwerkingsverbanden tussen bedrijven en universiteiten. Een prachtig voorbeeld daarvan vinden wij in Twente. Dit werd zojuist genoemd met betrekking tot de ruimtevaart. Ook hier gaat het om samenwerking met bijvoorbeeld MKB en het vmbo. Vakmensen zouden eigenlijk weer de waardering moeten krijgen die zij verdienen wegens de belangrijkheid van hun werk. Het vakmanschap kan in mijn ogen worden gekoppeld aan de inzet van nieuwe technieken. Innovatie heeft immers een direct effect op de laagst geschoolde arbeid. Hoe slimmer de instrumenten zijn, des te hoger is de arbeidsproductiviteit.
Mevrouw Gerkens (SP):
Ik ben het met u eens dat wij goed moeten investeren in ons onderwijs en ervoor moeten zorgen dat dit goed aansluit op het bedrijfsleven. Waar denkt u dat de scheidslijn ligt tussen samenwerking en beïnvloeding op een dusdanige manier dat de onafhankelijkheid van onderwijs in het gedrang komt?
De heer Ten Hoopen (CDA):
In Nederland wordt het initieel onderwijs door de overheid betaald. Naar de universiteiten vloeit een eerste geldstroom en daarnaast een tweede en derde geldstroom. Daarin participeert het bedrijfsleven. Ik denk dat het mogelijk is de kennis en kunde die in Nederland voorhanden zijn, sneller in producten en diensten om te zetten, door middel van samenwerking met een gezamenlijk gedragen doel. Dit is niet een kwestie van beïnvloeden, maar van gezamenlijk het doel definiëren.
Mevrouw Gerkens (SP):
U zegt nu een heleboel dingen tegelijk. Aan de ene kant zegt u dat de onafhankelijkheid blijft gewaarborgd doordat de overheid het onderwijs financiert. Daarnaast geeft u aan dat er ook andere geldstromen zijn. Ziet u geen risico voor de onafhankelijkheid van het onderwijs als het bedrijfsleven bepaalde vormen van onderwijs gaat financieren?
De heer Ten Hoopen (CDA):
Als het op een goede wijze wordt geregeld in de contracten die ten grondslag liggen aan de beschikbare geldstromen, zie ik dat probleem niet. Eerlijk gezegd zie ik op dit gebied veel meer kansen.
Mevrouw Gerkens (SP):
Wat zijn voor u de randvoorwaarden? Wanneer vindt u dat het goed is geregeld? Hoe kunt u garanderen dat dit gevaar niet ontstaat?
De heer Ten Hoopen (CDA):
Het ligt eraan wat u onder "garanderen" verstaat. Als de overheid geld beschikbaar stelt, zijn daaraan voorwaarden verbonden. Die voorwaarden houden in dat het initiële onderzoek, dat voor de universiteit van belang is, wordt gewaarborgd. Nu is het zo, dat alleen kan worden afgerekend op de publicaties van een hoogleraar. Ik vind dat het in de toekomst bij de financiering niet alleen moet gaan om de publicaties, maar dat deze gekoppeld moet zijn aan het aantal opdrachten van het MKB of aan het aantal onderzoeken dat heeft geleid tot nieuwe producten.
Mevrouw Gerkens (SP):
Wanneer gaat dit voor u een brug te ver? Wat vindt u een onwenselijke ontwikkeling?
De heer Ten Hoopen (CDA):
De overheid stelt de voorwaarden en ik zou zo één, twee, drie geen voorbeelden bedenken van situaties waarin een en ander te ver gaat.
De heer Vendrik (GroenLinks):
U pleit voor meer samenwerking tussen bedrijven en kennisinstellingen, om het innoverende vermogen van de Nederlandse economie te bevorderen. Ik hoor nu al jaren dat meer samenwerking nodig is en vraag mij af waarom het niet lukt. Wie heeft er nu schuld aan het feit dat de samenwerking kennelijk onvoldoende is of onvoldoende leidt tot het gewenste innovatieve vermogen van de Nederlandse economie?
De heer Ten Hoopen (CDA):
Dit kabinet heeft een prachtige aanzet gedaan om datgene wat u als sleets ervaart, te doorbreken. Juist met de kennis en kunde die zijn vertegenwoordigd in het nieuwe kenniscentrum onder leiding van de minister-president, zal een van de kerndiscussies gaan over de vraag hoe wij de geldstromen beter kunnen aansturen en hoe wij op resultaat kunnen afrekenen. Het gepraat zou over moeten zijn, want het initiatief wordt nu genomen vanuit het innovatieplatform.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Daarmee wordt het probleem niet opgelost. Bij het ministerie van Algemene Zaken wordt een nieuwe vergadertafel neergezet, met een paar leuke stoelen er omheen, waaraan de discussie over het probleem nog eens dunnetjes wordt overgedaan. U pleit voor meer samenwerking. Dat hoor ik al jaren. Toch is het innovatieve vermogen niet voldoende. Hoe komt dat nu? Laten wij dat gesprek voeren, zodat niet alles op de vermoeide schouders van de minister-president terecht komt. Die man heeft het al moeilijk genoeg. Laten wij nu eens proberen de zaak in dit debat op te lossen.
De heer Ten Hoopen (CDA):
Hij heeft niet moeilijk genoeg. Hij neemt nog steeds prima initiatieven en naar mijn gevoel functioneert hij ook geweldig.
Het is een beetje populistisch om te zeggen dat er een nieuwe vergadertafel bij komt. Ik ben dat niet gewend van de heer Vendrik. Het is namelijk niet juist. De commissie is ingericht en er komen geen ambtenaren bij. Die vraag beschouw ik dus maar als niet gesteld.
Juist daar waar het gaat om de wijze waarop wij in Nederland met kennis en kunde omgaan, zijn de geldstromen die beschikbaar zijn gesteld door de overheid te vrijblijvend geweest. De kennis en kunde die bij Nederlandse universiteiten beschikbaar is, is vergelijkbaar met die in de ons omringende landen. Het loopt mis bij het omzetten van die kennis en kunde in producten en diensten. Het gaat ons er dus om dat de aansturing vanuit de overheid met betrekking tot die geldstromen gekoppeld moet worden aan daadwerkelijk gerealiseerde resultaten in de markt.
Geconstateerd moet worden dat de EZ-begroting zwijgt over hoe er wordt omgegaan met innovatie en industrie. Dat is een omissie. Het vestigingsklimaat in het algemeen en dat voor de industrie als een van de sleutelsectoren in het hele innovatieproces in het bijzonder, zou het ministerie van EZ zeer ter harte moeten gaan. Het is duidelijk dat het vestigingsklimaat in Nederland voor de industrie onder druk staat. Het Leitmotiv moet innovatie zijn in een soort industriële revolutie die aanzet tot nieuwe economische groei. Om dit alles te bereiken is durf nodig om structuren te wijzigen. Kunnen de minister en de staatssecretaris hun inzet voor het innovatieplatform toelichten? Wanneer kunnen wij daar de eerste concrete resultaten van verwachten?
Het laatste onderwerp dat ik wil bespreken is de rol van Economische Zaken. Economische Zaken heeft nu een uitgelezen kans om zich te bewijzen als een duurzame aanjager van de economie. De jaren van het dogmatische marktdenken zijn voorbij en het idee dat de markt alles kan oplossen is een illusie gebleken. In dit verband wijs ik de minister overigens graag op mijn motie over het gasgebouw van vorig jaar. Ik vraag de minister deze motie uit te voeren. Deze motie werd breed gesteund en zij is in onze optiek níet uitgevoerd. Ik zou graag zien dat deze motie voor het einde van dit jaar wordt uitgevoerd. Het uitgangspunt bij de motie over het gasgebouw en bij het initiatief inzake de warmtewet is een goede waarborging van de consumentenbescherming, dus van het publieke belang.
Wij hadden tijdens de inbreng van de heer Heemskerk een discussie over de ZBO-structuur. De CDA-fractie is van mening dat de minister het beleid bepaalt binnen de ZBO-structuur en dat hij daar te allen tijde op aanspreekbaar is. De toezichthouders, zoals de NMa, de DTe en de Opta, zijn scheidsrechters. Zij bepalen niet de regels en al helemaal niet de uitslag. Inmiddels heb ik begrepen dat de minister de NMa ZBO-wet heeft teruggetrokken in de Eerste Kamer. Is dat juist?
Minister Brinkhorst:
Dat is niet juist. Ik heb juist het initiatief genomen om ervoor te zorgen dat de Eerste Kamer zo snel mogelijk aan de gang gaat.
De heer Ten Hoopen (CDA):
Kan er een internationale vergelijking van de werkzaamheden van de toezichthouders worden gemaakt? Ik wil de minister in het bijzonder wijzen op het feit dat de NMa het hoogste aantal boetes uitdeelt van alle toezichthouders in Europa. Hoe verhoudt zich deze informatie tot het realiseren van een Europees level playing field, dus eerlijke concurrentie in Europa? Wat gaat deze minister doen om de Europese markt daadwerkelijk dichterbij te brengen?
Ook op internationaal toneel zal EZ zich moeten positioneren. De WTO-conferentie in Cancun was eigenlijk helaas een deceptie. Het staat welhaast vast dat de einddatum van de ontwikkelingsronde van Doha niet gehaald zal worden. Die mislukking komt op een moment dat de wereldhandel wel een duwtje in de rug kan gebruiken. De ontwikkelingslanden zullen voorlopig geen grotere markttoegang krijgen, mede door toedoen van de groep van 23 zogenaamde ontwikkelingslanden. Maar ook wij in West-Europa, de ontwikkelde landen, zijn verliezers. Zo dringt de vraag zich op welke mogelijkheden de Regering nog ziet om het WTO-schip weer echt vlot te trekken.
Een paar weken geleden las ik een interview met de minister in het Financieele Dagblad, waarvan de kop luidde: We moeten ophouden met sjabloon denken. Dat ben ik van harte met hem eens. Juist in tijden van schaarste is het van belang om creatief te denken en om over de schuttingen van de verschillende departementen heen te kijken. Immers, het is juist de economie die al die beleidsterreinen raakt.
De heer Heemskerk (PvdA):
U sprak over de ZBO's en de toezichthouders. U pleit in dit verband heel duidelijk voor een scheidsrechter die zich niet met het spel bemoeit. U hebt voorts een vraag gesteld over de NMa en de door die autoriteit opgelegde boetes. Ik kan die vraag wel beantwoorden: de boetes hebben betrekking op de mobiele telecom. Over de hoogte van de boetes heeft de minister al met de Kamer van gedachten gewisseld. Daar waren wij dus met ons allen bij.
Hoe ziet u het fenomeen van een scheidsrechter die zich niet met het spel bemoeit bij een zorgautoriteit? Wat dat betreft, is er nog helemaal geen markt; op dat gebied is er sprake van een beginnend ondernemerschap. U wilt zeggen "u onderneemt maar en wij kijken of de markt werkt, die er nog niet is"? Er is dan toch een marktmeester nodig die ook actief is op de markt?
De heer Ten Hoopen (CDA):
Ik heb aan het begin van mijn betoog gezegd dat geen markt volmaakt is en dat er op elke markt regulering nodig is. Ik heb geprobeerd te betogen dat die regulering het beleid is dat de minister maakt. Met andere woorden: de minister stelt het kader vast waarbinnen een markt kan functioneren. Op die markt is er nog een scheidsrechter die bepaalt of de regels door iedereen worden nageleefd, waardoor er eerlijke"concurrentiële" verhoudingen ontstaan. Dat proces is in de zorg exact hetzelfde: de minister zal de randvoorwaarden dienen te bepalen voor de ontwikkeling van het ondernemerschap.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Is het nu echt de mening van de CDA-fractie dat de mislukking in Cancun uitsluitend en alleen te wijten is aan het optreden van zuidelijke landen, al dan niet in het verband van de G21?
De heer Ten Hoopen (CDA):
Er is over het algemeen één CDA-mening. Ik heb de woorden gebruikt "mede door toedoen van"; ik heb dus niet het woord "uitsluitend" gebruikt.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Wie is er nog meer schuldig aan de mislukking in Cancun? Volgens u zijn er dus meer schuldigen. Ik wil graag van u horen wie dat zijn.
De heer Ten Hoopen (CDA):
Als een proces mislukt, is er zelden maar één de schuldige. U bent zelf bij het proces in Doha geweest. Wij kunnen dus constateren dat de "23" en misschien de landen uit Noord-Amerika en Europa in dat proces een zekere schuld hebben, als het een mislukking is.
Mevrouw Gerkens (SP):
Voorzitter. Ook ik feliciteer de staatssecretaris. Ik weet wat haar te wachten staat.
Ik wil graag met de minister over marktwerking praten, zoals ik in een eerder overleg beloofd heb. Ook voor dit kabinet is het adagium namelijk: marktwerking, privatisering en liberalisering. Ik wil deze eerste termijn beginnen met het stellen van een aantal vragen aan de minister en in tweede termijn reageren op zijn antwoord.
Waarom moet de energievoorziening verder geprivatiseerd en geliberaliseerd worden? Welke voordelen zijn daarmee te behalen? Wat willen de gebruikers van stroom en welke voorwaarden stellen zij aan de stroomvoorziening? Waarom doen wij hetzelfde met het gas? Waar zijn daar voordelen aan te behalen en wat wil de consument op dat gebied? Waarom privatiseert de minister het water niet? Ik ben benieuwd naar zijn antwoorden.
De minister stelt dat hij de positie van de consument wil verbeteren. Dat juichen wij toe daar met de privatiseringsdrift steeds meer de lacunes van de marktwerkingsdroom duidelijk worden. Maar daartoe zullen zowel de middelen als de bevoegdheden van de toezichthouders moeten worden uitgebreid. De NMa beschikt slechts over tien rechercheurs waarmee ook de onderzoeken naar de bouwsector, de energiesector, de banksector en de zorgsector moeten worden uitgevoerd. Het gaat hier om sectoren met vele duizenden werknemers. Als er écht iets aan de hand is zoals bij de bouwfraude, heeft deze instantie dus meteen een capaciteitsprobleem. Verder heeft de NMa alleen bevoegdheden aangaande het mededingingstoezicht. Zij heeft formeel geen mogelijkheden om bedrijven aan te pakken op basis van klachten van consumenten. Toen na het faillissement van Energy XS op 18 augustus veel van hun ex-klanten, waaronder de meldkamer brandweer en ambulance van de gemeente Haarlem, een brief kregen van het NUON waarin een aanbod werd gedaan dat 75% duurder zou uitvallen dan het bestaande contract, konden de NMa en de DTe niet ingrijpen. Ondanks de dreigementen in de brief dat men één dag bedenktijd kreeg en anders op 2 september de stroom zou worden afgesloten, konden onze toezichthouders niet méér doen dan een onderzoek starten. Het Britse Office of fair trading (OFT) heeft die bevoegdheid wél. Op basis van klachten van consumenten is het OFT gerechtigd een "stop now order" uit de vaardingen. In dit geval had het OFT de verschillende bedrijven kunnen sommeren onmiddellijk te stoppen met het versturen van deze brieven totdat het onderzoek is afgerond. In het Verenigd Koninkrijk en in Australië kent men daarnaast ook nog het principe van undertaking. Dat is een document waarin een bedrijf vrijwillig verklaart, bepaalde acties voortaan achterwege te laten of juist te ondernemen. Zo'n document is meer bindend dan mondelinge afspraken. Als een bedrijf zich er niet aan houdt, kunnen er juridische stappen volgen.
Wat vindt de staatssecretaris van deze twee methodes om consumentenbelangen beter te waarborgen? Zouden onze toezichthouders ook over dergelijke bevoegdheden moeten beschikken? In haar brief van 8 september 2003 gaat zij in op deze en andere bevoegdheden van buitenlandse toezichthouders. Kan zij aangeven wanneer zij haar mening over vervolgacties ter aanpassing van het toezicht op consumentenrechten zal hebben gevormd? Kan zij nu al iets meer duidelijkheid geven over de aard van die vervolgacties?
Deze minister wil werken aan innovatie, dynamiek en ondernemerschap. In het programma Barend en Van Dorp sprak hij in dit verband over een laag maaiveld waar Nederlanders niet meer bovenuit durven te steken. Ik herken wel wat in die uitspraak. Hieraan moet iets gebeuren. Gelukkig ziet de minister hoge topsalarissen niet als een manier om een ongelijker maaiveld te krijgen. Hij vindt het vreemd dat iemand een bedrijf binnenkomt en zich eerst afvraagt wat het bedrijf voor hém kan doen. Wat gaat de minister ondernemen om deze cultuurverandering te bewerkstelligen?
Om innovatie te stimuleren heeft de regering het innovatieplatform opgericht dat mag adviseren over de besteding van 185 mln euro. Voor zover dit geld gebruikt wordt voor het opleiden van meer techneuten en het verbeteren van het onderwijs vinden wij dat niet erg, wij juichen dat zelfs toe! Het heeft er echter alle schijn van dat het de bedoeling is dat het bedrijfsleven de universiteit en de hogeschool overneemt. Er zit niet voor niets een zware delegatie uit het bedrijfsleven in het platform en – ik citeer uit de Miljoenennota 2003 – "Hogescholen moeten zich ontwikkelen tot regionale kenniscentra." Deze doelstelling is volgens ons verwerpelijk. Als het echt zo treurig gesteld is met de innovatie van Nederland, moeten de bedrijven hun eigen verantwoordelijkheid nemen en investeren in eigen mensen in plaats van een beroep te doen op overheidsfinanciën en onderwijsinstellingen. In die zin is het ook merkwaardig dat het bedrag van 185 mln euro van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen afkomstig is. Als bedrijven moeten innoveren, laat het geld dan van Economische Zaken komen en niet van OCW. OCW heeft het geld hard genoeg nodig voor scholen en universiteiten. Of krijgen wij straks de Marlboro onderzoeksgroep voor longkanker en Microsoft faculteit voor informatica? Als dit de toekomst is, hoeven wij in ieder geval geen Nederlandse bijdrage aan de ontwikkeling van innovatieve open source software meer te verwachten!
Ten opzichte van andere landen in Noordwest-Europa kent Nederland al sinds 1999 een neerwaartse trend in ons marktaandeel in toerisme. Toch wordt er tot 2008 30% bezuinigd op faciliterende subsidies, terwijl het om slechts 5,5 mln euro gaat, elke geïnvesteerde euro er 38 oplevert en elk miljoen ook nog eens goed is voor 380 banen. Vooral de toegankelijkheid van recreatie in Nederland en voor Nederlanders staat op het spel, omdat dit ministerie zich vooral zal richten op het inkomen uit toerisme. De economisch minst sterke regio's zullen hiervan het meeste last hebben. Deze gebieden worden ook getroffen door de bezuiniging op de investeringspremieregeling, die tot 2005 stapsgewijs meer dan gehalveerd wordt. Waarom worden deze subsidies geschrapt? Is dat alleen door bezuinigingsdrift ingegeven of zijn er ook nog andere criteria bij deze afweging betrokken? Ik krijg graag een antwoord.
Ik acht het van belang om nog eens goed over de marktwerking te praten. Ik spreek dan ook de hoop uit dat de minister mijn eerder gestelde vragen serieus wil beantwoorden, vooral omdat wij ook in andere sectoren nog veel te verwachten hebben.
Ik kijk terug. Het industriebeleid ligt vrijwel volledig achter ons, de publieke sector is uitverkocht en overgeleverd aan de markt en ook de toezichthouders worden steeds zelfstandiger. Daarmee lijkt de rol van EZ bijna uitgespeeld en ben ik van mening dat dit ministerie kan worden opgeheven.
De heer Aptroot (VVD):
Voorzitter. Ik wil namens mijn fractie de staatssecretaris met de letterlijk en figuurlijk blijde verwachting feliciteren en even afstand nemen van de opmerking van de heer Heemskerk, die het al te juichend had over een babyboom in de Kamer. Dat is inderdaad verheugend, maar ik hoop niet dat hij namens alle Kamerleden spreekt, in ieder geval niet namens mij. Sommigen hebben dat achter zich liggen en hebben geen behoefte aan een nieuwe babyboom, maar verder ondersteun ik die positieve woorden.
Volgens het Global competitiveness report van het World economic forum is Nederland op de economische ranglijst gezakt van de derde plaats in 2000 naar de 15de plaats in 2003. De industriële productie neemt al twee jaar af. De werkgelegenheid in de marktsector loopt terug, naar verwachting ook het komend jaar. In het voorgaande jaar, dit jaar en het volgende jaar zijn naar verwachting 180.000 banen verdwenen. Alle signalen staan op rood. Wij moeten de economische structuur versterken en weer voor duurzame groei zorgen.
De VVD wil dat de bewindslieden van EZ de aanjagers zijn. Wij verwachten van de minister en de staatssecretaris dat zij er bovenop zitten, ook op de beleidsterreinen van hun collega's in het kabinet als de economie daar belang bij heeft. Als de minister van Justitie in eerste instantie laks is in de aanpak van de criminaliteit bij benzinestations, het wegrijden zonder betalen, dan is de minister van EZ er wat ons betreft juist om voor de ondernemers op te komen. Wij verwachten een actieve houding, vechten voor het belang van ondernemingen en ondernemers. Dat is nodig voor de economie en voor de werkgelegenheid. Wij rekenen er dan ook op dat de stilte op de beleidsterreinen rond Economische Zaken wordt verbroken en dat het economisch belang in en buiten het kabinet een hoofdrol speelt. Deze twee bewindslieden kunnen dat ongetwijfeld voor elkaar krijgen. De VVD vraagt de minister en de staatssecretaris voluit te gaan. Aan goede voornemens en plannen ontbreekt het niet.
Kernvraag is hoe de minister denkt over de concurrentiekracht van ons bedrijfsleven. Waar kunnen en moeten wij en moet met name het bedrijfsleven staan over vijf à tien jaar? Welke sectoren bieden de beste groeikansen? Wat zal de minister doen om zodanige voorwaarden te scheppen dat het bedrijfsleven die groeikansen kan benutten? Daar gaat het in essentie om.
Voor de VVD-fractie heeft een veel beter ondernemingsklimaat prioriteit, zodat ondernemers en ondernemingen weer de ruimte krijgen te ondernemen: zelf, op eigen kracht. Het bedrijfsleven is er duidelijk over wat daarvoor nodig is. Ik noem zes punten, deels gelijklopend met die van de heer Ten Hoopen van het CDA, waaruit blijkt dat in ieder geval een andere fractie ook goed naar het bedrijfsleven luistert.
Het eerste punt betreft minder regels en minder administratieve lasten. Het regeerakkoord is duidelijk: 25% minder in vier jaar. Economische Zaken heeft veel reacties gekregen via de website strijdigeregels.nl. Het voornemen is om, zo haal ik uit de begroting, task forces aan het werk te zetten en de resultaten eerst binnen te halen. Wat ons betreft, zijn strijdige regels onaanvaardbaar omdat zij onuitvoerbaar zijn en betrokkenen niet in staat zijn zich aan de regels te houden. Wij willen van de bewindslieden de toezegging dat strijdige regels met spoed worden aangepakt en dat alle strijdigheden in het jaar 2004 worden weggenomen door flink te schrappen in de regels. Bedrijven worden gek van de regels en de verplichtingen. De publiekrechtelijke bedrijfsorganisaties (PBO's) betekenen ook een verplichting voor alle bedrijven in bepaalde branches. De VVD is zeer kritisch over dit soort verplichtingen, omdat een deel van de branche het oplegt aan andere bedrijven in de branche. Daar hoort in ieder geval terughoudendheid bij met betrekking tot taken en kosten en dus de opgelegde heffingen. De evaluatie van de PBO's is voor eind 2003 toegezegd. De VVD is er dan ook tegen om nu medewerking te verlenen aan nieuwe PBO's. Wij vragen van de minister een moratorium: voorlopig dus geen nieuwe PBO's. Wij weten immers dat er een schijnt aan te komen. Bovendien willen wij de bestaande PBO's kritisch bezien, zowel nut en noodzaak op zich als de legitimatie, het draagvlak binnen de branche, het taakniveau en dus de heffingen ervan. De fractie overweegt hierover een motie in te dienen.
De heer Vendrik (GroenLinks):
De heer Aptroot spreekt hier grote woorden: het ondernemersklimaat moet veel beter en bedrijven worden gek van de regels. En dat zegt hij allemaal tegen een jonge minister die net pas begint. Als het allemaal zo beroerd gesteld is met het ondernemersklimaat en als daar helemaal niks van deugt, wie was daar dan de afgelopen jaren verantwoordelijk voor?
De heer Aptroot (VVD):
U luistert toch een beetje slecht, maar dat doet u expres. Ik heb niet gezegd dat alles beroerd gesteld is. Ik heb wel gezegd dat het ondernemingsklimaat op dit moment niet goed genoeg is. Dat merken wij. Ik heb erbij gezegd dat "minder regels" voor ons prioriteit nummer één is. U zult straks zien dat wij daarvoor een pakket concrete voorstellen hebben.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Ik luister heel erg goed. De heer Aptroot wil mijn vraag gewoon niet beantwoorden. Als er nog zoveel moet worden verbouwd aan het huis dat "ondernemersklimaat" heet, wie was dan de afgelopen vier jaar de aannemer? Wat is er dan de afgelopen jaren gebeurd?
De heer Aptroot (VVD):
Het is nog veel erger. Het is niet de afgelopen vier, acht of twaalf jaar. Ik denk dat de politiek, deze Kamer waarvan ik nu ook sinds kort deel mag uitmaken, de afgelopen tientallen jaren het vingertje opstak bij alles wat er in de samenleving gebeurde en zei: wij weten een oplossing, voor elk probleem meer regels. Dat is een tijd goed gegaan, maar op een gegeven moment blijkt dat het steeds minder goed gaat, dat regels tegenstrijdig zijn en hun doel voorbijschieten en dat regels de normale bedrijfsvoering in het commerciële bedrijfsleven, de gezondheidszorg en het onderwijs gaan belemmeren. Die signalen krijgen wij al jaren. Het is dus heel hard nodig dat de politiek dat aanpakt. Het aardige is dat wij het al een aantal jaren roepen, maar dat dit het eerste kabinet is dat daadwerkelijk een taak op zich neemt die gekwantificeerd is: 25% minder. Dat moeten wij dus deze vier jaar halen. Wellicht dat zelfs GroenLinks, dat eigenlijk graag alles dood regelt, toch ook deze periode wil meewerken aan het verminderen van de druk voor het bedrijfsleven en sectoren als gezondheidszorg en onderwijs.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Dit vraagt echt om een krachtige correctie. Het was het tweede kabinet paars dat op het gebied van de administratieve lasten een heel duidelijke taak had. Die was er toen ook al. Als ik dit verhaal hoor, moet ik constateren dat de toenmalige minister van Economische Zaken, mevrouw Jorritsma, er echt helemaal niets van gebakken heeft. Het is mooi om hier mooie woorden te spreken. Maar als u het niet over de vier jaar van mevrouw Jorritsma wilt hebben maar over de afgelopen 20 jaar, waarvan u 17 jaar aan de macht bent geweest, dan zou een beetje introspectie er ook wel bij horen. Misschien kunt u dat met mij eens zijn. Laat dan iets van die introspectie zien: wat hebben wij, de VVD, dan zo fout gedaan?
De heer Aptroot (VVD):
Ik ben een positief mens en kijk graag naar de toekomst, maar je moet wel leren van het verleden. Dat ben ik met u eens. In ieder geval geeft het verleden aan dat elk kabinet toch vrij positief met minder regels begon en dat de Kamer dat ook prima vond. Gedurende die vier jaar nam per saldo de regeldruk echter wel weer toe. Je ziet dat bijvoorbeeld ook bij het vragenuurtje. Bepaalde partijen zijn daar kampioen in. Die schijnen dan de krant te lezen. Dat doen meer Kamerleden, maar links schijnt dat anders te doen. Naar aanleiding van het kranten lezen komen ze namelijk altijd met mondelinge vragen die erop neerkomen dat de minister moet ingrijpen en nog meer maatregelen moet nemen. Ik vind dat de Kamer zich beheerst moet opstellen en dat het kabinet het voortouw moet nemen. De VVD komt in ieder geval met niet minder dan 15 concrete suggesties om de regeldruk te verminderen.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Ik maak uit uw verhaal het volgende op: als je echt een slag wilt maken als het gaat om de administratieve lasten en het ondernemersklimaat, moet je geen VVD'er op EZ hebben, want dan komt er niets van terecht.
De heer Aptroot (VVD):
Die conclusie trekt u. De minister van Financiën, een VVD'er, is overigens de eerstverantwoordelijke voor administratieve lastenvermindering. Ik zou blij zijn als wij met een D66'er als minister van Economische Zaken, met steun van GroenLinks, in deze periode dat doen wat wij inderdaad al jaren hadden moeten doen. U mag daar de VVD op aankijken, maar daar kijk ik ook met name uw fractie op aan. Nadat wij het tientallen jaren verkeerd hebben gedaan door regels op regels te stapelen, moeten wij nu de tegenovergestelde weg inslaan. Ik denk dat ik daarbij in ieder geval op de steun van GroenLinks kan rekenen, wat meer is dan ik tot vandaag had durven hopen. GroenLinks zit er fel bovenop!
De VVD-fractie heeft snel uitvoerbare plannen voor vermindering van regels en administratieve lasten. Ik bied ze hierbij aan de minister aan. Het lijkt op een pakje dat je normaliter geeft bij de geboorte van een baby, want dit is een beetje ons kind. Voor ieder Kamerlid heb ik ook een setje. Dit is een handige manier om onze spreektijd efficiënt te benutten, en ik denk dat iedereen dan op onze voorstellen kan reageren.
Ik kom toe aan lage arbeidskosten, de loonmatiging, hoge arbeidsparticipatie en een flexibele arbeidsmarkt. Ik denk dat wij allemaal zullen erkennen dat loonmatiging essentieel is voor economisch herstel. Daarnaast is het kabinet druk doende, de arbeidsparticipatie te verhogen en de arbeidsmarkt te flexibiliseren. Wij verwachten steun van de EZ-bewindslieden voor hun collega's van Sociale Zaken, die durven te hervormen. Er is een vertraagde aanpassing van bedrijven aan de economische ontwikkeling. Met name het midden- en kleinbedrijf houdt medewerkers soms te lang vast als dat eigenlijk niet meer verantwoord is, veroorzaakt zowel door de band met de medewerkers als door de hoge kosten van ontslag. Het gevolg daarvan is dat het MKB nauwelijks mensen durft aan te nemen als dat juist weer kan en nodig is. Welke concrete voorstellen heeft de minister in gedachten om dit probleem op te lossen?
Mijn volgende punt is het investeren in de kenniseconomie, door scholing en innovatie. In het onderwijs is de aansluiting tussen bijvoorbeeld vmbo en mbo, en tussen mbo en hbo verre van optimaal. Bovendien staat het onderwijs nog te veel met de rug naar het bedrijfsleven, wat moet veranderen. De VVD vindt het noodzakelijk dat beroepsonderwijs en bedrijfsleven samenwerken. Haal de bedrijven de school in, en laat scholieren ook bedrijven bezoeken en in bedrijven werken. Er zijn overigens scholen en omgevingen met veel bedrijven die dat doen. Duaal onderwijs, leren op school en tegelijk werken en leren in bedrijven is voor veel leerlingen en opleidingen de uitkomst. Universitair onderzoek heeft juist meerwaarde als de onderzoeksresultaten gebruikt gaan of kunnen gaan worden door het bedrijfsleven. Er is veel kennis in ons land waarmee niets gebeurt. Voor speur- en ontwikkelingswerk komt 100 mln euro extra beschikbaar. Wij vinden dat een heel goede zaak, maar tot nu toe is de toegankelijkheid voor het MKB beperkt. De VVD wil dat het midden- en kleinbedrijf een betere toegang krijgt tot de WBSO en andere regelingen. Waarom niet een bepaald percentage gereserveerd voor het MKB, en deze bedrijven actief uitnodigen om met hun plannen te komen? Waarom leren wij niet van het Amerikaanse Small business innovation research program, en pakken wij het niet op eenzelfde manier aan? Het MKB heeft een steun in de rug nodig, niet alleen in de onderzoeksfase, maar ook in de uitvoerings- en implementatiefase. Wij overwegen hierover een motie in te dienen.
De door ons net ontvangen innovatiebrief is een goede start. Wij kunnen ons, na een eerste lezing, globaal vinden in de oplossingsrichtingen. De overheid heeft inderdaad een taak, waaronder goed beroeps- en wetenschappelijk onderwijs, een goed ondernemersklimaat en als sluitstuk ook subsidiëring van echte innovatie. Wij hopen dat EZ in het innovatieplatform een stevige rol gaat spelen, maar wij hopen vooral dat de buitenstaanders, de deskundigen uit de praktijk, mensen van buiten de overheidssfeer, goed worden gehoord.
De achterblijvende investeringen in de infrastructuur zijn een steeds grotere belemmering voor het bedrijfsleven. Wij verwachten dat binnen de bestaande budgetten zoveel mogelijk wordt geïnvesteerd in het wegnemen van knelpunten in de routes die voor het bedrijfsleven van belang zijn, zoals de doortrekking van de A4. Wij zijn het eens met het CDA dat we toch zouden moeten kijken of we niet eindelijk met succes PPS-constructies kunnen gebruiken.
Ik kom toe aan verhoging van de veiligheid in en rond bedrijven. Vooral veel kleine bedrijven in bijvoorbeeld de detailhandel merken de onveiligheid. Medewerkers zijn verontwaardigd en bang, ondernemers twijfelen aan de toekomst van hun bedrijf als dat zo doorgaat. Hierbij is het de taak van de minister van EZ om pal te staan en zijn collega van Justitie duidelijk te maken dat een harde aanpak van criminaliteit nodig is. Wij zijn blij dat de minister van Justitie aan de Kamer toezeggingen heeft gedaan op dit punt.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Nog even over het vorige punt betreffende de infrastructuur. In de begroting inzake het infrafronds staat dat alle nieuwe gelden voor trein en spoor tot 2010 optellen tot een bedrag van 13 mln euro, terwijl er voor wegen 1,2 mld euro beschikbaar is. Wij hebben dat even uitgerekend en het blijkt te kloppen. Welnu, dan moet u toch een blij man zijn namens de VVD. Al het nieuwe geld voor infra gaat gewoon naar de weg ten koste van de trein.
De heer Aptroot (VVD):
Het is een beetje anders. Een heel groot deel van het geld gaat naar onderhoud, aangezien er hier en daar kennelijk achterstand is. Het aantal nieuwe projecten voor zowel treinen als wegen is uiterst beperkt. Wij vinden dat teleurstellend. Wij doen geen voorstellen om meer geld er aan uit te geven want dan loopt de begroting uit het lood, maar zodra er straks mogelijkheden zijn, geven wij prioriteit aan investeren in infrastructuur, met name in routes waar het bedrijfsleven belang bij heeft. Dat kan openbaar vervoer zijn en dat is zeker ook in een aantal gevallen het wegennet.
Voorzitter: Verburg
De heer Aptroot (VVD):
Voorzitter. Mijn volgende punt betreft de bevordering van de export. Vaak wordt gevraagd of dat wel nodig is. De VVD antwoord daarop ja, maar wij vinden de huidige exportbevordering nogal diffuus met weinig coördinatie tussen de ministeries. Wat ons betreft kan en moet het hierbij EZ zijn die de regie voert. Ook de bestaande infrastructuur voor informatie kan beter worden benut met een sleutelrol voor onze ambassades in het buitenland. Geen borrelclubs maar gerichte activiteiten, altijd in samenwerking met het bedrijfsleven met controleerbare resultaten.
De mislukking van de WTO-onderhandelingen is slecht voor Nederland, slecht voor de wereld en zeker ook slecht voor de ontwikkelingslanden. Wij pleiten ervoor dat binnen het ministerie voldoende personeelssterkte, zowel kwalitatief als kwantitatief, voor dit dossier beschikbaar wordt gehouden. Wij wensen de minister succes bij de voortgang van deze ingewikkelde onderhandelingen. Wij zijn in dezen toch altijd wat optimistisch; wij denken dat het na deze tegenslag best wel gaat lukken, zeker met de inzet van deze minister.
In het pakket van de subsidievermindering zit ook de afbouw van de bijdrage aan het Economisch Instituut voor het Midden- en kleinbedrijf. De minister heeft het voornemen de subsidie in vier jaar te verlagen. Het komend jaar gaat van de 4 mln euro al 1 mln euro af. Het EIM is de kennisbron inzake ons MKB en levert de basis voor veel beleid. Enkele jaren geleden is besloten dat het EIM zelfstandig moest gaan functioneren. Het haalt inmiddels 70% van de benodigde middelen uit de markt. In 2004 komt de evaluatie van het EIM zoals afgesproken. Wij vragen de minister om naar aanleiding daarvan met de Kamer te spreken over de subsidiëring in de jaren na 2004. Wij gaan akkoord met de vermindering van de subsidie het komend jaar, maar wij willen pas na de evaluatie besluiten over de afbouw in de daaropvolgende jaren.
Toerisme en recreatie zijn belangrijke economische activiteiten. De EZ-bijdrage aan TRN, Toerisme Recreatie Nederland, wordt oplopend tot 2008 gekort met 25%. Wij zijn het met het uitgangspunt van de bewindslieden eens dat TRN een doelmatiger organisatie moet krijgen en dat de promotieactiviteiten zoveel mogelijk moeten worden ontzien. Ook de VVV-organisatie staat mede door de financiële problemen ter discussie. Wij vragen het kabinet de komende maanden het toerisme- en recreatiebeleid tegen het licht te houden, mede gezien de ontwikkelingen bij TRN en de VVV's. In het voorjaar van 2004 zou het dan bij ons kunnen terugkomen en zouden wij over dat beleid kunnen besluiten. EZ en bedrijfsleven zouden wat ons betreft gezamenlijk tot een aanpak moeten komen waarmee we vele jaren vooruit kunnen met een duidelijke rolverdeling tussen overheid en bedrijfsleven. In dat kader kan de voorgenomen vermindering tot en met 2008 van TRN worden bezien. De fractie kan nu overigens wel instemmen met de eerste fase, de vermindering van de subsidie in 2004. Afhankelijk van de antwoorden over het EIM en TRN dienen wij in tweede termijn een motie in.
Naar schatting 108.000 directeuren die grootaandeelhouder of eigenaar van een familiebedrijf zijn, dragen in de komende vijf jaar hun bedrijf over. Het is van maatschappelijk belang dat deze overdracht op grote schaal van economische activiteiten goed verloopt. In het regeerakkoord is 80 mln euro gereserveerd voor verlichting van successie- en schenkingsrechten in 2005. De VVD vindt dat een aanzienlijke verlaging van successierechten op ondernemingsvermogen prioriteit heeft op grond van het economisch belang. Wij hopen dat de minister van Economische Zaken hiervoor wil vechten bij het Belastingplan 2005.
70 mln euro van de bezuinigingstaakstelling moet nog worden ingevuld. Het is vreemd dat wij dit moeten constateren, terwijl de begroting wordt behandeld. Wij vragen de minister om de Kamer zo snel mogelijk een voorstel toe te zenden. Wanneer kunnen wij dat verwachten? Gezien het budgetrecht moet de Kamer hierover een besluit nemen.
Minister Brinkhorst:
Ik heb de brief over de invulling eind vorige week aan de Kamer gestuurd.
De heer Aptroot (VVD):
Ik heb een gedachte invulling gelezen, maar daarbij staat dat de minister er nog niet over kan uitweiden. Er is nog geen definitieve invulling aan gegeven. Er moet toch een moment zijn waarop een besluit wordt genomen. Wanneer is dat? Kan de Kamer dat voorstel nog bespreken? Dat past bij het budgetrecht dat wij hebben.
Enkele onderwerpen zijn recent aan de orde geweest of komen nog aan de orde, zoals de energiesector, de telecomwetgeving en consumentenbelangen.
Ik begon met de constatering dat economisch gezien alle seinen op rood staan. In grote lijnen steunen wij het voorgestelde beleid, waarmee ons land een goede toekomst tegemoet gaat, met duurzame economische groei. Wel willen wij antwoorden en toezeggingen over een aantal onderdelen die ik heb genoemd, en vooral de zekerheid dat de bewindslieden van Economische Zaken het komend jaar op vele terreinen van zich laten horen. Het economisch belang is groot. Als dat goed komt, is er weer voldoende werk en kunnen wij onze voorzieningen blijven betalen in 2004, maar ook in de verdere toekomst, als Nederland grijzer is dan wij nu zijn.
De heer Van den Brink (LPF):
Voorzitter. Economie is de wetenschap die bestudeert hoe de mens streeft naar welvaart, heb ik vroeger op school geleerd. Bij deze economische recessie kun je zeggen dat er geen mens om heeft gevraagd, maar dat het hem is overkomen. Wij hebben beleidsmakers in Nederland die dat stukje economische recessie hadden moeten voorkomen. Dat het niet voorkomen is, is heel menselijk. Als de hoogconjunctuur steeds verder gaat en de bomen tot in de hemel groeien, wil niemand een stap terug. Als je zou zeggen dat men een stap terug moet om de neergaande conjunctuur te voorkomen, zouden velen je aankijken alsof je uit een ander werelddeel komt. Toch is het zo. Je moet voorkomen dat er na een hoogconjunctuur een laagconjunctuur intreedt. Dat is de kunst van het spel. Als je die kunst verstaat en de economie op peil zou houden, zullen velen zeggen: zie je wel, de ingrepen waren niet nodig, want de economie blijft op peil. Eigenlijk is de mens dus een heel weerbarstig wezen.
Wij zitten nu echter in een economische neergang. De LPF-fractie denkt dat de economische neergang ons langer zal vergezellen dan sommige mensen in hun optimisme denken. Het zou ons niet tegenvallen als in het jaar 2005 de eerste tekenen van een opleving zichtbaar zullen zijn. Doorgaans is het immers zo: hoe groter en hoe langer de hoogconjunctuur, hoe dieper en met name hoe langer de recessie. Als de minister dat weet, weet hij dat hij voor een redelijk grote opgave staat. De minister en de staatssecretaris van Economische Zaken hebben naar mijn gevoel de plicht om het zaakje aan te zwengelen en wat te coördineren, maar de beslissingen worden op vele andere ministeries genomen. Ik weet dat de minister zich graag met allemachtig veel dingen bemoeit. Waarschijnlijk zit hij nu dus precies op de goede plek. Zo hebben wij hem leren kennen: hij bemoeit zich graag overal mee; hij zit dus precies op de goede plek. Wij zijn echter benieuwd of dat echte bemoeien van de minister ook weerslag en resultaat zal hebben. Wat dat betreft, hoop ik hem de komende vier jaar te kunnen wegen.
Kijkend naar de economische recessie, is het verhaal natuurlijk meteen: faillissementen, werkloosheid en een stuk onrust. Dan zeg je in wezen: hier is geen verschil tussen ondernemers en werknemers. Ik maak mij soms nijdig dat het, als wij praten over de economische recessie, altijd eerst gaat over de ondernemers. Nee, ondernemers en werknemers ondervinden gezamenlijk de economische recessie. Financieel gezien geldt dat voor de een misschien wat meer dan voor de ander, maar emotioneel gezien geldt het voor beide groepen. Dat moeten wij eens benadrukken, want dan weet je ook dat je een economische recessie alleen gezamenlijk kunt oplossen. Wie vandaag uitspreekt dat een economische recessie alleen met loonmatiging te realiseren is, heeft het fout. Wie vandaag uitspreekt dat een economische recessie met meer zaken te maken heeft, heeft gelijk. Wij hebben in Nederland het verkeersinfarct, de criminaliteit en de knellende regelgeving waar iedereen onder gebukt gaat. Ondernemers in Nederland, maar ook werknemers in Nederland moeten er wel lol in hebben in om in Nederland te werken, te investeren en de economie weer op een hoger peil te brengen.
De heer Heemskerk (PvdA):
Ik krijg in ieder geval de indruk dat de heer Van den Brink lol heeft in zijn werk.
De heer Van den Brink (LPF):
Soms.
De heer Heemskerk (PvdA):
Ik heb een vraag over de oorzaken van de terugval. Dit kabinet is daar in de schriftelijke antwoorden heel helder over: de grootste reden voor de terugval is de terugvallende internationale economie. Daarbovenop komt het drukkende effect van de maatregelen van dit kabinet; ook dat staat duidelijk in de antwoorden. Het kan ook anders. Je kunt economische groei creëren en er zijn banen in de marktsector mogelijk. Dat hebben wij laten zien in de tegenbegroting, met een evenwichtige inkomensverdeling. De heer Van den Brink verwacht dat de economische groei in 2005 weer zal aantrekken. Wat is volgens hem de reden voor dat herstel? Ik ben benieuwd naar zijn glazen bol.
De heer Van den Brink (LPF):
Ik ben blij dat u daar benieuwd naar bent. Waarom geloof ik dat? Omdat ik denk dat wij dan nog ongeveer twee jaar hebben om tot inkeer te komen en om zichtbaar te krijgen wat wij fout hebben gedaan. Wij hebben de stap terug gewoon niet willen doen; wij hebben niet even wat minder willen consumeren. Ik geloof dus dat wij aan een stukje loonmatiging zullen doen, maar ik geloof niet in kunstmatig banen scheppen. Wij geloven in het scheppen van banen die een producerend vermogen hebben. Wij moeten in Nederland de productiesectoren weer gaan koesteren. Wij moeten minder investeren in lucht. Wij moeten ervoor zorgen dat een ondernemer niet bij drie, vier bureaus langs moet om een vergunning te krijgen. Het kost tijd en geld en intussen werkt zijn bedrijf niet.
De heer Heemskerk (PvdA):
Ik ben het met u eens dat de productiesector voor economische groei zorgt, maar ik verzet mij tegen het idee dat alle andere banen kunstmatig zijn. Overheidsbanen op het terrein van onderwijs en zorg zijn ongelooflijk nuttig en daarvoor willen wij allemaal betalen. In die sectoren gebeuren goede dingen die uiteindelijk een maatschappelijk rendement hebben.
De heer Van den Brink (LPF):
Ik ben het ermee eens dat banen in de zorg een goed rendement hebben. Wij moeten wel goed weten dat wij het samen moeten betalen. In het kader van de kenniseconomie worden allerlei platforms geschapen, maar wij moeten voor ogen houden dat wij niet intelligent met elkaar hoeven leren communiceren, maar intelligent met elkaar moeten leren produceren en consumeren. Als wij dat bereiken in onze economie, ben ik ervan overtuigd dat onze economie binnen de kortste keren boven jan is. Natuurlijk ben ik het met u eens dat zaken uit het buitenland van invloed zijn op Nederland. Hoe meer wij echter doen aan dienstverlening en niet aan daadwerkelijke productie, hoe meer wij afhankelijk zullen zijn van het buitenland. Ik zeg niet dat dienstverlening geen goede zaak is, maar wij moeten meer produceren dan wij vandaag de dag doen. Wij hebben eigenlijk drie grote productietakken in Nederland: de agrarische en de voedselsector, de petrochemische industrie en het vervoer. De rest bestaat bijna volledig uit dienstverlening.
Wij moeten onze gezondheidszorg eens bestuderen.
De voorzitter:
Dit wordt een heel betoog, terwijl u een vraag werd gesteld. U heeft daarop eigenlijk in uw eerste zin al antwoord gegeven. Het was een interruptie. De bedoeling daarvan is dat die kort is en dat het antwoord daarop ook kort is.
De heer Van den Brink (LPF):
Het paste wel in mijn verhaal.
De voorzitter:
Ik begrijp dat heel goed. U kunt uw betoog vervolgen na kort antwoord te hebben gegeven op de interruptie van de heer Vendrik.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Voorzitter. Vorig jaar had ik met de heer Ferry Hoogendijk, woordvoerder Economische Zaken van de toenmalige LPF-fractie, een interessant bondgenootschap tijdens de behandeling van de begroting van het ministerie van Economische Zaken. Hij en ik waren het erover eens dat in tijden van economische recessie de overheid moet oppassen met het nog harder aanhalen van de broekriem. Is de heer Van den Brink het daar eigenlijk ook mee eens?
De heer Van den Brink (LPF):
Ik denk dat je die vraag niet zo zwart-wit kunt stellen. Je mag haar wel stellen, maar dan vind ik het geen goede vraag. Natuurlijk is het niet goed als de overheid eindeloos de broekriem aanhaalt en daardoor alles op slot zet. Zeggen dat de overheid moet blijven uitgeven als het fout gaat, is alleen net zo verkeerd. U hebt uw vraag dus verkeerd gesteld. Hier ligt dus de weg in het midden. Ik heb gezegd dat het niet alleen om loonmatiging gaat. Wij vinden in tegenstelling tot de fracties van het CDA en de VVD dat in tijden van problemen het verkeersinfarct moet worden opgelost, want dat kost 17 mld euro per jaar. Als je dat oplost, hoef je de lonen lang niet zo drastisch te verlagen.
Economie is simpel, alleen wij maken het samen allemaal zo moeilijk door er de grootste verhalen over op te hangen. Een ding is zeker: het geld dat ik niet heb verdiend, kan ik uitgeven, zij het op de pof. Met het geld dat ik wel heb verdiend, kan ik werken.
De voorzitter:
Ik bied de heer Vendrik opnieuw een kans.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Ik heb volgens mij inderdaad een heel simpele vraag gesteld.
De heer Van den Brink (LPF):
Ik had niet anders verwacht.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Dank u wel. U kon hem niet beantwoorden. Ik geef dan ook toe: ik mis Ferry Hoogendijk.
De heer Van den Brink (LPF):
Eén ding hebben wij niet met elkaar gemeen; wij missen hem niet. Zo simpel is dat.
Als wij spreken over economisch herstel, moeten wij ook proberen om nieuwe economische zaken of een stukje nieuwe economie aan te trekken. Ik heb al gezegd wat ik vind van kenniseconomie, maar wij moeten ook kijken naar alles dat er nu op energiegebied gebeurt aan liberalisering en privatisering. Ik heb daar al een groot aantal vragen over horen stellen die wij allemaal al in een AO met de minister hebben besproken, dus die vragen zal ik niet nog een keer stellen. Ik wil er nog wel één vraag aan toevoegen. Aan de ene kant spreken wij steeds over ons milieu en de ozonlaag en aan de andere kant halen wij via de liberalisering kernenergie uit het buitenland. Wordt het dan geen tijd dat wij in Nederland na gaan denken over de vraag of wij echt tegen kernenergie moeten blijven, of dat wij er wat genuanceerder tegenover zouden moeten staan? Ik heb er nog geen standpunt over, maar één ding is zeker: kernenergie is schone energie. Met het oog hierop zouden wij kunnen bekijken of kernenergie misschien groene energie kan worden. Nu wij in een economische recessie verkeren – en over tien jaar hebben wij misschien weer de volgende – moeten wij goed nagaan wat wij zouden moeten doen.
Eén voorbeeld tot slot, hoe Nederland het beter zou kunnen doen. Wij hebben in Nederland een heel hoogstaande medische wetenschap. Waarom zijn wij in Nederland dan niet zo slim als de Belgen? Nederlanders gaan naar België als hen wat mankeert. Waarom gebruiken wij dan niet een stukje van die heel hoogstaande medische wetenschap in Nederland om ervoor te zorgen, dat buitenlanders naar Nederland komen? Ook dat is produceren.
Mevrouw Van der Laan (D66):
Voorzitter. Ook de D66-fractie sluit zich natuurlijk aan bij de felicitaties voor staatssecretaris Van Gennip. Zij is al genoemd als rolmodel voor de jonge vrouw en als voorbeeld van de combinatie van arbeid en zorg. Ik voeg daar nog aan toe: een micro-economisch voorbeeld tegen de vergrijzing. Dat is ook een mooie bijdrage.
Om een beeld te geven van de economische malaise in Nederland wil ik de gezaghebbende Britse krant The Financial Times citeren: "The Netherlands is going through its worst economic crisis in twenty years." D66 is dan ook bijzonder blij dat dit kabinet daar een duidelijke visie tegenover zet, waarin kenniseconomie en innovatie centraal staan. Dat is een groot verschil met het vorige strategisch akkoord, waar het woord "innovatie" niet één keer in voorkwam.
Een cruciale rol voor deze transformatie van Nederland is weggelegd voor het Innovatieplatform. Dat platform moet vorm en uitvoering geven aan een integrale kennis- en innovatiestrategie. Dat vraagt om visie en moed om keuzes te maken, om een radicaal andere aanpak dan wij in het Hollandse gepolder gewend zijn. Het Innovatieplatform zal vooral ook de verstarde en verkokerde structuren van de hele kennisketen moeten aanpakken. Voor D66 staat daarbij centraal: geen nieuw geld voor oude structuren. D66 is dan ook bijzonder blij met de aandacht die de bewindslieden in de innovatiebrief geven aan systeemhervormingen en cultuurverandering. Dat is echt een stap vooruit. Volgens D66 kan het Innovatieplatform echter alleen slagen in zijn taak als het méér is dan een vrijblijvende adviesraad. Deelt de regering die mening?
Iedereen kijkt nu gretig naar de 185 mln euro die is opgehangen aan het Innovatieplatform. Wij moeten echter de verleiding weerstaan om dat geld te gebruiken voor het opvullen van budgettaire gaten. Eerst moet het innovatieplatform met een strategie komen en pas dan kan het geld worden verdeeld.
Mijn fractie ziet wel verschil tussen de woorden in de innovatiebrief en de vertaling daarvan naar het instrumentarium. De focus van het innovatie-instrumentarium lijkt meer te liggen op kennisontwikkeling, terwijl de problemen juist liggen aan de toepassingskant. Op die manier beweegt het ministerie van Economische Zaken zich weg van de markt. Wij hopen dat de minister ons op dit punt kan geruststellen.
Mijn fractie wil meer aandacht voor innovatie in het MKB. Het MKB zal niet zo snel publicaties van topinstellingen gebruiken, maar het zal veel meer bestaande technologieën slim en innovatief combineren. Het hbo kan daarbij een belangrijke rol vervullen. Graag hoor ik van de regering hoe zij hierop gaat inspelen, want wij zijn niet tevreden met de huidige situatie.
De dienstensector en de niet-technische aspecten van het innovatieproces komen naar onze mening onvoldoende aan bod in de innovatiebrief. Ik vraag het kabinet om een reactie hierop.
Mijn fractie is zeer teleurgesteld over de bezuinigingen in de ruimtevaarttechnologie. Als er één technologie innovatief is, een duidelijke link heeft naar een bedrijfsmatige toepassing en bovendien een duurzaam karakter heeft, dan is het wel de ruimtevaarttechnologie. Bovendien beschikt Nederland over een uitgebreide kennisinfrastructuur door de aanwezigheid van het NLR, de TU Delft en het Europese ESTEC. Waarom is dan toch nu al gekozen voor de bezuiniging op de ruimtevaart, terwijl de strategische keuzes nog moeten worden gemaakt?
Het verheugt de fractie van D66 dat gehoor is gegeven aan haar pleidooi om de problemen rond durfkapitaal voor technostarters aan te pakken. Het is een goed zaak dat TechnoPartner er komt en nog beter dat er structurele middelen voor beschikbaar komen. Wel moeten wij voorkomen dat TechnoPartner de concurrentie aangaat met bestaande private initiatieven die ook startende ondernemers proberen te ondersteunen. Wil de staatssecretaris hierop reageren?
Het heeft de fractie van D66 verbaasd dat, vooruitlopend op het advies van de commissie van wijzen en de besluitvorming over ICES-KIS-3 er wel een "kasschuif" wordt doorgevoerd van 2004/2005 naar 2009/2010. Daarvoor ontvangen wij van de regering graag een verklaring.
"Doe maar gewoon, dan doe je al gek genoeg", dat is typisch Nederlands. De angst om te falen is een belangrijke rem op ondernemerschap. Vorig jaar is met overgrote meerderheid de motie-Giskes c.s. aangenomen, over het opnemen van een inleiding in ondernemerschap in het economieonderwijs op de middelbare school. Hoe staat het met de uitvoering van deze motie?
De heer Heemskerk (PvdA):
U bent blij met het woord innovatie in de begroting. Dat begrijp ik, maar bij begroten gaat het niet alleen om woorden, maar ook om de cijfers. Uit de schriftelijke antwoorden is het ook u duidelijk dat dit kabinet 80 mln euro bezuinigt op innovatief beleid. U pakt er één punt uit, te weten de ruimtevaart, maar wat vindt u van de bezuiniging van 80 mln euro en overweegt u om meer dingen terug te draaien?
Mevrouw Van der Laan (D66):
Ik geloof dat wij allemaal wel begrijpen dat er in deze economisch moeilijke tijd moet worden bezuinigd. Daarbij worden zaken geschrapt waar wij allemaal zeer aan hechten. Voor ons is dat ruimtevaart, maar collega's hebben andere prioriteiten. Dat hoort er allemaal bij. Wel is het zo dat er nu een extra investeringsimpuls is van 185 mln euro, die het Innovatieplatform kan verdelen. Wij zijn er bang voor dat dit geld straks zal worden gebruikt voor het opvullen van de budgettaire gaten, terwijl het geld juist moet worden gebruikt voor nieuwe impulsen. Er moet voor worden gezorgd dat wij een echt sterke kenniseconomie worden en dat de innovatie van de grond komt. Ik voeg hieraan toe dat je niet alleen geld nodig hebt om innovatie te stimuleren. Wij moeten ook af van de verkokerde structuren, waarbij ministeries langs elkaar heen werken. Ik denk bijvoorbeeld aan het ICT-instrumentarium dat over vijf ministeries verdeeld is en aan de gebrekkige samenwerking tussen het bedrijfsleven en het mbo. Op die punten is veel winst te behalen, zonder dat er meteen geld aan wordt uitgegeven. Op dat gebied ligt er ook een belangrijke taak voor het Innovatieplatform.
De heer Heemskerk (PvdA):
Ik ben het met u eens dat geld niet gelukkig maakt. U hebt het over een bedrag van 185 mln euro. Dat bedrag komt wellicht beschikbaar in 2007. Wij moeten dat echter afwachten; het hangt af van de strijd binnen het kabinet en binnen het Innovatieplatform. Wij hebben het nu over de begroting voor het jaar 2004. U hebt de mond vol van innovatie, maar binnen de begroting van Economische Zaken wordt er 80 mln euro bezuinigd op innovatief beleid. Ik hoor graag uw reactie daarop.
Mevrouw Van der Laan (D66):
Die reactie heb ik al gegeven. Het zijn economisch zware tijden. Dit betekent dat er bezuinigd moet worden; die discussie hebben wij al gevoerd bij de algemene financiële beschouwingen. Wij kunnen ook de belastingen verhogen, meer geld lenen en de schulden doorschuiven naar de toekomst. De fractie van D66 heeft daarvoor echter niet gekozen. Wij hebben ervoor gekozen om nu te bezuinigen om ervoor te zorgen dat de economie weer gezond wordt en weer goed op gang komt. Daar hoort het stimuleren van innovatie bij. Wij moeten ervoor zorgen dat Nederland een gezonde kenniseconomie wordt. Wij denken dat het kabinet goed op weg is wat dat betreft. Het zou fantastisch zijn als er meer geld was, maar het is er op het moment gewoon niet.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Dit verhaal heb ik vaker gehoord, bijvoorbeeld vorige week bij de algemene financiële beschouwingen. Een kopie van dit verhaal kwam toen uit mond van de minister van Financiën. Ik wil nu een keer de feiten zien. Waar staat dat dit kabinetsbeleid, het beleid van onder andere deze twee bewindslieden, leidt tot een verbetering van het structurele groeipotentieel van de Nederlandse economie? Ik kan het antwoord geven: het staat nergens. Het CPB komt niet tot die conclusie. U kunt het wel denken, maar het staat helemaal nergens. Dat is een triest resultaat, mevrouw Van der Laan. Er wordt veel werkgelegenheid vernietigd met het oog op verbetering van het structurele groeipotentieel van de Nederlandse economie en men slaagt daar niet in.
Mevrouw Van der Laan (D66):
Ik vind het wel leuk dat ik als jurist een basisles economie mag geven. De structurele problemen van de Nederlandse economie zijn dat wij niet kunnen concurreren, dat wij te duur zijn en dat het investeringsklimaat niet deugt. Wij kennen al die problemen. U kent die lijsten ook. Er zijn verschillende mogelijkheden om hier iets aan te doen. Wij kiezen ervoor om ervoor te zorgen dat wij een concurrerende kenniseconomie worden. Alleen op die manier kan een gezonde economie ontstaan waar wij ook over vijf, tien en twintig jaar in Europa mee aan de slag kunnen. Dat lukt niet door even wat geld te lenen en wat banen in de publieke sector te creëren. De enige manier om dat te doen is het kiezen van deze lijn.
De heer Vendrik (GroenLinks):
En wat vervelend dat het niet lukt. Wat vervelend dat de analyse van het CPB dit kabinet ongelijk geeft. Wat vervelend dat uw verhaal inderdaad op papier staat, maar helaas ook alleen maar papier zal blijven.
Mevrouw Van der Laan (D66):
Ik denk wij hier over twaalf maanden op terug moeten komen. Dan zullen wij wel eens kijken wie er gelijk krijgt. Het kabinet is net een paar maanden bezig en het is nu nog aan het bespreken wat er moet worden geïnvesteerd en wat de plannen zijn. Het is dan een beetje raar om nu al te zeggen dat het niet lukt. U kunt wel zeggen dat het CPB dat vindt. Het CPB is misschien voor u de heilige graal, maar het gaat erom dat er verder moet worden gekeken naar de toekomst en dat er een visie moet worden neergezet. Onze visie is een andere dan die van de linkse partijen, dat ben ik met u eens. Daarom zitten wij ook in het kabinet.
Wij hoorden onlangs dat de staatssecretaris bemoedigende worden sprak tegen het MKB over het verschijnsel faillissement. Mag de D66-fractie daaruit afleiden dat zij ons voorstel ondersteunt om de preferente positie van de overheid bij faillissementen op te heffen? Er is al jaren een discussie over de aanleg van breedbandinfrastructuur. Er is behoefte aan een duidelijkere regierol van de overheid. Wij zijn heel blij met de ambitie die de minister op dit punt toont en met de recente toezegging dat hiervoor middelen worden vrijgemaakt.
De minister heeft onlangs laten weten dat hij geen marktwerkingsfundamentalist is. De D66-fractie is benieuwd hoe hij wel aankijkt tegen liberaliseringsvraagstukken. Onlangs is bijvoorbeeld de Wet markt en overheid ingetrokken. Dat neemt niet weg dat er nog steeds mededingingsproblemen bestaan. Welk vervolg kunnen wij hierop verwachten?
Voor de D66-fractie staan economie en milieu niet tegenover elkaar, maar naast elkaar. Terecht ziet de minister duurzame economische ontwikkeling niet als een apart onderdeel van de verschillende beleidsterreinen, maar als een integraal onderdeel daarvan.
De heer Heemskerk (PvdA):
Ik heb een vraag over het marktfundamentalisme. U gelooft niet in de economie van het Centraal Planbureau. U spreekt minderwaardig over banen buiten de marktsector. Publieke banen, dus die in de zorg en in het onderwijs, zijn blijkbaar minderwaardig. U bent geen deel meer van het linkse kamp en u behoort niet meer tot de linkse partijen. Wat is uw visie op marktwerking?
Mevrouw Van der Laan (D66):
Ik denk dat ik even wat dingen moet rechtzetten. Banen in de publieke sector zijn niet minderwaardig aan banen in de privésector. Het is alleen prettig voor economische groei als niet het merendeel van de nieuwe banen in de publieke sector wordt gecreëerd, zoals in uw tegenbegroting staat. Dat is namelijk erg makkelijk. Het betekent echter ook dat zij verdwijnen als het geld wegvalt. Wij hebben voor een gezonde economie – ik dacht dat de PvdA dat ondertussen ook wel had begrepen – ook een gezonde privésector en creatie van banen in die sector nodig.
De D66-fractie huldigt het standpunt: markt waar het kan, overheid waar het moet. Ik moet zeggen dat het wat dat betreft fijn is dat dit kabinet kennelijk een andere insteek kiest dan het vorige. Met name minister Jorritsma zag de liberalisering als een doel op zich. Nu wordt er veel meer de nadruk gelegd op de consument. En die moet natuurlijk centraal staan in dit soort zaken. Dit betekent wel dat er goede regels moeten zijn, evenals een goed toezicht. Het kabinet slaat op dit moment in dezen een goede weg in. Ook weten wij dat er nog heel veel aankomt op het gebied van de liberalisering. Wij moeten er dus over waken dat de consument altijd centraal staat.
Voorzitter. Graag zien wij een duidelijker visie op economie en milieu. Het ministerie heeft daarbij zeer veel aanknopingspunten. Ik denk hierbij aan energie, milieutechnologie, consumentenbeleid en maatschappelijk verantwoord ondernemen. Zo vragen wij ons af hoe het afschaffen van de energiepremieregeling door VROM zich verhoudt tot het streven naar een duurzame energievoorziening. Hoe verhoudt de visie van EZ zich tot datgene waarmee de anderen van het kabinet bezig zijn?
Europa is niet meer uit ons dagelijks leven weg te denken. Nederland zal in 2004 het voorzitterschap op zich nemen. Graag horen wij iets meer over de onderwerpen die dan aan de orde zullen komen. Ik denk in het bijzonder aan een Europese Actal. Ervan uitgaande dat de Europese Actal er kan komen, lijkt het D66 verstandig om in de tussentijd de huidige MKB-toets bij Europese regels te gebruiken om nu al administratieve lastenverzwaring uit Europa te voorkomen. Graag verneem ik hierop de reactie van de bewindslieden.
Tijdens het Nederlandse voorzitterschap moet ook het drastisch hervormen van het Europese landbouwbeleid centraal staan. De begroting refereert aan verdere vrijmaking van de handel in landbouwproducten. Liever hoor ik toch radicalere geluiden, bijvoorbeeld over het afschaffen van de exportsubsidies en het invoeren van cofinanciering om lidstaten wat bewuster te maken van de kosten van het beleid. Kan EZ hierin niet een wat actievere rol spelen?
Tevens maakt D66 zich zorgen over het tijdig implementeren van Europese richtlijnen. Zo hebben wij bij de invoering van het spamverbod de deadline van 1 oktober niet gehaald. Welke rol gaat EZ spelen om ervoor te zorgen dat het in de toekomst wat beter gaat?
Innovatie, duurzaamheid, consumentenbescherming en Europa zijn sleutelwoorden in de begroting van EZ. Dat is D66 natuurlijk uit het hart gegrepen. In dat verband zullen er wel moeilijke keuzes gemaakt moeten worden op het hele beleidsterrein, dus niet alleen op het gebied van onderzoek en innovatie. Wij willen de bewindslieden steunen in de gekozen lijn. Wij weten dat het niet gemakkelijk is in deze moeilijke economische tijden.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Voorzitter. Ik feliciteer de staatssecretaris en over haar hoofd heen spreek ik mijn empathie uit met de minister van EZ. Je blijft als man toch weer alleen achter! Ik herken dat; dat is best moeilijk.
Voorzitter. Nederland kennisland. GroenLinks heeft altijd gepleit voor een verschuiving van asfalt en beton naar kennis en kunde. Dat is de enig duurzame en toekomstbestendige basis voor onze samenleving. Helaas, helaas, het extra geld gaat de komende jaren wederom naar asfalt en niet naar kennis. Het infrabudget groeit jaarlijks met 4% en dat van onderwijs met 1,6%. Dus toch weer "Nederland distributieland", alle mooie woorden ten spijt. Mijnheer de minister, laten wij het nu van Air France afhangen om de luchtballon "mainport Schiphol" door te prikken? Graag verneem ik hierop de reactie van de minister.
Onder het kennisoffensief van Balkenende II dalen de onderwijsuitgaven als percentage van het nationaal inkomen. Ik dacht dat wij in dit land graag "benchmarkten". Nou, hier heb je er een. Ik dacht toch niet dat Oost-Europa op dit punt ons voorland was! Graag verneem ik ook hierop een reactie.
Nu kom ik te spreken over de innovatie. GroenLinks deelt de stelling dat EZ zich vrijwel uitsluitend richt op de voorkant van het innovatietraject. Naar aanleiding van de innovatiebrief van deze minister gaan wij daar uitvoerig op in, maar dit is wel een belangrijk wederkerend zeurpunt. Men wil de schatkamer van Nederland kennisland verbouwen in plaats van de schatten ten volle benutten. Waarom toch? Waar blijft de verschuiving in het denken van EZ over innovatie? Waarom de fixatie op de kennisontwikkeling en niet op de toepassing daarvan? Waarom geen actie? Waarom niet bedrijven bij elkaar zetten, dus afnemers en toeleveranciers gezamenlijk laten zoeken naar nieuwe mogelijkheden voor innovaties? Waar blijft de bundeling van het startersbeleid? Waarom zetten wij niet meer in op het niet-innoverende bedrijfsleven? Ik noem ook het vergroenen van het belastingstelsel. Heel belangrijk is het innovatief aanbesteden. Was ik nou met een partijgenoot van deze minister aan het spreken over inkoop van open source software? Kan het innovatiever? Wil deze D66-minister van BVK het niet? Waar blijft dat innovatieve aanbestedingsbeleid? Daar moet je het van hebben, dat zijn acties die de overheid op een zinvolle wijze kan doen met EZ voorop! En laat het ministerie van OCW gewoon zijn werk doen. EZ is er wat ons betreft vooral om de niet-innoverende bedrijven op hun falie te geven! EZ is de vriend van het bedrijfsleven en in een goed vriendschappelijk gesprek kun je heel ver komen. Ik heb graag een reactie van deze minister op de kwalificatie van de AWT van het innovatiebeleid van EZ als teleurstellend en zorgwekkend.
EZ introduceert de zogeheten innovatieverkenningen. Gaan wij dan ook voluit voor duurzame energie en bijvoorbeeld malariamedicijnen? Ik vraag dit in positieve zin.
Is Nederland kennisland nu eigenlijk meer dan Nederland bètaland? Wat ons betreft niet. De groeimogelijkheden voor Nederland liggen juist ook in de creatieve industrie, in de culturele economie: mediamarketing, vermaak, cultuur en architectuur. In de Verenigde Staten, toch vaak eiland van het departement op dit punt, werkt 30% van de beroepsbevolking in de creatieve sector. Dat zijn 38 miljoen mensen. Hoe zit dat in ons land? Is ons meest succesvolle exportproduct – of ik het nu leuk vind of niet – toch niet Big Brother? Ik vroeg het vorige week aan de minister-president en dat leidde tot een wat moeizaam debat. Misschien komen wij vandaag verder. Hoe kunnen wij deze winnaars in de culturele economie steunen? Wij horen EZ er niet over. Driekwart van Nederland is werkzaam in de dienstensector. De innovatie blijft daar echter achter. En wat doet EZ? Het pleit voor meer onderzoek in OESO-verband. Ik wil echt een heel warm pleidooi van deze minister voor meer innovatie vanuit het perspectief van de culturele economie.
Daarmee kom ik eigenlijk vanzelf op maatschappelijk verantwoord ondernemen en dat gaat in rap tempo want op dit terrein spat de hartstocht niet van het papier van de begroting van Economische Zaken. Het waarden- en normendebat – dank heer Ten Hoopen dat u het zo hebt aangesneden, want het is inderdaad zo – is ook een debat over MVO. Het gaat niet alleen over het salaris van mijnheer Moberg, het gaat over schone kleren, over zuivere koffie, goede bedrijfspraktijken en wat al niet meer. Waar blijft nu de activistische opstelling van dit kabinet?
De verzelfstandiging van de NMa is al even gewisseld. Mogen wij daarover de meest actuele stand van zaken vernemen? Ondertussen blijf ik benieuwd naar het stemadvies van de fractie van de PvdA in de Tweede Kamer aan de fractie van de PvdA in de Eerste Kamer. Daar zullen wij het nog over hebben.
Er worden door het ministerie 16 miljoen mensen bediend met een website waar jaarlijks nog geen 10.000 mensen op afkomen. Waar de vertegenwoordiger van die consumenten hamert op het gebrek aan waarden en normen bij een belangrijk deel van het bedrijfsleven, ontkent de minister van het bedrijfsleven zonder verdere onderbouwing dat er geen probleem is met oneerlijke handelspraktijken. Ik wil dat graag opgehelderd zien in dit debat. De Consumentenbond zegt dat Nederland in Europa een uitzonderingspositie inneemt door tegen de norm voor eerlijke handel te zijn en tegen een effectieve toezichthouder hierop. Klopt dat? Laten wij dat debat maar eens voeren.
Ik vraag deze minister ons te beloven dat volgend jaar de transparantie van markten significant verbeterd is. Dat is immers ook een belangrijke doelstelling. Laten wij beginnen met de telecom- en energiemarkt. Als er iets niet transparant, zijn het wel deze twee markten. Het is een publiek belang van de eerste orde en deze minister dient dat te borgen.
Over de liberalisering van de energiesector is gisteren uitvoerig gesproken. Hoe gaat het nu verder met de privatisering van de netwerkbedrijven? Dat blijft steeds boven de markt hangen. Eerlijk gezegd wordt het langzamerhand tijd om daarover helderheid te krijgen, zeker in het begrotingsdebat van Economische Zaken. Wat ons betreft moet het van tafel.
De heer Heemskerk (PvdA):
Vindt de heer Vendrik dat de toezichthouder een actieve rol moet spelen in de voorlichting aan de consument over de energiemarkt of vindt hij dit een exclusieve taak voor het ministerie?
De heer Vendrik (GroenLinks):
Dat begint bij het departement. Als wij hier vaststellen dat de transparantie op de energiemarkt onvoldoende is, dat het belang van de consument onvoldoende wordt geborgd, begint dat met een politieke keuze van deze minister van EZ om daaraan alle prioriteit te geven en om, als hem dat gedienstig is, de toezichthouder een specifieke opdracht te verstrekken. Het lijkt mij echter iets te overdreven om hier een eigen mandaat voor een toezichthouder te formuleren. Daarvoor ben ik iets te veel van de afdeling "primaat van de politiek".
De heer Heemskerk (PvdA):
Ik ben het helemaal met u eens dat het begint bij het departement. Bent u het met mij eens dat juist een toezichthouder daarin een nuttige en neutrale functie kan vervullen? De consument weet niet dat Financiën of EZ over beleggingsproducten gaat, maar kan wel eens bellen naar De Nederlandsche Bank: hoe zit dat, moet ik bij de Autoriteit financiële markten zijn? Dat is een natuurlijker instantie om die producten tegen elkaar af te wegen.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Ik vind het prima als de DTE zich nog meer openstelt naar het algemene publiek dan vandaag de dag gebruikelijk is. Ik zie daarin geen enkel probleem; dat mag van mij. Als de minister daartoe een opdracht geeft, heeft hij mijn zegen. De vraag is wat bescherming van de consument in de praktijk betekent, ook voor de uitvoering door een toezichthouder. Wat dat betreft, zijn wij voor een goed gesprek met deze minister en niet met de toezichthouder. Dat gebeurt bijvoorbeeld bij de Opta al te vaak. Die moet zijns ondanks allerlei beleidsregels maken om de telecommarkt in de klauwen te houden, terwijl destijds – het is een oud verhaal – bij Verkeer en Waterstaat de boel op zijn beloop is gelaten. Daardoor komt een toezichthouder in een onmogelijke knelpositie.
De heer Van den Brink (LPF):
Ik hoor u altijd heel veel vragen over liberalisering en privatisering. Gelooft u nu eigenlijk dat de consument door de liberalisering tegen een lagere prijs in zijn energiebehoefte kan voorzien, ja of nee? Dat hoor ik eigenlijk nooit van u. Gelooft u het nu wel of gelooft u het niet?
De heer Vendrik (GroenLinks):
Ik ben gewend elk debat over liberalisering en privatisering van de energiesector te starten met de gouwe ouwe: liberaliseren maakt meer kapot dan je lief is. Mijn vertrouwen in marktwerking in de energiesector is bescheiden. Wij hebben dit voorjaar een uitvoerig debat gehad met de toen helemaal jonge nieuwe minister. Ik ben toen begonnen met het prachtige rapport van de Algemene energieraad, die een actuele marktanalyse heeft gemaakt van de toestand in de energiemarkt. Er was sprake van een oligopolie, toenemende concentratie, afnemende bescherming van het milieu, toenemende afhankelijkheid van de import; kortom, daarin stond een aantal kwalificaties die er niet om logen. Dat gaf precies weer wat in al die jaren de reserves bij mijn fractie zijn geweest. Ik verwijt het departement van EZ al jaren – ik wil dat wel herhalen, want dan hoort de nieuwe minister het ook een keer – dat daar de gedachte leeft dat je markten tot in de uiterste finesses van de uitkomst kunt maken. Ik heb een heilig respect voor marktwerking; daarom moet je het soms niet proberen. Als het aan ons had gelegen, hadden wij niet aan dit experiment moeten beginnen.
De heer Van den Brink (LPF):
Ik heb geconstateerd dat u niet gelooft in een lagere prijs voor de consument. Ik vroeg mij af wat u nu precies bedoelde. Antwoordt u met ja of nee.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Het antwoord is "ja", maar dat zou u van mij moeten weten. Wij hechten er al jaren heel bescheiden geloof aan dat het zal gebeuren, maar kennelijk heb ik in uw beleving iets nieuws gezegd. Het doet mij deugd dat ik u vandaag heb verrast.
Tot slot heb ik twee punten, te beginnen met duurzame energie. Als dit een minister van milieu is – dat hebben wij al vaker gehoord – dan moet hij hier toch echt te keer gaan tegen de bijna-afschaffing van de EPR en vooral tegen de reden daarvan, te weten dat minister Zalm het begrotingsmechanisme van de milieudrukcompensatie heeft gebruikt om die regeling onder water te drukken. Ik heb vorige week al mijn protest laten horen in de richting van de minister van Financiën: zo zou de milieudrukcompensatie niet hebben gewerkt, het is niet zo begonnen dat je bij lage economische groei nog eens geld weg kunt halen bij het milieu. Ik vraag deze minister zich daartegen krachtig te verzetten.
Het laatste punt betreft de WTO. Mijnheer Ten Hoopen, een partijgenoot van u, mevrouw Van Ardenne, zegt het volgende over Cancun, waarop ik een reactie van de minister van EZ vraag: "Ik zie een groeiend zelfvertrouwen bij Afrikaanse leiders. Twee weken geleden in Cancun namen zij geen genoegen met halve maatregelen. Zij laten zich niet meer met een fooi afschepen of intimideren." Mijnheer Ten Hoopen, mevrouw Van Ardenne heeft helemaal gelijk, want dat gebeurde in Cancun. Het zou heel wijs zijn als Europa, deze minister van Economische Zaken voorop, een lesje zou trekken uit hetgeen mevrouw Van Ardenne op 26 september over Cancun zegt. Ik ben het helemaal met haar eens, de minister hopelijk ook.
De voorzitter:
Het woord is nu aan de heer Slob.
De heer Heemskerk (PvdA):
Voorzitter. Ik wilde nog interrumperen.
De voorzitter:
U moet zich wel aan de interruptiemicrofoon melden. Als u bij uw bankje blijft wachten, denk ik: de heer Heemskerk staat even om de bloedsomloop iets te bevorderen. Dat is echter blijkbaar niet het geval. Ik vraag de heer Vendrik om terug te keren achter het spreekgestoelte.
De heer Heemskerk (PvdA):
Voorzitter. De heer Vendrik ging met een sneltreinvaart door zijn betoog, wellicht omdat hij dat al een aantal jaren doet. Voor anderen is het echter nieuw. Ik bleef steken bij "toepassing van onderzoek". In de begroting lezen wij dat EZ een focus wil aanbrengen in de verschillende onderzoeksgebieden. Dat is allemaal geld van OCW. In de OCW-begroting lezen wij precies hetzelfde.
De voorzitter:
Nee, u moet een vraag stellen. Anders ontneem ik u alsnog de interruptie.
De heer Heemskerk (PvdA):
De vraag is: is er in de ogen van de GroenLinksfractie een rol voor EZ om focus aan te brengen in het onderzoek dat door OCW wordt gedaan?
De heer Vendrik (GroenLinks):
Wij constateren dat Nederland een schatkamer is vol met kennis, te vinden in alle hogeronderwijsinstellingen die Nederland te bieden heeft. Wij constateren dat wij bij een internationale vergelijking op dat terrein heel tevreden mogen zijn over wat wij met de bescheiden middelen in dit kleine landje aan kennis weten te genereren. Waarom hebben wij dan opeens behoefte aan een verbouwing van dat onderzoekshuis? Waarom gaat daar dan alle energie in zitten? Daarom heb ik de minister van Economische Zaken aangespoord om zijn eigen verantwoordelijkheid te nemen. Als wij het vraagstuk "hoe wordt Nederland innoverender, hoe wordt Nederland creatiever" serieus willen behandelen, dan hoeft dat niet neer te slaan in een verbouwing of aanpassing van de Nederlandse onderzoekstraditie in de meest brede zin van het woord. Ik geloof daar niet in. Ik heb het idee dat het ministerie van OCW op dit terrein door de bank genomen heel aardig zijn werk doet en dat wij op dat punt de Nederlandse onderzoeksinstellingen niet zo bar veel te verwijten hebben. EZ moet ook een keer ophouden met elke keer weer naar voren te brengen dat het ook iets te zeggen wil hebben over de inrichting van het Nederlandse kennisland. Laat EZ zich bemoeien met waar het goed in is, namelijk het aansporen en opzoeken van bedrijven die kunnen innoveren maar het niet doen of bedrijven die willen innoveren maar niet weten hoe dat moet. Daar is EZ voor.
De vergadering wordt enige ogenblikken geschorst.
De heer Slob (ChristenUnie):
Voorzitter. In tijden van economische schaarste moet ook een kleine fractie economisch met haar spreektijd omgaan. Zoals bekend, hebben wij niet veel spreektijd. Toch maak ik van de gelegenheid gebruik de staatssecretaris van harte geluk te wensen met haar zwangerschap. Hoera voor het leven!
Als we naar de begroting kijken, ontstaat er iets minder een juichstemming. De economische tik die ons land krijgt sinds 2001 heeft het departement van Economische Zaken wakker geschud uit "de zelfgenoegzaamheid van de jaren negentig", zo staat in de begroting. Dat betekent exit nieuwe economie. EZ bepleit nuchterheid: er moet een mentaliteitsverandering komen, waarbij ondernemingen, organisaties en overheid een veel reëler beeld krijgen van hun rechten en plichten. Prachtig, maar het departement holt toch wel weer achter een nieuwe trend aan: innovatie. De begroting staat er bol van! Dat hoeft op zich niet verkeerd te zijn, maar wij hebben wel de indruk dat veel beleidsinstrumenten, hoewel afgeslankt, in de kern toch intact blijven. De oude WBSO bijvoorbeeld wordt zelfs uitgebreid. Wat verandert er wezenlijk in het instrumentarium van de minister?
Alle goede woorden over innovatie ten spijt, is de realiteit dat veel productieafdelingen de poorten sluiten of naar het buitenland vertrekken. Recent was dat nog het geval met Van der Giessen-de Noord, waar ik als kleine jongen met open mond stond te kijken hoe de schepen van de helling af naar beneden kwamen. Fantastisch was dat! Maar het is over en uit. Wil de minister eens reageren op pleidooien van onder meer de voorzitter van FME/CWM en de topman van Siemens, eerder dit jaar, voor een volwaardig industriebeleid? Deze commentatoren wezen erop dat Nederland te luchthartig haar industriële erfgoed in de uitverkoop gooit. De zachte dienstensector kan immers niet bestaan zonder de toeleveringsrelaties met de harde "maakindustrie". Zou het geen goed tegenwicht aan de innovatiebrief bieden als Economische Zaken weer eens een echte industriebrief uitbracht?
Over de scheepsbouwindustrie vraag ik de staatssecretaris, of zij bereid is om de tijdelijke regeling ordersteun scheepsbouw uit te breiden, als blijkt dat sommige aanvragen wegens budgettaire krapte moeten worden afgewezen, hoewel zij wel binnen de criteria zouden passen. Zoals bekend, hebben we daar zo'n 60 mln euro voor, waar de aanvragen mogelijkerwijs overheen gaan. Wij vragen de staatssecretaris of daar welwillend naar gekeken wordt.
Het afgelopen jaar werden Nederland en Europa opgeschrikt door stroomuitval en ontploffende gasleidingen. Deelt de minister mijn indruk dat de energiesector in heel Europa kwetsbaarder is geworden, zowel door tekorten aan reservecapaciteit, als door gebrekkig onderhoud? Ik neem er met waardering kennis van dat deze minister van Economische Zaken de risico's van marktwerking bij netwerksectoren serieus neemt. Tegelijk klinkt hier en daar toch het drammerige marktwerkinggeloof weer door. Ik citeer uit de begroting: "De consument moet geprikkeld worden om zijn positie als volwaardige marktpartij op te eisen." Dit is toch wel een beetje de omgekeerde wereld. Marktwerking was er toch voor de burger, en niet andersom? Bovendien is mijn indruk dat het probleem niet bij de consument, maar bij de netwerkbedrijven ligt. Als je bij een kabelexploitant of bij een energieleverancier probeert je volwaardige marktpositie op te eisen, is dat een recept voor een hoge bloeddruk en een dito telefoonrekening. Laat bedrijven eerst hun serviceniveau op orde hebben, voordat de consument wordt geprikkeld.
Voor de ChristenUnie gaan kwaliteit en leveringszekerheid voor de consument dan ook boven de keuzevrijheid tussen aanbieders. Goed onderhoud aan de netwerken is daarvoor cruciaal. Ik constateer dat de DTE voornamelijk achteraf zal kunnen ingrijpen bij taakverwaarlozing van de netbeheerder. Voelt de minister er niets voor om netwerkbedrijven te verplichten, een financiële reserve te creëren voor onderhoud en investeringen?
Het toekomstig regionaal economisch beleid dreigt in te zetten op de Randstad, terwijl de economisch zwakkere regio's worden verondersteld zich daaraan op te trekken. Zou de staatssecretaris deze veronderstelling eens willen onderbouwen? De ChristenUnie maakt zich in dit licht met de drie noordelijke provincies zorgen over de uitvoering van de Langmanafspraken na 2006. Het Kompas voor het Noorden werkt goed, volgens het evaluatieonderzoek. Ik nodig de staatssecretaris uit om ook na 2006 middelen beschikbaar te stellen om de afspraken tot 2010 te kunnen uitvoeren, zodat men voortaan in het Noorden kan spreken over de "Van Gennipgelden"!
De heer Van der Vlies (SGP):
Ook mijnerzijds natuurlijk felicitaties in de richting van de staatssecretaris. Ik hoop dat ze de kracht en de gezondheid mag krijgen om haar zwangerschap met veel vreugde te voldragen.
Voorzitter. De SGP is teleurgesteld over het mislukken van de onderhandelingen in de WTO. Graag zouden we zo snel mogelijk de visie van de regering vernemen op het verdere verloop. Er moet zo spoedig mogelijk een oplossing komen ten aanzien van de barrières richting de ontwikkelingslanden. Tegelijkertijd blijven de zeer hoge handelsbarrières tussen de ontwikkelingslanden vaak onderbelicht. Graag ook hierop de visie van de regering.
De SGP waardeert de inzet van de staatssecretaris om door gesprekken met grote internationale ondernemingen erachter te komen waarom deze bedrijven uit Nederland vertrekken. Wat zijn tot nu toe de bevindingen? In dit verband vragen wij ons af of de inzet niet te eenzijdig is gericht op grote internationale ondernemingen. Juist het MKB als economisch belangrijkste sector in Nederland vraagt om de aandacht van de bewindslieden.
Er is een notitie toegezegd over ondernemerschap. Welke rol zullen de specifieke kenmerken van familiebedrijven hierin krijgen? Met name denkt de SGP-fractie aan de moeilijkheden met opvolging en successiebelasting. De overdracht van bedrijven aan de volgende generatie moet niet onnodig moeilijk worden gemaakt. Zou het geconstateerde gebrek aan innovatie bij deze bedrijven er niet vooral in zitten dat zij moeilijk kunnen investeren? Mijn fractie waardeert de inzet om winkelcriminaliteit en de criminaliteit rond bedrijfsterreinen terug te dringen. Hoe is de stand van zaken? Is de inzet van overheid en bedrijfsleven voldoende om de beoogde vermindering met 20% tot 25% te behalen?
Wij vinden het positief dat de regering geen verdergaande voorstellen doet over uitbreiding van de Winkeltijdenwet. Tegelijkertijd constateren wij dat veel, vooral kleine bedrijven van de zondagsopenstelling af willen.
De bedoeling van de regering is om inzake de tegenstrijdige regelgeving dit najaar de "oogst binnen te halen". Hoe wordt afgewogen welke commissies er komen om dat te doen en met voorstellen te komen? Wat is de betrokkenheid van de regering hierbij? Op welke manier zal de afweging plaatsvinden over de vraag welke regels moeten verdwijnen? Het is ook belangrijk dat voor de toekomst nieuwe regels expliciet worden getoetst op dit punt.
Het GSB-beleid en de regionale structuurversterking vinden vooral plaats door convenanten. De SGP-fractie heeft begrepen dat enkele convenanten op de tocht staan. Wat zijn de gevolgen voor de desbetreffende regio's? De SGP heeft de indruk dat de regionale structuur van economisch achtergebleven regio's achtergesteld wordt bij de zogenaamde kansrijke projecten. Die regio's mogen niet het kind van de rekening worden. Het eenvoudig halen van doelstellingen op korte termijn mag niet de enige drijfveer zijn. Deze economische vooruitgang moet ook gericht zijn op de langetermijnontwikkeling van bijvoorbeeld het noorden en het oosten van het land.
Terecht is er een subsidieregeling voor de scheepsbouw. Deze loopt echter per 1 april 2004 af. Zijn de problemen met steunregelingen in andere Europese landen en Zuid-Korea dan opgelost? De SGP-fractie vindt het niet realistisch te verwachten dat er dan al een level playing field is ontstaan. Wij vragen de blijvende inzet van het kabinet op dit terrein en dus zonodig verlenging van de regeling.
Terecht stelt de regering innovatie centraal. In de beleidsparagraaf hierover mist de SGP-fractie echter de ethische factoren. Laat de doelstelling om koploper te zijn in Europa vooral ook gelden voor de ethische toetsing van bijvoorbeeld bio- en gentechnologie. Welke rol zien deze bewindslieden voor zich weggelegd op dit terrein? Het is toch ook een kwestie van waarden en normen. Zij mogen niet ervoor terugschrikken ethisch laakbare innovatie te "demoniseren".
De SGP is positief over de pogingen om de milieudruk van gewasbeschermingsmiddelen omlaag te krijgen onder andere door innovatief beleid. Een onderzoeksprogramma is gericht op het resistent maken van gewassen voor bedreigers van buitenaf. Tot mijn verbazing wordt juist op dergelijke onderzoeksprogramma's bezuinigd. Dat lijkt contrair aan het beleid van dit kabinet. Dat moet dus anders.
De algemene beraadslaging wordt geschorst.
De voorzitter:
Het antwoord van beide bewindslieden van EZ in eerste termijn is voorzien voor morgenmiddag om ongeveer vier uur.
De vergadering wordt geschorst van 18.10 uur tot 19.45 uur.
Voorzitter: Weisglas
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20032004-493-514.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.